NL2004385C2

NL2004385C2 - A press brake for bending sheets.

Info

Publication number: NL2004385C2
Application number: NL2004385A
Authority: NL
Inventors: Bjarne Hansen
Original assignee: Amada Europ
Priority date: 2009-03-13
Filing date: 2010-03-12
Publication date: 2013-10-29
Also published as: AT507944A2; RU2429096C1; ITTO20100188A1; SE1050226A1; SE534092C2; ES2382282A1; US20100229619A1; AT507944A3; FI20105240A0; JP2010214469A; GB2468591B; DE102010015920A1; FR2942981A1; TW201039938A; CH700556A2; AT507944B1; NL2004385A; GB2468591A; ES2382282B1; GB201004075D0

Claims

1. Buigpers voor het buigen van ten minste één metalen plaat (F), waarbij de buigpers omvat: een bovenste werkblad (14) met een onderrand (14c) welke eerste buiggereedschappen draagt, en een onderste werkblad (12) met een bovenrand 5 (12a) welke tweede buiggereedschappen draagt, waarbij de twee werkbladen ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn voor uitoefening van een buigkracht op de plaat (F); waarbij de buigpers een verticaal middenvlak (P'P) heeft, waarbij één van de werkbladen (12, 14) door zijn gehele dikte twee sleuven (24, 26) heeft 10 die symmetrisch ten opzichte van het middenvlak (P'P) zijn geplaatst, waarbij elke sleuf (24, 26) een eerste rand (24', 24") en een tweede rand (26', 26"), en een open eerste uiteinde (24a, 26a) welke uitmondt in een zijrand van het werkblad, als ook een gesloten uiteinde (24b, 26b) heeft; waarbij de pers is gekenmerkt doordat: 15 ten minste één stopper (27) in elke sleuf (24, 26) is geplaatst, waarbij elke stopper (27) een eerste wig (28) omvat, met een eerste uiteinde bevestigd aan de eerste sleufrand (24' of 26') en een tweede uiteinde dat een eerste oppervlak (28') vormt, en een tweede wig (29) met een eerste uiteinde bevestigd aan de tweede sleufrand (24" of 26") en een tweede uiteinde dat een 20 tweede oppervlak (29') vormt; en doordat het eerste oppervlak (28' of 29') van ten minste één van de eerste en tweede wiggen (28, 29) een centraal gedeelte (30 of 31) heeft dat koepelvormig of uitpuilend ten opzichte van de andere gedeeltes van het oppervlak (28', 29’) is, zodat het contact tussen de eerste en de tweede wiggen 25 (28 en 29) hoofdzakelijk op het centrale gedeelte (30 of 31) tot stand komt.

2. Buigpers volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het eerste oppervlak (28') van de eerste wig (28) en het eerste oppervlak (29') van de tweede wig (29) beiden corresponderende centrale gedeeltes (30, 31') hebben die koepelvormig of uitpuilend ten opzichte van de andere gedeeltes van de 5 eerste oppervlakken (28', 29’) zijn.

3. Buigpers volgens conclusie 1 of conclusie 2, met het kenmerk dat het eerste oppervlak (28’) van de eerste wig (28) en/of het eerste oppervlak (29') van de tweede wig (29) een convex oppervlak is. 10

4. Buigpers volgens één van de conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk dat het eerste oppervlak (28’, 29') van één van de wiggen (28 of 29) een concaaf oppervlak omvat, waarbij het eerste oppervlak (28', 29') van de andere wig (28 of 29) een convex oppervlak omvat. 15

5. Buigpers volgens één van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk dat het eerste oppervlak (28', 29') van tenminste de eerste wig (28) en/of van de tweede wig (29) een sferisch oppervlakgedeelte is.

6. Buigpers volgens één de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, tenminste in het gebied van de stoppers (27), de sleuven (24, 26) een constante hoogte (H) hebben zodat de eerste rand (24’, 26’) en de tweede rand (24", 26"), bij afwezigheid van een buigkracht voor het buigen van de metalen plaat (F), parallel zijn. 25

7. Buigpers volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de eerste oppervlakken (28', 29') van de wiggen (28, 29) hellend zijn ten opzichte van de parallelle randen (24', 26' en 24", 26") van de sleuven (24, 26).

8. Buigpers volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de eerste oppervlakken (28', 29') van de wiggen (28, 29) hellend zijn ten opzichte van een as die parallel is aan de randen (24', 26' en 24", 26") van de sleuven (24, 26), met een helling die ligt in het gebied van 1% tot 40% en bij voorkeur in het 5 gebied van 5% t/m 10%.

9. Buigpers volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste oppervlak (28', 29') van tenminste de eerste wig (28) of van de tweede wig (29) een meervoudig aantal hellende vlakke perifere gedeeltes (33, 10 34, 35, 36, of 40, 42) omvat die verbonden zijn met de centrale gedeeltes (30 of 31).

10. Buigpers volgens één van conclusies 1 tot 9, met het kenmerk dat, voor een wig (28, 29) met een lengte in hoofdzaak gelijk aan 80 mm, het 15 centrale gedeelte (30, 31) een hoogte of uitsteeksel heeft dat ligt in het gebied van 0,05 mm tot 0,25 mm ten opzichte van de andere gedeeltes van het eerste oppervlak (28', 29').

11. Buigpers volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk 20 dat de wiggen (28, 29) bevestigd zijn op steunen (40, 41) verbonden met corresponderende randen (24’, 26' en 24", 26") van de sleuven (24, 26).

12. Buigpers volgens conclusie 11, met het kenmerk dat ten minste één van de steunen (40) lateraal verplaatsbaar is, dat wil zeggen langs een as 25 parallel aan de parallelle randen (24’, 26', en 24", 26") van de sleuf (24, 26) waarop het bevestigd is.

13. Buigpers volgens één van de conclusies 1 tot 12, met het kenmerk dat de twee wiggen (28, 29) ten opzichte van elkaar lateraal op afstand zijn gezet, dat wil zeggen langs een as parallel aan de parallelle randen (24', 26', en 24", 26") van de sleuf (24, 26).

14. Buigpers volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk 5 dat, bij afwezigheid van een buigkracht voor het buigen van de metalen plaat (F), er speling (45) is tussen de eerste en tweede wiggen (28, 29).

15. Buigpers volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het een meervoudig aantal stoppers (27) heeft die in corresponderende 10 sleuven (24, 26) symmetrisch ten opzichte van het middenvlak (P, P') zijn geplaatst.