NL2005878C2 - Ventilatie-inrichting voor inbouw tussen een kozijn en een gevelopening, alsmede een kozijnconstructie. - Google Patents

Description

Ventilatie-inrichting voor inbouw tussen een kozijn en een gevelopening. alsmede een kozijnconstructie

De uitvinding betreft een ventilatie-inrichting voor inbouw tussen een kozijn en 5 een begrenzing van een gevelopening waarin zich dat kozijn bevindt, welke inrichting een ventilatorhuis omvat met een naar het kozijn te keren kozijnzijde, een tegenoverliggende, naar de gevel te keren gevelzijde, een binnenzijde en een buitenzijde waartussen zich een ventilatiedoorgang uitstrekt, welk ventilatorhuis onderling gekoppelde profielen en eindstukken aan de tegenoverliggende einden van de 10 profielen omvat, alsmede een bevestigingsvoorziening voor het bevestigen van het ventilatorhuis aan het kozijn. Deze bevestigingsvoorziening kan zich bijvoorbeeld van boven naar beneden uitstrekken door het ventilatorhuis, zodanig dat het kozijn kan worden doorverbonden met de geval. Ook is het mogelijk om het ventilatorhuis door klemmen te bevestigen aan een kozijn, en vast te zetten aan de gevel.

15 Een dergelijke ventilatie-inrichting is bekend uit het Nederlandse octrooi 2001900. De hierin beschreven inrichting wordt bevestigd tussen een kozijn en de begrenzing van een gevelopening met behulp van een koppelorgaan en bevestigingsmiddelen. De inrichting bestaat uit een ventilatorhuis met een bovenste en een onderste profiel en een binnen- en buitenprofiel. Door middel van een 20 koppelorgaan worden het boven- en het onderprofiel verbonden aan het kozijn.

Hoewel op die manier een goede bevestiging tussen de ventilatie-inrichting en het kozijn wordt verkregen, kleven aan deze wijze van bevestigen toch nadelen. Bij renovatiewerkzaamheden wordt vaak gebruik gemaakt van zogenaamde stelkozijnen. Dit zijn kozijnen met rondom aan de buitenzijde naar buiten stekende aanslagranden, 25 parallel aan de gevel waarin de kozijnen geplaatst worden. Deze aanslagranden zijn voorzien van rubberstrips en sluiten de kieren tussen het kozijn en de begrenzing van de gevelopening af.

Wanneer een ventilatie-inrichting zoals boven beschreven, wordt geplaatst op een dergelijk stelkozijn, moet aan de bovenzijde van het stelkozijn de aanslagrand eerst 30 worden afgezaagd. Na plaatsing van de bovenbeschreven ventilatie-inrichting zal aan weerszijden van de ventilatie-inrichting en aan de bovenzijde van de gevelopening geen aanslagrand beschikbaar zijn voor de afdichting van de gevelopening. Hierdoor 2 ontstaan kieren en daarmee tocht; dit geeft aanleiding tot aanvullende maatregelen. Bovendien zal hierdoor het esthetisch aanzien van het geplaatste kozijn aftiemen.

Doel van de uitvinding is daarom een ventilatie-inrichting te verschaffen die goed aansluit op zowel het kozijn als de gevelopening en bovendien het aanzien van het 5 kozijn niet zal doen aftiemen. Dat doel wordt bereikt doordat aan de buitenzijde van het ventilatorhuis van de ventilatie-inrichting een aanslagrand is voorzien die dwars uitsteekt ten opzichte van de gevelzijde van het ventilatorhuis en van de eindstukken, alsmede dwars uitsteekt ten opzichte van de van elkaar afgekeerde kopzijden der eindstukken.

10 Door middel van een dergelijke ventilatie-inrichting en een daarop aangesloten kozijn kan de gevelopening volledig worden afgesloten. De aanslagranden zorgen ervoor dat het geheel uit ventilatie-inrichting en kozijn van buitenaf in de gevelopening en tegen het gebeid van de gevel dat de gevelopening omgeeft kan worden geplaatst. Via de ventilatie-inrichting kan buitenlucht de te ventileren ruimte binnenkomen 15 respectievelijk kan binnenlucht worden afgevoerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de aanslagrand aan een naar de gevel gekeerde zijde voorzien van een afdichtprofïel dat een betrouwbare afdichting ten opzichte van de gevelopening verschaft. Dit afdicht profiel kan een flexibel materiaal, zoals rubber, omvatten. Het afdichtprofïel kan zich vormen naar de gevelopening en 20 mogelijke oneffenheden compenseren, waardoor het kozijn en de ventilatie-inrichting nog beter de gevelopening afdichten.

De ventilatie-inrichting heeft bij voorkeur een ventilatorhuis dat is opgebouwd uit langsprofielen en deze langsprofielen onderling verbindende koppelorganen, die zich vanaf de kozijnzijde tot de gevelzijde van het ventilatorhuis uitstrekken, alsmede een 25 bevestigingsvoorziening voor het door het ventilatorhuis aanbrengen van bevestigingsmiddelen in verband met het bevestigen van het ventilatorhuis aan het kozijn.

Bij voorkeur omvat de bevestigingsvoorziening tenminste een aan het koppelorgaan verbonden doorgang of kanaal voor het bevestigingsmiddel. De doorgang 30 respectievelijk het kanaal is bepaald door tenminste een houder waar doorheen het bevestigingsmiddel steekbaar is. Bij voorkeur is de houder in een geheel met het koppelorgaan uitgevoerd. Het is ook mogelijk dat bij bovenstaande inrichting de houder zich uitstrekt vanaf de bovenzijde tot de onderzijde van het ventilatorhuis.

3

Voor het bevestigen van het ventilatorhuis aan het kozijn, kan het nuttig zijn dat het profiel aan de kozijnzijde van het ventilatorhuis doorzichtig materiaal omvat.

Verder is het mogelijk dat het profiel aan de gevelzijde van het ventilatorhuis doorzichtig materiaal omvat. Het doorzichtige materiaal maakt de 5 bevestigingsvoorziening zichtbaar, waardoor het bevestigingsmiddel zonder problemen aangebracht kan worden.

Bij voorkeur bevindt zich in het ventilatorhuis van de ventilatie-inrichting een klep voor het afsluiten dan wel vrijgeven van de ventilatiedoorgang. Hiermee is de luchttoevoer te regelen. De buitenzijde van het ventilatorhuis omvat een buitenprofiel, 10 waarbij het buitenprofiel een toevoeropening omvat.

Het is ook goed mogelijk dat het ventilatorhuis aan de kozijnzijde een van een uitsparing voorzien profiel omvat en het kozijn een aanslagrand omvat die in samenwerking brengbaar is met de groef van het ventilatorhuis. Het voordeel hiervan is dat de aanslagrand aan de zijde van het kozijn waar de ventilatie-inrichting wordt 15 geplaatst, niet eerst verwijderd hoeft te worden. De ventilatie-inrichting kan zo tegen en op het kozijn worden geplaatst en aan het kozijn worden bevestigd. De ontstane kozijnconstructie kan vervolgens in zijn geheel worden geplaatst in de gevelopening.

De uitvinding omvat tevens een eindstuk voor de einden van een ventilatie-inrichting voor inbouw tussen een kozijn en een begrenzing van een gevelopening 20 waarin zich dat kozijn bevindt, welke eindstuk een naar het kozijn te keren kozijnzijde en een tegenoverliggende, naar de gevel te keren gevelzijde omvat. Aan de naar de gevel te keren gevelzijde van het eindstuk is een aanslagrand voorzien die uitsteekt ten opzichte van de gevelzijde van het eindstuk, waarbij de aanslagrand is uitgevoerd voor samenwerking met de begrenzing van de gevelopening.

25 Het eindstuk heeft een naar de onderling gekoppelde profielen van de ventilatie- inrichting te keren koppelzijde en een tegenoverliggende kopzijde. Deze kopzijde is dwars gericht ten opzichte van de gevelzijde en omvat bij voorkeur een ten opzichte van de kopzijde uitstekende aanslagrand.

De uitvinding omvat verder een kozijnconstructie voor inbouw in een 30 gevelopening, omvattende een ventilatie-inrichting zoals bovenbeschreven alsmede een kozijn met naar de gevel te keren gevelzijden, dat is opgebouwd uit verticale kozijndelen en tenminste een deze verticale kozijndelen verbindend horizontaal kozijndeel, waarbij de verticale kozijndelen zijn voorzien van verticale aanslagranden 4 die uitsteken ten opzichte van de betreffende gevelzijden voor samenwerking met de gevelopening, waarbij de ventilatie-inrichting aan een horizontaal kozijndeel is bevestigd door een bevestigingsmiddel dat zich uitstrekt door het ventilatorhuis, waarbij de aanslagranden van de eindstukken van de ventilatie-inrichting in lijn liggen 5 met de verticale aanslagranden van het kozijn.

In een verdere uitvoeringsvorm is het profiel aan de kozijnzijde van de ventilatie-inrichting zodanig gevormd is dat dit profiel de aanslagrand van het tegenoverliggende horizontale kozijndeel aangrijpt.

Bovendien omvat de uitvinding ook een gevelconstructie, omvattende een gevel 10 met een gevelopening, een zich in de gevelopening bevindend kozijn, zoals voor een raam of deur, dat is opgebouwd uit verticale kozijndelen en tenminste een deze verticale kozijndelen verbindende horizontaal kozijndeel, alsmede een ventilatie-inrichting zoals boven beschreven, welke ventilatie-inrichting enerzijds is bevestigd aan een begrenzing van de gevelopening en anderzijds is bevestigd aan een horizontaal 15 kozijndeel door een bevestigingsmiddel dat zich uitstrekt door het ventilatorhuis. De kozijndelen en de ventilatie-inrichting zijn voorzien van aanslagranden die samenwerken met de gevelopening.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

20 Figuur 1 toont een doorsnede door een gevelconstructie met een ventilatie- inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont op grotere schaal de ventilatie-inrichting met kozijndeel in doorsnede.

Figuur 3 toont een doorsnede door een kozijnconstructie met een ventilatie-25 inrichting volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 4 toont een aanzicht in perspectief van de ventilatie-inrichting in samenwerking met het kozijn.

Figuren 1 en 2 tonen een doorsnede door een gevelconstructie met een ventilatie-inrichting 1 volgens de uitvinding. De ventilatie-inrichting 1 bevindt zich in een gevel 30 2, bestaande uit het buitenste spouwblad 3 en het binnenste spouwblad 4 die een spouw 5 insluiten. De ventilatie-inrichting 1 is ter hoogte van de gevelopening 6 enerzijds bevestigd aan het binnenste spouwblad 4, en anderzijds aan het kozijn 7 waarin een 5 glaspaneel 8 is opgenomen. Het kozijn is opgebouwd uit verticale kozijndelen 9 en deze verticale kozijndelen verbindende horizontale kozijndelen 10.

De ventilatie-inrichting 1 bestaat uit een ventilatorhuis 11 voorzien van een profiel 12 dat met de kozijnzijde 36 gekeerd is naar het kozijn 7, en voorzien van een 5 tegenoverliggend profiel 13 met de gevelzijde 37 is gekeerd naar de gevel 2.Het ventilatorhuis 11 heeft verder een binnenzijde 14 en een buitenzijde 15 waartussen zich een ventilatiedoorgang 26 uitstrekt. Het ventilatorhuis 11 is opgebouwd uit onderling gekoppelde langsprofïelen 16-20 en eindstukken 21, 22 bevestigd aan de tegenoverliggende einden van de langsprofïelen.

10 Aan de buitenzijde 15 van het ventilatorhuis 11 is een aanslagrand 23 voorzien die uitsteekt ten opzichte van de gevelzijde 37 van het ventilatorhuis 11 en van de eindstukken 21, 22, alsmede ten opzichte van de van elkaar afgekeerde kopzijden 39 van de eindstukken 21, 22. De aanslagrand 23 werkt op deze manier samen met de begrenzing van de gevelopening 6. In figuur 2 is te zien dat de aanslagrand 23 aan het 15 naar de gevel gekeerde oppervlak daarvan is voorzien van een groef 24 waarin een soepel afdichtingsprofïel 41 opneembaar is voor afdichting van de gevelopening 6.

Door middel van de schroeven 25 is de ventilatie-inrichting 1 bevestigd aan het kozijn 7, in het bijzonder aan het bovenste horizontale kozijndeel 10 daarvan. Deze laatste bevestiging zal verder onder verwijzing naar figuur 2 worden beschreven.

20 Zoals weergegeven in figuur 2 bezit de ventilatie-inrichting 1 een ventilatorhuis 11 dat is opgebouwd uit het bovenste profiel 12, het onderste profiel 13, het bovenste buitenprofiel 16, het onderste buitenprofiel 17, het bovenste binnenprofiel 18, het onderste binnenprofiel 19, alsmede een aan de binnenprofielen 18, 19 bevestigd roosterprofiel 20. Tussen de buitenprofielen 16, 17 bevindt zich een opening 33; tussen 25 deze opening 33 en het roosterprofiel 20 strekt zich de ventilatiedoorgang 26 uit. Deze ventilatiedoorgang 26 kan geopend en gesloten worden door de klep 27.

De profielen 16-19 zijn niet alleen onderling bevestigd, maar zijn ook bevestigd aan het koppelorgaan 28 dat zich evenwijdig aan de ventilatiedoorgang 26 uitstrekt. Meerdere van deze koppelorganen 28 strekken zich, in de langsrichting van de 30 ventilatie-inrichting 1 gezien, op afstand naast elkaar uit (niet getoond).

Het profiel aan de gevelzijde 13 en het profiel aan de kozijnzijde 12 bezitten ten opzichte van elkaar uitgelijnde gaten 29, waarin de schroef 25 is opgenomen. Volgens de uitvinding is aan het koppelorgaan 28 een bevestigingsvoorziening 30 aangebracht 6 waar doorheen de schroef 25 zich uitstrekt. Deze bevestigingsvoorziening 30 heeft in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de vorm van een kanaal.

De bevestigingsvoorziening 30 kan ook worden omschreven als een houder38, omdat daarin het bevestigingsmiddel 25 zoals de weergegeven schroef is opgenomen.

5 Dit kanaal/houder 30/38 strekt zich uit vanaf het profiel aan de gevelzijde 13 tot aan het profiel aan de kozijnzijde 12.

Het profiel aan de gevelzijde 13 kan doorzichtig zijn, bijvoorbeeld van een doorzichtige kunststof, zodanig dat de houder 30 goed zichtbaar is in verband met het aanbrengen van een gat 29 in het profiel aan de gevelzijde 13 voor het aanbrengen van 10 de schroef 25.

Figuur 3 toont een doorsnede door een kozijnconstructie 34 met een ventilatie-inrichting 1 volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. Het kozijn 7 is weergegeven met een aanslagrand 31, zoals opzetkozijnen doorgaans worden aangeleverd. In de uitvoeringsvorm uit figuur 2 is het noodzakelijk de aanslagrand 31 15 van het kozijn 7 eerst te verwijderen, bijvoorbeeld door zagen, voordat de ventilatie-inrichting 1 op het kozijn 7 geplaatst kan worden. In de uitvoeringsvorm van figuur 3 is getoond dat het profiel aan de kozijnzijde 12 van het ventilatorhuis een van een uitsparing 40 voorzien profiel omvat, welke uitsparing 40 zodanig gevormd is dat daarin de aanslagrand 31 van het kozijn 7 opneembaar is. De uitsparing 40 heeft 20 zodanige afmetingen dat daarin de aanslagrand 31 en de eventuele afdichtrand 32 van het kozijn 7 kan worden opgenomen. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de ventilatie-inrichting 1 zonder voorbewerking van het kozijn 7 daarop bevestigd kan worden. De ventilatie-inrichting 1 is verder ingericht zoals boven beschreven en wordt verder op de wijze zoals beschreven voor figuur 2 verbonden aan het kozijn 7.

25 In figuur 4 is een aanzicht in perspectief van de ventilatie-inrichting 1 in samenwerking met het kozijn 7 getoond. Door gebruik van eindstukken 21, 22 met zich aan de gevelzijde 37 en zich aan de kopzijde 39 bevindende aanslagranden 35 kan de kozijnconstructie 34 bestaande uit het kozijn 7 en de ventilatie-inrichting 1 de gevelopening 6 volledig afdichten. In deze figuur is goed te zien dat de aanslagrand 35 30 van het eindstuk 21, 22 van de ventilatie-inrichting 1 in één lijn liggen met de aanslagrand 31 van het verticale kozijndeel 9 . Eenzelfde eindstuk met aanslagrand is in gespiegelde vorm aangebracht op het andere einde van de ventilatie-inrichting.

Hierdoor kan de kozijnconstructie 34 de gehele gevelopening 6 afdichten. De getoonde 7 constructie in figuur 4 toont de kozijnconstructie 34 voor zowel de uitvoeringsvorm in figuur 2 als figuur 3.

Claims (18)

1. Ventilatie-inrichting (1) voor inhouw tussen een kozijn (7) en een begrenzing van een gevelopening (6) waarin zich dat kozijn (7) bevindt, welke inrichting (1) een 5 ventilatorhuis (11) omvat met een naar het kozijn (7) te keren kozijnzijde (36), een tegenoverliggende, naar de gevel (2) te keren gevelzijde (37), een binnenzijde (14) en een buitenzijde (15) waartussen zich een ventilatiedoorgang (26) uitstrekt, welk ventilatorhuis (11) onderling gekoppelde profielen (12,13,16-20) en eindstukken (21, 22) aan de tegenoverliggende einden van de profielen omvat, alsmede een 10 bevestigingsvoorziening (30) voor het bevestigen van het ventilatorhuis (11) aan het kozijn (7) en aan de gevel, met het kenmerk dat aan de buitenzijde (15) van het ventilatorhuis (11) een aanslagrand (23) is voorzien die dwars uitsteekt ten opzichte van de gevelzijde (37) van het ventilatorhuis (11) en van de eindstukken (21, 22), alsmede dwars uitsteekt ten opzichte van de van elkaar afgekeerde kopzijden (39) der 15 eindstukken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de aanslagrand (23) aan een naar de gevel (2) te keren zijde is voorzien van een sleuf (24) ter afdichting ten opzichte van de gevelopening (6). 20

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij in de afdichtrand (24) een flexibel materiaal omvat, zoals rubber profiel, is opgenomen.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het ventilatorhuis 25 (11) is opgebouwd uit langsprofïelen (12, 13, 16-20) en deze langsprofïelen (12, 13, 16- 20. onderling verbindende koppelorganen (28), die zich vanaf de kozijnzijde tot de gevelzijde van het ventilatorhuis (11) uitstrekken, alsmede een bevestigingsvoorziening (30) voor het door het ventilatorhuis (11) aanbrengen van bevestigingsmiddelen (25) in verband met het bevestigen van het ventilatorhuis (11) 30 aan het kozijn (7).

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de bevestigingsvoorziening (30) tenminste een aan het koppelorgaan (28) verbonden doorgang of kanaal voor het bevestigingsmiddel (25) omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de doorgang respectievelijk het kanaal is bepaald door tenminste een houder waar doorheen het bevestigingsmiddel (25) steekbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de houder in een geheel met het 10 koppelorgaan (28) is uitgevoerd.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de houder zich uitstrekt vanaf de bovenzijde tot de onderzijde van het ventilatorhuis (11).

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het profiel aan de kozijnzijde (12) van het ventilatorhuis (11) doorzichtig materiaal omvat.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het profiel aan de gevelzijde (13) van het ventilatorhuis (11) doorzichtig materiaal omvat. 20

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij zich in het ventilatorhuis (11) een klep (27) bevindt voor het afsluiten dan wel vrijgeven van de ventilatiedoorgang (26).

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buitenzijde (15) van het ventilatorhuis (11) een buitenprofiel (16, 17) omvat met een toevoeropening (33).

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het ventilatorhuis 30 (11) aan de kozijnzijde (12) een van een uitsparing (40) voorzien profiel omvat en het kozijn een aanslagrand omvat die in samenwerking brengbaar is met de uitsparing (40) van het ventilatorhuis.

14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsmiddelen (30) zich van boven naar beneden door het ventilatorhuis (11) uitstrekken.

15. Eindstuk (21, 22) voor de einden van een ventilatie-inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies voor inbouw tussen een kozijn (7) en een begrenzing van een gevelopening (6) waarin zich dat kozijn (7) bevindt, welke eindstuk (21, 22) een naar het kozijn (7) te keren kozijnzijde en een tegenoverliggende, naar de gevel (2) te keren gevelzijde omvat, met het kenmerk dat aan de naar de gevel (2) te keren 10 gevelzijde van het eindstuk (21,22) een aanslagrand (35) is voorzien die uitsteekt ten opzichte van de gevelzijde van het eindstuk (21, 22), waarbij de aanslagrand (35) is uitgevoerd voor samenwerking met de begrenzing van de gevelopening (6).

16. Eindstuk (21, 22) volgens conclusie 15, omvattende een naar de onderling 15 gekoppelde profielen van de ventilatie-inrichting te keren koppelzijde en een tegenoverliggende kopzijde (39), welke kopzijde (39) dwars is gericht ten opzichte van de gevelzijde (37) en een ten opzichte van de kopzijde (39) uitstekende aanslagrand (31) omvat.

17. Kozijnconstructie (34) voor inbouw in een gevelopening (6), omvattende een ventilatie-inrichting (1) volgens een der conclusies 1-14 alsmede een kozijn (7) met naar de gevel te keren gevelzijden dat is opgebouwd uit verticale kozijndelen (9) en tenminste een deze verticale kozijndelen verbindend horizontaal kozijndeel (10), waarbij de verticale kozijndelen (9) zijn voorzien van verticale aanslagranden (31) die 25 uitsteken ten opzichte van de betreffende gevelzijde voor samenwerking met de gevelopening (6), waarbij de ventilatie-inrichting (1) aan een horizontaal kozijndeel (10) is bevestigd door een bevestigingsmiddel (25) dat zich uitstrekt door het profiel aan de gevelzijde (13), langs en/of door de bevestigingsvoorziening (30) en door het profiel aan de kozijnzijde (12), waarbij de aanslagranden (23) van de eindstukken van 30 de ventilatie-inrichting (1) in lijn liggen met de verticale aanslagranden (31) van het kozijn (7).

18. Gevelconstructie, omvattende een gevel (2) met een gevelopening (6), een zich in de gevelopening bevindend kozijn (7), zoals voor een raam of deur, dat is opgebouwd uit verticale kozijndelen (9) en tenminste een deze verticale kozijndelen verbindend horizontaal kozijndeel (10), alsmede een ventilatie-inrichting (1) volgens 5 een der conclusies 1-14, welke ventilatie-inrichting (1) enerzijds is bevestigd aan een begrenzing van de gevelopening (6) en anderzijds is bevestigd aan een horizontaal kozijndeel (10) door een bevestigingsmiddel (25) dat zich uitstrekt door het ventilatorhuis (11), met het kenmerk dat de kozijndelen (12, 13) en de ventilatie-inrichting (1) zijn voorzien van aanslagranden (23, 31) die samenwerken met de 10 buitenkant van de gevelopening (6).