NL193668C

NL193668C - Steigerelement.

Info

Publication number: NL193668C
Application number: NL8103268A
Authority: NL
Original assignee: Layher Eberhard
Priority date: 1981-04-29
Filing date: 1981-07-08
Publication date: 2000-06-06
Also published as: FR2504964B1; JPH0114394B2; FR2504964A1; DE8112653U1; BE889765A; CA1170694A; US4394095A; NL8103268A; NL193668B; GB2097507A; GB2097507B; CH656438A5; JPS57180764A

Description

1 193668

Steigerelement

De uitvinding heeft betrekking op een steigerelement voor steigerwerksystemen, waarbij de aansluiting van een horizontaal of diagonaal verlopend steigerelement op een verticaal steigerelement plaatsvindt met 5 behulp van een aan het verticale steigerelement vast aangebrachte, van doorbrekingen voorziene, cirkelvormige aansluitflens, en middels een aan het horizontale of diagonale steigerelement voorziene aansluitschoen, die aan de aansluitflens vast te leggen is met behulp van een door één van de doorbrekingen van de aansluitflens reikende keg, waarbij de aansluitschoen een gedeelte heeft met een naar de hartlijn van het verticale steigerelement gerichte middellijn B-B, die onder een hoek van 45° danwel 135° 10 staat ten opzichte van een middenlangslijn A-A van het verticale steigerelement, welke middeniangslijn in hoofdzaak loodrecht staat op het verticale vlak waarin het horizontale of diagonale steigerelement gelegen is, waarbij het horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement aan het aan te sluiten eind daarvan voorzien is van een lip, waarmee hij op een om een evenwijdig aan de middeniangslijn gelegen hartlijn verdraaibare wijze verbonden is met de aansluitschoen en waarbij de aansluitschoen voorzien is van een 15 onder 135° danwel 45° ten opzichte van de middenlijn B-B staande en daarvan afgekeerde aansluitschoen-lip, waarmee de lip van het horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement op verdraaibare wijze verbonden is.

Een dergelijke steigerelement is bekend uit het Belgisch octrooischrift 883.655. Hierbij is het met de aansluitflens te verbinden steigerelement voorzien van een lip, die verdraaibaar bevestigd is aan een 20 opstaande plaat van een aansluitschoen, welke opstaande plaat gevormd is aan de, ten opzichte van het verticale steigerelement beschouwd, buitenzijde van de aansluitschoen. Een nadeel van de bekende constructie is dat door de betrekkelijk grote afstand van het vlak, waarin het aan te sluiten horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement gelegen is, tot het daaraan evenwijdige vlak door de hartlijn van het bijbehorende verticale steigerelement, een ongunstig groot moment opgewekt kan worden.

25 De uitvinding heeft tot doel een steigerelement van de in de aanhef genoemde soort zodanig te verbeteren, dat de aansluiting tussen diagonaal of horizontaal steigerelement en verticaal steigerelement zodanig is dat het optreden van grote momenten in hoge mate wordt tegengegaan danwel voorkomen wordt. Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat de aansluitschoenlip gevormd is aan die zijde van de aansluitschoen, welke gekeerd is naar het vlak, dat loodrecht staat op de genoemde middeniangslijn 30 A-A van het verticale steigerelement en de hartlijn van het verticale steigerelement bevat.

Door de gunstige ligging van de aansluitschoenkeg ten opzichte van het verticale vlak dat door het verticale steigerelement heenloopt en evenwijdig is aan het horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement worden de optredende momenten laag gehouden.

Opgemerkt wordt dat uit de Duitse octrooiaanvrage 2.822.676 een met die volgens het Belgisch 35 octrooischrift 883.655 vergelijkbare opstelling bekend is, met een aansluitschoen, die in hoofdzaak prismatisch is en een gedeelte bezit dat in de bevestigde toestand radiaal ten opzichte van het verticale steigerelement gericht is, alsmede een aan de radiale buitenzijde gelegen gedeelte, dat twee verticale vlakken bezit die loodrecht op elkaar staan. Tegen één van deze vlakken is de lip van het horizontale of het diagonaal verlopende steigerelement op een in een verticaal vlak verdraaibare wijze verbonden. Ook hier 40 kunnen de voornoemde (te) grote momenten optreden.

Bij voorkeur is aan beide einden van het horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement een aansluitschoen aangebracht.

Bij een verdere voorkeur worden de aansluitschoenlip en de keg beide doorsneden door een vlak dat evenwijdig loopt aan het horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement.

45

In het volgende wordt de uitvinding aan de hand van de tekening nader verduidelijkt.

Figuur 1 toont het einde van een diagonale schoor met de aansluitschoen volgens de uitvinding.

Figuur 2 is een bovenaanzicht van de middelen volgens figuur 1.

50 De tekening toont het steigerelement 1 welke de diagonale schoor vormt, de aansluitschoen 2 en het verticale steigerelement 3 welke uit de steigerbuis 31 en de daaraan gelaste aansluitflens 32 bestaat.

De aansluitflens 32 is als ringvormige plaat uitgevoerd, waarin de langwerpige ovale doorbrekingen 33 op zodanige wijze zijn aangebracht dat hun lengte-assen elkaar in de hartlijn A-A van de steigerbuis 31 loodrecht snijden. Tussen deze doorbrekingen 33 zijn telkens de brede doorbrekingen 34 aangebracht.

55 Het diagonaal op te stellen steigerelement 1 bestaat uit een steigerbuis 11 met aan het einde daarvan de trekker 12 die bij voorkeur door samendrukken van het buiseinde ontstaan is.

De aansluitschoen 2 is door middel van een scharnierverbinding 25 aan de trekker 12 bevestigd. De

Claims

193668 2 aansluitschoen 2 bestaat uit een onderste wang 21 en een bovenste wang 22 waartussen zich een spleet 23 bevindt, welke zodanig bemeten is dat de spleet de aansluitflens 32 omgrijpt en gemakkelijk hierop geschoven kan worden. In de beide wangen 21 en 22 is telkens een verticaal verlopende spleet 27 aanwezig en deze met elkaar in register zijnde spleten zijn zodanig bemeten en opgesteld dat na het 5 opzetten van de aansluitschoen 2 op de aansluitflens 32 de hartlijn van één van de brede doorbrekingen 34 zich tussen hen bevindt, zodat de aansluitschoen 2 door inslaan van een wig 26 aan het verticale steiger-element 3 vastgelegd kan worden. Aan de naar buiten gerichte vlakken van de aansluitschoen 2 is een trekkerarm 24 aanwezig welke met de naar de hartlijn van de steigerbuis wijzende hartlijn B-B van de aansluitschoen 2 een hoek van 135° 10 vormt en zodanig opgesteld is dat de trekker ten opzichte van de hartlijn B-B naar buiten wijst. In deze trekkerarm 24 is een boring voor de scharnierverbinding 25 aangebracht. 15

1. Steigerelement voor steigerwerksystemen, waarbij de aansluiting van een horizontaal of diagonaal verlopend steigerelement op een verticaal steigerelement plaatsvindt met behulp van een aan het verticale steigerelement vast aangebrachte, van doorbrekingen voorziene, cirkelvormige aansluitflens, en middels een aan het horizontale of diagonale steigerelement voorziene aansluitschoen, die aan de aansluitflens vast te 20 leggen is met behulp van een door één van de doorbrekingen van de aansluitflens reikende keg, waarbij de aansluitschoen een gedeelte heeft met een naar de hartlijn van het verticale steigerelement gerichte middellijn B-B, die onder een hoek van 45° danwel 135° staat ten opzichte van een middenlangsllijn A-A van het verticale steigerelement, welke middenlangslijn in hoofdzaak loodrecht staat op het verticale vlak waarin het horizontale of diagonale steigerelement gelegen is, waarbij het horizontaal of diagonaal 25 verlopende steigerelement aan het aan te sluiten eind daarvan voorzien is van een lip, waarmee hij op een om een evenwijdig aan de middenlangslijn gelegen hartlijn verdraaibare wijze verbonden is met de aansluitschoen en waarbij de aansluitschoen voorzien is van een onder 135° danwel 45° ten opzichte van de middenlijn B-B staande en daarvan afgekeerde aansluitschoenlip, waarmee de lip van het horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement op verdraaibare wijze verbonden is, met het kenmerk, dat de 30 aansluitschoenlip (24) gevormd is aan die zijde van de aansluitschoen (2), welke gekeerd is naar het vlak, dat loodrecht staat op de genoemde middenlangslijn A-A van het verticale steigerelement (3) en de hartlijn van het verticale steigerelement (11) bevat.

2. Steigerelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan beide einden van het horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement (11) een aansluitschoen (2) is aangebracht.

3. Steigerelement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aansluitschoenlip (24) en de keg (26) beide doorsneden worden door een vlak dat evenwijdig loopt aan het horizontaal of diagonaal verlopende steigerelement (11). Hierbij 1 blad tekening