NL2006635A - Transportbuiswissel. - Google Patents

Description

Titel: Transportbuiswissel

De uitvinding betreft een transportbuiswissel volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke transportbuiswissel is bekend uit DE 38 17 349 A1. Verdere transport-buiswissels zijn bekend uit DE 11 55 057 A en DE 42 14 761 C1. Uit DE 38 16 231 A1 is een buisvertakking met een omschakelklep en instelaandrijving bekend.

Het is een doel van de uitvinding om een transportbuiswissel van het in de aanhef genoemde type op zodanige wijze verder te ontwikkelen, dat bijvoorbeeld bij een falen van de afdichting bij de cilinder, gas uit de zwenkaandrijving binnen in het huis van de transportbuiswissel en in het bijzonder in de transportverbinding kan geraken.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een transportbuiswissel met de in conclusie 1 genoemde kenmerken.

Volgens de uitvinding wordt eventueel vanuit de cilinder in de richting van het huis uitstromend gas via de ten minste ene uitvalopening op zekere wijze in de omgeving van de transportbuiswissel weggeleid. De huisafdichting volgens de uitvinding garandeert tezamen met de ten minste ene uitvalopening, dat bijvoorbeeld bij een falen van de cilinderafdichting uit de cilinder stromend gas niet in het inwendige van het huis van de transportbuiswissel kan binnendringen. De huisafdichting dicht de zuigerstang op zekere wijze tegen het huis af, zodat niet alleen geen gas in het inwendige van het huis vanuit de cilinder kan binnendringen, maar dat ook een ongewenst binnendringen van andere gasvormige, vloeibare of vaste componenten in het inwendige van het huis van de transportbuiswissel wordt verhinderd. Omgekeerd bereikt noch product noch gas uit de inwendige ruimte van de wissel direct de cilinderafdichting. De uitvoering van de transportbuiswissel kan zo zijn dat schades aan de huisafdichting door naar buiten tredend product bij de uitvalopeningen direct herkend worden.

Een afschraper volgens conclusie 2 garandeert dat afzettingen die zich op de zuigerstang afzetten, bijvoorbeeld productaankoekingen, geen negatieve uitwerking op de functie van de huisafdichting hebben.

Een afdichtingscassette volgens conclusie 3 maakt een eenvoudige verwisseling van de huisafdichting mogelijk. De huisafdichting kan tezamen met de eventueel aangebrachte afschraper in de afdichtingscassette ondergebracht zijn.

Een in de richting van de cilinder demonteerbare uitvoering van de afdichtingscassette volgens conclusie 4 vergemakkelijkt een demontage van componenten van de zwenkaandrijving ten behoeve van onderhouds-, instellings- of reparatiedoeleinden. Ook de verwisseling van de huisafdichting en eventueel van de afschraper is bij een dergelijke uitvoering vergemakkelijkt.

Een geklemde uitvoering van de afdichtingscassette volgens conclusie 5 maakt een eenvoudige bevestiging van de afdichtingscassette mogelijk.

Doorlaatopeningen volgens conclusie 6 verhinderen dat de afdichtingscassette onge- wenst een fluïdumverbinding tussen de cilinder en de ten minste ene uitvalopening belemmert.

Wanneer een afdichtingscassette voor het onderbrengen van de huisafdichting wordt toegepast, dan kan de uitvalruimte in het gebied van de afdichtingscassette zich radiaal uitstrekken. Dit vergroot de positioneringstolerantie bij het inbouwen van de afdichtingscassette en vergroot bovendien de vrijheidsgraden bij de vormgeving van de afdichtingscassette.

Een veelvoud van uitvalopeningen volgens conclusie 7 vergroot de veiligheid van de transportbuiswissel nog verder. In het bijzonder is daarmee onafhankelijk van de betreffende inbouworiëntatie van de transportbuiswissel een verdeling van de uitvalopeningen mogelijk, waarbij altijd een van de uitvalopeningen vanuit de uitvalruimte naar beneden wijzend zich uitstrekt, zodat door deze uitvalopening vaste of vloeibare componenten in de omgeving van het huis afgevoerd kunnen worden.

Een inrichting van de uitvalopeningen volgens conclusie 8 is met een geringe ver-vaardigingsinspanning te realiseren.

Ten minste een afsluitelement volgens conclusie 9 garandeert dat slechts de ten minste ene van de meerdere uitvalopeningen vrij is, waarvan de vrije opening bij het in bedrijf zijn van de transportbuiswissel ook gewenst is. Het binnendringen van vloeibare of vaste stoffen in de uitvalruimte door ongewenst open uitvalopeningen kan dan verhinderd worden. Er kan precies een zodanig afsluitelement aangebracht zijn, dat meerdere uitvalopeningen tegelijkertijd kan afsluiten. Het ten minste ene afsluitelement kan als stop, kan als 270°-schaal of kan als rubber band uitgevoerd zijn. Een 270°-schaal is een schaal die slechts over 3/4 van een totale omrek van een buisvormig object, dat de schaal omgeeft, aanligt.

Uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden in het navolgende aan de hand van de tekening nader toegelicht. In de tekening toont:

Fig. 1 een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk interne details tonend, van een transportbuiswissel met een pneumatische zwenkaandrijving voor een draaibare plug;

Fig. 2 vergroot het detail II in Fig. 1, dat een gedeelte van een zuigerstang van de zwenkaandrijving toont, waarbij deze door een uitvalruimte met uitvalopeningen en door een huisafdichting gevoerd is;

Fig. 3 in een met Fig. 2 vergelijkbare weergave een verdere uitvoering van een huis afdichting, die bij deze uitvoering in een afzonderlijk in het huis gemonteerde afdichtingscassette is ondergebracht;

Fig. 4 een gedeelte van een zijaanzicht van de transportbuiswissel in het gedeelte van de zwenkaandrijving met een schematisch weergegeven 270°-schaal, die over een gedeelte van een de zuigerstang omgevende huisstomp is aangebracht, voor het afsluiten van drie van de in totaal vier uitvalopeningen;

Fig. 5 een doorsnede volgens de lijn V-V in Fig. 4;

Fig. 6 in een met Fig. 3 vergelijkbare weergave een verdere uitvoering van een in een afdichtingscassette ondergebrachte huisafdichting; en

Fig. 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII in Fig. 6.

Een transportbuiswissel 1 heeft een ingang 2 en twee uitgangen 3, 4. Tussen de ingang 2 en de uitgang 3 strekt zich een eerste, rechtlijnige transportweg uit voor het te transporteren product, bijvoorbeeld voor bulkgoed. Tussen de ingang 2 en de uitgang 4 strekt zich een verdere over een hoek van 35° afgebogen transportweg uit.

De transportbuiswissel 1 heeft een draaibare plug 5, die door middel van een zwenkaandrijving 6 verdraaibaar is, zoals in het navolgende nog nader beschreven zal worden. In een eerste draaistand, die in Fig. 1 is weergegeven, geeft de draaibare plug 5 een eerste transportverbinding 7 tussen de ingang 2 en de uitgang 3 vrij. In een verdere, in de tekening niet weergegeven draaistand geeft de draaibare plug 5 een verdere transportverbinding 8 tussen de ingang 2 en de verdere uitgang 4 vrij. In de eerste draaistand volgens Fig. 1 is de transportverbinding 8 tussen de ingang 2 en de verdere uitgang 4 door de draaibare kraan-plug 5 afgesloten. In de verdere, niet weergegeven draaistand is de transportverbinding 7 tussen de ingang 2 en de uitgang 3 door de draaibare plug 5 afgesloten.

Tussen de draaistand volgens Fig. 1 en de verdere draaistand wordt de draaibare plug 5 door een rotatieverplaatsing over 35° verplaatst, waarbij deze rotatieverplaatsing in Fig. 1 in de richting van de klok plaatsvindt.

De zwenkaandrijving 6 heeft een in Fig. 1 verkort weergegeven dubbelzijdig werkende aandrijfcilinder 9 met een pneumatisch aangedreven zuiger 10, die in Fig. 1, omdat deze op zich niet zichtbaar is, gestippeld is aangeduid. Een zuigerstang 11 is duw- en trekvast met de zuiger 10 verbonden. De zuigerstang 11 grijpt met het van de cilinder 9 afgekeerde einde ervan via een dubbel scharnier 12 aan op de draaibare plug 5. Een verbindingsscharnieras 13 bevindt zich op een afstand van een rotatieas 14 van de draaibare plug 5. De verbindingsscharnieras 13 kan met een snelopeningsinrichting, bijvoorbeeld met een door veren geklemde bout, uitgevoerd zijn. Hierdoor is een eenvoudige demontage van de zwenkaandrijving 6 van de draaibare plug 5 mogelijk.

In de eerste, in Fig. 1 weergegeven draaistand van de draaibare plug 5 is de zuigerstang 11 uit de cilinder 9 geschoven. In de tweede draaistand, waarin de transportverbinding 8 is vrijgegeven, is de zuigerstang 11 een stuk in de cilinder 9 geschoven.

In het gebied waar de zuigerstang 11 zich uitstrekt, is een huis 15 van de transport-buiswissel 1 gedeeltelijk doorgesneden en, in het gebied van het naar het scharnier 12 toegekeerde gedeelte van de zuigerstang 11 opengebroken weergegeven, zodat de totale zuigerstang 11 vanaf de cilinder 9 tot aan het scharnier 12 te zien is. In werkelijkheid strekt de zuigerstang 11 zich volledig binnenin het huis 15 uit. Tussen de cilinder 9 en het huisgedeelte dat de draaibare plug 5 omgeeft, omvat het huis 15 een huisstomp 16 die de zuigerstang 11 omgeeft. De cilinder 9 is via een flens 17 aan de huisstomp 16 gemonteerd, wat in de tekening slechts schematisch is aangeduid.

De zuigerstang 11 is tussen de cilinder 9 en het scharnier 12 door een huisopening 18 van de huisstomp 16 gestoken. In het gebied van de huisopening 18 is de zuigerstang 11 tegen het huis 15 afgedicht door middel van een huisafdichting 9, die de mantelwand van de zuigerstang 11 over de gehele omtrek omgeeft. De huisafdichting 19 sluit een inwendige ruimte van de transportbuiswissel ten opzichte van de omgeving af. Een binnenin de trans-portbuiswissel 1, in het bijzonder in de transportverbindingen 7 en 8 aanwezige transportdruk kan op basis van de huisafdichting 19 niet naar buiten ontsnappen. De huisafdichting 19 garandeert naar buiten toe bij een falen van een afdichting van een onder druk staande arbeids-ruimte 20 in de cilinder 9, dat de overdruk in de arbeidsruimte 20 niet in het inwendige van het huis 15 kan ontsnappen.

Tussen de cilinder 9 en de huisafdichting 19 zijn meerdere, bij de in de tekening weergegeven uitvoering in totaal vier, uitvalopeningen 21a-21d aangebracht. In Fig. 1 zijn de onderste uitvalopening 21a en de bovenste uitvalopening 21c zichtbaar.

Fig. 5 toont alle vier de uitvalopeningen 21a-21d. Deze zijn, beginnend bij de onderste uitvalopening 21a in Fig. 5 in de richting van de klok rondom de in doorsnede weergegeven zuigerstang 11 doorgenummerd. De uitvalopeningen 21a-21d strekken zich in verschillende richtingen uit vanuit de uitvalruimte 21 en zijn gelijkmatig verdeeld over de omtrek van de zuigerstang 11 aangebracht.

Via de uitvalopeningen 21a-21d staat bij de inrichting volgens Fig. 1 een tussen de cilinder 9 en de huisafdichting 19 gevormde uitvalruimte 22 in verbinding met de omgeving van het huis 15. Al naar gelang de uitvoering van de transportbuiswissel 1 is ten minste een van dergelijke uitvalopeningen voor het tot stand brengen van een verbinding tussen de uitvalruimte 22 en de omgeving van het huis 15 aangebracht.

Wanneer vanuit de cilinder 9 bij het falen van een cilinderafdichting onder overdruk staand gas vanuit de arbeidsruimte 20 in de uitvalruimte 22 stroomt, dan kan dit gas de uitvalruimte 22 via de ten minste ene uitvalopening 21a-21d naar de omgeving rondom het huis 15 verlaten. Omgekeerd beschadigt uitstromend product of gas uit het inwendige van de transportbuiswissel 1 bij het falen van de huisafdichting 19 niet de cilinderafdichting, maar ontwijkt door de ten minste ene uitvalopening 21a-21d.

Fig. 2 toont een gedeelte van de zuigerstang 11 in het gebied van de uitvalruimte 22 en de huisafdichting 19.

De huisafdichting 19 is tussen de uitvalruimte 22 en een naar het inwendige van het huis toe aangebrachte verzamelruimte 23 in het huis 15 aangebracht.

Tussen de huisafdichting 19 en de verzamelruimte 23 is nabij de huisafdichting 19 in de huisopening 18 een afschraapring 24 aangebracht. De afschraapring 24 is vast in het huis 15 gemonteerd. Afschraaplippen 25 van de afschraapring 24 liggen dicht tegen de mantel-wand van de zuigerstang 11 aan. Wanneer bijvoorbeeld product vanuit de transportverbin-dingen 7, 8 komend op de mantelwand van de zuigerstang 11 in het gebied tussen het scharnier 12 en de huisopening 18 terechtkomt, dan wordt dit product bij het intrekken van de zuigerstang 11 in de cilinder 9 door de afschraapring 24 van de zuigerstang 11 afgeschraapt en naar de verzamelruimte 23 verplaatst, waar het product bij het volgende onderhoud respectievelijk reiniging van de transportbuiswissel verwijderd kan worden.

Fig. 3 toont in een met Fig. 2 vergelijkbare weergave een verdere variant van een huisafdichting 26 en van de afschraapring 24. Onderdelen die overeenkomen met onderdelen die in het voorgaande onder verwijzing naar Fig. 1 reeds werden toegelicht, dragen dezelfde verwijzingscijfers en worden hier niet nogmaals in detail besproken.

Bij de uitvoering volgens Fig. 3 is de huisafdichting 26, die verder overeenkomt met de huisafdichting 19, voorzien van een ringvormige wiguitsparing 27. Deze laatste is in een rondomlopend zijwaarts gericht kopvlak van de huisafdichting 26 aangebracht, dat naar de afschraapring 24 is toegekeerd. De wiguitsparing 27 in de huisafdichting 26 zorgt voor een aandrukking van de huisafdichting 26 op de zuigerstang 11 bij een transportoverdruk in het binnenste van de transportbuiswissel 1.

Bij de uitvoering volgens Fig. 3 is de huisafdichting 26 niet direct naast de afschraapring 24 gelegen, maar bevindt er zich in een axiale afstand tussen deze beide onderdelen. Deze axiale ruimtelijke scheiding van de huisafdichting 26 ten opzichte van de afschraapring 24 leidt tot een vereenvoudiging van de montage.

De huisafdichting 26 en de afschraapring 24 zijn bij de uitvoering volgens Fig. 3 in een afzonderlijk in het huis 15 gemonteerde afdichtingscassette 28 ondergebracht. Een buitenste mantelwand van de afdichtingscassette 28 is via een O-ring afdichting 29 afgedicht tegen een binnenwand van de huisopening 18. De afdichtingscassette 28 is vanaf de cilinder 9 in het huis 18 tot aan een als aanslag dienende omtrekskraag 30 in het huis 15 geschoven. De afdichtingscassette 28 is in de richting van de cilinder 9 uit het huis 15 demonteerbaar uitgevoerd. Hiertoe kan de afdichtingscassette 28 in de richting van de cilinder 9 uit de huisopening 18 getrokken worden.

Fig. 4 en 5 tonen een afsluitelement 31 voor het afsluiten van in totaal drie van de vier uitvalopeningen 21a-21d, namelijk voor het afsluiten van de uitvalopeningen 21b -21 d. Het afsluitelement 31 kan toegepast worden bij alle beschreven uitvoeringen van het onderbren gen van de huisafdichting. Het afsluitelement 31 is als een 270°-schaal uitgevoerd, die een mantelwand van de huisstomp 16 over een bereik van 270° van de omtrek ervan afdichtend omgeeft. Al naar gelang hoe het afsluitelement 31 op de omtrek wordt aangebracht kan deze dus drie geselecteerde van de in totaal vier uitvalopeningen 21a-21d afdichtend afsluiten, waarbij telkens de vierde van de uitvalopeningen 21a-21d vrij blijft. Afhankelijk van de in-bouworiëntatie van de transportbuiswissel wordt zo gegarandeerd, dat de in deze oriëntatie telkens onderste van de uitvalopeningen 21a-21d vrij blijft, zodat in het bijzonder vloeibare of vaste media, bijvoorbeeld smeermiddelen, condenswater, of slijtagedeeltjes, uit de uitvalruim-te 22 door deze vrije onderste uitvalopening (zie de uitvalopening 21a in de inbouworiëntatie die in de tekening is weergegeven) naar buiten kunnen vallen.

Bovendien wordt verhinderd dat ongewenste vloeibare of vaste componenten onder de invloed van de zwaartekracht door de door het afsluitelement 31 afgesloten uitvalopeningen 21a-21d in de uitvalruimte 22 binnendringen.

In plaats van een 270°-schaal als afsluitelement 31 kan ook een de af te sluiten uitvalopeningen 21a-21d afdichtende stop of een rubber band toegepast worden.

Aan de hand van Fig. 6 en 7 wordt in het navolgende een verdere variant van een afdichtingscassette 32 beschreven, die in plaats van de afdichtingscassette 28 volgens Fig. 3 toegepast kan worden. Onderdelen die overeenkomen met onderdelen die in het voorgaande onder verwijzing naar Fig. 1-5 en in het bijzonder onder verwijzing naar Fig. 3 reeds toegelicht werden, hebben de gelijke verwijzingscijfers en worden niet nogmaals in detail besproken.

De afdichtingscassette 32 is via een hulsvormig aanzetstuk 33 verlengd tot aan de cilinder 9. Bij de in Fig. 6 weergegeven gemonteerde positie van de afdichtingscassette 32 is deze enerzijds via de omtrekskraag 30 tegen het huis 15 van de transportbuiswissel 1 en anderzijds met het hulsvormige aanzetstuk 33 tegen een aansluitflens 34 van de cilinder 9 geklemd. Het hulsvormige aanzetstuk 33 heeft doorlaatopeningen 36, in het bijzonder in een gedeelte dat naast een radiaal naar binnen zich uitstrekkende omtrekskraag 35 van de afdichtingscassette 32 is gelegen. In totaal heeft het hulsvormige aanzetstuk 33 vier doorlaatopeningen 36, die telkens in de omtrekspositie van de vier uitvalopeningen 21a-21d zijn aangebracht. Telkens een van de uitvalopeningen 21a-21d ligt dus tegenover een van de doorlaatopeningen 36. Hierdoor staat een inwendige ruimte 38, die radiaal naar binnen door de zuigerstang 11 en radiaal naar buiten door het hulsvormige aanzetstuk 33 wordt begrensd, in verbinding met het de afdichtingscassette 32 radiaal aan de buitenzijde omgevende gedeelte van de uitvalruimte 22. Bijvoorbeeld in het gebied van een afdichting van de zuigerstang 11 bij een falen van de afdichting uit de cilinder 9 stromend gas kan dan via de inwendige ruimte 38, de doorlaatopeningen 36, de uitvalruimte 22 en de ten minste ene uitvalopening 21a-21d naar buiten afgevoerd worden.

Ter hoogte van de afdichtingscassette 32 heeft de uitvalruimte 22 een radiale verwij- ding 37, die, ook bij een axiale positioneringstolerantie van de afdichtingscassette 32 of bij afdichtingscassettes 32 met verschillende axiale afmetingen, een voldoende wijde fluïdum-verbinding tussen een in het gebied van de cilinderaansluitflens 34 bij een falen optredend cilinderlek en de uitvalopeningen 21a-21d garandeert. Alternatief of in aanvulling daarop kan het hulsvormige aanzetstuk 33 in zijn buitenste mantelwand een radiaal naar achter versprongen gedeelte omvatten, dat bijvoorbeeld in de vorm van een brede groef is uitgevoerd. Door een dergelijke vormgeving kan ten minste een gedeelte van de uitvalruimte 22 bepaald worden. De voordelen van een dergelijk radiaal naar achteren versprongen gedeelte komen overeen met die die in verband met de radiale verwijding 37 werden toegelicht.

Claims (9)

1. Transportbuiswissel (1) met een ingang (2) en ten minste twee uitgangen (3, 4), met een draaibare plug (5), die door middel van een zwenkaandrijving (6) tussen verschillende draaistanden verplaatsbaar is, waarbij de draaibare plug (5) in een eerste draaistand een eerste transportverbinding (7) tussen de ingang (2) en een eerste (3) van de uitgangen en in ten minste een verdere draaistand een verdere transportverbinding (8) tussen de ingang (2) en een verdere (4) van de uitgangen vrijgeeft, waarbij de zwenkaandrijving (6) een cilinder (9) met een pneumatisch aangedreven zuiger (10) en een hiermee verbonden zuigerstang (11) omvat, welke zuiger-stang (11) via een scharnier (12) op een afstand van een draaias (14) aangrijpt op de draaibare plug (5), met het kenmerk, dat de zuigerstang (11) tussen de cilinder (9) en het scharnier (12), afgedicht via een huisafdich-ting (19; 26), door een huisopening (18) van een huis (15) van de transportbuiswissel (1) gevoerd is, waarbij ten minste een uitvalopening (21a-21d) tussen de cilinder (9) en de huisaf-dichting (19; 26) is voorzien, waarbij een tussen de cilinder (9) en de huisafdichting (19; 26) gevormde uitvalruimte (22) via de ten minste ene uitvalopening (21a-21d) in verbinding staat met de omgeving van het huis (15).

2. Transportbuiswissel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de huisafdichting (19; 26) en het scharnier (12) een vast aan het huis verbonden afschraper (24) rondom de zuigerstang (11) is aangebracht.

3. Transportbuiswissel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de huisafdichting (19; 26) in een afzonderlijk in het huis (15) gemonteerde afdichtingscassette (38; 32) is ondergebracht.

4. Transportbuiswissel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de afdichtingscassette (28; 32) naar de cilinder (9) toe uit het huis (15) demonteerbaar is uitgevoerd.

5. Transportbuiswissel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de afdichtingscassette (32) tussen de cilinder (9) en het huis (15) geklemd is uitgevoerd.

6. Transportbuiswissel volgens een van de conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de afdichtingscassette (32) in een hulsvormig aanzetstuk (33) ten minste een doorlaatopening (36) heeft, waardoor een fluïdumverbinding tot stand gebracht kan worden tussen een ruimte (38), die de zuigerstang (11) ten minste gedeeltelijk omgeeft, en de ten minste ene uitvalope-ning (21a-21d).

7. Transportbuiswissel volgens een van de conclusies 1-6, gekenmerkt door een veelvoud van uitvalopeningen (21a-21d), die zich in verschillende richtingen vanuit de uitval-ruimte (22) uitstrekken.

8. Transportbuiswissel volgens conclusie 7, gekenmerkt door meerdere over de omtrek van de zuigerstang (11) verdeeld aangebrachte uitvalopeningen (21a-21d).

9. Transportbuiswissel volgens een van de conclusies 1-8, gekenmerkt door ten minste een afsluitelement (31) voor het afsluiten van ten minste een (21 b-21 d) van de uitvalopeningen (21a-21d), waarbij ten minste een (21a) van de uitvalopeningen (21a-21d) bij het in gebruik zijn van de transportbuiswissel (1) vrij blijft.