NL192653C - Afstandsbesturingsstelsel. - Google Patents

Description

1 192653

Afstandsbesturingsstelsel

De onderhavige uitvinding betreft een stelsel voor het op afstand besturen van twee of meer apparaten omvattende een gemeenschappelijke ingangsaansluiting voor ontvangst van een afstandsbesturingssignaal, 5 ten minste één microprocessor voor verwerking van de besturingssignalen, waarbij de microprocessor is aangesloten op een, de apparaten verbindende, informatiebusleiding via een koppelschakeling en een schakelorgaan dat is aangesloten tussen de ingangsaansluitingen en de busleiding en dat bestuurd wordt door het afstandbesturingssignaal.

Een dergelijk afstandsbesturingsstelsel is bekend uit het Franse octrooischrift 2.461.420, waarbij 10 bidirectionele besturing tussen enige apparaten, zoals een afstemeenheid, een bandopneem/ weergeefapparaat en/of een versterker e.d. mogelijk is.

Een nadeel bij het bekende afstandsbesturingsstelsel betreft het probleem dat, wanneer de voedingsbron van bijv. een bandapparaat wordt uitgeschakeld, de afstandbesturing tussen de eveneens tot het stelsel behorende afstandseenheid en versterker onmogelijk wordt, doordat het aan de ingangsaansluiting 15 verschijnend signaal bij herhaling wordt geaard.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel dit nadeel te ondervangen, en te verzekeren dat een aantal via een gemeenschappelijke ingangsaansluiting in serie geschakelde apparaten op betrouwbare wijze bidirectioneel bestuurbaar zijn.

Dit doel wordt bereikt, doordat het stelsel is voorzien van een diode met een eerste en een tweede 20 elektrode, waarbij de eerste elektrode is aangesloten op de ingangsaansluitingen van een tweede vergrendelcircuit dat deel uitmaakt van de koppelschakeling, waarbij de tweede elektrode is aangesloten op de gemeenschappelijke ingangsaansluiting, en een belastingweerstand die is aangesloten tussen een eerste gelijkspanningsbron en de eerste elektrode van de diode, waarbij het schakelorgaan is aangesloten tussen de gemeenschappelijke ingangsaansluiting en een referentiespanning.

25

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvorm.

Figuren 1 en 2 en vervolgens 3 en 4 tonen enige blokschema’s van twee afstandsbesturingsinrichtingen van een bekend type.

30 Figuren 5 en 6 tonen enige blokschema’s van een uitvoeringsvorm van een afstandsbesturingsinrichting een verbeterde uitvoeringsvorm.

Figuur 7A laat een schematische weergave zien van een voorbeeld van een bitverdelingspatroon van een afstandsbesturingssignaal.

Figuren 7B en 7C tonen enige golfvormen van respectievelijk een bit van de lage niveauwaarde ”0” en 35 een bit van de hoge niveauwaarde ”1” van tot een dergelijk afstandsbesturingssignaal behorende beheers-informatie.

Voordat tot beschrijving van een afstandsbesturingsinrichting volgens de uitvinding wordt overgegaan, volgt eerst aan de hand van de respectieve figuren 1,2 en 3,4 van de bijbehorende tekening een beschrijving van 40 twee dergelijke afstandsbesturingsinrichtingen van bekend type voor bidirectionale besturing van enige apparaten, zoals een afstemeenheid, een als ’’bandapparaat” aan te duiden bandopneem- en -weergeefapparaat, een versterker enz. In de figuren 1 en 2 hebben de verwijzingscijfers 1, 2 en 3 respectievelijk betrekking op een dergelijke afstemeenheid, bandapparaat en versterker, waarbij aan de laatstgenoemde een luidspreker is toegevoegd. De afstemeenheid 1, het bandapparaat 2 en de versterker 3 45 bevatten respectieve besturingssecties in de vorm van microcomputers 1a, 2a en 3a. Daarbij is een l/O-poort 1b van de microcomputer 1a van de afstemeenheid 1 gekoppeld met een l/O-poort 2b van de microcomputer 2a van het bandapparaat 2 en met een l/O-poort 3b van de microcomputer 3a van de versterker 3. Hoewel niet in de tekening weergegeven, wordt een van de afstemeenheid 1 afkomstig audiosignaal aan het bandapparaat 2 en de versterker 3 toegevoerd en wordt een door het bandapparaat 2 50 uitgelezen audiosignaal aan de versterker 3 toegevoerd. De microcomputers 1a, 2a en 3a bevatten respectieve l/O-koppelschakelingen 1d, 2d en 3d, welke tussen respectievelijk bijbehorende databus-leidingen 1c, 2c en 3c en de genoemde respectieve l/O-poorten 1b, 2b en 3b zijn opgenomen, zoals figuur 2 laat zien. Deze l/O-koppelschakelingen 1 d, 2d en 3d maken de uitwisseling van data tussen de microprocessors 1a, 2a en 3a mogelijk. Indien de centrale bewerkingseenheid van de microcomputer 1a voor 55 eenheden van bijvoorbeeld vier bits toegankelijk is, wordt een dergelijke toegang voor de l/O- koppelschakeling 1d door één van ieder vier bits verkregen. Hoewel de tekening zulks niet laat zien, bevat de microcomputer 1a, behalve de genoemde l/O-koppelschakeling 1d, nog enige l/O-koppelschakelingen, 192653 2 waaraan de overige drie van de vier bits zijn toegevoegd voor onafhankelijke (of gelijktijdige) toegang tot de centrale bewerkingseenheid. Meer in het bijzonder wordt het van een voorafbepaalde busleiding van de databusleiding 1c afkomstige signaal toegevoerd aan de signaalingangsaansluiting 1f van een uit een flip-flop van het D-type bestaande vergrendelschakeling 1e. De signaaluitgangsaansluiting 1g van de 5 vergrendelschakeling 1e is gekoppeld met de poortelektrode van een veldeffecttransistor 1h van het type met n-kanaal en geïsoleerde poortelektrode, waarbij de toevoerelektrode van deze veldeffecttransistor is geaard en de afvoerelektrode is verbonden met de toevoerelektrode van een veldeffecttransistor 1i van het type met n-kanaal en geïsoleerde poortelektrode; van de veldeffecttransistor 1i is de afvoerelektrode verbonden met een voedingsspanningsaansluiting ij van positieve gelijkspanningspotentiaal en is de 10 poortelektrode verbonden met het verbindingspunt van de beide veldeffecttransistoren 1h en li; met dit verbindingspunt is bovendien de l/O-poort 1b verbonden evenals, via een omkeerschakeling 1k, de signaalingangsaansluiting 1m van een uit een flip-flop van het D-type bestaande vergrendelschakeling 11.

De signaaluitgangsaansluiting m van de vergrendelschakeling 11 is via een bufferschakeling 10 gekoppeld met de voorafbepaalde busleiding van de databusleiding 1c. De genoemde vergrendelschakelingen 1e en 11 15 hebben respectieve kloksignaalingangsaansluitingen 1p en 1q; toevoer van de in aanmerking komende kloksignalen aan deze aansluitingen 1p en 1q brengt de respectieve vergrendelschakelingen 1e en 11 in hun werkzame toestand. Een met het aan de kloksignaalingangsaansluiting iq van de vergrendelschakeling 11 toegevoerde kloksignaal gesynchroniseerd stuursignaal, dat aan de stuursignaalingangsaansluiting 1r wordt toegevoerd, dient voor activering en de-activering van de tussen de vergrendelschakeling 11 en de 20 databusleiding 1c opgenomen bufferschakeling 10. Wanneer de vergrendelschakeling 1e aan zijn kloksignaalingangsaansluiting 1p het als afgifte-instructie dienende kloksignaal krijgt toegevoerd, zal de l/O-koppelschakeling 1d het van de databusleiding 1c afkomstige signaal naar de l/O-poort 1b doorlaten. Wanneer de vergrendelschakeling 11 en de bufferschakeling 10 aan hun respectieve kloksignaalingangsaansluiting 1q en stuursignaalingangsaansluiting Ir als invoerinstructie het respectieve kloksignaal en 25 stuursignaal krijgen toegevoerd, zal de l/O-koppelschakeling 1d het naar de I/O poort 1b doorgelaten signaal in de databusleiding 1c vergrendelen.

De microcomputers 2a en 3a zijn op soortgelijke wijze als de hiervoor beschreven microcomputer 1a uitgevoerd.

Bij een afstandsbesturingsinrichting van het zojuist beschreven, bekende type volgens de figuren 1 en 2 30 zullen de respectieve microcomputers 1a, 2a en 3a van de afstemeenheid 1, het bandapparaat 2 en de versterker 3 steeds na een interval van voorafbepaalde duur, bijvoorbeeld 100 microsec., in tot hun respectieve centrale bewerkingseenheden behorende registers de aan de l/O-poorten 1b, 2b en 3b verschijnende signalen opnemen en onderzoeken, of één van de andere apparaten van het stelsel een startbitsignaal levert, of niet. Wanneer de afstemeenheid 1 een dergelijk startbitsignaal afgeeft, worden het 35 bandapparaat 2 en de versterker 3 in hun voor ontvangst van signalen geschikte bedrijfstoestand gebracht. Vervolgens detecteren de respectieve microcomputers 2a en 3a van de beide apparaten 2 en 3, welk van beide door de microcomputer 1a van de afstemeenheid 1 wordt aangewezen. Wanneer dit bijvoorbeeld de versterker 3 blijkt te zijn, wordt uitwisseling van informatie tussen de microcomputer 1a van de afstemeenheid 1 en de microcomputer 3a van de versterker 3 tot stand gebracht en wordt besturing van de versterker 40 3 op basis van de uitgewisselde informatie verkregen.

Wanneer bij een op dergelijke wijze uitgevoerde afstandbesturingsinrichting van bekend type één van de apparaten, bijvoorbeeld de afstemeenheid 1, buiten gebruik is en de daaraan toegevoegde voedingsbron uitgeschakeld is, terwijl het bandapparaat 2 en de versterker 3 in bedrijf zijn, krijgt de veldeffecttransistor 1 h van de l/O-koppelschakeling ld van de microcomputer 1a van de afstemeenheid 1, welke zelf is uitgescha-45 keld, een diode-karakter, waardoor de afvoerelektrode van de veldeffecttransistor 1h op aardpotentiaal komt, met als gevolg, dat de l/P-poort 1b op aardpotentiaal komt. Dit heeft weer tot gevolg, dat de respectieve l/O-poorten 2b en 3b van de microcomputers 2a en 3a van respectievelijk het bandapparaat 2 en de versterker 3 op hun beurt worden geaard, waardoor de uitwisseling van informatie tussen het bandapparaat 2 en de versterker 3, en daarmee de beoogde besturing, onmogelijk wordt.

50 De figuren 3 en 4 hebben betrekking op een afstandsbesturingsinrichting van ander bekend type; daarbij worden de respectieve besturingssecties van een afstemeenheid 4, een bandapparaat 5 en een versterker 6 gevormd door microcomputers 4a, 5a en 6a. De uitgangspoort 4b van de microcomputer 4a van de afstemeenheid 4 is gekoppeld met de ingangspoort 5c van de microcomputer 5a van het bandapparaat 5 en met de ingangspoort 6c van de microcomputer 6a van de versterker 6. De ingangspoort 4c van de 55 microcomputer 4a is verbonden met de respectieve uitgangspoort 5b en 6b van de microcomputers 5a en 6a. De systeemkloksignaalaansluiting 4d van de microcomputer 4a is doorverbonden met de respectieve systeemkloksignaalaansluitingen 5d en 6d van de microcomputers 5a en 6a. Daarbij functioneert de 3 192653 microcomputer 4a van de afstemeenheid 4 als "meestercomputer” voor de beide als "slaafcomputers” werkende microcomputers 5a en 6a van respectievelijk het bandapparaat 5 en de versterker 6. De l/O-koppelschakelingen van de meestercomputer 4a en de slaafcomputers 5a en 6a zijn op dezelfde wijze uitgevoerd als de l/O-koppeischakeling 4e van de meestercomputer 4a volgens figuur 4. Meer in het 5 bijzonder is in figuur 4 een databusleiding 4f via een databusleiding 4g van een l/O-koppelschakeling 4e gekoppeld met een signaalingangs-Auitgangsaansluiting van een serie-bufferschakeling 4h, welke tot parallel/serie- en serie/parallel-omzetting in staat is. De seriesignaaluitgangsaansluiting van de seriebuffer-schakeling 4h is verbonden met de uitgangspoort 4b, terwijl de seriesignaalingangsaansluiting van de seriebufferschakeling 4h is verbonden met de ingangspoort 4c. De seriebufferschakeling 4h werkt synchroon 10 met het via een kloksignaalingangsaansluiting 4i ontvangen kloksignaal. Daartoe wordt een door een niet in de figuren 3 en 4 weergegeven kloksignaalgenerator aan de kloksignaalingangsaansluiting 4j toegevoerd kloksignaal, dat dient om het in parallelvorm via de databusleidingen 4f en 4g ontvangen signaal in serievorm aan de uitgangspoort 4b toe te voeren, via een bufferschakeling 4k aan de genoemde kloksignaalingangsaansluiting 4i toegevoerd. Voorts wordt een via de systeemkloksignaalingangsaansluiting 15 4d ontvangen systeemkloksignaal, dat dient om het in serievorm aan de ingangspoort 4c van de centrale bewerkingseenheid verschijnende signaal in parallelvorm aan de databusleidingen 4g en 4f beschikbaar te maken, via een bufferschakeling 4I aan de kloksignaalingangsaansluiting 4i toegevoerd. De verwijzings-symbolen 4m en 4n hebben betrekking op ingangssignaalaansluitingen voor respectieve stuursignalen voor de bufferschakelingen 4k en 4I.

20 Bij een op dergelijke wijze uitgevoerde afstandsbesturingsinrichting van bekend type zullen de meestercomputer 4a van de afstemeenheid 4 en de slaafcomputers 5a en 6a van respectievelijk het bandapparaat 5 en de versterker 6 steeds de bufferschakelingen 4k en 4I, welke het systeemkloksignaal krijgen toegevoerd, activeren om te onderzoeken of het systeemkloksignaal ook werkelijk aan de desbetreffende systeemkloksignaalingangsaansluiting verschijnt. Wanneer bijvoorbeeld de afstemeenheid 4 het startbit-25 signaal en het systeemkloksignaal levert, zullen het bandapparaat 5 en de versterker 6 de seriebuffer-schakelingen 4k en 4I vrijgeven voor ontvangst van het startbitsignaal en het systeemkloksignaal via de respectieve ingangspoorten 5c en 6c en de respectieve systeemkloksignaalingangsaansluitingen 5d en 6d; daardoor wordt de werking van de slaafcomputers 5a en 6a onderbroken. Het in de seriebufferschakeling 4h in serievorm opgenomen signaal wordt dan door het systeemkloksignaal in parallelvorm gebracht en via de 30 databusleiding in de centrale bewerkingseenheid vergrendeld. Vervolgens detecteren de slaafcomputers 5a en 6a van respectievelijk het bandapparaat 5 en de versterker 6, welk van beide laatstgenoemde apparaten door de meestercomputer 4a van de afstemeenheid 4 wordt aangewezen. Wanneer dit bijvoorbeeld het bandapparaat 5 blijkt te zijn, volgt uitwisseling van informatie tussen de meestercomputer 4a van de afstemeenheid 4 en de slaafcomputer 5a van het bandapparaat 5, waarbij het laatstgenoemde op basis van 35 de uitgewisselde informatie wordt bestuurd.

Bij de afstandsbesturingsinrichting van bekend type volgens de figuren 3 en 4 geldt echter, dat zelfs indien het bandapparaat 5 of de versterker 6, dat wil zeggen de ene van deze beide apparaten, buiten bedrijf is en de bijbehorende voedingsbron daarvan is uitgeschakeld, zodat slechts de afstemeenheid 4 met de meestercomputer 4a en het andere van de beide zojuist genoemde apparaten in bedrijf is, de uitwisse-40 ling van informatie tussen de meestercomputer 4a van de afstemeenheid en de slaafcomputer van het genoemde andere apparaat, bijvoorbeeld de slaafcomputer 5a van het bandapparaat 5, mogelijk blijkt, evenals de desbetreffende besturing. Onder die omstandigheden is echter geen uitwisseling van informatie tussen de slaafcomputers 5a en 6a mogelijk, evenmin als een desbetreffende besturing. Voorts wordt opgemerkt, dat een afstandbesturingsinrichting van het type volgens de figuren 3 en 4 is uitgerust met een 45 microcomputer, welke slechts signalen in serievorm kan vergrendelen of afgeven.

Vervolgens zal aan de hand van de figuren 5 en 6 een verbeterde uitvoeringsvorm van een afstandsbesturingsinrichting worden beschreven. Daarbij zijn in de figuren 5 en 6 de respectievelijk met die in de figuren 1 en 2 overeenkomende componenten met dezelfde verwijzingssymbolen aangeduid.

Bij deze uitvoeringsvorm zijn de l/O-aansluitingen van de als besturingssecties van respectievelijk de 50 afstemeenheid 1, het bandapparaat 2 en de versterker 3 dienende microcomputers 1 a, 2a en 3a met elkaar in serie geschakeld. Daartoe zijn de uitgangspoorten 1b, 2b en 3b van de respectieve l/O-koppelschakelingen 1d, 2d en 3d van de respectieve microcomputers 1a, 2a en 3a via respectieve weerstanden 1s, 2s en 3s gekoppeld met de bases van respectieve transistoren 1t, 2t en 3t, waarvan de emitters zijn geaard en de collectors met de kathoden van respectieve diodes 1u, 2u en 3u zijn verbonden. 55 De anoden van de diodes 1u, 2u en 3u zijn via respectieve weerstanden 1v, 2v en 3v gekoppeld met respectieve voedingsspanningsaansluitingen Ij, 2j en 3j. De verbindingspunten van de diodes 1u, 2u en 3u enerzijds en de weerstanden 1 v, 2v en 3v anderzijds zijn via respectieve omkeerschakelingen 1 k, 2k en 3k 192653 4 met respectieve signaalingangsaansluitingen 1 m, 2m en 3m van de vergrendelschakelingen 11, 2I en 3I gekoppeld. Parallel aan de respectieve collectoremitterstroomkringen van de transistoren It, 2t en 3t zijn respectieve l/O-aansluitparen 1w, 1x; 2, 2x en 3w, 3x opgenomen. De verwijzingssymbolen 1y, 2y en 3y hebben betrekking op tussen de respectieve l/O-aansluitingen 1x, 2x en 3x enerzijds en aarde anderzijds 5 opgenomen schakelaars. Deze schakelaars 1y, 2y en 3y dienen om te verhinderen, dat het audiosignaal door dubbele aarding nadelig wordt beïnvloed. Wanneer bijvoorbeeld de ene uitgangsaansluiting voor het audiosignaal van de afstemeenheid 1 is geaard, wordt de schakelaar ly uitgeschakeld. Indien in plaats van schakelaars 1y, 2y en 3y respectieve weerstanden van geschikte weerstandswaarde worden toegepast, kan een dergelijke nadelige beïnvloeding van het audiosignaal als gevolg van dubbele aarding op soortgelijke 10 wijze worden vermeden. De l/O-aansluiting 1x van de microcomputer 1a van de afstemeenheid 1 is verbonden met de l/O-aansluiting 2w van de microcomputer 2a van het bandapparaat 2, terwijl de l/O-aansluiting 2x van de microcomputer 2a is verbonden met de l/O-aansluiting 3w van de microcomputer 3a van de versterker 3. Daarbij vertonen de l/O-aansluitingen 1w, 1x; 2w, 2x; en 3w, 3x tijdens de normale bedrijfstoestanden een hoog signaalniveau. De microcomputers 1a, 2a en 3a zijn zodanig geprogrammeerd, 15 dat zij signalen afgeven met een transmissieformaat, waarvan de lengte kan worden gevarieerd, zoals de figuren 7A, 7B en 7C laten zien, terwijl de microcomputers bij ontvangst van signalen met een dergelijk transmissieformaat besturing van de in aanmerking komende apparaten op basis van de desbetreffende signaalinhoud kunnen uitvoeren. Het transmissieformaat van variabele lengte volgens de figuur 7A-7C omvat een startbitsignaal van laag niveau en een duur van 400 microsec. voor aanwijzing van het begin van 20 de signaaltransmissie op dit startbitsignaal volgende vier-bits beheersinformatie voor aanwijzing van het te besturen apparaat, een op de beheersinformatie volgend vier-bits informatielengte-identificatiesignaal voor aanwijzing van de informatielengte n en de op dit identificatiesignaal volgende informatie zelf, bestaande uit n lengten met 8-bits informatie 8 x n bits.

Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm wordt een bit van de lage niveauwaarde ”0" van de beheers-25 informatie gevormd door een impulsvormig signaal, dat een hoog niveau vertoont gedurende een tijdsinterval to—t, van 35 microsec. en een lage niveauwaarde vertoont gedurende het daarop volgende tijdsinterval t,-t4 van 65 microsec., zoals figuur 7B laat zien. Een bit van de hoge niveauwaarde ”1” van de beheersinformatie wordt daarbij gevormd door een impulsvormig signaal, dat gedurende het tijdsinterval to-t3 van 65 microsec. een hoog niveau vertoont en gedurende het tijdsinterval t3-t4 van 35 microsec. een laag niveau 30 vertoont, zoals figuur 7C laat zien. De desbetreffende bits worden op de bitwaarde ”0” of ”1” onderzocht door detectie van het desbetreffende impulsniveau op het tijdstip t2, dat wil zeggen 50 microsec. na de voorflank t0, overeenkomende met de halve periodeduur van het zelfkloksignaal. In alle overige opzichten kan de hier beschreven uitvoeringsvorm van een afstandsbesturingsinrichting op dezelfde wijze als een dergelijke inrichting van bekend type zijn uitgevoerd.

35 Wanneer de microcomputer 1 a van de afstemeenheid 1, respectievelijk de daardoor afgegeven beheersinformatie, de microcomputer 3a van de versterker 3 voor informatie-uitwisseling, respectievelijk besturing, aanwijst, verschijnt aan de l/O-aansluiting 1x van de microcomputer 1a een signaal met het transmissieformaat volgens figuur 7A. In reactie op het via de databusleiding 1c en de l/O-koppelschakeling 1d door de centrale bewerkingseenheid aan de uitgangspoort 1b geleverde signaal gaat de transistor 1t 40 naar zijn geleidende of zijn niet-geleidende toestand over voor doorlating van het signaal met het transmissieformaat volgens figuur 7A naar de l/O-aansluiting 1x. De respectieve microcomputers 2a en 3a van het bandapparaat 2 en de versterker 3 voeren ondertussen na bijvoorbeeld iedere 100 microsec. een inspectie van de aan hun respectieve l/O-aansluitingen 2w en 3w verschijnende signalen uit. Indien de microcomputer 1a van de afstemeenheid 1 het startbitsignaal van laag niveau en een duur van 400 45 microsec. afgeeft, zullen de microcomputers 2a en 3a het aan hun respectieve l/O-aansluitingen 2w en 3w verschijnende startbitsignaal herkennen en daarop reageren door hun respectieve centrale bewerkings-eenheden te onderbreken voor vergrendeling van de daarop volgende signalen. Dit wil zeggen, dat de diodes 2u en 3u in reactie op de aan de respectieve l/O-aansluitingen 2w en 3w verschijnende signalen via de l/O-koppelschakelingen 2d, 3d en de databusleidingen 2c, 3c in hun respectievelijk geleidende of 50 niet-geleidende toestand worden gebracht voor vergrendeling van de spanningen in de verbindingspunten tussen respectievelijk de diodes 2u en 3u en de weerstanden 2v en 3v van respectieve centrale bewerkingseenheden. Wanneer de voedingsbron van het bandapparaat 2 of de versterker 3 is uitgeschakeld, zal aan de desbetreffende aansluiting 2j of 3j geen spanning van bijvoorbeeld 5 volt verschijnen; als gevolg daarvan wordt de desbetreffende diode 2u of 3u onder een blokkeringsvoorspanning voor de 55 informatie aan de l/O-aansluiting 2w of 3w komen, dat wil zeggen in zijn niet-geleidende toestand (de spanning aan de aansluiting 2j of 3j bedraagt 5 volt voor een signaal van het hoge niveau ”1”). Als gevolg van het feit, dat de diode 2u of 3u op de zojuist beschreven wijze in zijn niet-geleidende toestand is

Claims (4)

5 192653 gebracht, kan geen informatie naar het inwendige van de l/O-koppelschakeling weglekken. Vervolgens wordt het door de beheersinformatie geïdentificeerde apparaat, bijvoorbeeld het bandapparaat 2, op basis van de informatie-inhoud door de microcomputer 3a bestuurd. Wanneer de microcomputer 2a van het bandapparaat 2 (door middel van de beheersinformatie) de afstemeenheid 1 aanwijst, wordt een soortgelijke 5 werking verkregen. Dit wil zeggen, dat bidirectionale besturing wordt verkregen. Wanneer slechts besturing tussen de afstemeenheid en de versterker 3 plaatsvindt, waarbij de voedingsbron van het bandapparaat 2 is uitgeschakeld, verkeert de transistor 2t in zijn niet-geleidende toestand, zodat de l/O-aansluitingen 2w en 2x van het bandapparaat 2 niet worden geaard. Als gevolg daarvan gaat de mogelijkheid van besturing tussen de afstemeenheid 1 en de versterker 3 niet verloren, respectievelijk blijft deze mogelijkheid behouden. 10 Zoals in het voorgaande is beschreven, zijn de l/O-aansluitingen van de microcomputers 1a, 2a en 3a, welke als respectieve besturingssecties van de afstemeenheid 1, het bandapparaat 2 en de versterker 3 dienen, met elkaar in serie geschakeld; als gevolg daarvan kan worden volstaan dat tussen de in het stelsel op te nemen apparaten slechts een betrekkelijk gering aantal doorverbindingsstuursignaalleidingen behoeft te worden aangebracht. 15 Daarnaast geldt, dat de toepassing van gewone l/O-koppelschakelingen ld, 2d en 3d, waardoor transmissie in serievorm van signalen tussen de microcomputers 1a, 2a en 3a mogelijk is, de toepassing overbodig maakt van een speciale l/O-koppelschakeling 4e van bekend type (zie figuur 4), welke een seriebufferschakeling 4h voor speciale serie/parallel- en parallel/serie-omzetting bevat. Bovendien kan worden opgemerkt, dat de l/O-koppelschakelingen 1d, 2d en 3d zijn uitgerust met 20 betrekkelijk eenvoudige deelschakelingen, waardoor het mogelijk wordt om bidirectionale besturing tussen willekeurig in aanmerking komende apparaten te verkrijgen, zonder dat daartoe de respectieve voedingsbronnen van de verschillende apparaten worden ingeschakeld. Hoewel bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm als voorbeelden van te besturen apparaten de afstemeenheid 1, het bandapparaat 2 en de versterker 3 zijn genoemd, zal het duidelijk zijn, dat de 25 besturing zich tot een groter aantal apparaten kan uitstrekken.

1. Stelsel voor het op afstand besturen van twee of meer apparaten omvattende een gemeenschappelijke ingangsaansluiting voor ontvangst van een afstandsbesturingssignaal, ten minste één microprocessor voor verwerking van de besturingssignalen, waarbij de microprocessor is aangesloten op een, de apparaten verbindende, informatiebusleiding via een koppelschakeling en een schakelorgaan dat is aangesloten tussen de ingangsaansluitingen en de busleiding en dat bestuurd wordt door het afstandbesturingssignaal, 35 gekenmerkt door een diode (1 u, 2u, 3u) met een eerste en een tweede elektrode, waarbij de eerste elektrode is aangesloten op de ingangsaansluitingen van een tweede vergrendelcircuit (11, 21, 31) dat deel uitmaakt van de koppelschakeling, waarbij de tweede elektrode is aangesloten op de gemeenschappelijke ingangsaansluiting (1w, 2w, 3w, 1x, 2x, 3x), en een belastingsweerstand (1 v, 2v, 3v), die is aangesloten tussen een eerste gelijkspanningsbron (1 j, 2j, 3j) en de eerste elektrode van de diode, waarbij het 40 schakelorgaan is aangesloten tussen de gemeenschappelijke ingangsaansluiting (1w, 2w, 3w en lx, 2x, 3x) en een referentiespanning.

2. Afstandsbesturingsstelsel volgens conclusie 1, gekenmerkt door een bufferschakeling (li, 2i, 3i, 1a, 2a, 3a) is aangesloten op de uitgang van een eerste vergrendelcircuit (1e, 2e, 3e) dat deel uitmaakt van de koppelschakeling, waarbij de bufferschakeling omvat een eerste effecttransistorveld van het MOS-type met

45 N-kanaal (1a, 2a, 3a), die is aangesloten op aardpotentiaal en op een tweede veldeffecttransistor van het MOS-type met N-kanaal (1 i, 2i, 3i), die is aangesloten op de gelijkspanningsbron (1 j, 2j, 3j) en de afvoer (drain) van de eerste veldeffecttransistor (1 h, 2h, 3h) teneinde een belasting te vormen.

3. Afstandsbesturingsstelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het schakelorgaan (it, 2t, 3t) een transistor van het NPN-type is met een basis, een emitter en een collector, waarbij de basis van de 50 transistor het eerste afstandsbesturingssignaal ontvangt en de collector en de emitter van de transistor zijn aangesloten tussen de gemeenschappelijke ingangs/uitgangsaansluiting (1w, 2w, 3w, 1x, 2x, 3x) en het referentiepunt (aarde).

4. Afstandsbesturingsstelsel volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk dat het afstandsbesturingsstelsel 192653 6 zodanig is ingericht, dat het een afstandsbesturingssignaal kan verwerken dat een start-bit-signaal omvat, alsmede beheersinformatie, een informatielengte-identificatiesignaal en afstandsbesturingsinformatie. Hierbij 4 bladen tekening