NL2002731C2 - Inrichting voor houden van drank. - Google Patents

Description

P84387NL10

Titel: Inrichting voor houden van drank.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor opslaan van drank.

Drank zoals koolzuurhoudende drank, bijvoorbeeld frisdrank of bier, kan worden aangeboden in bijvoorbeeld flessen, blikken of fusten.

5 Wanneer de drank in een kunststof fles wordt verpakt wordt gebruikelijk een geblazen kunststof fles toegepast met een hals die wordt afgesloten door een schroefdop. Voor het uitschenken van de drank wordt de dop losgeschroefd, waarna een deel van de drank kan worden uitgeschonken en de dop weer op de hals kan worden geschroefd.

10 Wanneer drank in een blik of fust wordt verpakt wordt gebruikelijk een externe drukbron toegepast, zoals bijvoorbeeld een gasfles en doseerinrichting voor het regelen van druk in het blik of fust. De drank wordt dan onder druk afgegeven via een daartoe ingerichte tapinrichting.

Uit EP 1064221 is een inrichting bekend waarbij in een kunststof 15 of metalen container een drukregelaar is voorzien, welke bijvoorbeeld op de bodem van de container is gelijmd of aan het deksel is opgehangen.

W003/050031 beschrijft een klepsamenstel voor een container met een binnenzak. Hierbij voorziet het klepsamenstel in een gas doorgang en een trechtervormig gaskanaal, waardoorheen bij gebruik gas kan worden 20 gedwongen, tussen een buitencontainer en de binnenzak, voor samendrukken van de zak. Om te worden gebruikt moet de container met het klepsamenstel in een tapinrichting worden geplaatst, en dient een externe gasaansluiting te worden verbonden met de gasdoorlaat.

WO88/01981 beschrijft een vloeistof afgifte-inrichting met een lijf 25 aangepast voor koppeling met een container. De afgifte-inrichting heft een klep die een gaspatroon bedient, waarbij het gaspatroon is opgenomen in een canister dat in gebruik zich uitstrekt in de container. De gaspatroon kan 2002731 - 2 voor verschillende containers worden gebruikt en wanneer deze leeg is kan de gaspatroon worden vervangen. De verdere inrichting is bedoeld voor herhaald gebruik. Tijdens aansluiten van de afgifte-inrichting is de drank vrij bereikbaar vanaf buiten de container.

5 US3632023 beschrijft een tapinrichting met een vataansluiting die wordt gestoken in een vatopening en een tapkop die losneembaar wordt verbonden met de vataansluiting. De tapkop is voorzien van een automatische gasafsluitklep. Deze tapkop en vataansluiting zijn bedoeld voor herhaald gebruik, waarbij een externe gasbrom is voorzien voor het in 10 het vat onder druk brengen van de drank.

De uitvinding beoogt een houder voor drank te bieden die eenvoudig is in opbouw en gebruik. De uitvinding beoogt verder een houder voor drank te verschaffen waarmee drank onder druk kan worden afgegeven. Voorts beoogt de uitvinding een houder voor drank te verschaffen 15 waarin de drank beschermd is tegen invloeden van buiten af, zoals contaminatie. Deze en/of andere doelen kunnen worden bereikt met een houder of werkwijze volgens de uitvinding.

In een eerste aspect omvat een houder volgens de beschrijving, een in hoofdzaak uit kunststof vervaardigde container, voorzien van een hals, 20 waarbij in een binnenruimte van de container vloeistof is voorzien en op of in de hals een afsluiter is voorzien. Door de afsluiter strekt zich een afgiftemiddel uit. De afsluiter is in of aan de hals vastgezet en een drukinrichting is voorzien voor het onder druk brengen van de vloeistof in de container. In of op de hals is een element opgehangen dat zich ten minste 25 gedeeltelijk in de binnenruimte van de container uitstrekt en het afgiftemiddel ten minste gedeeltelijk omgeeft.

In een ander aspect wordt een werkwijze beschreven voor de vorming van een houder. Daarbij wordt in een container met een hals vloeistof door de hals ingebracht, waarbij de hals ten minste gedeeltelijk 30 wordt afgesloten door een afsluiter. Een afgifte-inrichting wordt in de 3 binnenruimte van de container gestoken en een element wordt in een binnenruimte van de container opgehangen aan of in de hals. Het element omgeeft de afgifte-inrichting ten minste gedeeltelijk, zodanig dat de drank slechts uit de container kan worden afgegeven door de afgifte-inrichting.

5 Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvormen van een houder of afgifte-inrichting en delen daarvan en werkwijzen nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont:

Fig. 1 in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht een eerste uitvoeringsvorm van een houder; 10 Fig. 2 in uitvergroting een gedeelte van een houder volgens fig. 1, met schematisch een afgiftebuis;

Fig. 3 in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht een tweede uitvoeringsvorm van een houder;

Fig. 4 in uitvergroting een gedeelte van een houder volgens fig. 3; 15 Fig. 5 schematisch een gedeelte van een houder volgens de uitvinding, waarbij een drukinrichting wordt bevestigd op de houder met behulp van een lasinrichting, in het bijzonder een ultrasoon lasinrichting Fig. 6 een houder vergelijkbaar met fig. 1, met alternatieve bevestiging; 20 Fig. 7 een gedeelte van een houder, vergelijkbaar met fig. 2, met een verdere alternatieve bevestiging;

Fig. 8 naast elkaar een bevestiging volgens fig. 1 en een bevestiging in een alternatieve uitvoeringsvorm;

Fig. 9 een eerste alternatieve beugel; 25 Fig. 10 een tweede alternatieve beugel;

Fig. 11 een gedeelte van een houder, in perspectivisch aanzicht getoond in fig. 11A, met een gedeelte van een alternatieve beugel volgens fig. 10; 4

Fig. 12 en 13 verdere alternatieve uitvoeringsvormen van een bevestiging van een in een hals van de houder opgehangen of afgesteund intern element;

Fig. 14 een houder in gedeeltelijk doorzichtige uitvoeringsvorm, 5 waarbij een staring is aangebracht nabij een bodem;

Fig. 15 delen van twee boven elkaar gestapelde houders; en

Fig. 16 in zijaanzicht twee onderling gekoppelde houders.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzijzingscijfers. De getoonde 10 uitvoeringsvormen zijn slechts ter illustratie getoond en dienen geenszins beperkend te worden uitgelegd. In deze beschrijving zullen voorbeelden worden besproken en getoond voor het afgeven van bier, in het bijzonder lager type bier. Evenwel kunnen ook andere typen drank uit een inrichting volgens de beschrijving worden afgegeven. In deze beschrijving wordt met 15 de aanduiding “onder” een zijde van een houder aangetoond die in de fig. aan de onderzijde is weergegeven. Boven dient derhalve als de tegenoverliggende zijde te worden begrepen.

In deze beschrijving wordt onder meer beschreven een element dat geheel of gedeeltelijk in een houder kan worden gestoken, opgehangen en/of 20 afgesteund of anderszins opgesloten of aangebracht. In uitvoeringsvormen kan dit interne element een drukregelinrichting omvatten. In andere uitvoeringsvormen kan het element een binnenfles, binnenmantel, zak, widget of dergelijke omvatten. Vele variaties van andere elementen die in een houder kunnen worden aangebracht zijn mogelijk en worden hierin 25 geacht te zijn geopenbaard.

Fig. 1 toont schematisch en in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht een houder 1, omvattende een container 2, bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk gevuld met drank 3, en een afgifte-inrichting 4. De drank 3 kan bier zijn. In een uitvoeringsvorm kan de container 2 zijn gevormd als een 30 geblazen kunststof fles. In een andere uitvoeringsvorm kan de container 2 5 een rotatie gegoten, gespuitgiette of anderszins geheel of gedeeltelijk uit kunststof vervaardigde container 2 zijn. De container kan ook geheel of gedeeltelijk uit een ander materiaal zijn vervaardigd, zoals metaal. De container 2 is voorzien van een lijf 5, een hals 6 en een bodem 7. De bodem 7 5 kan bijvoorbeeld een “petal” bodem zijn met bijvoorbeeld drie, vier of vijf steunvoeten. Daardoor kan een zelfstaande fles worden verkregen, die bovendien bestand kan zijn tegen relatief hoge interne drukken, bijvoorbeeld vijf bar of meer. In een andere uitvoeringsvorm kan de fles zijn voorzien van bijvoorbeeld een sta-ring, zoals schematisch getoond in fig. 14, 10 waarop de fles kan staan. Deze ring kan bijvoorbeeld zijn aangevormd, vastgebjmd, geklemd, meegespoten of anderszins zijn voorzien en kan bij elke uitvoeringsvorm van een houder volgens de aanvrage worden toegepast. Het lijf 5 kan gebold zijn, teneinde op eenvoudige wijze interne druk te kunnen weerstaan. Evenwel kan dit ook een andere vorm hebben.

15 Door het lijf 5, de bodem 7 en de hals 6 wordt in hoofdzaak een binnenruimte 8 bepaald, waarin de drank 3 is opgenomen. In de binnenruimte 8 strekt zich in deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak de afgifte -inrichting 4 uit.

De afgifte-inrichting 4 omvat in deze uitvoeringsvorm bijvoorbeeld 20 een inrichting zoals bekend uit NL 1008601, bijvoorbeeld zoals in de fig. 1 -3 daarvan getoond. Andere voorbeelden van mogelijke uitvoeringsvormen van afgifte-inrichtingen 4 en/of daarin te gebruiken drukinrichtingen 9 zijn bijvoorbeeld bekend uit EP 1 140 658, WO 2005/095229, EP 1 642 861, U.S. 5,368,207 of uit de niet vóórgepubliceerde octrooiaanvragen van 25 aanvraagster, getiteld "Drukregelaar en tapinrichting voorzien daarvan" of "Tapinrichting, voorzien van een drukregelinrichting", ingediend op 31 maart 2008. Deze inrichtingen 4, 9 zijn slechts ter illustratie genoemd, dienen geenszins beperkend te worden uitgelegd en zijn alle ingericht om op basis van de interne druk in de binnenruimte 8 en/of door bediening door 30 een gebruiker de druk in de binnenruimte 8 te regelen door gas onder druk 6 uit een voorraadhouder 10 in de binnenruimte 8 te brengen, geregeld door een drukregelinrichting 11.

Een drukinrichting 9 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een aerosol container 10 als voorraadhouder, afgesloten door een aerosol ventiel 5 (niet getoond). Een drukgestuurde regeleenheid 11 als drukregelinrichting is op de aerosol container 10 bevestigd, zodanig dat het aerosol ventiel door de regeleenheid 11 kan worden geopend indien de druk in de binnenruimte 8 daalt onder een gewenste druk. Bij voorkeur wordt daardoor tijdens gebruik door de drukinrichting 9 de druk in de binnenruimte geregeld op 10 een evenwichtsdruk van CO2 in de drank, bij een gewenste temperatuur, bijvoorbeeld een druk tussen ongeveer 1.2 en 2 bar absoluut, meer in het bijzonder tussen ongeveer 1.4 tot 1.6 bar tussen bijvoorbeeld 0 en 15°C, bijvoorbeeld bij ongeveer 6 °C. Voor bijvoorbeeld andere dranken dan bier kan uiteraard steeds ook een geschikte druk worden ingesteld.

15 In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is de drukinrichting 9 met de container 10, die bijvoorbeeld uit metaal kan zijn vervaardigd, met een bodem 12 aan de zijde van de hals 6 opgehangen. De regeleenheid 11 is in de in fig. 1 getoonde stand dus omlaag gericht, naar de bodem 7 gekeerd. Het zal evenwel duidelijk zijn dat de feitelijke positie tijdens gebruik uiteraard 20 ook afhangt van de stand van de houder 1. In fig. 1 is deze op de bodem 7 opgesteld. De drukinrichting 9 is opgehangen in een beugel 13, bijvoorbeeld vervaardigd uit kunststof, welke beugel 13 een klemring 14 omvat die een aan de bodem 12 grenzend deel 45 van de container 10 klemmend kan omsluiten. In een andere uitvoeringsvorm kan de container 10 of 25 drukinrichting 9 als zodanig op andere wijze aan de beugel 13 zijn bevestigd, bijvoorbeeld door verlijming, door samenwerkende klemmiddelen op de beugel 13 en/of de container 10 en/of de regeleenheid 11.

Aan de zijde van de hals 6 is de beugel 13 bevestigd aan of voorzien van een ophangring 15. In een uitvoeringsvorm is de ophangring 15 in 30 hoofdzaak schijfvormig en rust met een rand 16 aan de onderzijde 17 op een 7 bovenzijde 18 van de hals 6. Aan de onderzijde 17 van de ophangring 15 is een klemring 19 voorzien, binnen de hals 6, waarin een ring 20 die aan de bovenzijde van de beugel 13 is bevestigd, is vastgeklemd. In een andere uitvoeringsvorm kan de beugel 13 integraal met de ophangring 15 zijn 5 gevormd of daaraan op andere wijze zijn vastgezet, bijvoorbeeld door lassen, lijmen, klikken, schroeven of anderszins.

De ophangring 15 is voorzien van een centrale opening 21, waaromheen zich aan de bovenzijde van de ring 15 een rand 22 uitstrekt. Zoals duidelijk zichtbaar is in fig. 2 is een ventiel 23, in het bijzonder een 10 aerosol ventiel type ventiel 23 aangebracht, zoals dat ook wordt toegepast in bijvoorbeeld een Tapvat™ van Heineken, Nederland en zoals bijvoorbeeld beschreven in EP 99960036.4. Indien CO2 of een ander drijfgas vanaf een buitenzijde in de binnenruimte 8 van de container 2 moet worden gebracht dan kan daartoe naast het ventiel bijvoorbeeld een tweede klep zoals een 15 tweede aerosol type klep of ventiel, een een-weg klep of een open ingang worden voorzien. Ook kan dan een dubbel werkende klep, zoals een aerosol klep of -ventiel, worden toegepast zoals beschreven in W02008/048098, welke beschrijving hierin ten minste voor wat betreft de kleppen en de drukregelaar geacht wordt te zijn opgenomen.

20 In de getoonde uitvoeringsvorm is het ventiel 23 voorzien van een bus 24 waarin een veer 25 afsteunt. De veer 25 drukt een ventiel lichaam 26 tegen een klepzitting 27, bijvoorbeeld een kunststof of rubber ring. Wordt het ventiel lichaam 26 omlaag weggedrukt van de zitting 27 dan kan drank het ventiel lichaam 26 passeren en worden afgegeven. Aan de onderzijde is 25 een stijgbuis 28 aan de bus 24 bevestigd, welke stijgbuis zich uitstrekt tot nabij de bodem 7. De bus 24, die bijvoorbeeld uit metaal kan zijn gemaakt, is bevestigd in een clinchplaat 29. De clinchplaat 29 is met een buitenrand 30 vastgezet over de rand 22. De buitenrand 30 kan bijvoorbeeld zijn geclinched over de rand 22. Verrassenderwijs büjkt dat zeer goed mogelijk 8 wanneer de clinchplaat 29 uit metaal zoals staal of aluminium is vervaardigd en de ring 15 uit kunststof.

De ophangring 15 is aan de onderzijde 16 voorzien van een groef 31 die relatief nauw passend over de bovenzijde 18 van de hals 6 kan worden 5 geschoven. Binnen de groef 31 kan een rand 32 zijn voorzien, bijvoorbeeld een rand 32 met een enigszins puntige doorsnede, bijvoorbeeld in hoofdzaak driehoekig of parabolisch. Daardoor zal wanneer de ophangring 15 wordt opgelegd op de bovenzijde 18 van de hals, deze afsteunen op de rand 32, waardoor een relatief klein contactvlak wordt verkregen. De rand 32 heeft 10 bij voorkeur een hoogte die kleiner is dan de diepte van de groef 31 zodat in die positie de groef 31 met langsranden 33 aanligt tegen de binnenzijde respectievelijk buitenzijde van de hals 6. Daardoor wordt deze goed gepositioneerd. In deze toestand kan de ophangring 15 op de hals 6 worden vastgezet. Daartoe wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een lastechniek, 15 zodanig dat een deel van het materiaal van de hals 6 en/of de ophangring 15, waaronder de rand 32, indien aanwezig, tenminste deels smelt.

Daardoor wordt een goed contactvlak verkregen en zal bij afkoeling van het materiaal een hechte verbinding tussen de hals en de ophangring 15 wordt verkregen. In een voordelige uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van 20 ultrasoon las techniek, zoals schematisch weergegeven in fig. 5, waarin schematisch een hoorn (luidspreker) 46 van een ultrasoon lasinrichting 47 op de ophangring 15 en hals 6 is gericht. Een voordeel van gebruik van lastechniek, in het bijzonder ultrasoon lastechniek, is dat deze tot bijzonder goede verbindingen zal leiden, ook wanneer bijvoorbeeld delen van de ring 25 15 en/of de hals 6 vochtig is, bijvoorbeeld als gevolg van vullen van de container 2 met drank. Daardoor kan de verbinding ook worden verkregen nadat de houder is gevuld. De verbinding is bij voorkeur niet reversibel. Dat betekent dat een gebruiker de houder niet kan openen door bijvoorbeeld de ophangring 15 van de hals te scheiden. Daardoor wordt de kans op 30 vervuiling of anderszins tamperen met de drank verhinderd. De ophangring 9 15 vormt in deze uitvoeringsvorm een afsluiter. De ophangring kan een middengebied hebben rond de opening 21 die dunner is dan de rand 16. Het middengebied kan een sluitvlak vormen, waarbij de rand enigszins kan opstaan vanaf het middengebied.

5 In de in fig. 1 en 2 getoonde uitvoering is de ophangbeugel 13 zodanig uitgevoerd dat de drukinrichting 9 is op gehangen in een positie verplaatst ten opzichte van een hartlijn H van de hals 6 en, in de getoonde uitvoeringsvorm, de lengteas of hartlijn H, van de houder 1. Daartoe is de klemring 14 a-centrisch aan de beugel 13 bevestigd. De drukinrichting 9 10 kan bijvoorbeeld zodanig zijn opgehangen dat een vulpijp 34 (in onderbroken lijnen getoond in fig. 2) van een vulinstallatie (niet getoond) door de opening 21 kan worden gestoken, evenwijdig aan de lengteas Hi van de hals 6 en/of houder 1, zonder dat de drukinrichting 9 daardoor wordt geraakt. Dat biedt het voordeel dat de drukinrichting 9 ook voor het vullen 15 van de houder 1 kan worden geplaatst, zonder dat de vulinrichting aangepast moet worden. Een vulpijp 34 kan tot nabij de bodem 7 in de houder 1 worden gestoken. Na het vullen kan dan het ventiel 23 worden aangebracht en vastgezet, bijvoorbeeld door clinchen of anderszins. De hals 6 heeft bij voorkeur een ronde doorsnede met een straal van meer dan 13 20 mm of een doorlaat met een doorsnede oppervlak van meer dan 530 mm2.

De straal kan bijvoorbeeld tussen ongeveer 13 en ongeveer 20 mm zijn, bij voorkeur tussen ongeveer 13 mm en 16 mm of een oppervlak van vergelijkbare proporties. Daardoor kan de drukinrichting 9 met voldoende volume eenvoudig door de hals 6 worden ingevoerd terwijl de container 10 25 daarvan cilindrisch kan zijn. Door de lastechniek, in het bijzonder ultrasoonlassen, hoeft geen schroefdop te worden toegepast.

In de in fig. 1 en 2 getoonde uitvoeringsvorm is tussen de beugel 13 en de ophangring 15 ten minste één oploopvlak 36 voorzien met een hellende rand 37. In zijaanzicht gezien strekt een oploopvlak 36 zich 30 bijvoorbeeld uit van ongeveer nabij de lengteas H van de hals ter hoogte van 10 de ophangring 15 naar de ophangbeugel 13 ongeveer ter hoogte van een midden van de beugel 13, in de hoogterichting van de houder 1 gezien. Het of elk oploopvlak 36 is bij voorkeur zodanig aangebracht dat indien de drukinrichting 9 door de hals 6 wordt gestoken en bijvoorbeeld losgelaten, 5 de drukinrichting 9 onder invloed van de zwaartekracht in de binnenruimte 8 wordt gedwongen en tegelijkertijd door de oploopvlakken 36 opzij wordt gedrukt, totdat de ophangring 15 op de hals 6 stuit. Daardoor wordt de drukinrichting 9 bijzonder eenvoudig en nagenoeg automatisch in de juiste positie gebracht.

10 In de getoonde uitvoeringsvormen is de ophangring 15 op de bovenzijde van de hals 6 afgesteund. Voordeel van een dergelijke constructie kan zijn dat de drukinrichting door de zwaartekracht op zijn plek kan worden gebracht en niet verder in de container zal vallen. Bovendien kan dit het lassen vereenvoudigen. Evenwel kunnen uiteraard ook andere 15 configuraties worden toegepast, zolang de ophangmiddelen en de hals 6 onderling lasbaar zijn.

In fig. 2 is schematisch een afgiftebuis 40 getoond, die via een bedieningsknop 41 met een kanaaldeel 42 in het ventiel 23 is gestoken, in het bijzonder in het ventiel lichaam 26. Wanneer de bedieningsknop 41 20 omlaag wordt gedrukt wordt het ventiel 23 geopend en kan drank uit de binnenruimte 8 worden afgegeven, via de afgiftebuis 40.

In fig. 3 en 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm getoond van een deel van een houder 1 volgens de uitvinding. Deze is in grote lijnen gelijk aan de houder volgens fig. 1 en 2, waarbij evenwel de drukinrichting 9 recht 25 onder de hals 6 is opgehangen. Wederom is de ophangring 15 op de hals 6 vastgezet, in het bijzonder door lastechniek, meer in het bijzonder door ultrasoonlassen. De beugel 13 is in deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak buisvormig, waarbij een hellend vlak 37 is aangebracht, zodanig dat wanneer een stijgbuis 28 door de opening 21 wordt gestoken deze opzij 30 wordt weggedrukt en gebogen, zodanig dat deze eenvoudig langs de 11 drukinrichting 9 en ten minste langs de container 10 wordt gedwongen. Een opening 38 kan zijn voorzien nabij een onderzijde van het vlak 37, waarop een koker 39 aansluit die de stijgbuis in de goede richting geleid. De container kan voor plaatsing van de drukinrichting worden gevuld maar 5 kan ook door de opening 21 worden gevuld. Openingen 47 zijn voorzien waardoor de drank zoals bier via de buisvormige beugel 13 in de binnenruimte 8 kan stromen.

In een uitvoeringsvorm kan de houder 2 of ten minste de hals 6 daarvan zijn vervaardigd uit een lasbare, in het bijzonder een ultrasoon 10 lasbare kunststof, zoals bijvoorbeeld PET, PEN, PE, PP of dergelijke, welke kunststof bovendien bij voorkeur recyclebaar is. Het verdient de voorkeur dat een kunststof wordt toegepast die het mogelijk maakt daaruit de container 2 te kunnen blazen, in het bijzonder met een relatief dikke wanddikte, bijvoorbeeld doch niet beperkt tot dikten tussen enkele tienden 15 van millimeters en enkele millimeters, teneinde een container 2 te verkrijgen die drukbestendig is bij de eerder genoemde drukken of hoger. De ophangring 15 kan van een daarmee compatibele kunststof zijn vervaardigd. Compatibel dient in deze te worden begrepen als een kunststof die met de kunststof van de hals 6 lasbaar is, in het bijzonder ultrasoon 20 lasbaar. In een uitvoeringsvorm zijn de container 2 en de ophangring 15 vervaardigd uit PET of een blend daarvan. De beugel 13 kan uit een andere kunststof of dezelfde kunststof zijn vervaardigd. De gehele ophanging van de drukinrichting in de container 2 kan bijvoorbeeld ook door 2- of meer-K spuitgieten worden vervaardigd. Deze voorbeelden zijn slechts ter illustratie 25 getoond en dienen geenszins beperkend te worden opgevat.

In een voordelige uitvoeringsvorm is de ophangring 15 ten minste gedeeltelijk doorzichtig, in het bijzonder in dat deel waar de ophangring 15 wordt verbonden met de container 2. Daardoor kan de las tussen de ophangring 15 en de container 2, in het bijzonder de hals 7 eenvoudig 30 worden gecontroleerd, in het bijzonder optisch, bijvoorbeeld door visuele 12 inspectie. Een dergelijke inspectie kan met het blote oog worden uitgevoerd maar kan ook bijvoorbeeld door een camera zoals een CCD camera en beeldherkenningssoftware worden uitgevoerd. Ook kunnen andere op zichzelf uit de praktijk bekende systemen worden toegepast om 5 (semi)automatisch dergelijke lassen te controleren. In dezen dient onder doorzichtig ten minste doch niet exclusief te worden begrepen doorlatend voor een licht frequentie geschikt voor het controleren van de genoemde verbinding.

In de beschrijving is een voorbeeld gegeven van een configuratie 10 van de samenwerkende rand van de ophangring en de hals van de container, in het bijzonder een bovenzijde daarvan. Vele variaties daarop zijn mogelijk, zoals bijvoorbeeld bekend uit publicaties van de firma Sonitek, Sonic & Thermal Technologies, Inc, Milford. Dergelijke en vergelijkbare configuraties kunnen worden toegepast in een houder 1 volgens de 15 uitvinding. Een keuze uit de moge lijke configuraties zal een vakman eenvoudig kunnen maken, afhankelijk van de gekozen specificaties. In een uitvoeringsvoorbeeld had de ophangring 15 bij de rand 17 een dikte van 3,0 mm, waarbij de rand 32 een ongeveer driehoekige doorsnede had met een hoogte 0,6. De ophangring 15 en hals 6 waren vervaardigd uit PET. De 20 ophangring 15 is met behulp van een ultrasoon lasapparaat type USP-3000/5KW met Sonotrode TE20 104B2/1 van de firma Telsonic, met een instelling Welding pressure 2,9 bar; Powermax 5562 W; Energy 300Ws; holdtime 0,5 sec; Sonictime 110ms op de hals 6 vast gelast. Uiteraard kunnen ook andere ultrasoon lasinrichtingen worden toegepast en zal de 25 instelling afhangen van onder meer de gebruikte materialen en de gebruikte geometrie.

In fig. 6 is een uitvoeringsvorm van een houder 1 getoond, vergelijkbaar met die volgens fig. 1, waarbij evenwel de beugel 13 is opgesloten in de hals 6 en de binnenruimte 8 door middel van een op de hals 30 6 over de ophangring 15 geklemde sluitring 48. In deze uitvoeringsvorm is 13 de hals 6 aan de binnenzijde voorzien van een schouder 49 waarop de sluitring 15 rust. Rond de schouder 49 strekt zich een opstaande rand 50 uit die een hoogte heeft ongeveer gelijk aan de dikte van de ophangring 15. Daardoor wordt de ophangring 15 opgesloten tussen de sluitring 48 en de 5 schouder 49. De sluitring 48 heeft een centrale opening 51 waardoor heen een deel van de afgifte-inrichting 4 kan reiken. De hals 6 is aan de buitenzijde voorzien van twee verstijvingsranden 52, 53. Daarmee wordt de maatvastheid van de hals vergroot. De sluitring 48 heeft een omtreksgroef 54 die past over de bovenste van de twee verstijvingsranden 52, zodat een 10 stevige verbinding wordt verkregen en de beugel 13 goed in de container 2 is opgesloten. Hoewel deze verbinding ook kan worden gelast biedt deze het voordeel dat dit niet nodig is. Daardoor kan elke gewenste combinatie van kunststoffen en/of andere materialen worden toegepast.

De beugel 13 en/of de ophangring 15 kan of kunnen ook met de 15 container 2 en/of met elkaar zijn verbonden door verlijming of versmelting.

Fig. 7 toont een deel van een houder vergelijkbaar met die volgens fig. 2, waarbij de sluitring 48 over de hals 6 en de ophangring 15 is geschroefd. De ophangring 15 rust daarbij op eerder beschreven wijze op de bovenzijde van de hals 6 en wordt daartegen aangeklemd door de sluitring 20 48.

Fig. 8 toont naast elkaar, gedeeltelijk doorgesneden, een gedeelte van een houder 1 volgens fig. 1 en 2 (links) en volgens een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij het ventiel 23 en stijgbuis 28 zijn weggelaten. De ophangbeugel 13 is met een ring 20 opgehangen op een schouder 49, 25 vergelijkbaar met fig. 6. Een sluitring 48, hier uitgevoerd vergelijkbaar met de ophangring 15 volgens fig. 1 maar dan zonder de rand 19, is over de ring 20 op de hals 6 geplaatst en daarmee verbonden door een verbindingstechniek, zoals lassen of lijmen. De ring 20 kan een buitenste doorsnede Dr hebben die enigszins groter is dan de binnendoorsnede Db van 30 de hals 6 boven de schouder 48, zodat de ring 20 enigszins geklemd wordt in 14 radiale zin. Daardoor kan de beugel 13 tijdens vastzetten van de sluitring 48 beter op zijn plek worden gehouden, zonder dat de sluitring 48 daartoe aangedrukt hoeft te worden. Het ventiel kan aan de rand 22 worden vastgezet, bijvoorbeeld geklemd of geclinched.

5 Fig. 9 toont in perspectivisch aanzicht, in bovenaanzicht en in zijaanzicht een ophangbeugel 13. De ophangbeugel 13 is bij voorkeur vervaardigd uit kunststof en omvat de klemring 14 en de ring 20 met doorlaat opening 99, onderling verbonden door een verbindingsdeel 55. Het verbindingsdeel 55 is voorzien van twee oploopvlakken 36 die tevens dienen 10 als verstijvingselementen tussen ring 20 en verbindingdeel 55. De ring 20 is voorzien van een binnenste ring 56, een middelste ring 57 en een buitenste ring 58, onderling verbonden door spaken 59 welke zich bijvoorbeeld vanaf de binnenste ring 56 uitstrekken tot aan of net voorbij de buitenste ring 58, bijvoorbeeld in radiale richting. Op de buitenste ring 58 zijn uitstulpingen 15 60 gevormd, bijvoorbeeld deels door de spaken 59, die kunnen aangrijpen tegen de binnenzijde van de rand 50 boven de schouder 49 of tegen de sluitring 48. Daarbij zijn zij bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat zij enigszins kunnen worden vervormd teneinde de ring 20 binnen de rand 50 of de sluitring te klemmen. Daardoor kan bewegen, bijvoorbeeld rammelen, 20 schommelen of draaien van de beugel worden verhinderd, ten minste voorafgaand aan plaatsen en/of vastzetten van de sluitring 48. Ten minste de binnenste ring 56 is open, zodat een deel van de afgifte-inrichting 4 zich daardoorheen kan uitstrekken.

Fig. 10 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een beugel 13, 25 in perspectivisch boven- en onderaanzicht, in bovenaanzicht en een zijaanzicht. In deze uitvoeringsvorm is wederom een klemring 14 voorzien, voor vasthouden van bijvoorbeeld een drukregelaar, en verbonden met een ring 20 door een verbindingselement 55. In deze uitvoeringsvorm omvat de ring 20 twee concentrische ringen 56, 58, onderling verbonden door spaken 30 59 en een vlak 61. In het vlak zijn, tussen de spaken, openingen 62 voorzien.

15

De binnenste ring 56 is wederom open. Het verbindingsdeel 55 is in deze uitvoeringsvorm enigszins kokervormig en in hoofdzaak recht, zodat de beugel 13 kan worden vervaardigd met een eenvoudige open-dicht matrijs, omdat de beugel lossend is. De ring 20 strekt zich daarbij in onder- en 5 bovenaanzicht gezien enigszins uit boven cq onder de klemring 14, waarbij het verbindingsdeel 55 een vorm heeft gelijk het virtuele snijvlak van de beide ringen 14, 20. Wederom kunnen uitstulpingen 60 zijn voorzien voor passing en/of klemming van de ring 20 in of op de hals, onder of in de sluitring 48.

10 In fig. 11A is een container 2 getoond met daarin een beugel 13 opgehangen, waarbij de beugel 13 is uitgevoerd als getoond in fig. 10. Duidelijk zichtbaar is de aanligging van de uitstulpingen 60 tegen de binnenzijde van de hals 6, in het bijzonder tegen de rand 50 boven de schouder 49. In fig. 11A is de sluitring 48 getoond, geplaatst over de ring 20, 15 welke sluitring 48 in fig. 11 is weggelaten.

Fig. 12 toont een alternatieve ophanging van een beugel 13 met behulp van een sluitring 15, vergelijkbaar met die volgens fig. 1 en 2, waarbij evenwel een buitenrand 63 van de sluitring 15 is voorzien van een omlaag reikende rand 64 die is voorzien van binnenschroefdraad 65 die kan 20 samenwerken met buitenschroefdraad 66 op de hals 6. Uiteraard kan dit ook een andere op zichzelf bekende verbinding zijn, bijvoorbeeld een bajonet verbinding. Indien gewenst kan de verbinding tussen de sluitring 15 en de hals 6 zodanig zijn uitgevoerd dat deze slechts vast en niet los kan worden gedraaid, bijvoorbeeld door een-weg schroefdraad te gebruiken of een ratel 25 verbinding.

In fig. 13 is een met fig. 12 vergelijkbare verbinding getoond, waarbij evenwel de ring 20 van de beugel 13 is opgelegd op een schouder 49 en de sluitring 48 op de hals 6 is geschroefd, onder opsluiting van de ring 20 en daarmee van de beugel 13.

16

Fig. 14 toont in gedeeltelijk fantoom beeld een houder 1 met een steun- of staring 67 aan de bodem 7 van de container 2. Deze steun- of staring kan onder meer het voordeel bieden dat de bodem 7 van de container bol kan zijn. Een ander voordeel kan zijn dat de houder beter, in het 5 bijzonder stabieler kan staan en stapelbaar kan worden. Bovendien kan de ring 67 bescherming bieden voor de container. De ring is bij voorkeur vervaardigd uit kunststof.

In fig. 15 is schematisch getoond hoe twee houders 1 kunnen worden gestapeld. Een onderste houder 1 is over de hals 6 voorzien van een 10 dop 88, bijvoorbeeld met behulp van klikvingers 89 geklemd onder de onderste rand 53. De dop 88 dekt het ventiel 23 af en zorgt er daarmee voor dat dit beschermd is en bovendien tegen onbedoeld gebruik is afgedekt. De dop 88 kan daarmee een tamper evidence functie hebben. Aan de dop 88 kan een handvat 90 zijn voorzien, bijvoorbeeld verbuigbaar vanuit een 15 opbergstand zoals getoond in fig. 15 naar een draagstand waarbij het handvat zich in een van de houder 1 afgekeerde richting omhoog uitstrekt, zodat de houder 1 daaraan kan worden gedragen. Ook kan aan de dop of om de hals een zak, blister of andere verpakking 91 zijn voorzien waarin bijvoorbeeld tapdelen 40, 41, 42 kunnen worden verpakt en meegeleverd 20 met de houder 1. Een tussenvel 92, bijvoorbeeld vervaardigd uit papier, karton of kunststof, kan op een aantal naast elkaar geplaatste houders 1 worden gelegd. Het tussenvel kan zijn voorzien van vervormingen 93 of openingen die op of om de doppen 88 van de houders kunnen worden gepositioneerd. Een volgende houder of laag houders 1 kan dan op het 25 tussenvel 92 worden geplaatst, over de vervormingen 93 of openingen heen, boven de onderstaande houders 1. Vele varianten zijn daarop moge lijk, welke voor de vakman direct duidelijk zullen zijn.

In fig. 16 is schematisch een zijaanzicht getoond van twee onderling door de handvatten 90 gekoppelde houders 1. De handvatten 90 30 kunnen in deze uitvoeringsvorm gezamenlijk zijn gevormd, bijvoorbeeld 17 door spuitgieten, waarbij zij onderling zijn verbonden door breekdelen 94, bijvoorbeeld relatief dunne bruggen. De gekoppelde handvatten 90 kunnen stabiliteit bieden aan de houders gedurende opslag en transport, terwijl zij de mogelijkheid kunnen bieden twee houders gezamenlijk op te pakken en 5 machinaal of met de hand te transporteren. Een hand kan om de twee gekoppelde handvatten sluiten, voor tillen van de houders 1. Bovendien kunnen de handvatten stabiliteit bieden wanneer de houders 1 worden gestapeld. Met name wanneer de houders “in verband” worden gestapeld.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de uitvoeringsvormen zoals 10 in de beschrijving en tekeningen weergegeven. Vele varianten daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding. Waaronder alle combinaties van delen van de getoonde uitvoeringsvormen. Zo kan de container geheel of gedeeltelijk anders zijn gevormd, kan een andere massa of een andere drank zijn verpakt en bovendien kunnen de 15 houder en de drukinrichting elke gewenste vorm en afmetingen hebben. Ook kan de drukregel inrichting aan een buitenzijde van de container zijn aangebracht of tussen de container en een daarin aangebrachte binnencontainer.

2002731 -

Claims (23)

1. Houder voor drank, omvattende een in hoofdzaak uit kunststof vervaardigde container, voorzien van een hals, waarbij in een binnenruimte van de container vloeistof is voorzien en op of in de hals een afsluiter is voorzien, door welke afsluiter zich een afgiftemiddel uitstrekt, waarbij de 5 afsluiter in of aan de hals is vastgezet, waarbij in of op de hals een element is opgehangen dat zich ten minste gedeeltelijk in de binnenruimte van de container uitstrekt en het afgiftemiddel ten minste gedeeltelijk omgeeft, waarbij de houder is voorzien van een drukinrichting voor het onder druk brengen van de vloeistof in de container.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de container een schouder omvat in de hals, waarop het element ten minste gedeeltelijk rust, in het bijzonder een schouder binnen de hals van de container.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij de afsluiter aan de hals is bevestigd door lassen.

4. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afsluiter op een bovenrand van de hals is bevestigd.

5. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de container een geblazen kunststof fles is.

6. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 20 drukinrichting in de container is opgenomen en is opgehangen aan het element.

7. Houder volgens conclusie 6, waarbij de drukinrichting een drukpatroon gevuld met gas omvat, alsmede een drukregelinrichting waarmee gas gedoseerd in de container kan worden gebracht.

8. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vloeistof koolzuurhoudende drank is en de drukregelinrichting is ingericht voor het op ongeveer het niveau van een evenwichtsdruk van koolzuur in de drank 2002731- bij een temperatuur tussen O en 15 graden Celsius regelen van de druk in de container.

9. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de drukinrichting in de container is opgehangen aan de afsluiter.

10. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het element een binnencontainer is.

11. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afsluiter een ring is of omvat, welke in en/of op de hals is bevestigd, waarbij de ring is voorzien van een opening met een rand waarop een afgifte-inrichting, in het 10 bijzonder een ventiel is bevestigd, in het bijzonder met behulp van clinchen,

12. Houder volgens conclusie 11, waarbij in de container een drukregelinrichting is voorzien, ingebracht door de hals, waarbij de drukregelinrichting zodanig van afmeting is dat deze niet door de opening in de ring kan worden gevoerd.

13. Houder volgens conclusie 11 of 12, waarbij de hals een doorlaat heeft met een oppervlak van meer dan 530 mm2, waarbij de opening in de ring zodanige afmetingen heeft dat een vulpijp van een vulinrichting daardoorheen in de container kan worden gebracht.

14. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afsluiter 20 een opening omvat met een clinchrand, bijvoorkeur van kunststof, waarbij de afgifteinrichting een aerosol ventiel omvat, het welk met behulp van een clinchplaat, bijvoorkeur van metaal, is vastgezet op de clinchrand.

15. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een drukregelinrichting met behulp van het element is opgehangen in de 25 binnenruimte van de container, verplaatst ten opzichte van een lengteas van de hals en/of container.

16. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verbinding tussen de afsluiter en de container irreversibel is.

17. Container voor een houder volgens een der voorgaande conclusies.

18. Preform of set preforms voor het blazen van een container voor een houder volgens een der conclusies 1 -16.

19. Werkwijze voor de vorming van een houder, waarbij in een kunststof container met een hals vloeistof door de hals wordt ingebracht, 5 waarbij de hals ten minste gedeeltelijk wordt afgesloten door een afsluiter, bij voorkeur voorafgaand aan het invoeren van de drank, en waarbij een afgifte-inrichting in de binnenruimte van de container wordt gestoken, waarbij een element in een binnenruimte van de container wordt opgehangen aan of in de hals, bij voorkeur voorafgaand aan het invoeren 10 van de drank, welke element de afgifte-inrichting ten minste gedeeltelijk omgeeft, zodanig dat de drank slechts uit de container kan worden afgegeven door de afgifte-inrichting, waarbij de afgifte-inrichting wordt geplaatst na het invoeren van de drank.

20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij een drukregelaar door de 15 hals in de container wordt gebracht, opgehangen aan genoemd element.

21. Werkwijze volgens conclusie 20, waarbij de drukregelaar met behulp van de afsluiter in en/of aan de hals wordt op gehangen en bij voorkeur door lassen van de afsluiting aan de hals wordt vastgezet, meer in het bijzonder door ultrasoonlassen.

22. Afsluiter voor het afsluiten van een hals van een container, welke afsluiter een flens omvat voor passing op of aan een hals van een container en is voorzien van een ophangmiddel voor daaraan binnen de container ophangen van een artefact zoals een drukregelaar, waarbij het ophangmiddel bij voorkeur zodanig is gevormd dat een ring is voorzien op 25 afstand van de flens, daarmee verbonden door ten minste een verbindingsdeel waardoorheen of waarlangs een stijgbuis van een afgifte-inrichting kan worden gevoerd.

23. Afsluiter volgens conclusie 22, waarbij de ring is verplaatst ten opzichte van een as van de flens. 2002731-