NL2000662C2 - Houdersamenstel voor een poedervormig ingredient ter bereiding van een instantdrank. - Google Patents

Description

Titel: Houdersamenstel voor een poedervormig ingrediënt ter bereiding van een instantdrank.

TECHNISCH GEBIED VAN DE UITVINDING 5

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het gebied van het bereiden van instantdrank uit een poedervormig ingrediënt. De onderhavige uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een hierbij gebruikt houdersamenstel voor een poedervormig ingrediënt ter bereiding van de instantdrank.

10

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

Bij drankbereidingsinrichtingen voor de uitgifte van dranken en met name voor de uitgifte van warme dranken als koffie en chocolade, wordt vaak poedervormig 15 ingrediënt gebruikt, welk ingrediënt vermengd met heet water de drank oplevert. Dit poedervormig ingrediënt wordt in de inrichting bewaard in een houder, welke onderin is voorzien van een transportmechanisme, waarmee het ingrediënt via een uitloopstelsel in de vorm van een buis of goot wordt geleid naar de instortopening van een mengeenheid. In de mengeenheid wordt het ingrediënt dan gemengd met water en 20 doorgaans ook in het water opgelost, waarna het uit de mengeenheid uitstroomt in een opvangreservoir, zoals een kopje, een beker of een kan. Een dergelijke drankbereidingsinrichting, in het bijzonder de mengeenheid daarvan, is beschreven in WO-03/068039 als ook in de nog niet gepubliceerde NL 2000164.

25 Dergelijke drankbereidingsinrichtingen moeten over het algemeen regelmatig, in veel gevallen zelfs dagelijks worden schoongemaakt en onderhouden. Daartoe kan men de mengeenheid of mengeenheden geheel of gedeeltelijk demonteren of uit de drankbereidingsinrichting wegnemen. Ook de ingrediënthouder of ingrediënthouders kunnen uit de drankbereidingsinrichting worden verwijderd, hetzij om ze schoon te 30 maken, hetzij om ze gemakkelijker te kunnen vullen met poedervormig ingrediënt.

Tijdens het onderhoud van de drankbereidingsinrichting of wanneer de ingrediënthouder uit de drankbereidingsinrichting wordt weggenomen, is het handig wanneer de uitlaat van de houder kan worden afgesloten. Additioneel is het van 2 voordeel wanneer het uitloopstelsel (dat de houder met de mengeenheid verbindt) uit de weg kan worden geplaatst.

Teneinde de uitlaat van de houder te kunnen afsluiten zijn de uitloopstelsels van 5 bekende drankbereidingsinrichtingen veelal voorzien van een afsluiter. Deze afsluiter bestaat conventioneel uit ofwel een draaibaar deel, dat vanuit een buiten de doorgang van het uitloopstelsel gelegen stand dusdanig in de doorgang van het uitloopstelsel is te draaien dat deze doorgang wordt afgesloten, ofwel een schuif, die haaks op de doorstroomrichting van het uitloopstelsel in de doorgang van het uitloopstelsel is te 10 schuiven om deze doorgang daardoor af te sluiten.

Bij dergelijke afsluiters hoopt het poedervormige ingrediënt zich aan de stroomopwaarts van het afsluitorgaan gelegen houderzijde op tegen het afsluitorgaan. Langs het afsluitorgaan vormt deze ophoping van poedervormig ingrediënt een recht 15 vlak dat haaks op de doorstroomrichting van het uitloopstelsel staat. Bij het openen van de afsluiter zal het poeder in dit haakse vlak gaan afschuiven, waardoor een deel van het poeder via de rest van het uitloopstelsel in de mengeenheid terecht komt.

Voor het uit de weg plaatsen van het uitloopstelsel is het bekend om dit uitloopstelsel 20 ten opzichte van de houder verdraaibaar uit te voeren, zodat het is weg te draaien. Ook bij het wegdraaien van het uitloopstelsel blijkt er in de praktijk ongewild poeder van uit de ophoping stroomopwaarts van de afsluiter los te komen en via het uitloopstelsel in de mengeenheid terecht te komen. Een verder nadeel van de bekende afsluiters is dat men nog al eens vergeet om voorafgaand aan het normale bedrijf de afsluiter weer te 25 openen. Indien dan de transportinrichting (doorgaans een transportworm) onderin de houder poeder gaat transporteren in stroomafwaartse richting van het uitloopstelsel, dan kan dit poeder niet weg ten gevolge van de gesloten afsluiter. Het gevolg hiervan is dat dan de afsluiter, de transportinrichting of anderszins onderdelen kapot gaan of dat - in een gunstiger geval - het poeder zich een andere uitweg baant en in plaats van in de 30 mengeenheid elders in de drankbereidingsinrichting terecht komt, hetgeen ook niet gewenst is.

3

De onderhavige uitvinding heeft tot doel te verbeteren de afsluitbaarheid van het uitloopstelsel, in het bijzonder het aan de houder voorziene uitloopkanaal daarvan. Dit met het doel om ongecontroleerde afgifte van gemorst poedervormig ingrediënt vanuit de houder te minimaliseren.

5

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Voomoemd doel wordt volgens de uitvinding bereikt door te verschaffen een houdersamenstel voor een poedervormig ingrediënt ter bereiding van een instantdrank, 10 omvattende: • een houder; • een transportworm voorzien in de houder langs de bodem van de houder; • een aan de houder voorzien uitloopkanaal voor afgifte van dat ingrediënt, waarbij een eind van de transportworm in het uitloopkanaal steekt; 15 · een drempelschot, dat zich uitstrekt dwars op de langsrichting van de transportworm en dat in het uitloopkanaal is aangebracht stroomafwaarts van dat ene eind van de transportworm; • een afsluiter voor het afsluiten van het uitloopkanaal; waarbij de afsluiter een afsluitlichaam omvat dat in langsrichting van de transportworm 20 heen en weer verschuifbaar is tussen een vrijgeefstand en een afsluitstand; waarbij het afsluitlichaam zich in de vrijgeefstand bevindt aan de stroomafwaartse zijde van het drempelschot, op afstand van dat drempelschot; en waarbij het afsluitlichaam zich in de afsluitstand, beschouwd in een richting dwars op de langsrichting van de transportworm, naast het drempelschot bevindt zodanig dat het 25 afsluitlichaam en het drempelschot tezamen het uitloopkanaal afsluiten.

Het drempelschot voorkomt, bij gewoon gebruik wanneer het afsluitlichaam zich in de vrijgeefstand bevindt, dat er tijdens stilstand van de transportworm korrels poedervormig ingrediënt in het uitloopstelsel (voorbij de drempel) rollen en ongewenst 30 in de mengeenheid terecht kunnen komen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door trillingen afkomstig uit de omgeving van de drankbereidingsinrichting. Door het drempelschot rollen de korrels minder snel naar voren. Tevens helpt het drempelschot om het poedervormig ingrediënt in nauwkeurig afgemeten hoeveelheden (afhankelijk 4 van langer of korter laten werken van de transportworm) af te geven. Door het afsluitlichaam nu in langsrichting van de transportworm heen en weer verschuifbaar uit te voeren vanuit een stroomafwaarts van het drempelschot gelegen vrijgeefstand naar een, dwars op de doorstroomrichting beschouwd, naast het drempelschot gelegen stand, 5 wordt bereikt dat het uitloopkanaal ter plaatse van het drempelschot een volledig afgesloten dwarsdoorsnede heeft. Door het afsluitlichaam bij het afsluiten in de stroomopwaartse richting tot tenminste naast het drempelschot te schuiven, wordt poedervormig ingrediënt in stroomopwaartse richting teruggeduwd, ook wanneer dit zich al boven het drempelschot zou bevinden. Bij bekende afsluiters ontbreekt deze 10 actieve terugduwfunctie, laat staan dat zij poedervormig ingrediënt, dat zich, beschouwd in doorstroomrichting, op gelijke hoogte met het drempelschot bevindt, kunnen terugduwen.

Teneinde de afsluiting verder te verbeteren, is het volgens de uitvinding van voordeel 15 wanneer het afsluitlichaam in de afsluitstand, beschouwd vanaf de stroomafwaartse zijde van het drempelschot in stroomopwaartse richting, langs en voorbij het drempelschot uitsteekt aan de stroomopwaartse zijde van het drempelschot. Aldus wordt een verder terugduwen van poedervormig ingrediënt tot achter het drempelschot bereikt. Aldus wordt de kans dat er, bij het naar de vrijgeefstand terugschuiven van het 20 afsluitlichaam, onbedoeld korrels poedervormig ingrediënt voorbij het drempelschot passeren, verder gereduceerd.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm is het hierbij van voordeel wanneer het stroomopwaartse eindvlak van het afsluitlichaam onder zodanige schuinte verloopt, dat 25 dit eindvlak, beschouwd in de afsluitstand en vanaf de transportworm in stroomafwaartse richting kijkend, schuin naar het drempelschot toeloopt. Aldus wordt, wanneer het afsluitlichaam weer naar de vrijgeefstand is teruggeschoven, de kans dat korrels poedervormig ingrediënt onbedoeld loskomen en het drempelschot passeren verder gereduceerd.

Volgens een verdere nadere uitvoeringsvorm is het hierbij van voordeel wanneer deze schuinte met de langshartlijn van de transportworm een hoek van 30° a 60°, in het bijzonder 40° a 45°, insluit. Poedervormig materiaal vertoont een zogenaamde 30 5 afschuifhoek, waarlangs lagen van het poedervormig materiaal neigen tot afschuiving. Wanneer poedervormig materiaal als een berg zand neergelegd wordt, dan komt de natuurlijke steilte van de berg in wezen overeen met de afschuifhoek van het zand waaruit de berg gevormd is. Wanneer deze natuurlijke steilte overschreden wordt, neigt 5 het zand spontaan langs de helling van de berg naar beneden te rollen. De zogenaamde afschuifhoek van poedervormige ingrediënten ter bereiding van een instantdrank blijkt proefondervindelijk ongeveer 40° ten opzichte van het horizontale vlak te zijn - doch lagere waarden komen ook voor - wanneer het poedervormig ingrediënt vrij op een horizontale plaat ligt. Wanneer het zelfde poedervormige ingrediënt in een horizontale 10 buis ligt, blijkt de afschuifhoek proefondervindelijk duidelijk groter te zijn, en wel doorgaans circa 10° met uitschieters tot circa 20° groter. Door nu voor de schuinte van het afsluitlichaam ten hoogste 60° te nemen, is de kans klein dat er in het uitloopkanaal poederdeeltjes loskomen en over het drempelschot rollen van poederdeeltjes, wanneer het afsluitlichaam weer naar de vrijgeefstand is teruggeschoven. Door voor de schuinte 15 ten minste 30° te nemen, wordt bereikt dat het drempelschot bij het van de vrijgeefstand naar de afsluitstand verschuiven daarvan, het poedervormig ingrediënt terug kan duwen zonder dat de weerstand te groot wordt om de afsluitstand te kunnen bereiken. Door voor de schuinte een hoek tussen 40° en 45° te nemen, wordt bereikt dat • het afsluitlichaam relatief gemakkelijk in de afsluitstand is te brengen; 20 · dat de door het afsluitlichaam aan het poedervormig ingrediënt opgelegde schuinte voldoende veel kleiner is dan de zogenaamde afschuifhoek van het poedervormig ingrediënt in een buis, in casu het uitloopkanaal; • wanneer men vergeten mocht zijn om het afsluitlichaam weer naar de vrijgeefstand terug te schuiven, de door het poedervormig ingrediënt bij draaiende transportworm 25 op het gesloten afsluitlichaam uitgeoefende kracht voor een zeer belangrijk gedeelte werkzaam is in de openschuiffichting van het afsluitlichaam. Dit voorkomt beschadiging aan het uitloopkanaal en maakt het mogelijk om deze op het afsluitlichaam uitgeoefende kracht te benutten voor het alsnog openen van dit afsluitlichaam.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm is het van voordeel wanneer het drempelschot een vrije rand heeft, die, in afsluitstand, naar het afsluitlichaam gekeerd is; en wanneer die vrije rand aan de stroomafwaartse zijde van het drempelschot is afgeschuind of 30 6 afgerond. De afschuining/afronding van de vrije rand voorkomt dat er deeltjes poedervormig ingrediënt, hier ook korrels genoemd, op die rand kunnen blijven liggen. Bij het, van de vrijgeefstand naar de afsluitstand en vice versa bewegen van het afsluitlichaam zouden op die rand liggende korrels verpulverd kunnen worden tot stof.

5 Dit stof zou dan, ondanks dat het houdersamenstel gesloten is, nog uit het uitloopstelsel kunnen komen. De afschuining/afronding, die voorkomt dat korrels op de vrije rand kunnen blijven liggen, heeft verder tot voordeel dat ook tijdens gewoon bedrijf voorkomen wordt, dat door, bijvoorbeeld trillingen uit de omgeving, korrels alsnog op een ongewenst moment via het uitloopstelsel in de mengeenheid terecht komen en 10 uiteindelijk in een reservoir met bereide drank terecht kunnen komen. In het bijzonder wanneer in dat reservoir een andere drank zit dan welke met het ‘gemorste’ ingrediënt bereid wordt, zou hierbij smaakvervuiling optreden. Het is in dit verband van verder voordeel wanneer de houder poedervormig ingrediënt ter bereiding van een instantdrank omvat en wanneer de vrije rand zodanig is afgeschuind of afgerond dat, bij 15 horizontaal verlopende vrije rand, op de vrije rand liggend poedervormig ingrediënt van de vrije rand afvalt.

Aanvullend op, doch ook los van afronding/afschuining van de vrije rand, is het op de vrije rand blijven liggen van korrels ingrediënt ook tegen te gaan door het 20 drempelschot, althans bij de in afsluitstand naar het afsluitlichaam gekeerde vrije rand daarvan, zeer dun uit te voeren, dat wil zeggen met een dikte van 1,5 a 2 mm of zelfs dunner.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het van voordeel wanneer de 25 afsluiter zodanig op het houdersamenstel, in het bijzonder het uitloopkanaal, is voorzien dat de afsluiter in stroomafwaartse richting verschuifbaar is tegen een weerstandskracht in, welke weerstandskracht van zodanige grootte is dat het schuiflichaam zich laat terugschuiven naar de vrijgeefstand onder invloed van, door de transportworm voortgestuwd ingrediënt. De weerstandskracht tegen openschuiven van 30 de afsluiter is benodigd om te voorkomen dat de afsluiter onbedoeld open schuift terwijl die gesloten dient te zijn. Echter, door deze weerstandskracht zodanig te kiezen, dat deze onder invloed van de stuwende werking van de transportworm is te openen, wordt voorkomen dat tijdens gebruik van de drankbereidingsinrichting onderdelen 7 kapot kunnen gaan of beschadigd kunnen raken wanneer men vergeten mocht zijn om de afsluiter weer terug te zetten in de vrijgeefstand. De weerstandskracht is volgens de uitvinding op uiteenlopende manieren te realiseren. Men kan bijvoorbeeld een drukveer gebruiken. Echter, met voorkeur, wordt de weerstandskracht verkregen door een 5 klemmende bevestiging van de afsluiter op het houdersamenstel, in het bijzonder, het uitloopkanaal. Dit spaart enerzijds een apart onderdeel, zoals een veer, uit en voorkomt anderzijds dat men in de vrijgeefstand grendelmiddelen nodig heeft om een voorspankracht te kunnen weerstaan. Om onbedoeld openschuiven van het sluitlichaam te voorkomen zal genoemde weerstandskracht tenminste 0,5 N, zoals met voorkeur 1 N 10 of meer, bedragen. Om openschuiven van het sluitlichaam onder invloed van de stuwende werking van de transportworm mogelijk te maken zal genoemde weerstandskracht ten hoogste ION, met voorkeur ten hoogste 5 N bedragen. Proefondervindelijk blijkt het afsluitlichaam betrouwbaar te functioneren wanneer de genoemde weerstandskracht ligt in het bereik van ongeveer 1 a 3 N. (N staat hier 15 telkens voor de kracht-eenheid Newton).

Teneinde bij onderhoud- en schoonmaakwerkzaamheden het uitloopstelsel gemakkelijk uit de weg te kunnen plaatsen, in het bijzonder door verdraaien, is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer het uitloopkanaal een eerste buisdeel omvat, dat rond 20 de langshartlijn van dat buisdeel draaibaar aan de houder bevestigd is, en wanneer het drempelschot en de afsluiter aan dat eerste buisdeel voorzien zijn om, althans in de afsluitstand, tezamen met dat eerste buisdeel ten opzichte van de houder verdraaibaar te zijn rond de langshartlijn van het uitloopkanaal. Door het drempelschot en de afsluiter beide in het draaibare eerste buisdeel te voorzien, wordt bereikt dat het 25 afsluitmechanisme bij het wegdraaien van het uitloopstelsel gewoon kan meedraaien en het wegdraaien van het uitloopstelsel dus niet belemmert.

Teneinde het uitloopstelsel ten behoeve van onderhoud, zoals schoonmaken, gemakkelijk te kunnen bereiken, is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer dat 30 eerste buisdeel op losneembare en weer koppelbare wijze aan de houder, in het bijzonder, het tweede buisdeel, bevestigd is.

8

Constructie-technisch is het hierbij van voordeel wanneer het uitloopkanaal een tweede buisdeel omvat, dat aan de houder bevestigd is, dat concentrisch in het eerste buisdeel verloopt, en dat als lager voor het verdraaibare eerste buisdeel werkzaam is, en wanneer genoemd ene eind van de transportworm in dit tweede buisdeel steekt. Aldus wordt op 5 eenvoudige en betrouwbare wijze een duurzame, goede en wegdraaien van het uitloopstelsel toelatende bevestiging van het eerste buisdeel verkregen.

Met het oog op een eenvoudige en betrouwbare lagering van de transportworm is het hierbij van voordeel wanneer het tweede buisdeel een inwendige diameter heeft, die in 10 hoofdzaak overeenkomt met de uitwendige diameter van de transportworm zodanig, dat dit tweede buisdeel als lager voor de transportworm werkzaam is.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de houder poedervormig ingrediënt ter bereiding van een instantdrank, zoals thee, ijsthee, “café frappe” (ook wel 15 ijskoffie genoemd), limonade, soep, bouillon, vruchtensap, melk of chocolademelk omvat. De te bereiden instantdrank kan hierbij zowel een koude als een warme drank zijn.

Volgens een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een 20 drankbereidingsinrichting voor bereiding van een instantdrank, waarbij de drankbereidingsinrichting omvat: • ten minste één houdersamenstel volgens de uitvinding; • een mengeenheid voor het mengen en oplossen vanuit het houdersamenstel afkomstig poedervormig ingrediënt met water respectievelijk in water; en 25 · een watertoevoersysteem voor het toevoeren van water aan de mengeenheid.

UITVOERINGSVORM VAN DE UITVINDING

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende toegelicht worden aan de hand van 30 een, in de tekening, weergegeven uitvoeringsvorm. Hierin toont: 9

Figuur 1 een schematische weergave, gedeeltelijk in doorsnede van een drankbereidingsinrichting volgens de uitvinding met een houdersamenstel volgens de uitvinding; 5 Figuur 2 een schematisch aanzicht op de drankbereidingsinrichting uit figuur 1, welk aanzicht is overeenkomstig pijl II in figuur 1;

Figuur 3 een aanzicht met uiteengenomen delen van een gedeelte van een houdersamenstel volgens de uitvinding; 10

Figuur 4 detailaanzichten van het detail IV uit figuur 1, waarbij figuur 4a, figuur 4b en figuur 4c telkens een verschillende toestand tijdens gebruik weergeven; en

Figuur 5 een schematisch detailaanzicht van het sluitmechanisme in gesloten toestand. 15

Figuren 1 en 2 tonen een drankbereidingsinrichting volgens de uitvinding. Deze drankbereidingsinrichting omvat een houdersamenstel 1 volgens de uitvinding; een mengeenheid en een watertoevoersysteem 17. De mengeenheid 2 is hier zeer schematisch afgebeeld en kan van velerlei typen zijn. In dit voorbeeld omvat de 20 mengeenheid 2 een mengruimte 18 met een trechtervormig inlaatdeel naar een mengorgaan 19 in de vorm van een door een motor 20 aangedreven rotor 19. Via leiding 17 wordt water in de mengruimte 18 toegevoerd en via kanaal 22 wordt poedervormige ingrediënten aan de mengeenheid 2 toegevoerd. Onder inwerking van de rotor wordt het water met het ingrediënt vermengd, waarbij het ingrediënt in het 25 water kan oplossen. Zoals met de pijlen is aangeduid, wordt het verkregen mengsel dan via een uitloop 21 in een kopje of beker 3 afgevoerd. De gebruiker kan de verkregen drank dan uit het kopje 3 drinken.

Het houdersamenstel 1 volgens de uitvinding omvat een houder 5, welke, zoals op zich 30 bekend, is voorzien van een transportworm 6, die langs de bodem 30 van de houder 5 verloopt. Het houdersamenstel omvat verder een uitloopkanaal 7, dat aan de houder 5 is bevestigd. De transportworm 6 steekt met één eind 8 in het uitloopkanaal 7. Bij het andere eind is de transportworm 6 aangesloten op de aandrijving 21 om de 10 transportworm te kunnen doen roteren. De transportworm 6 heeft een langsrichting L en zal bij rotatie in de juiste richting poedervormig ingrediënt 4, dat zich in de houder 5 bevindt overeenkomstig pijl R (figuur 4a) in de richting van het uitloopkanaal 7 transporteren. Aldus is het mogelijk om voor de bereiding van een kopje drank de 5 transportworm 6 gedurende een vooraf bepaald tijdsinterval aan te drijven, zodat een gewenste dosering van poedervormig ingrediënt via het uitloopkanaal 7 uit de houder 5 wordt afgevoerd naar de mengeenheid 2.

Onder verwijzing naar de figuren 3,4 en 5 zal in het navolgende gedetailleerder 10 worden ingegaan op het uitloopkanaal 7. Figuur 3 toont het uitloopkanaal 7 perspectivisch in uiteengenomen delen. Figuren 4 a, 4b en 4c tonen als detail IV uit figuur 1 het uitloopkanaal in verschillende toestanden, en figuur 5 toont als nader detail het uitloopkanaal in de toestand, waarbij de doorgang door het uitloopkanaal volledig gesloten is.

15

Verwijzend naar figuur 3 is het uitloopkanaal 7 opgebouwd uit drie onderdelen, die elk door spuitgieten uit kunststof vervaardigd kunnen zijn. Het eerste onderdeel is L-vormig en opgebouwd uit een eerste buisdeel 15 met daaraan een buisvormig afvoerdeel 22. Opgemerkt wordt dat het buisvormige afvoerdeel 22 geen gesloten buis 20 hoeft te zijn maar ook een open goot kan zijn. Aan het eerste buisdeel 15 is verder een flens 27 voorzien. Het tweede onderdeel betreft een tweede buisdeel 16, waaraan een flens 26 is gevormd. Het derde onderdeel betreft een afsluiter 10. Deze afsluiter 10 is opgebouwd uit een halfcilindervormige kap 23, een halfcirkelvormig schot 31, twee klemranden 24 en een afsluitlichaam 11. De klemranden 24 zijn aan de binnenzijden 25 voorzien van geleidingsgroeven. Op het eerste buisdeel 15 zijn twee geleidingsribben 25 voorzien. In gemonteerde toestand grijpen de klemranden 24 klemmend aan op het eerste buisdeel 15 zodanig dat de geleidingsribben 25 aangrijpen in genoemde geleidingsgroeven. De afsluiter 10 is aldus overeenkomstig dubbele pijl S (figuur 4c) langs het eerste buisdeel 15 heen en weer verschuifbaar tussen een vrijgeefstand 30 (figuren 4b en 4c) en een afsluitstand (figuren 4a, 1 en 5). Doordat de klemranden 24 klemmend op het eerste buisdeel 15 aangrijpen, moet voor dit heen en weer verschuiven een wrijvingskracht overwonnen worden. Deze wrijvingskracht is van een dusdanige grootte dat a) het heen en weer verschuiven van de afsluiter 10 gemakkelijk 11 met de hand kan plaatsvinden; b) onbedoeld verschuiven (in het bijzonder openschuiven) verhinderd wordt; en c) openschuiven onder invloed van de stuwende werking van door de transportworm voortgeduwd ingrediënt mogelijk is. Deze wrijvingskracht ligt aldus met voorkeur in het bereik vanaf ongeveer 1 N tot en met 5 ongeveer 3N. iets grotere waarden tot aan 5 a 7 N kunnen ook nog goed functioneren.

In gemonteerde toestand steekt het tweede buisdeel 16 in het eerste buisdeel 15. Het eerste buisdeel 15 en het tweede buisdeel 16 zijn hierbij middels een soort bajonetsluiting via de flenzen 26 en 27 aan elkaar gefixeerd. Deze bajonetsluiting is 10 verkregen door aan de flens 26 haken 29 te voorzien, die rondom de buitendiameterrand van flens 27 grijpen. Om onderlinge montage en ook desgewenst demontage mogelijk te maken, is de flens 27 van het eerste buisdeel 15 voorzien van uitsparingen 28 voor het doorlaten van de haakeinden van de haken 29 bij het in elkaar steken. Nadat buisdeel 16 dan ten opzichte van het buisdeel 15 is verdraaid, zal de 15 vergrendeling in werking zijn getreden.

Buisdeel 16 is (al dan niet demonteerbaar en opnieuw bevestigbaar) bevestigd aan houder 5. De bajonetachtige vergrendeling van het eerste buisdeel 15 ten opzichte van het tweede buisdeel 16 laat toe dat het eerste buisdeel 15 ten opzichte van het tweede 20 buisdeel 16 verdraaid wordt. Aldus is, zie figuur 2, het afvoerdeel 22 van het uitloopkanaal 7 overeenkomstig pijl 32 verzwenkbaar. Dit maakt het mogelijk om ten behoeve van, bijvoorbeeld onderhoud of schoonmaken, het afvoerdeel 22 weg te zwenken zodat de mengeenheid 2 vrij ligt en beter bereikbaar is.

25 Verwijzend naar, in het bijzonder, de figuren 4a, 4b, 4c en 5 zal in het navolgende gedetailleerder worden ingegaan op, in het bijzonder, het sluitmechanisme voor het afsluiten van het uitloopkanaal 7.

De afsluiter 10 omvat, als gezegd, een afsluitlichaam 11, dat aan de binnenzijde van het 30 schot 31 is voorzien.

Aan het (in figuren 4a, 4b, 4c en 5 linker-) eind van het eerste buisdeel 15 is een drempelschot 9 voorzien. Dit drempelschot 9 sluit ongeveer de onderste helft van het 12 eerste buisdeel 15 af. Het drempelschot 9 is in deze uitvoeringsvorm een in wezen halfcirkelvormige schijf met een vrije, rechte bovenste rand 14 en een halfcirkelboogvormige rand, waarmee het drempelschot 9 aansluit op de wand van het eerste buisdeel 15. Het drempelschot 9 heeft een dikte d (zie figuur 5) van in dit 5 voorbeeld ongeveer 1,5-2 mm.

Het afsluitlichaam 11 heeft de vorm van een halve cilinder met (in figuren 4a, 4b, 4c en 5 rechter-) afgeschuind eindvlak 12. Wanneer het afsluitlichaam 11 zich in de in figuren 4a en 5 afgebeelde afsluitstand bevindt, sluit het afsluitlichaam 11 tezamen met 10 het drempelschot 9 de doorgang van het eerste buisdeel 15 volledig af. Het zal de vakman duidelijk zijn dat het drempelschot 9 hierbij wat groter kan zijn dan een halfcirkelvormige schijf en dat het afsluitlichaam 11 wat kleiner kan zijn dan een halve cilinder of omgekeerd, dat het afsluitlichaam 11 wat groter kan zijn dan een halve cilinder en het drempelschot 9 overeenkomstig kleiner kan zijn dan een halve cirkel.

15 Waar het omgaat is dat zij tezamen in de toestand als afgebeeld in figuren 4a en 5 de doorgang door het eerste buisdeel 15 volledig belemmeren.

Wanneer de afsluiter 11 in de afsluittoestand verkeert, zoals afgebeeld in de figuren 4a en 5, dan is doorgang van poedervormig ingrediënt vanuit het inwendige van de houder 20 5 naar het afvoerdeel 22 van het uitloopkanaal 7 belemmerd. Korrels van poedervormig ingrediënt kunnen aldus niet het drempelschot 9 passeren. Aldus kan men, met de afsluiter in de afsluitstand de gehele houder 5 gemakkelijk uit de drankbereidingsinrichting verwijderen zonder dat er poedervormig ingrediënt gemorst kan worden. Doordat het eerste buisdeel 15 ten opzichte van de houder 5 verdraaibaar 25 is en doordat het afsluitlichaam 11 en het drempelschot 9 beide aan het eerste buisdeel 15 voorzien zijn, is het bovendien mogelijk om het uitloopkanaal 7, zoals in figuur 2 middels de pijl 32 aangegeven, te verzwenken terwijl de afsluiter 10 in de afsluitstand verkeert. Aldus is volledig te voorkomen dat bij verzwenken van het uitloopkanaal 7 deeltjes poedervormig ingrediënt gemorst worden.

Wanneer, zoals afgebeeld in de figuren 4b en 4c de afsluiter 10 in de vrijgeefstand verkeert, zal er poedervormig ingrediënt 4 over het drempelschot 9 heen geduwd worden zodra de transportworm 6 in werking gesteld wordt. Wanneer de 30 13 transportworm 6 uitgeschakeld wordt, zal het poedervormig ingrediënt onder een hellingshoek van circa 50° blijven liggen, zoals afgebeeld in figuur 4c. Deze hellingshoek van circa 50° komt overeen met de zogenaamde afschuifhoek van dit poedervormig ingrediënt in een horizontale buis. Deze hellingshoek/afschuifhoek zal in 5 de praktijk afhankelijk zijn van het type poedervormig ingrediënt. De genoemde 50° is dus een voorbeeld.

Het aan het stroomopwaartse eind van het afsluitlichaam 11 gelegen eindvlak 12 zal bij voorkeur verlopen onder een hoek γ (figuur 4c), die een paar graden kleiner is dan de 10 zojuist besproken natuurlijke hellingshoek/afschuifhoek van het poedervormig ingrediënt. De schuinte van het eindvlak 12 van het afsluitlichaam 11 zal in het bijzonder 5 a 10° kleiner zijn dan de natuurlijke hellingshoek/afschuifhoek van het poedervormige ingrediënt. Aldus zal de hoek γ van de schuinte van het eindvlak 12 van het afsluitlichaam 11 in het bijzonder een waarde hebben in het bereik van 40-45°.

15 Aangezien in een horizontale buis de natuurlijke hellingshoek/afschuifhoek van poedervormige ingrediënten voor drank in de praktijk ongeveer 50° of groter pleegt te zijn, kan een afsluitlichaam met een eindvlak onder een hoek van 40-45° voor een groot bereik aan poedervormige ingrediënten gebruikt worden.

20 Figuur 4B toont de toestand, waarin de afsluiter net vanuit de afsluitstand is teruggeschoven naar de vrijgeefstand en waarin de transportschroef 6 nog niet in bedrijf geweest is. In deze toestand zal de hellingshoek van het poedervormig ingrediënt ongeveer gelijk aan de schuintehoek van het eindvlak 12 van het afsluitlichaam 11 zijn, oftewel de hellingshoek van het poedervormig ingrediënt is op 25 dat moment kleiner dan de zogenaamde natuurlijke hellingshoek/afschuifhoek. Dit maakt het in belangrijke mate haast onmogelijk dat bij het openen van de afsluiter deeltjes poedervormig ingrediënt over het drempelschot 9 rollen.

Door de schuintehoek γ van het eindvlak 12 van het afsluitlichaam 11 voldoende groot 30 te houden, in het bijzonder groter dan 30°, met meer voorkeur 40° of groter, is te verzekeren dat de afsluiter 10 bij in bedrijfstelling van de transportschroef 6 vanzelf kan openen indien men vergeten mocht zijn om de afsluiter 10 weer handmatig in de geopende stand te zetten. De, bij in bedrijfstelling van de transportschroef 6 op het 14 afsluitlichaam inwerkende duwkracht van het poedervormig ingrediënt zal dan een evenwijdig aan de langshartlijn van de transportschroef 6, verlopende component hebben, die voldoende groot is om de afsluiter 10 in beweging te brengen. Aldus wordt beschadiging aan een onderdeel van het houdersamenstel tegengegaan.

5

Verwijzend naar figuur 5, wordt verpulvering van deeltjes poedervormig ingrediënt tussen de bovenrand 14 en het afsluitlichaam 11 voorkomen door enerzijds de dikte d van het drempelschot 9 kleiner dan 2 mm te nemen, althans de dikte van het drempelschot nabij de vrije rand 14 daarvan, en/of anderzijds door de stroomafwaartse 10 zijde van het drempelschot 9 af te schuinen (zoals afgebeeld in figuur 5) of af te ronden.

Door de afsluiter 10 zodanig te ontwerpen dat in de afsluitstand het afsluitlichaam 11 volledig boven of zelfs in stroomopwaartse richting voorbij het drempelschot 9 is 15 geschoven, wordt bereikt dat het poedervormig ingrediënt bij het afsluiten tot (in stroomopwaartse richting) achter het drempelschot 9 wordt teruggedrukt. Aldus wordt een zeer betrouwbare afsluiting verwezenlijkt met een aanzienlijk gereduceerde, zo niet zeer geringe kans dat er poedervormig ingrediënt tijdens het afsluiten of tijdens de afgesloten toestand gemorst wordt.

20 lijst van verwijzingen naar tekening 1 = houdersamenstel 2 = mengeenheid 25 3 = kopje 4 = poedervormig ingrediënt 5 = houder 6 = transportworm 7 = uitloopkanaal 30 8 = ene eind van transportworm 9 = drempelschot 10 = afsluiter 11 = afsluitlichaam 15 12 = stroomopwaarts eindvlak van afsluitlichaam 13 = langshartlijn transportworm 14 = vrije rand drempelschot 15 = eerste buisdeel 5 16 = tweede buisdeel 17 = watertoevoersysteem 18 = mengkamer 19 = mengorgaan 20 = motor mengorgaan 10 21 = aandrijving transportworm 22 = afvoerdeel van uitloopkanaal 23 = kap van afsluiter 24 = klemrand afsluiter 25 = geleiding afsluiter 15 26 = flens aan tweede buisdeel 27 = flens aan eerste buisdeel 28 = uitsparing 29 = grendelhaak 30 = bodem houder 20 31 = schot 32 = pijl in figuur 2 γ = schuinte hoek van stroomopwaarts eindvlak 25 d = dikte drempelschot L = langsrichting transportworm R = transportrichting transportworm, stroomafwaartse richting S = heen- en weer-verschuifbaarheid van afsluiter

Claims (16)

1] Houdersamenstel (1) voor een poedervormig ingrediënt (4) ter bereiding van een instantdrank, omvattende: 5. een houder; • een transportworm (6) voorzien in de houder (5) langs de bodem (30) van de houder; • een aan de houder (5) voorzien uitloopkanaal (7) voor afgifte van dat ingrediënt (4), waarbij een eind (8) van de transportworm (6) in het uitloopkanaal (7) steekt; 10. een drempelschot (9), dat zich uitstrekt dwars op de langsrichting van de transportworm (6) en dat in het uitloopkanaal (7) is aangebracht stroomafwaarts van dat ene eind (8) van de transportworm (6); • een afsluiter (10) voor het afsluiten van het uitloopkanaal (7); waarbij de afsluiter (10) een afsluitlichaam (11) omvat dat in langsrichting (L) van de 15 transportworm (6) heen en weer verschuifbaar is tussen een vrijgeefstand (Fig. 4B en Fig. 4C) en een afsluitstand (Fig. 4A); waarbij het afsluitlichaam (11) zich in de vrijgeefstand bevindt aan de stroomafwaartse zijde van het drempelschot (9), op afstand van dat drempelschot (9); en waarbij het afsluitlichaam (11) zich in de afsluitstand, beschouwd in een richting dwars 20 op de langsrichting (L) van de transportworm (6), naast het drempelschot (9) bevindt zodanig dat het afsluitlichaam (11) en het drempelschot (9) tesamen het uitloopkanaal (7) afsluiten.

2] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 1, waarbij het afsluitlichaam (11) in de 25 afsluitstand, beschouwd vanaf de stroomafwaartse zijde van het drempelschot (9) in stroomopwaartse richting, langs en voorbij het drempelschot (9) uitsteekt aan de stroomopwaartse zijde van het drempelschot (9).

3] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 2, waarbij het stroomopwaartse eindvlak 30 (12) van het afsluitlichaam (11) onder zodanige schuinte (γ) verloopt dat dit eindvlak (12), beschouwd in de afsluitstand en vanaf de transportworm (6) in stroomafwaartse richting kijkend, schuin naar het drempelschot (9) toeloopt.

4] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 3, waarbij deze schuinte met de langshartlijn (13) van de transportworm (6) een hoek (γ) van 30° a 60°, in het bijzonder 40° a 45° insluit.

5 5] Houdersamenstel (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het drempelschot (9) een vrije rand (14) heeft die, in afsluitstand, naar het afsluitlichaam (11) gekeerd is; en waarbij de vrije rand (14) aan de stroomafwaartse zijde van het drempelschot (9) is afgeschuind of afgerond. 10

6] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 6, waarbij de houder (5) verder poedervormig ingrediënt (4) ter bereiding van een instantdrank omvat, en waarbij die vrije rand (14) zodanig is afgeschuind of afgerond dat, bij horizontaal verlopende vrije rand (14), op de vrije rand (14) liggend poedervormig ingrediënt (4) van de vrije rand 15 (14) afvalt.

7] Houdersamenstel (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het drempelschot (9), althans bij de in afsluitstand naar het afsluitlichaam (11) gekeerde vrije rand (14) daarvan, een dikte (d) heeft die ten hoogste 2 mm is. 20

8] Houdersamenstel (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afsluiter (10) zodanig op het houdersamenstel (1), in het bijzonder het uitloopkanaal (7), is voorzien dat de afsluiter (10) in stroomafwaartse richting (R) verschuifbaar is tegen een weerstandskracht in, welke weerstandskracht van zodanige grootte is dat enerzijds het 25 afsluitlichaam (11) zich laat terugschuiven naar de vrijgeefstand onder invloed van door de transportworm (6) voortgestuwd ingrediënt (4), en dat anderzijds het afsluitlichaam niet onbedoeld uit zichzelf kan verschuiven.

9] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 8, waarbij de weerstandskracht is 30 verkregen door klemmende bevestiging van de afsluiter (10) op het het houdersamenstel (1), in het bijzonder het uitloopkanaal (7).

10] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 8 of 9, waarbij de weerstandskracht een waarde heeft gelegen in het bereik vanaf ongeveer 0,5 N tot en met ongeveer 10 N, in het bijzonder in het bereik vanaf ongeveer 1 N tot en met ongeveer 5 N, zoals in het bereik vanaf ongeveer 1 N tot en met ongeveer 3 N. 5

11] Houdersamenstel (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het uitloopkanaal (7) een eerste buisdeel (15) omvat dat rond de langshartlijn van dat buisdeel draaibaar aan de houder (5) bevestigd is, en waarbij het drempelschot (9) en de afsluiter (10) aan dat eerste buisdeel (15) voorzien zijn om, althans in de afsluitstand, 10 tesamen met dat eerste buisdeel (15) ten opzichte van de houder (5) verdraaibaar te zijn rond de langshartlijn van het uitloopkanaal (7).

12] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 11, waarbij dat eerste buisdeel (15) op losneembare en weer koppelbare wijze aan de houder (5) bevestigd is. 15

13] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 12, waarbij het uitloopkanaal (7) een tweede buisdeel (16) omvat dat aan de houder (5) bevestigd is, dat concentrisch in het eerste buisdeel (15) verloopt, en dat als lager voor het verdraaibare eerste buisdeel (15) werkzaam is, en waarbij genoemd ene eind (8) van de transportworm (6) in dit tweede 20 buisdeel (16) steekt.

14] Houdersamenstel (1) volgens conclusie 13, waarbij het tweede buisdeel (16) een inwendige diameter heeft die in hoofdzaak overeenkomt met de uitwendige diameter van de transportworm (6) zodanig dat dit tweede buisdeel (16) als lager voor de 25 transportworm (6) werkzaam is.

15] Houdersamenstel (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder (5) verder poedervormig ingrediënt (4) ter bereiding van een instantdrank, zoals thee, ijsthee, frappe, limonade, soep, bouillon, vruchtensap, melk of chocolademelk, omvat. 30

16] Drankbereidingsinrichting voor bereiding van een instantdrank, waarbij de drankbereidingsinrichting omvat: • tenminste een houdersamenstel (1) volgens een der voorgaande conclusies; • een mengeenheid (2) voor het mengen en oplossen van uit het houdersamenstel (1) afkomstige poedervormig ingrediënt (4) met respectievelijk in water; en • een watertoevoersysteem (17) voor het toevoeren van water aan de mengeenheid (2).