NL1026115C2 - Inrichting en werkwijze voor het door de grond duwen/trekken van kabels en/of kabelbuizen. - Google Patents

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET DOOR DE GROND DUWEN/TREKKEN VAN KABELS ΕΝ/OF KABILBUIZEN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het door de grond duwen/trekken van kabels en/of kabelbuizen.

Voor het leggen van telefoonkabels, in het bijzonder glasvezelkabels is het gebruikelijk om een straat open te 5 leggen, een geul te graven, vervolgens de gewenste kabel in de grond te leggen en vervolgens de straat weer dicht te maken. Dit brengt de nodige kosten met zich mee en bovendien overlast voor de aanwonenden.

Het is nu een doel van de uitvinding een nieuwe 10 techniek te verschaffen, waarmee kabels en/of kabelbuizen in de grond aangebracht kunnen worden, zonder daarbij over de gehele lengte een geul té moeten graven.

Dit doel wordt bereikt met een inrichting volgens de uitvinding, welke inrichting omvat: 15 - een substantiële lengte buis, bijvoorbeeld gewikkeld op een rol; - een duw en trekinrichting voor het door de grond duwen en trekken van de lengte buis; - een op de buis aangebrachte bestuurbare kop voor 20 het in de grond sturen van de richting van de buis.

Een duw en trekinrichting voor het door de grond duwen van de lengtebuis, is op zich bekend uit het vakgebied van het sonderen van de grond. Bij het sonderen wordt een buis in verticale richting in de grond geduwd en afhankelijk 25 van de ondervonden weerstand kan bepaald worden welke grondsoorten zich in de grond bevinden.

!

10261 1S

% 2

Door nu een buis met een dergelijke inrichting in een in hoofdzaak horizontale richting in de grond te drukken kan daarmee een kanaal gevormd worden in de grond, waardoorheen vervolgens een kabel of kabelbuis getrokken kan worden. Door 5 middel van de op de buis aangebrachte bestuurbare kop is het mogelijk om de richting van de buis te bepalen en tevens daarbij de buis zodanig te sturen, dat deze niet in aanraking komt met elementen, die reeds in de grond aangebracht zijn, zoals bijvoorbeeld gasbuizen en rioleringen.

10 De buis wordt bij voorkeur aangevoerd vanaf een rol, waarop deze buis gewikkeld is.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de bestuurbare kop: - een behuizing; 15 - een in de behuizing verplaatsbare zuiger, waarbij de zuiger en de behuizing een ci1inderruimte definiëren waarop de buis uitmondt; - veermiddelen voor het naar een ruststand dringen van de zuiger; 20 - een op dé behuizing verdraaibaar aangebrachte neus; - een overbrenging voor het omzetten van een verplaatsing van de zuiger in een verdraaiing van de neus.

Met een dergelijke kop is het mogelijk om door een vloeistof in de buis te pompen de neus te verdraaien. Deze 25 neus kan vervolgens de richting van de kop bepalen. De stand van de neus is gerelateerd aan de druk van de vloeistof. De druk van de vloeistof bepaalt namelijk de verplaatsing van de zuiger in de behuizing en aldus de draaiing van de neus.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de 30 inrichting volgens de uitvinding bezit de neus een asymmetrische kegelvorm. Op zich is de kegelvorm voldoende gestroomlijnd om gemakkelijk door de grond gedrukt te worden. Door nu een asymmetrische kegelvorm te kiezen heeft de 10261 15 \ 3 bestuurbare kop altijd de neiging om naar een zekere richting a£ te buigen. Door nu de neus te draaien kan zo de kop in een min of meer rechte lijn gedrukt worden.

In weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting 5 volgens de uitvinding omvat de overbrenging een aan de behuizing gelagerde schroefspindel, waarbij de zuiger aanligt tegen een eerste eind van de schroefspindel en waarbij het andere eind van de schroef spindel in rotatierichting vast is aangebracht aan de neus.

10 In nog een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt door de buis een fluïdum onder druk aan de bestuurbare kop toegevoerd om zo de kop te kunnen besturen. Een goedkoop en voordelig fluïdum is water, maar het is natuurlijk ook mogelijk om een gas of een olie te 15 gebruiken.

In weer een andere voorkeursuitvoerinsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat deze ten minste een kanaal, dat zich uitstrekt tussen de cilinderruimte en de neus, waarbij het kanaal op de neus uitmondt. Zo wordt het 20 fluïdum, bijvoorbeeld water, aan de voorzijde naar buiten gespoten, waar het de grond week maakt of zelfs gedeeltelijk al wegspoelt, waardoor de kop gemakkelijker door de grond gedrukt kan worden. Tevens zorgt het fluïdum min of meer voor smering van de kop in de grond.

25 In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een gel als fluïdum gebruikt. De gel zakt minder snel weg in de grond en voorziet verder in een smerende werking.

Daarbij omvat het kanaal bij voorkeur een restrictie voor het in hoofdzaak behouden van de toevoerdruk in de 30 cilinderruimte. Door deze restrictie is de drukval zodanig dat de stand van de zuiger nauwelijks beïnvloed wordt door de weerstand die de vloeistof ondervindt bij het uitstromen aan de zijde van neus.

1028115 ' 4

Verder kan de inrichting volgens de uitvinding een zender in de bestuurbare kop omvatten voor het in de grond lokaliseren van de kop. Zo is het mogelijk dat de bedieningsman boven de grond met de kop meeloopt en aan de 5 hand van een ontvanger detecteert waar de kop zich bevindt en hoe diep deze kop in de grond zit. Zo kan gemakkelijk de kop naar de juiste plek gestuurd worden, waar deze weer boven de grond komt.

De uitvinding omvat verder een werkwijze voor het 10 door de grond trekken van kabels en/of kabelbuizen met een inrichting volgens de uitvinding, welke werkwijze de stappen omvat; - het in de grond duwen van de bestuurbare kop; - het over een afstand door de grond duwen van de kop 15 en het weer boven de grond laten uitkomen van de kop; - het van de buis ontkoppelen van de kop en het bevestigen van een kabel of kabelbuis aan de buis; - het terugtrekken van de buis en derhalve door de grond trekken van de kabel of kabelbuis.

20 Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont schematisch in zij-aanzicht de bestuurbare kop volgens de uitvinding terwijl deze door de grond gedrukt wordt.

25 Figuur 2 toont in dwarsdoorsnede aanzicht de bestuurbare kop volgens figuur 1.

Figuur 3 toont de inrichting in een tweede modus, waarbij een kabelbuis door het gecreëerde kanaal heen getrokken wordt.

30 In figuur 1 wordt de inrichting 1 volgens de uitvinding getoond. Deze inrichting 1 omvat een haspel 2, waarop een grote lengte buis 3 is gewikkeld. Deze lengte kan tot zo'n 50 meter zijn. De lengte buis 3 wordt door middel 10261 15____ ___ % 5 * van een inrichting 4 in de grond gedrukt. De inrichting 4 is bijvoorbeeld bekend uit de sonderingstechniek. Asui het uiteinde van de buis 3 is een bestuurbare kop 5 aangebracht waarbij in deze kop 5 een zender 6 aanwezig is dat een 5 signaal S uitzendt, waarmee de locatie van de bestuurbare kop 5 gedetecteerd kan worden.

In figuur 2 is de bestuurbare kop 5 in dwarsdoorsnede aanzicht getoond. De bestuurbare kop 5 heeft een behuizing 7, waarin een verplaatsbare zuiger 8 is aangebracht. Vloeistof 10 wordt via de buis 3 in de kop 5 gepompt en komt daar in de cilinderruimte 9. De cilinder 8 is door middel van een veer 10 voorgespannen, waardoor de zuiger 8 naar rechts in de tekening gedrongen wordt. Afhankelijk van de druk van de vloeistof, die aanwezig is in de cilinderruimte 9 wordt de 15 stand van de zuiger 8 bepaalt. De zuiger 8 is verbonden met een schroefspindel 11, die gelagerd is in een bus 12. Door verplaatsing van de schroefspindel 11, zal de bus 12 roteren en zo de neus 13 eveneens draaien. Aangezien de neus 13 een -asymmetrische kegelvorm heeft, kan hiermee de richting van de 20 kop 5 bepaald worden.

Vloeistof, die in de cilinderruimte 9 gepompt wordt, kan via restricties 14 en een tweede behuizingswand 15 naar het kanaal 16 in de neus 13 stromen. De vloeistof spuit dan aan de voorzijde van de neus 13 uit, waarmee de grond 25 gedeeltelijk weggespoeld wordt en de kop 5 makkelijker door de grond geduwd kan worden.

Wanneer de kop 5 over een afstand door de grond gedrukt is en aan het eind daarvan weer boven de grond gebracht is, wordt de kop 5 van de buis 3 afgekoppeld en 30 wordt de buis 3 gekoppeld met een koppeling 17, waarin een kabelbuis 18 bevestigd kan worden. In de koppeling 17 is een keilbout constructie 19 voorzien, zodat de kabelbuis 18 bij het trekken aan de buis 3 vastgeklemd wordt.

10261 15_ _ % % 6

In de koppeling 17 zijn verder twee kanalen 20 voorzien, die schuin weglopen. Zo is het mogelijk om tijdens het door de grond trekken van de kabelbuis 18 een vloeistof via de buis 3 en de kanalen 20 rondom de kabelbuis 18 te 5 pompen. Bij voorkeur is deze vloeistof betoniet, welke in eerste instantie functioneert als smeermiddel en na enige tijd uithardt, waardoor de kabelbuis 18 beter beschermd in de grond ligt.

10261 15'"

Claims (10)

1. Inrichting voor het door de grond duwen/trekken van kabels en/of kabelbuizen, welke inrichting omvat: - een substantiële lengte buis, bijvoorbeeld gewikkeld op een rol; 5. een duw en trekinrichting voor het door de grond duwen en trekken van de lengte buis; - een op de buis aangebrachte bestuurbare kop voor het in de grond sturen van de richting van de buis.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de 10 bestuurbare kop omvat: - een behuizing; - een in de behuizing verplaatsbare zuiger, waarbij de zuiger en de behuizing een cilinderruimte definiëren waarop de buis uitmondt; φ 15. veermiddelen voor het naar een ruststand dringen van de zuiger; - een op de behuizing verdraaibaar aangebrachte neus; - een overbrenging voor het omzetten van een verplaatsing van de zuiger in een verdraaiing van de neus.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de neus een asymmetrisch kegelvorm bezit.

4. Inrichting volgens één van de conclusies 2 of 3, waarbij de overbrenging een aan de behuizing gelagerde schroefspindel omvat, waarbij de zuiger aanligt tegen een 25 eerste eind van de schroefspindel en waarbij het andere eind van de schroefspindel in rotatierichting vast is aangebracht aan de neus. 1026115 ' ö *

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij door de buis een fluïdum onder druk aan de bestuurbare kop wordt toegevoerd voor het besturen van de kop.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij het fluïdum water omvat.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, omvattende ten minste een kanaal, dat zich uitstrekt tussen de cilinderruimte en de neus en waarbij het kanaal op de neus 10 uitmondt.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij het kanaal een restrictie omvat voor het in hoofdzaak behouden van de toevoerdruk in de cilinderruimte.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande 15 conclusies, waarbij de bestuurbare kop een zender omvat voor het in de grond lokaliseren van de kop.

10. Werkwijze voor het door de grond trekken van kabels en/of kabelbuizen, met een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, welke werkwijze de stappen omvat: 20. het in de grond duwen van de bestuurbare kop; - het over een afstand door de grond duwen van de kop en het weer boven de grond laten uitkomen van de kop; - het van de buis ontkoppelen van de kop en het bevestigen van een kabel of kabelbuis aan de buis; 25. het terugtrekken van de buis en derhalve door de grond trekken van de kabel of kabelbuis. 10261 15