NL2001004C2 - Framestelsel voor een artikelopslaginrichting. - Google Patents

Description

Framestelsel voor een artikelopslaginrichting

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

Deze uitvinding heeft betrekking op een framestelsel voor een artikelopslaginrichting dat een artikelopslag-ruimte daarin afbakent.

5 In 't algemeen is een tot dusver gebruikelijk frame stelsel voor een artikelopslaginrichting bijvoorbeeld geconstrueerd van een aantal verticale frames en een aantal horizontale frames die verbonden zijn door steunklampen in een zodanige toestand dat deze elkaar kruisen. Een arti-10 kelopslaginrichting, die een dergelijke frameconstructie heeft, wordt op de vloer van een gebouw geïnstalleerd (zie bijvoorbeeld de Japanse octrooiaanvrage 2004-59223) .

Maar wanneer bijvoorbeeld dit type artikelopslaginrichting geïnstalleerd wordt in een halfgeleideroutillage, 15 kan de inrichting opgehangen worden aan het plafond van een gebouw of aan een ophangondersteuning die in een bovengelegen locatie in het gebouw aangebracht is. Een dergelijke ophangwijze is nodig teneinde verschillende soorten bewerkingsuitrusting op een compacte wijze in een be-20 perkte ruimte te installeren terwijl werkruimte voor het uitvoeren van onderhoud verzekerd wordt.

Nader gesteld, heeft een halfgeleideroutillage daarin een aantal bewerkingseenheden geïnstalleerd, die verscheidene bewerkingen voor het vervaardigen van halfgelei-25 dersubstraten als bewerkte objecten uitvoeren, en een transportorgaan voor het achtereenvolgens transporteren van houders die de halfgeleidersubstraten opslaan, als getransporteerde artikelen, van een van de bewerkingseenheden naar een andere. Een verschil kan optreden in de ver- 2001004 2 werkte hoeveelheid van de bewerkte objecten tussen zich aangrenzend aan elkaar op een transportbaan van het trans -portorgaan bevindende behandelingseenheden. De in het voorgaande genoemde artikelopslaginrichting kan geïnstal-5 leerd worden in een ruimte tussen de bewerkingseenheden voor het tijdelijk opslaan van getransporteerde artikelen gedurende het verloop van het transport door het trans-portorgaan tussen de bewerkingseenheden. Het is zodoende mogelijk om aan het verschil in verwerkte hoeveelheid tus-10 sen de in het voorgaande genoemde bewerkingseenheden tegemoet te komen.

Wanneer, zoals tot dusver op dit gebied, de artikelopslaginrichting op de vloer geïnstalleerd wordt, is alleen een nauwe ruimte tussen de bewerkingseenheden be-15 schikbaar. Het is derhalve moeilijk om het onderhoud van elke bewerkingseenheid met gebruikmaking van deze ruimte te verrichten. De artikelopslaginrichting kan dus opgehangen worden aan het plafond van het gebouw of aan een op-hangondersteuningsorgaan dat in een bovengelegen locatie 2 0 aangebracht is. Op deze wijze kan de artikelopslaginrichting geïnstalleerd worden door op een doeltreffende wijze van de beperkte ruimte tussen de bewerkingseenheden gebruik te maken, en wordt tegelijkertijd een werkruimte tussen de artikelopslaginrichting en de vloer verzekerd om 25 een onderhoudsverrichting te vergemakkelijken.

Wanneer de artikelopslaginrichting opgehangen wordt aan en ondersteund wordt door het plafond van het gebouw of dergelijke, is het denkbaar om de bovenste posities van de inrichting te verbinden aan langgerekte ondersteuningen 30 die de boveneinden daarvan door het plafond of dergelijke ondersteund hebben. Bij deze constructie moeten echter de verbindingen tussen de verticale frames en horizontale frames het gewicht van alle frames onder de verbindingslo-caties en het gewicht van de opgeslagen artikelen ophou-35 den. Om tegen de omlaag gerichte trekkracht als gevolg van het grote gewicht bestand te zijn, moeten de verbindingen een grotere verbindingssterkte hebben dan in het geval dat de artikelopslaginrichting op de vloer geïnstalleerd 3 wordt. Als gevolg hiervan treedt het bezwaar van het bemoeilijken van een verbindingsconstructie in elk van de verbindingslocaties tussen het aantal frames op.

Teneinde de artikelopslaginrichting aan het plafond 5 van het gebouw of dergelijke op te hangen en daardoor te laten ophouden zonder het bemoeilijken van de verbindingsconstructie van de verbindingen van de frames zoals in het voorgaande opgemerkt is, is het denkbaar om langgerekte ophangondersteuningen zijdelings buiten de artikelopslag-10 inrichting te arrangeren om zich in een grote mate naar beneden uit te strekken. De langgerekte ondersteuningen hebben draaggedeelten die horizontaal daaruit steken voor het opnemen en ophouden van het gewicht van de artikelopslaginrichting. Met de langgerekte ondersteuningen die 15 zijdelings naar buiten verschoven gearrangeerd worden, heeft de constructie het nadeel van een grotere over het geheel genomen afmeting in de dwarsrichting.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

20 Het oogmerk van deze uitvinding is om tenminste één van de in het voorgaande opgemerkte bezwaren tot dusver op dit gebied te lenigen.

Bij één uitvoering omvat een framestelsel voor een artikelopslaginrichting dat een artikelopslagruimte daarin 25 afbakent: een eerste bovenste frame dat zich horizontaal uit-strekt, een eerste onderste frame dat zich horizontaal uit-strekt, en 30 tenminste één eerste verbindingsframe dat zich ver ticaal uitstrekt en het genoemde eerste bovenste frame en het genoemde eerste onderste frame onderling verbindt, welk tenminste ene eerste verbindingsframe met het genoemde eerste bovenste frame verbonden is waarbij het tenmin-35 ste ene eerste verbindingsframe tegen een onderoppervlak van dit eerste bovenste frame aanligt, en met het genoemde eerste onderste frame verbonden is waarbij het tenminste ene eerste verbindingsframe tegen een bovenoppervlak van 4 dit eerste onderste frame aanligt, en waarbij het genoemde eerste bovenste frame op-neemboringen daarin gevormd heeft waardoor langgerekte ondersteuningen zich verticaal uitstrekken wanneer deze 5 langgerekte ondersteuningen aan het genoemde eerste onderste frame vastgehecht zijn om het eerste onderste frame op te hangen.

Zodoende worden, wanneer de artikelopslaginrichting aan de langgerekte ondersteuningen opgehangen is en daar-10 door ondersteund wordt, de langgerekte ondersteuningen boveneinden daarvan, die door een plafond of dergelijke ondersteund worden, verticaal gevoerd door de opneemboringen die in het eerste bovenste frame gevormd zijn, en kan het eerste onderste frame opgehangen worden aan de langgerekte 15 ondersteuningen en daardoor ondersteund worden. Dat wil zeggen, dat het eerste bovenste frame, het eerste verbin-dingsframe en het eerste onderste frame, die onderling verbonden zijn, aan de langgerekte ondersteuningen opgehangen en daardoor ondersteund worden door het eerste on-20 derste frame.

Bij deze constructie wordt het gewicht van het eerste bovenste frame opgehangen aan de langgerekte ondersteuningen en daardoor ondersteund door het eerste verbin-dingsframe en eerste onderste frame. In de verbindingslo-25 catie van het eerste bovenste frame en eerste verbindings-frame bijvoorbeeld behoeft het gewicht van het eerste bovenste frame alleen opgenomen en gedragen te worden door een bovenste eindoppervlak van het eerste verbindingsfra-me. Op een overeenkomstige wijze behoeft in de verbin-30 dingslocatie van het eerste verbindingsframe en eerste onderste frame het gewicht van het eerste bovenste frame en eerste verbindingsframe alleen opgenomen en gedragen te worden door een bovenoppervlak van het eerste onderste frame.

35 De langgerekte. ondersteuningen zijn zo gearrangeerd dat deze zich door de in het eerste bovenste frame gevormde opneemboringen uitstrekken.

De langgerekte ondersteuningen zijn zo gearrangeerd .

5 dat deze zich door de in het eerste bovenste frame gevormde opneemboringen uitstrekken. Zodoende worden de langgerekte ondersteuningen in hoofdzaak in dezelfde positie in de dwarsrichting aangebracht als het eerste bovenste ge-5 stel, in plaats van zijdelings daaruit te steken. Dit arrangement kan het vergroten van de over het geheel genomen afmeting in de dwarsrichting vermijden.

Wanneer de gehele artikelopslaginrichting op de vloer geïnstalleerd wordt, wordt het gewicht van de gehele 10 inrichting door de vloer bijvoorbeeld opgenomen en gedragen door het eerste onderste frame. Zodoende wordt de ver-bindingsconstructie van de frames niet erg bemoeilijkt. Wanneer de gehele artikelopslaginrichting op de vloer geïnstalleerd wordt, is er geen behoefte aan dergelijke be-15 standdelen als ophangondersteuningen. De dwarsafmeting van de inrichting wordt nooit vergroot.

Zodoende kan bij de in het voorgaande vermelde kenmerkende constructie het framestelsel voor een artikelopslaginrichting op verscheidene wijzen geïnstalleerd worden 20 zonder dergelijke bezwaren als een erg ingewikkelde constructie voor het onderling verbinden van de frames en een grotere over het geheel genomen afmeting in de dwarsrichting.

25 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Fig. 1 is een schematisch planaanzicht dat een in-stallatietoestand van een artikelopslaginrichting weergeeft; fig. 2 is een afbeelding in perspectief van een ar-30 tikelopslaginrichting; fig. 3 is een afbeelding in verticale doorsnede van de artikelopslaginrichting; fig. 4 is een afbeelding in perspectief die een constructie van een ondersteuningtransporteerorgaan weer-35 geeft; fig. 5 is een zijaanzicht dat een frameconstructie weergeeft; fig. 6 is een planaanzicht dat de f rameconstructie 6 weergeeft; fig. 7 is een afbeelding die een frameverbindings-toestand weergeeft; fig. 8 is een afbeelding die een frameverbindings-5 toestand weergeeft; fig. 9 is een vooraanzicht in verticale doorsnede van de artikelopslaginrichting; fig. 10 is een afbeelding in perspectief die een on-dersteuningsconstructie voor een artikelopslagbak weer-10 geeft; fig. 11 is een afbeelding die de verticale beweging van een instelonderdeel weergeeft; fig. 12 is een zijaanzicht in verticale doorsnede van een instelonderdeelarrangeeergedeelte; 15 fig. 13 is een planaanzicht van het instelonder- deelarrangeergedeelte ; fig. 14 is een planaanzicht dat een standregeltoestand van het instelonderdeel weergeeft; fig. 15 is een in doorsnede weergegeven afbeelding 20 die de ingrijping tussen een instelboring en een instel-uitsteeksel weergeeft; en fig. 16 is een voor de toelichting dienende afbeelding die afzet- en toeleveringsverrichtingen weergeeft.

25 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN VERKOZEN UITVOERINGEN

Een artikelopslaginrichting volgens deze uitvinding zal hier in het volgende aan de hand van de tekeningen beschreven worden. De gehele onthulling van het Amerikaanse octrooi 7.210.589 ten name van dezelfde aanvrager wordt 30 geacht hier als referentie opgenomen te zijn.

Zoals in fig. 1 weergegeven is, zijn een aantal be-werkingseenheden 1 voor het uitvoeren van verscheidene bewerkingen op halfgeleidersubstraten in twee rijen gearrangeerd in een- halfgeleideroutillage die uit een schone 35 ruimte bestaat. Elke bewerkingseenheid 1 is zijdelings lang gevormd in planaanzicht, en heeft een paar ondersteu-ningstafels la gearrangeerd aan één einde in de langsrich-ting daarvan voor het opnemen van artikelopslaghouders C

7 die halfgeleidersubstraten opslaan. De bewerkingseenheden 1 in elke rij zijn uiteen gelegen, waarbij de ondersteu-ningstafels la aan hetzelfde einde aangebracht zijn. De twee rijen zijn met de respectieve ondersteuningstafels la 5 tegenover elkaar gearrangeerd. Een ruimte 2, die tussen elk aangrenzend paar bewerkingseenheden 1 gevormd is, wordt als onderhoudsruimte voor het uitvoeren van het onderhoud van deze bewerkingseenheden 1 gebruikt.

Teneinde verscheidene bewerkingen op halfgeleider-10 substraten uit te voeren, is een artikeltransportorgaan H als een containertransporteerorgaan voor het achtereenvolgens transporteren van de artikelopslaghouders C naar en van de bewerkingseenheden 1 voorzien. Een verschil kan optreden in de verwerkingshoeveelheid van halfgeleidersub-15 straten tussen zich aangrenzend aan elkaar op een transportbaan van het transportorgaan H bevindende bewerkingseenheden 1. Zodoende zijn een aantal (vijf bij deze uitvoering) artikelopslaginrichtingen S voor het tijdelijk opslaan van de artikelopslaghouders C op geschikte tussen-20 afstanden langs de transportbaan van het artikeltransportorgaan H gearrangeerd.

Zoals in fig. 1, 2 en 3 weergegeven is, omvat het artikeltransportorgaan H een met een lusvlucht uitgevoerde leirail 3 die op het plafond geïnstalleerd is om zich uit 25 te strekken rond en boven het aantal bewerkingseenheden 1 die in twee rijen geïnstalleerd zijn zoals in het voorgaande vermeld is, waarbij artikeltransportwagens 4, die als mobiele bestanddelen dienen, zo ondersteund worden dat deze langs de leirail 3 beweegbaar zijn, en een artikel-30 grijper 5 die verticaal beweegbaar is op elke artikel-transportwagen 4 voorzien is. De artikelgrijper 5 is om te schakelen tussen een vasthoudtoestand voor het in een opgehangen toestand houden van een te ’transporteren arti-kelopslaghouder C door het vastgrijpen van een vastgegre-35 pen gedeelte Ca bovenop de houder C, en een vrijgeeftoe-stand om de vasthoudtoestand op te heffen.

Het artikeltransportorgaan H, dat geconstrueerd is zoals in het voorgaande beschreven is, voert een hijsver- 8 richting uit voor het hijsen van de artikelgrijper 5 die een artikelopslaghouder C van een ondersteuningstafel la van een bewerkingseenheid 1 grijpt zoals in fig. 2 weergegeven is, een bewegingsverrichting voor het bewegen van de 5 artikeltransportwagen 4 langs de leirail 3, en een neer-laatverrichting voor het neerlaten van de vastgegrepen artikelopslaghouder C naar een ondersteuningstafel la van een bewerkingseenheid 1. Op deze wijze kan het artikel-transportorgaan H artikelopslaghouders C achtereenvolgens 10 naar het aantal bewerkingseenheden 1 transporteren.

In 't kort wordt, wanneer de artikeltransportwagen 4 stil staat in een beoogde stopstand tegenover een ondersteuningstaf el la van een bewerkingseenheid 1, de artikelgrijper 5 verticaal bewogen door het op en af winden van 15 draden 7. Zodoende kan de artikelgrijper 5, die een artikelopslaghouder C grijpt, omhoog gebracht worden om de artikelopslaghouder C uit een artikelopslagbak 6 van een ar-tikelopslaginrichting S of van een ondersteuningstafel la van een bewerkingseenheid 1 op te vatten. De artikelgrij-20 per 5, die een artikelopslaghouder C grijpt, kan neergelaten worden om de artikelopslaghouder C op een artikelopslagbak 6 van een artikelopslaginrichting S of een ondersteuningstaf el la van een bewerkingseenheid 1 te plaatsen.

Zoals in fig. 1 en 2 weergegeven is, heeft de lei-25 rail 3 van het artikeltransportorgaan H een dubbele lus-constructie waardoor omvat worden een buitenste lusgedeel-te 3a, dat zich over de ondersteuningstafels la van de bewerkingseenheden 1 en toeleveringspoorten 9 en de artikelopslaginrichting S uitstrekt, en een binnenste lusge-3 0 deelte 3b dat zich over afzetpoorten 8 van de artikelopslaginrichting S uitstrekt. De leirail 3 omvat voorts overbrengingsbaangedeelten 3c om de artikeltransportwagens 4 van het buitenste lusgedeelte'3a naar het binnenste lus-gedeelte 3b en omgekeerd te kunnen laten bewegen. De twee 35 artikeltransportwagens 4 zijn er op berekend om langs deze leirail 3 te bewegen.

Vervolgens zal de artikelopslaginrichting S beschreven worden.

9

Zoals in fig. 2 weergegeven is, is elke artikelop-slaginrichting S horizontaal lang gevormd in planaanzicht, en is deze aan het plafond opgehangen door middel van een aantal hangerbouten 10 die als langgerekte ondersteuningen 5 dienen. De langsrichting van de artikelopslaginrichting S strekt zich langs de langsrichting van de bewerkingseenhe-den 1 uit. Een onbezette ruimte is tussen de bodem van de artikelopslaginrichting S en de vloer gevormd. De hangerbouten 10 kunnen gevormd zijn van een metaal zoals ijzer, 10 staal of aluminium, of kunnen van een composietmateriaal gevormd zijn. De hangerbouten 10 kunnen een cirkelvormige, vierzijdige of andere veelhoekige doorsnede hebben. In deze beschrijving betekent "langgerekt" zoals wenselijk is dat de lengte in de langsrichting twee of meer maal de 15 breedte over de langsrichting bedraagt, en betekent dit zoals nog wenselijker is dat de lengte in de langsrichting 5 of meer maal of 10 of meer maal de breedte over de langsrichting bedraagt.

Vervolgens zal de constructie van de artikelopslag-20 inrichting S en de frameconstructie daarvan beschreven worden.

Zoals in fig. 5, 6 en 9 weergegeven is, omvat de frameconstructie F van de artikelopslaginrichting S een aantal frames die verbonden zijn om een in hoofdzaak 25 rechthoekige parallellepipedumvormige ruimte voor de arti-kelopslag af te bakenen. Dat wil zeggen, dat bovenste horizontale frames 11, onderste horizontale frames 12, en verticale verbindingsframes 13, die deze frames 11 en 12 verbinden, respectievelijk lang gevormd zijn. De verbin-30 dingsframes 13 zijn met de bovenste frames 11 verbonden in een aanliggende toestand op de onderoppervlakken van de bovenste frames 11, en met de onderste frames 12 verbonden in een aanliggende toestand ing op de bovenoppervlakken van de onderste frames 12. Deze onderste frames 12 en bo-35 venste frames 11, die met de verbindingsframes 13 verbonden zijn, vormen een paar rechter en linker zij frames 14 en 15 die onderling verbonden zijn door 'een aantal voeg-frames 16 die zich in dwarsrichting uitstrekken.

10

Zoals in fig. 7 en 8 weergegeven is, is elk van de onderste frames 12, bovenste frames 11, verbindingsframes 13 en voegframes 16 rechthoekig in verticale doorsnede beschouwd, en hebben deze een aangrijpingsgroef 17 (die ook 5 een pasgroef genoemd wordt) die in elk van de vier oppervlakken gevormd is om een achtergedeelte te hebben dat breder is dan een ingangsgedeelte. Een verbindingstuk 18 met een contactoppervlak 21 en een contactoppervlak 22 dat zich onder een hoek van 90 graden ten opzichte van het 10 contactoppervlak 21 uitstrekt, is met elk van de aangrenzende frames verbonden door een bevestiging 19 die in aan-grijping verkeert met en opgenomen wordt door de aangrij-pingsgroef 17. Dergelijke verbindingstukken 18 zijn aangebracht in verbindingslocaties van de onderste frames 12 en 15 verbindingsframes 13, verbindingslocaties van de bovenste frames 11 en verbindingsframes 13, verbindingslocaties van de onderste frames 12 en voegframes 16, en verbindingslocaties van de bovenste frames 11 en voegframes 16. Elk van de onderste frames 12 van de bovenste frames 11, verbin-20 dingsframes 13 en voegframes 16, zoals voorgesteld, heeft zoals wenselijk is een vaste breedte loodrecht op de langsrichting, van het ene einde tot het andere.

Om de frames verder te beschrijven, is elk van de onderste frames 12, bovenste frames 11, verbindingsframes 25 13 en voegframes 16 gevormd van een aluminium framemateri- aal dat uit een aluminium extrusieproduct bestaat. Dit aluminium framemateriaal is rechthoekig in verticale doorsnede beschouwd (d.w.z. in de langsrichting beschouwd), en heeft aan aangri jpingsgroef 17 gevormd in elk van de vier 30 oppervlakken om een achtergedeelte te hebben dat breder is dan een ingangsgedeelte. Al deze frames hebben dezelfde doorsnedevorm die de aangrijpingsgroeven 71 omvat, en hebben een middellijn. FC (fig. 8 (B) ) die zich in de langs richting van de frames uitstrekt. De doorsnedevorm van de 35 frames is rotatiesymmetrisch ten opzichte van deze middellijn FC. De ingang van elke aangrijpingsgroef 71 heeft een ingestelde dikte D, en de kortste afstand Wtussen twee aangrenzende aangrijpingsgroeven is groter dan de inge- 11 stelde dikte D. De kortste afstand W tussen twee aangrenzende aangrijpingsgroeven bedraagt zoals wenselijk is 5% of meer van de lengte L van één zijde van elk frame. Elk frame heeft een aantal cilindrische boringen TB die over 5 de volle lengte van het ene einde tot het andere einde van het frame gevormd zijn. Een van de boringen TB bevat zoals wenselijk is de middellijn FC. De andere boringen TB zijn zoals wenselijk is nabij de respectieve hoeken van het rechthoekige frame gevormd. Derhalve is elke aangrijpings-10 groef 71 tussen twee boringen TB in de langsrichting beschouwd gevormd. Deze boringen TB dragen tot de lichtheid van de frames bij.

Zoals in fig. 7 weergegeven is, bevat elk verbin-dingstuk 18, als één geheel daarmee verbonden, één contai-15 nertactoppervlak 20, het andere contactoppervlak 21 loodrecht op het ene contactoppervlak 20, en een versterkings-ribbe 22 die zich tussen deze contactoppervlakken 20 en 21 uitstrekt. Elk van de contactoppervlakken 20 en 21 heeft een boutopneemboring 24 daarin gevormd voor het opnemen 2 0 van een bevestigingsbout 23. De contactoppervlakken 20 en 21 van het verbindingstuk 18 zijn in aanliggend verband geplaatst met oppervlakken, die zich loodrecht op elkaar uitstrekken, van de te verbinden frames, en met bouten 23 en moeren 25 bevestigd worden om de frames met elkaar te 25 verbinden. Dat wil zeggen, dat in al de verbindingsloca-ties van de onderste frames 12 en verbindingsframes 13, verbindingslocaties van het bovenste frame 12 en verbin-dingsframes 13, verbindingslocaties van de onderste frames 12 en voegframes 16, en verbindingslocaties van de boven-30 ste frames 11 en voegframes 16, de verbindingstukken 18 in aanliggend verband met aangrenzende frames geplaatst zijn, en met de aangrenzende frames verbonden zijn door de bouten 23 en moeren 25 die als bevestigingen dienen die ingrijpen en opgenomen worden in de aangrijpingsgroeven 17, 35 onder het zodoende met elkaar verbinden van de frames.

Fig. 7 toont een verbinding tussen een bovenste frame 11 en een verbindingsframe 13. De contactoppervlakken 20 en 21 worden in contact gebracht met de oppervlak- 12 ken, die zich loodrecht op elkaar uitstrekken, van het bovenste frame 11 en verbindingsframe 13. Moeren 25 worden geplaatst en vastgehouden in de grote achtergedeelten van de aangrijpingsgroeven 17 die in het bovenste frame 11 en 5 verbindingsframe 13 gevormd zijn. Bouten 23 worden door de boutopneemboringen 24 ingezet om stevig aangehaald te worden met de moeren 25, onder het zodoende verbinden van het bovenste frame 11 en verbindingsframe 13 die van het aluminium framemateriaal gevormd zijn.

10 De bovenste frames 11 hebben opneemboringen 27 daar in gevormd voor het verticaal opnemen van de hangerbouten 11 die als langgerekte ondersteuningen voor het ophangen en ondersteunen van de onderste frames 12 dienen. Meer in het bijzonder hebben, zoals in fig. 6 en 8 (A) weergegeven 15 is, de bovenste frames 11 opneemboringen 27 van geschikte afmeting gevormd in posities daarvan die corresponderen met de posities van de hangerbouten 10 (waarbij een totaal van tien hangerbouten bij deze uitvoering voorzien zijn) voor het verticaal opnemen van de hangerbouten 10. De han-20 gerbouten 10 worden zo vastgehecht dat deze zich door deze opneemboringen 27 uitstrekken. Zoals in fig. 3 weergegeven is, hebben de hangerbouten 10 de boveneinden daarvan aan het plafond T bevestigd door middel van steunklampen 28.

Zoals in fig. 5, 8 en 9 weergegeven is, zijn de on-25 dereinden van de hangerbouten 10 aan de onderste frames 12 verbonden door middel van steunklampen 29. Deze steunklampen 29 hebben een in hoofdzaak kanaalvormige doorsnede in de langsrichting van de onderste frames 12 beschouwd, en hebben een grote breedte in de langsrichting van de onder-30 ste frames 12. Het ondereinde van elke hangerbout 10 wordt door een bovenoppervlak 29a van de steunklamp 29 gevoerd, en daaraan van boven en onder bevestigd met moeren 30. Aan de andere kant wordt het onderoppervlak 29b van de steunklamp 29 in aanliggend verband met het bovenoppervlak van 35 het onderste frame 12 geplaatst en wordt daaraan verbonden met de bevestiging 19 die uit de bout 23 en moer 25 bestaat, zoals bij de verbinding van het verbindingstuk 18. Vier van dergelijke bevestigingen 19 zijn in de langsrich- 13 ting van elk onderste frame 12 gearrangeerd om de onder-steuningsterkte in de verbindingslocaties van de steun-klampen 29 en onderste frames 12 die het gewicht van de artikelopslaginrichting S opnemen te vergroten.

5 Zodoende worden de onderste frame 12 opgehangen aan en ondersteund door de hangerbouten 10 welke zich uitstrekken door de opneemboringen 27 die in de bovenste frames 11 gevormd zijn. Deze constructie kan de hangerbouten 10 in een buitendimensie in de dwarsrichting van de arti-10 kelopslaginrichting S bevatten, onder het zodoende realiseren van een zeer compacte dimensie in de dwarsrichting. Daarenboven van het gewicht van de artikelopslaginrichting S opgehouden door het aantal hangerbouten 10 door tussenkomst van de onderste frames 12. Geen voornaamste belas-15 ting wordt uitgeoefend op de verbindingslocaties van de bovenste frames 11 en verbindingsframes 13 bijvoorbeeld.

Zoals in fig. 2 en 3 weergegeven is, omvat de artikelopslaginrichting S een omhulsel 31 dat de framecon-structie F omgeeft om de ongeveer rechthoekige parallelle-20 pipedumvormige artikelopslagruimte die door de fraudeconstructie F afgebakend wordt af te scheiden. In het omhulsel 31 zijn een paar rechter en linker eindloze roterende kettingen 32 ondergebracht die horizontaal van elkaar afgelegen zijn op een voorbestemde afstand om verticaal en 25 langs een horizontale lange circulatiebaan te roteren. Een aantal artikelopslagbakken 6 worden ondersteund door de rechter en linker eindloze roterende kettingen 32 en zijn gearrangeerd op tussenafstanden in de langsrichting van de eindloze roterende kettingen 32. Zodoende wordt een onder-30 steuningtransporteerorgaan A gevormd voor het circuleren en transporteren van de artikelopslagbakken 6 in een tan-demreeksorde.

De constructie van het ondersteuningstransporteeror-gaan A zal vervolgens beschreven worden.

35 Zoals in fig. 3, 4 en 9 weergegeven is, zijn de eindloze roterende kettingen 32 gewonden rond aandrijfket-tingwielen en aangedreven kettingwielen die respectievelijk horizontaal uiteen gelegen gearrangeerd zijn. De 14 rechter en linker aandrijfkettingwielen 33 zijn gemonteerd op een gemeenschappelijke aandrijfas 35 die te roteren is door een circuleermotor M, om de rechter en linker eindloze roterende kettingen 32 synchroon te roteren. De aange-5 dreven kettingwielen worden roteerbaar ondersteund door een ondersteuningsas 34. Ofschoon dit niet weergegeven is, is een roteerbaar codeerorgaan aangebracht om de maten van rotatie van de aandrijfas 35 vast te stellen.

Zoals in fig. 10 weergegeven is, omvat elke arti-10 kelopslagbak 6, zoals deze in samenhang als één geheel gevormd zijn, een bodemplaat 6a, die zich horizontaal uitstrekt, een paar zijplaten 6b, die zich aan de rechter- en linkereinden van de bodemplaat 6a bevinden, en een achter-oppervlakgedeelte 6c dat zich aan één zijde in de trans-15 portrichting van de bodemplaat 6a bevindt. Voorts is een smal opneemonderdeel 6d aan de andere zijde in de trans-portrichting aangebracht om zich tussen het paar zijplaten 6b uit te strekken.

Zoals in fig. 9 en 10 weergegeven is, heeft elke ar-20 tikelopslagbak 6 zwenksteunen 36 in de bovenste middelste posities in de transportrichting op het paar zijplaten 6b gevormd. In zijaanzicht in hoofdzaak V-vormige koppelingen 37 zijn zwenkbaar opgenomen tussen de zwenksteunen 36 en rechter en linker eindloze roterende kettingen 32. De kop-25 pelingen 37 zijn zwenkbaar verbonden door ondersteunings-pennen 38 met de eindloze roterende kettingen 32, en zwenkbaar verbonden met de artikelopslagbak 6 om relatief zwenkbaar te zijn om een dwarsas X van de zwenksteunen 36. De steunpennen 38 hebben rollen 39 die in aangrijping ver-30 keren met en geleid worden langs leirails 40 die op rechtlijnige baangedeelten van de eindloze roterende kettingen 32 voorzien zijn. De leirails 14 worden ondersteund door ondersteuningsframes 41 die aan het aantal verbindings-frames 13 vastgehecht zijn om zich langs de rechtlijnige 35 baangedeelten van de eindloze roterende kettingen 32 uit te strekken. Bijgevolg kunnen de artikelopslagbakken 6 gestadig langs de rechtlijnige baangedeelten bewegen zonder dat de steunpennen 38, d.w.z. de verbifidingslocaties van 15 de eindloze roterende kettingen 32 en koppelingen 37, op en neer schommelen.

Een standgeleidingsmechanisme is aangebracht om elke artikelopslagbak 6 in een nagenoeg horizontale stand te 5 houden wanneer de artikelopslagbak 6 bij de circulatie langs de transportbaan van rechter en linker eindloze roterende kettingen 32 getransporteerd wordt. Dat wil zeggen dat elke artikelopslagbak 6 aan de rechter en linker zijden daarvan rolondersteuningsarmen 43 verbonden heeft die 10 leirollen 42 ondersteunen die aan afgelegen einden daarvan vastgehecht zijn, waarbij de rolondersteuningsarmen 43 met de artikelopslagbak 6 om de dwarsas X schommelen kunnen. Eindloze leirails 44 om met de leirails 42 in aangrijping te verkeren en deze te geleiden zijn zijdelings van de 15 rechter en linker eindloze roterende kettingen 32 gearrangeerd om zich in hoofdzaak langs de transportbaan van de eindloze roterende kettingen 32 uit te strekken.

Zoals in fig. 3 en 10 weergegeven is, nemen wanneer elke artikelopslagbak 6 zich in de horizontale stand be-20 vindt, de aan de rechter en linker zijden van de artikelopslagbak 6 aangebrachte rolondersteuningsarmen 43 schuinstaande standen in die in tegengestelde richtingen hellend verlopen vanuit de loodrechte stand onder een ingestelde hoek. De rechter en linker leirails 44 zijn zo 25 gevormd dat elke artikelopslagbak 6 hierdoor geleid en in de horizontale stand gehouden wordt voor het ophouden van een artikelopslaghouder C wanneer de artikelopslagbak 6 bij de circulatie getransporteerd wordt langs de transportbaan van de rechter en linker eindloze roterende ket-30 tingen 32. Zodoende wordt, terwijl de leirollen 42, die door de leirails 44 geleid worden, zelfs wanneer de rechter en linker eindloze roterende kettingen 32 boogvormig draaien, elke artikelopslagbak 6 geleid om de horizontale stand te bewaren terwijl de artikelopslaghouder C hierdoor 35 ondersteund wordt. Met het verwijzingscijfer 45 in fig. 9 zijn begrenzingsgeleidingen voor het beperken van de slingerbeweging in de dwarsrichting van de artikelopslagbakken 6 aangegeven.

16

Zoals in fig. 2 weergegeven is, heeft het omhulsel 31 van elke artikelopslaginrichting S in het bovenoppervlak daarvan een afzetpoort 8 voor het artikeltransportor-gaan H gevormd om de artikelopslaghouders C op de arti- 5 kelopslagbakken 6 af te zetten, en een afleveringspoort 99 voor het artikeltransportorgaan H om de artikelopslaghouders C uit de artikelopslagbakken 6 af te leveren.

Zoals in fig. 14 en 15 weergegeven is, heeft elke artikelopslaghouder C drie instelboringen 46 met geschikte 10 tussenruimten in het bodemoppervlak daarvan gevormd, welke boringen 46 zo gevormd zijn dat deze naar de ingang daarvan toe wijd uitlopen. Aan de andere kant heeft, zoals in fig. 13, 14 en 15 weergegeven is, elke artikelopslagbak 6 drie insteluitsteeksels 47 gevormd op de bodemplaat 6a die 15 als ondersteuningsoppervlak dient om met de instelboringen 46 in ingrijping te verkeren. Zoals in het voorgaande vermeld is, zijn de instelboringen 46 zo gevormd dat deze naar de ingang toe wijd uitlopen. Om dit omgekeerd te stellen, verlopen de instelboringen 46 schuin om naar bin-20 nen toe te lopen. Zodoende verkeert, zoals in fig. 15 weergegeven is, elk insteluitsteeksel 47 in ingrijping met een corresponderend exemplaar van de instelboringen 46 als dit geleid wordt door de schuinte zelfs wanneer het enigszins uit het midden van de boring 46 verplaatst is. Wan-25 neer de drie insteluitsteeksels 47 diep in de daarmee cor responderende instelboringen 46 passen, wordt een relatieve horizontale stand tussen de artikelopslaghouder C en artikelopslagbak 6 altijd afgesteld om nagenoeg gelijk te zijn.

30 Op deze wijze kan de relatieve stand tussen de arti kelopslaghouder C en artikelopslagbak 6 nauwkeurig afgesteld worden. Maar wanneer de eindloze roterende kettingen 32 geroteerd worden om een van de artikelopslagbakken € aan te brengen in een afzetstand die met de afzetpoort 8 35 correspondeert of een afleveringstand die met de afleve ringspoort 9 correspondeert, kan de artikelopslagbak 6 enigszins verplaatst worden uit een juiste positie die voor een afzet- of toeleveringsverrichting van het arti- 17 keltransportorgaan H geschikt is. Een dergelijk ongerief kan ontstaan door speling tussen de leirollen 42 en lei-rails 44 of een afwijking van het gewicht van artikelop-slaghouders C. De afzetstand, die met de afzetpoort 8 cor-5 respondeert, en de afleveringstand, die met de afleve-ringspoort 9 correspondeert, corresponderen met de afzet-en afleveringstanden voor het artikeltransportorgaan H om de afzet- en afleveringsverrichtingen uit te voeren.

Om de in het voorgaande vermelde situatie het hoofd 10 te bieden, heeft deze artikelopslaginrichting S een mechanisme voor het zo instellen van de artikelopslaghouders dat het artikeltransportorgaan H in staat gesteld wordt om de afzet- en afleveringsverrichtingen op een betrouwbare wijze uit te voeren.

15 Nader gesteld, heeft een instelonderdeel 49 een aan tal standcorrigeeruitsteeksels 48 om in aangrijping te verkeren met een aantal standcorrigeerboringen die in de bodem van elke artikelopslaghouder C gevormd zijn om naar de ingang wijd uit te lopen. Het instelonderdeel 49 wordt 20 geïnstalleerd in de positie die met de afzet- of afleve-ringstand correspondeert om omhoog te kunnen bewegen om een artikelopslaghouder C die geplaatst is op de arti-kelopslagbak 6, die zich in de af zet- of af leveringstand bevindt, op te nemen en te ondersteunen en is omlaag te 25 bewegen om een op het instelonderdeel 49 geplaatste artikelopslaghouder C over te brengen naar de artikelopslagbak 6 die zich in de af zet- of af leveringstand bevindt. Het artikeltransportorgaan H laadt en lost de artikelopslaghouder C op/van het instelonderdeel 49 in de omhoog ge-30 brachte stand. Bij deze uitvoering worden de instelborin-gen en standcorrigeerboringen in één ingrijpingsleuf opgenomen. Dat wil zeggen, dat de instelboringen 46 voor het afstellen van de stand met betrekking tot de artikelop-slagbakken 6 ook gebruikt worden als de standcorrigeerbo-35 ringen waarop door het instelonderdeel 49 ingewerkt wordt.

Een specifieke constructie voor het instellen van de artikelopslaghouders C.zal hier in het volgende beschreven worden.

18

Zoals in fig. 3 weergegeven is, is een instelling-controlemechanisme B telkens voorzien in de afzetstand en afleveringstand die als de afzet- en afleveringsposities dienen. De twee instellingcontrolemechanismen B hebben de-5 zelfde constructie. De instellingregelmechanismen B, die in de afzetstand aangebracht zijn, zullen hier in het volgende beschreven worden, en een beschrijving van datgene dat zich in de afleveringstand bevindt zal achterwege gelaten worden.

10 Zoals in fig. 13 weergegeven is, heeft de bodemplaat 6a van elke artikelopslagbak 6 een ongeveer driehoekige opneemboring 50 in een middelste gedeelte daarvan gevormd. De hier in het voorgaande vermelde inzetuitsteeksels 47 steken omhoog uit vanaf nabij de respectieve hoeken van de 15 driehoek van de opneemboring 50. Zoals in fig. 12 weergegeven is, omvat het instellingcontrolemechanisme B het in-stelonderdeel 49 dat zich verticaal uitstrekken kan door de opneemboring 50 die gevormd is in de bodemplaat 6a van de artikelopslagbak 6 die zich in de afzetstand bevindt, 20 en een elektromotorisch hijsmechanisme 51 voor het bewegen van het instelonderdeel 49 tussen een teruggetrokken stand onder de bodemplaat 6a van de artikelopslagbak 6 en een bovenste enigszins boven de bodemplaat 6a van de artikelopslagbak 6.

25 Zoals in fig. 13 weergegeven is, zijn een paar mon- teerframes 52 opgenomen tussen de rechter en linker onder-steuningsframes 41. Een ondersteuningsdek 53 is tussen het paar monteerframes 52 opgenomen. Het elektromotorische hijsmechanisme 51 is bevestigd aan en wordt ondersteund 30 door het ondersteuningsdek 54. Het elektromotorische hijsmechanisme 51 wordt zodoende stevig ondersteund door de frameconstructie F, en de stand van het instelonderdeel 49 wanneer hiermee in de bovenste stand gewerkt wordt, wordt nauwkeurig gecontroleerd ongeacht de stand van de arti-35 kelopslagbak 6.

Het instelonderdeel 49 heeft een ongeveer driehoekige buitenvorm die in planaanzicht enigszins smaller is dan de opneemboring 50. Een totaal van drie standcorrigeeruit- 19 steeksels 48 zijn nabij de respectieve hoeken van deze driehoek gevormd. Het elektromotorische hijsmechanisme 51 bevat een elektromotor en een niet weergegeven schroeftoe-voermechanisme, voor het bewegen van het instelonderdeel 5 49 in een ingestelde mate tussen de teruggetrokken stand en de bovenste stand.

Wanneer met het elektromotorische hijsmechanisme 51 gewerkt wordt om het instelonderdeel 49 naar de teruggetrokken stand zoals weergegeven in fig. 11(A) te bewegen, 10 wordt het instelonderdeel 49 onder de bodemplaat 6a van de artikelopslagbak 6 teruggetrokken. Wanneer het instelonderdeel 49 bewogen wordt naar de bovenste posities zoals weergegeven in fig. 11(B), bevindt het instelonderdeel 49 zich boven de bodemplaat 6a van de artikelopslagbak 6, om 15 de artikelopslaghouder C uit de artikelopslagbak 6 op te nemen.

Op deze wijze neemt het instelonderdeel 49, dat omhoog gebracht is van de teruggetrokken stand naar de bovenste stand, de artikelopslaghouder C uit de artikelop- 2 0 slagbak 6 op. Op dit moment, net als op het moment van de ingrijping tussen de instelboringen 46 en insteluitsteek-sels 47, zoals in fig. 14 en 15 weergegeven is, komt elk insteluitsteeksel 48 in ingrijping met een corresponderend exemplaar van de instelboringen 46 als het geleid wordt 25 door de schuinte zelfs wanneer het enigszins uit het midden van de boring 46 verplaatst is. Wanneer de drie in-steluitsteeksels 48 die in de daarmee corresponderende instelboringen 46 passen, wordt een relatief horizontale stand tussen de artikelopslaghouder C en het instelonder- 30 deel 49 altijd zo afgesteld dat deze nagenoeg gelijk blij ft.

Zoals in fig. 16(C) weergegeven is, wordt een op het instelonderdeel 49 geplaatste en daardoor ondersteunde artikelopslaghouder C door het artikeltransportorgaan H ge-35 grepen en opgevat. Bij het opnemen van een artikelopslaghouder C van het artikeltransportorgaan H, zoals in fig. 11 en 16(B) weergegeven, wordt het instelonderdeel 46 in de bovenste stand geplaatst om de artikelopslaghouder C

20 van het artikeltransportorgaan H op te nemen. Het instel-onderdeel 49 wordt dan neergelaten om de artikelopslaghou-der C op een artikelopslagbak 6 te voeren.

Zoals in fig. 12 weergegeven is, wordt een stand-5 vaststelorgaan 54 nabij het elektromotorische hijsmechanisme 51 aangebracht om vast te stellen dat het instelon-derdeel 4 9 bediend is en in de teruggetrokken stand of de bovenste stand gebracht is. Het instelonderdeel 49 heeft een plaat 54A voor de standvaststelling die verticaal be-10 weegbaar is met het instelonderdeel 49. Een de onderste grensstand vaststellend element 54B en een de bovenste grensstand vaststellend element 54C worden door het onder-steuningsdek 53 ondersteund voor het vaststellen van een onderste grensstand en een bovenste grensstand gebaseerd 15 op het al dan niet optreden van de plaat 54A.

Zoals in fig. 9 weergegeven is, is een standvast-stelsensor 55 van het uitgezonden lichttype aangebracht om vast te stellen dat een artikelopslagbak 6 zich in de af-zetstand bevindt door het vaststellen van het optreden van 20 een vastgestelde plaat 56 die van het onderoppervlak van de bodemplaat 6a afhangt. Zoals in fig. 12 weergegeven is, is een artikelsensor 57 van het weerkaatste lichttype ook berekend op het vaststellen van het al dan niet optreden van een artikelopslaghouder C.

25 Zoals in fig. 1 weergegeven is, is een hoogterege- laar 58 aangebracht voor het regelen van de verrichting van het artikeltransportorgaan H, en opslagregelaars 59 voor het regelen van de verrichting van de artikelopslag-inrichting S. Deze hoofdregelaar 58 en opslagregelaars 59 30 zijn qua constructie berekend op het doorgeven van regel-informatie daartussen.

Vervolgens zullen details van de regelingen door de .hoofdregelaar 58 en opslagregelaars 59 en de verrichtingen van het artikeltransportorgaan H en de artikelopslagin-35 richting S beschreven worden. . f

Ofschoon dit niet weergegeven is, heeft elke artikelopslaghouder C een IC-etiket (d.w.z. een RFID-etiket) daaraan verbonden voor het overbrengen van houderidentifi- 21 catie-informatie zoals een partijnummer tot een voorbestemd bereik. Zoals in fig. 12 weergegeven is, heeft elke artikelopslaginrichting S een ontvanger 60 voor het ontvangen van houderidentificatie-informatie die uitgezonden 5 wordt van het IC-etiket van een artikelopslaghouder C die pas geplaatst is op de artikelopslagbak 6 die zich onder de afzetpoort 8 bevindt. Elk van de artikelopslagbakken 6 heeft bakidentificatie-informatie (bijvoorbeeld een bak-nummer) vooraf ingesteld met gebruikmaking van een IC-10 etiket zoals in het voorgaande vermeld, voor het identificeren van elke artikelopslagbak 6.

De opslagregelaars 59 besturen een correspondentie-verband tussen standen op de circuleerbaan van het aantal artikelopslagbakken 6 en de bakidentificatie-informatie op 15 de artikelopslagbakken 6 gebaseerd op de vaststelling van informatie van de roterende codeerders, een corresponden-tieverband tussen de bakidentificatie-informatie op de artikelopslagbakken 6, die artikelopslaghouders C dragen, en houderidentificatie-informatie op de artikelopslaghouder C 20 die op dat moment op de artikelopslagbakken 6 geplaatst is gebaseerd op de door de ontvangers 60 ontvangen informatie, en bakidentificatie-informatie op artikelopslagbakken 6 die niet met artikelopslaghouders C geladen zijn. De opslagregelaars 59 besturen ook de standen van de instelon-25 derdelen 49 gebaseerd op de vaststelling van informatie van de positievaststelorganen 54, om de verrichting van de elektromotorische hijsmechanismen 51 te regelen.

De hoofdregelaar 58 zendt bij ontvangst van een hou-derafvoeropdracht van een bewerkingseenheidregelaar (niet 30 weergegeven) die de verrichting van een bewerkingseenheid 1 regelt, een afzetopdracht naar de opslagregelaar 59 van een artikelopslaginrichting S welke de artikelopslaghouder C, die met de houderafvoeropdracht correspondeert, opslaan moet. De hoofdregelaar 58 regelt dan het artikeltransport-35 orgaan H om een van de artikeltransportwagens 4 te bewegen naar een beoogde stopstand die correspondeert met de on-dersteuningstafel la van de bewerkingseenheid 1 welke de houderafvoeropdracht uitgezonden heeft, stopt de artikel- 22 transportwagen 4 in de beoogde stopstand, bedient de arti-kelgrijper 5 om de artikelopslaghouder C van de ondersteu-ningstafel la te grijpen en op te vatten, en beweegt dan de artikeltransporteerwagen 4 naar een beoogde stopstand 5 die correspondeert met de afzetpoort 8 van de artikelop-slaginrichting S die de artikelopslaghouder C moet opslaan.

Bij het niet optreden van enige opdracht van de hoofdregelaar 58 voert de opslagregelaar 59 een lege bak-10 oproepproces uit om de positie van een ingeladen arti-kelopslagbak 6 die zich het dichtst bij de afzetpoort 8 bevindt vast te stellen en de circuleermotor M te regelen om de eindloze roterende kettingen 32 in een richting te bewegen die de kortste weg van de ongeladen artikelopslag-15 bak 6 naar de afzetpoort 8 oplevert, en de ongeladen arti-kelopslagbak 6 in de afzetstand aan te brengen. De opslagregelaar 59 levert bijstand aan de ongeladen artikelop-slagbak 6 in de afzetstand, en het instelonderdeel 49 van het instellingregelmechanisme in de afzetstand die bij de 20 bovenste stand optreedt.

Bij ontvangst van een afzetopdracht van de hoofdregelaar 58 zendt de opslagregelaar 59 naar de hoofdregelaar 58 informatie dat de afzetting gereed is waardoor de toestand aangegeven wordt van de ongeladen artikelopslagbak 6 25 die in de afzetstand stilstaat. Bij ontvangst van de informatie dat de afzetting gereed is van de opslagregelaar 59 zorgt de hoofdregelaar 58 voor het neerlaten en overbrengen van de door de artikelgri jper 5 gegrepen artikelopslaghouder C in de afzetstand naar het instelonder- 30 deel 49 in de bovenste stand.

Verder laat, wanneer de artikelopslaghouder C overgebracht is in de afzetstand naar het instelonderdeel 49 en het optreden van de artikelopslaghouder C door de arti-kelsensor bevestigd is, de opslagregelaar 59 het instelon-35 derdeel 59 neer. Bij het neerlaten van het instelonderdeel 49 wordt de artikelopslaghouder C overgebracht naar de artikelopslagbak 6 die zich in de afzetstand bevindt. Op deze wijze wordt de artikelopslaghouder C dan pas geplaatst 23 op de lege artikelopslagbak 6 die zich in de afzetstand bevindt. Wanneer de ontvanger 60 de identificatie-informatie over de artikelopslaghouder C ontvangt, bestuurt de opslagregelaar 59 een correspondentieverband 5 tussen de bakidentificatie-informatie op de artikelopslagbak 6 die zich in de afzetstand bevindt en de houderiden-tificatie-informatie op de daarop geplaatste artikelopslaghouder C.

Bij de ontvangst van een houderinvoeropdracht van 10 een verwerkingseenheidregelaar en identificatie-informatie over een in te voeren artikelopslaghouder C zendt de hoofdregelaar 58 een afleveringsopdracht en de identificatie- informatie over een af te leveren artikelopslaghouder C naar de opslagregelaar 59 van de artikelopslaginrichting 15 S welke de artikelopslaghouder C opslaat die bij de ontvangen identificatie-informatie past, en wordt hierdoor een van de artikeltransportwagens 4 naar een beoogde stop-stand die met de afleveringspoort 9 van de artikelopslaginrichting S correspondeert bewogen en stopt dan de arti-20 keitransportwagen 4 in de beoogde stopstand.

Bij ontvangst van de hoofdregelaar 58 van de afleve-ringsopdracht en de identificatie-informatie over de af te leveren artikelopslaghouder C, voert de opslagregelaar 59 een afleverbakoproepproces uit voor het vaststellen van de 25 stand van de artikelopslagbak 6 waarin de artikelopslaghouder C opgeslagen is die bij de ontvangen identificatie-informatie past, en wordt dan de circuleermotor M geregeld om de eindloze roterende kettingen 32 in een zodanige richting te roteren dat voor de kortere weg van de arti-30 kelopslagbak 6 naar de af leveringspoort 9 en het brengen van de artikelopslagbak 6 in de afleveringstand gezorgd * wordt. Voorts beweegt de opslagregelaar 59 het instelon- derdeel 49 van het instelregelmechanisme B in de afleve-ringstand naar de bovenste stand, om de artikelopslaghou-3 5 der C van de artikelopslagbak 6 naar het omhoog te brengen instelonderdeel 49 over te brengen. De opslagregelaar 59 zendt dan informatie dat men voor de aflevering gereed is uit die de toestand van de af te leveren artikelopslaghou- 24 der C die in de met de afleveringspoort 9 corresponderende stand stilstaat aangeeft.

Bij ontvangst van de informatie dat men voor de aflevering gereed is van de opslagregelaar 59 zorgt de 5 hoofdregelaar 58 er voor dat de artikelgrijper 5 de artikel op slaghouder C grijpt en van het instelonderdeel 49 opvat, en wordt hierdoor dan de artikeltransportwagen 4 bewogen naar een beoogde stopstand die correspondeert met de ondersteuningstafel la van de bewerkingseenheid 1 die de 10 houderinvoeropdracht uitgezonden heeft, wordt de artikeltransportwagen 4 in de beoogde stopstand gestopt en de door de artikelgrijper 5 gegrepen artikelopslaghouder C op de ondersteuningstafel la van de bewerkingseenheid 1 geplaatst .

15 De opslagregelaar 59 voert, wanneer een afzetop- dracht van de hoofdregelaar 58 ontvangen is bij een toestand van geen ongeladen artikelopslagbak 6 die zich in de afzetstand bevindt, eerst het lege bakoproepproces uit, en zendt daarna informatie dat men voor de afzetting gereed 20 is naar de hoofdregelaar 58. De opslagregelaar 59 voert het afleverbakoproepproces uit wanneer een afleveringsop-dracht ontvangen wordt gedurende de uitvoering van een lege bakoproepproces dat noch door een afleveringsopdracht noch een afzettingsopdracht ingeleid wordt.

25 [Andere Uitvoeringen] (1) Bij de voorgaande uitvoering is elk van de onderste frames, bovenste frames, verbindingsframes en voeg-frames rechthoekig uitgevoerd in verticale doorsnede beschouwd en heeft dit een ingrijpingsgroef in elk van de 30 vier oppervlakken gevormd om een achtergedeelte breder dan een ingangsgedeelte te hebben. Het is mogelijk om frames te gebruiken die niet van dergelijke ingrijpingsgroeven hebben.

(2) Bij de voorgaande uitvoering zijn de onderste 35 gestellen en bovenste gestellen verbonden met de verbin- dingsframes om een paar rechter en linker zij frames te vormen die onderling verbonden zijn' door- een aantal voeg-frames die in dwarsrichting verlopen. Als een vervanging 25 voor een dergelijke constructie kan alleen één zij frame geconstrueerd worden door het verbinden van de onderste frames en bovenste frames met de verbindingsframes, waarbij het ondersteuningtransportorgaan zijdelings van het 5 zij frame geïnstalleerd wordt.

(3) Bij de voorgaande uitvoering wordt de artikelop-slaginrichting opgehangen aan het plafond met een aantal hangerbouten. Als een vervanging voor een dergelijke constructie kan bijvoorbeeld de artikelopslaginrichting opge- 10 hangen worden met hangerbouten aan een beweegbaar bestanddeel dat zo ondersteund wordt dat deze langs een op het plafond geïnstalleerde leirail beweegbaar is. Dat wil zeggen dat het beweegbare bestanddeel horizontaal langs de leirail beweegbaar is terwijl de artikelopslaginrichting 15 hierdoor opgehouden wordt door middel van hangerbouten. Behalve een dergelijke constructie, kan de artikelopslaginrichting op de vloer geïnstalleerd worden, of kan deze geplaatst worden op en opgehouden worden door een overhangende constructie die door een wand ondersteund wordt om 20 horizontaal van de wand uit te steken.

(4) Bij de voorgaande uitvoering transporteert de artikelopslaginrichting, in een circulatie in een tandem-reeksorde, een aantal ondersteuningen die artikelopslag-houders verticaal ophouden langs de circulatiebewegings- 25 baan en om dwarsassen te roteren zijn. In plaats daarvan kan het aantal ondersteuningen, die artikelopslaghouders ophouden, gecirculeerd en getransporteerd worden in een tandemreeksorde langs een horizontale circulatiebewegings-baan en die om verticale assen te roteren zijn.

30 (5) De langgerekte ondersteuningen, die hierbij ge bruikt worden, kunnen bestaan uit reepvormige objecten die gefabriceerd worden· door het bundelen van een aantal vezels van nylon of ander bekend materiaal.

2 0 01Π 0 4 '

Claims (7)

1. Framestelsel voor een artikelopslaginrichting dat een artikelopslagruimte daarin afbakent, waardoor omvat worden: een eerste bovenste frame dat zich horizontaal uit-5 strekt, een eerste onderste frame dat zich horizontaal uit-strekt, en tenminste één eerste verbindingsframe dat zich verticaal uitstrekt en het genoemde eerste bovenste frame en 10 het genoemde eerste onderste frame onderling verbindt, welk tenminste ene eerste verbindingsframe met het genoemde eerste bovenste frame verbonden is waarbij het tenminste ene eerste verbindingsframe tegen een onderoppervlak van dit eerste bovenste frame aanligt, en met het genoemde 15 eerste onderste frame verbonden is waarbij het tenminste ene eerste verbindingsframe tegen een bovenoppervlak van dit eerste onderste frame aanligt, gekenmerkt doordat het genoemde eerste bovenste frame opneemboringen 20 daarin gevormd heeft waardoor langgerekte ondersteuningen zich verticaal uitstrekken wanneer deze langgerekte ondersteuningen aan het genoemde eerste onderste frame bevestigd zijn om het eerste onderste frame op te hangen.

2. Framestelsel zoals omschreven in conclusie 1, waardoor voorts omvat worden: een tweede bovenste frame dat zich horizontaal uitstrekt, een tweede onderste frame dat zich horizontaal uit-30 strekt, tenminste één tweede verbindingsframe dat zich verticaal uitstrekt en het genoemde tweede bovenste frame en het genoemde tweede onderste frame onderling verbindt, waarbij dit tenminste ene tweede verbindingsframe met het • 004 genoemde tweede bovenste frame verbonden is waarbij het tenminste ene tweede verbindingsframe tegen een onderop-pervlak van dit tweede bovenste frame aanligt, en met het genoemde tweede onderste frame verbonden is waarbij het 5 tenminste ene tweede verbindingsframe tegen een bovenoppervlak van dit tweede onderste frame aanligt, waarbij het genoemde tweede bovenste frame opneembo-ringen daarin gevormd heeft waardoor langgerekte ondersteuningen zich verticaal uitstrekken wanneer deze langge-10 rekte ondersteuningen aan het genoemde tweede onderste frame bevestigd zijn om het tweede eerste onderste frame op te hangen, en samenvoegframes die zich in dwarsrichting uitstrekken voor het samenvoegen van een rechter zij frame dat ge-15 vormd wordt door het verbinden van het genoemde eerste onderste frame en het genoemde eerste bovenste frame aan het genoemde tenminste ene eerste verbindingsframe, en een linker zij frame dat gevormd wordt door het verbinden van het genoemde tweede onderste frame en het genoemde tweede 20 bovenste frame met het genoemde tenminste ene tweede verbindingsf rame , waarbij elk van de genoemde eerste en tweede onderste frames, de genoemde eerste en tweede bovenste frames, het genoemde tenminste ene eerste verbindingsframe en het 25 genoemde tenminste ene tweede verbindingsframe langgerekt gevormd is.

3. Framestelsel zoals omschreven in conclusie 2, gekenmerkt doordat 30 elk van de genoemde eerste en tweede onderste fra mes, de genoemde eerste en tweede bovenste frames, het genoemde tenminste ene eerste verbindingsframe, het genoemde tenminste ene tweede verbindingsframe en de genoemde samenvoegf rames rechthoekig uitgevoerd is in een langsrich-35 ting daarvan beschouwd, en een ingrijpingsgroef in elk van de vier oppervlakken daarvan gevormd heeft, waarbij elk van deze ingrijpingsgroeven een inwendige ruimte breder dan een ingang daarvan heeft, en verbindings tukken, die elk voorzien zijn van een eerste contactoppervlak en een tweede contactoppervlak dat zich loodrecht op het genoemde eerste contactoppervlak uitstrekt, in contact met aangrenzende frames geplaatst 5 zijn en verbonden zijn met elk van de aangrenzende frames door een bevestiging die in ingrijping verkeert met één corresponderende van de genoemde ingrijpingsgroeven, in althans enkele van verbindingslocaties tussen het genoemde eerste onderste frame en het genoemde tenminste ene eerste 10 verbindingsframe, een verbindingslocatie tussen het genoemde tweede onderste frame en het genoemde tenminste ene tweede verbindingsframe, een verbindingslocatie tussen het genoemde eerste bovenste frame en het genoemde tenminste ene eerste verbindingsframe, een verbindingslocatie tussen 15 het genoemde tweede bovenste frame en het genoemde tenminste ene tweede verbindingsframe, verbindingslocaties tussen het genoemde eerste onderste frame en de genoemde sa-menvoegframes, verbindingslocaties tussen het genoemde tweede onderste frame en de genoemde samenvoegframes, ver-20 bindingslocaties tussen het genoemde eerste bovenste frame en de genoemde samenvoegframes, en verbindingslocaties tussen het genoemde tweede bovenste frame en de genoemde samenvoegframes.

4. Framestelsel zoals omschreven in conclusie 2, ge kenmerkt doordat elk van de genoemde eerste en tweede onderste frames, de genoemde eerste en tweede bovenste frames, het genoemde tenminste ene eerste verbindingsframe, het ge-30 noemde tenminste ene tweede verbindingsframe en de genoemde samenvoegframes rechthoekig uitgevoerd zijn in een langsrichting daarvan beschouwd, en een ingrijpingsgroef in elk van de vier oppervlakken daarvan gevormd heeft, waarbij elk van deze ingrijpingsgroeven een inwendige 35 ruimte breder dan een ingang daarvan heeft, en verbindingstukken, die elk een eerste contactoppervlak en een tweede contactoppervlak dat zich loodrecht op het genoemde eerste contactoppervlak uitstrekt hebben, in contact met aangrenzende frames geplaatst zijn en met elk van de aangrenzende frames verbonden zijn door een bevestiging die in ingrijping verkeert met één corresponderende groef van de genoemde ingrijpingsgroeven, in alle van een 5 verbindingslocatie tussen het genoemde eerste onderste frame en het genoemde tenminste ene eerste verbindingsfra-me, een verbindingslocatie tussen het genoemde tweede onderste frame en het genoemde tenminste ene tweede verbindingsf rame, een verbindingslocatie tussen het genoemde 10 eerste bovenste frame en het genoemde tenminste ene eerste verbindingsframe, een verbindingslocatie tussen het genoemde tweede bovenste frame en het genoemde tenminste ene tweede verbindingsframe, verbindingslocaties tussen het genoemde eerste onderste frame en de genoemde samenvoeg- 15 frames, verbindingslocaties tussen het genoemde tweede onderste frame en de genoemde samenvoegframes, verbindingslocaties tussen het genoemde eerste bovenste frame en de genoemde samenvoegframes, en verbindingslocaties tussen het genoemde tweede bovenste frame en de samenvoegframes. 20

5. Framestelsel zoals omschreven in conclusie 3 of 4, gekenmerkt doordat de genoemde ingang van elk van de genoemde ingrijpingsgroeven een vooraf bepaalde dikte heeft, en een kortste afstand tussen twee aangrenzende in- 25 grijpingsgroeven groter is dan deze vooraf bepaalde dikte.

6. Framestelsel zoals omschreven in conclusie 3 of 4, gekenmerkt doordat alle van de genoemde eerste en tweede onderste frames, de genoemde eerste en tweede bovenste 30 frames, het genoemde tenminste ene eerste verbindingsframe, het genoemde tenminste ene tweede verbindingsframe en de genoemde samenvoegframes een identieke doorsnedevorm, die de genoemde ingrijpingsgroeven bevat, hebben.

7. Framestelsel zoals omschreven in conclusie 3 of 4, gekenmerkt doordat de genoemde eerste en tweede onderste frames, de genoemde eerste en tweede bovenste frames, het genoemde tenminste ene eerste verbindingsframe, het genoemde tenminste ene tweede verbindingsframe en de genoemde samenvoegframes een identieke doorsnedevorm, die de genoemde ingrijpingsgroeven en een centraal punt bevat, hebben en de genoemde doorsnedevorm rotatiesymmetrie ten 5 opzichte van het genoemde centrale punt hebben. 2001004