NL192614C

NL192614C - Driedelige mast.

Info

Publication number: NL192614C
Application number: NL8102560A
Authority: NL
Original assignee: Kalmar Last Maskin Verkstad Ab
Priority date: 1980-06-03
Filing date: 1981-05-25
Publication date: 1997-11-04
Also published as: DK148681B; FI68600B; JPH0336760B2; FR2483386B1; FI68600C; DE3120235C2; DK230181A; SE8004116L; GB2077224A; DK148681C; NO151235B; FR2483386A1; CA1174205A; JPS5723593A; FI811670L; DE3120235A1; NL8102560A; NO151235C; GB2077224B; NL192614B

Description

1 192614

Driedelige mast

De uitvinding betreft een driedelige mast voor het behandelen van materiaal, bij voorkeur voor een vorkhefwagen, voorzien van een eerste mastdee! dat op een wagen kan worden gemonteerd, een tweede 5 verticaal beweegbaar mastdeel dat door het eerste mastdeel wordt geleid, een derde verticaal beweegbaar mastdeel dat door het eerste mastdeel wordt geleid, een derde verticaal beweegbaar mastdeel dat door het tweede mastdeel wordt geleid, en een verticaal beweegbaar aangebrachte vorkdrager die door het derde mastdeel wordt geleid, alsmede een zuigercilinderinrichting waarvan de cilinder vast aan het tweede mastdee! is verbonden en die een eerste naar boven uitschuifbare zuigerstang bezit, voorzien van een rol 10 voor een kabel of ketting, alsmede een tweede zuigerstang die onafhankelijk ten opzichte van de eerste zuigerstang beweegbaar is, en waarbij een eerste kabel of eerste ketting aan het bovenste van het eerste mastdeel is bevestigd, van hieraf via een rol aan het ondereinde van de zuiger-cilinderinrichting alsmede over een verdere rol naar de vorkdrager loopt waaraan hij is bevestigd.

Een dergelijke mast is bekend uit het Duitse ’’Auslegeschrift” 1.259.247 (zie figuur 6 en 7). Bij deze 15 bekende mast kan de vorkdrager vanuit de laagste stand worden geheven zonder dat aanvankelijk het tweede en derde mastdeel eveneens worden geheven. Nadat de vorkdrager ten opzichte van het derde mastdeel volledig omhoog is bewogen komen gelijktijdig zowel het derde als het tweede mastdeel in beweging ter verdere vergroting van de hefhoogte.

Bij deze bekende mast wordt één kabel toegepast, die vanaf een eerste roi bevestigd aan het onderste 20 eind van de cilinder van de zuiger-cilinderinrichting loopt naar een tweede rol die is bevestigd aan het bovenste eind van de tweede zuigerstang. De vorkdrager wordt geheven door de eerste zuigerstang uit de cilinder omhoog te bewegen. Vervolgens kan de tweede zuigerstang omhoog bewogen worden vanuit de eerste zuigerstang teneinde het tweede en derde mastdeel te heffen. Aldus wordt een totale hefhoogte verkregen die gelijk is aan ongeveer vier maal de slag van een zuigerstang, welke begrenzing van de totale 25 hefhoogte als eerste nadeel van deze bekende inrichting kan worden aangemerkt.

Deze bekende inrichting bezit verder het nadeel dat het niet mogelijk is om, vanuit de positie waarin de vorkdrager maximaal geheven is ten opzichte van het derde mastdeel, voor het verder omhoog bewegen alleen dat derde mastdeel te heffen, zonder dat aanvankelijk het tweede mastdeel omhoog beweegt. Bij de bekende mast moeten het derde en tweede mastdeel simultaan bewegen, hetgeen minder gewenst is met 30 het oog op de daarbij optredende traagheidskrachten en onnodige slijtage. Bovendien leidt het heffen van het tweede mastdeel tot een hoger energieverbruik, wat vooral bij accuvoeding minder gewenst is.

Een verder nadeel van deze bekende mast is dat de volledig uitgestoken, dubbele zuigerstang een aanzienlijke lengte heeft, waardoor de stabiliteit daarvan minder gunstig is.

Doel van de uitvinding is een drievoudige mast te verschaffen die deze nadelen mist. Dat doel wordt 35 bereikt doordat de tweede zuigerstang van de zuiger-cilinderinrichting naar beneden uitschuifbaar is, aan het onderste eind van welke tweede zuigerstang de genoemde rol voor de eerste kabel is aangebracht, dat de verdere rol voor de eerste kabel aan het bovenste gedeelte van het derde mastdeel is aangebracht en dat een tweede kabel of tweede ketting aan het tweede mastdeel is bevestigd, van waaraf hij via een rol aan de naar boven uitschuifbare zuigerstang naar het derde mastdeel verloopt, aan het onderste gedeelte 40 waarvan hij bevestigd is.

Bij de mast volgens de uitvinding is verzekerd dat, de daarmee bereikbare hefhoogte gelijk is aan zesmaal de slag van een zuigerstang, terwijl verder bij de in de praktijk in aanmerking komende uitvoeringen, altijd na het heffen van de vorkdrager, apart het derde mastdeel omhoog beweegt, waarna desgewenst het omhoog bewegen van het tweede mastdeel volgt.

45 Een dergelijk bewegingsverloop wordt gedicteerd door de onderlinge verhoudingen van de massa’s van de mastdelen en van de vorkdrager met last, alsmede de onderlinge verhouding van het oppervlak der zuigerstangen. Het oppervlak van de bovenste zuigerstang is altijd kleiner dan het dubbele van dat van de onderste zuigerstang die daarin is opgenomen, zodanig dat steeds de onderste zuigerstang als eerste naar buiten beweegt voor het bewerken van de hefbeweging van vorkdrager en last. Aan de andere kant wordt 50 de wanddikte van de bovenste cilindrische zuigerstang zo groot mogelijk gekozen in verband met stabiliteits-overwegingen. Praktisch gesproken is daarom het oppervlak van de bovenste cilindrische zuigerstang slechts een fractie kleiner dan het dubbele van dat van de onderste zuigerstang.

Voorts is in alle praktische uitvoeringsvormen van de mast de onderlinge gewichtsverhouding van de mastdelen en vorkdrager met (ast zodanig, dat bij een iets kleiner oppervlak van de bovenste zuigerstang, in 55 vergelijking met het dubbele van de onderste, allereerst de onderste zuigerstang naar binnen beweegt zodra de bovenste zuigerstang naar buiten beweegt. Aldus is verzekerd dat alleen het derde mastdeel omhoog beweegt, waarbij het tweede mastdeel stationair blijft.

192614 2

Pas nadat de bovenste zuigerstang zijn maximaal uitgestoken positie heeft bereikt, begint de onderste zuigerstang weer naar buiten te bewegen en gaat ook het tweede mastdeel omhoog bewegen ter verkrijging van de maximale hefhoogte. Gevolg is dat in al die praktische uitvoeringen steeds het gewenste bewegings-verloop is verzekerd.

5 Gewezen wordt op het Duitse ’’Offenlegungsschrift” 2.931.903, waaruit een tweedelige mast bekend is met een aandrijving omvattende twee kabels, alsmede een op het tweede mastdeel aangebrachte zuigercilinderinrichting met een naar boven uitschuifbare zuigerstang en met een naar beneden uitschuif-bare zuigerstang.

De mast volgens de uitvinding onderscheidt zich van deze bekende mast doordat het tweede mastdeel 10 verschuifbaar is gemaakt. Bovendien is de kabel welke is bevestigd aan de vorkdrager, en die loopt over een rol aan de bovenzijde van het linker mastdeel dat de vork draagt en geleidt, en die vervolgens over een tweede rol loopt die is bevestigd aan de naar beneden uitschuifbare zuigerstang, nu met zijn andere eind bevestigd aan de bovenzijde van het vaste mastdeel. In combinatie met de mogelijkheid om beide zuigerstangen onafhankelijk van elkaar naar buiten te bewegen, door het verwijderen van de koppeling 15 zoals die bestaat bij de zuigerstangen volgens voornoemd ’’Offenlegungsschrift”, wordt bij de mast volgens de uitvinding een extra hefbereik verkregen zodanig dat de totale hefhoogte zes maal de slag van een zuigerstang bedraagt.

Gewezen wordt tevens op het Britse octrooischrift 1.182.962, waaruit een driedelige mast bekend is met een zuiger-cilinderinrichting voorzien van een naar onderen en naar boven telescoperende zuigerstang. Ook 20 bij deze bekende mast is het niet mogelijk om het derde mastdeel onafhankelijk van de overige mastdelen te bewegen.

In een alternatieve uitvoering kan de mast volgens de uitvinding zijn uitgevoerd met twee parallelle zuiger-cilinderinrichtingen, elk met een eigen paar kabels.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening tonen: 25 figuur 1 -3 een drievoudige mast in verschillende werkstanden; figuur 4 en 5 een werkcilinder met dubbele zuigerstangen, waarbij de zuigerstangen zich bevinden in een ingeschoven respectievelijk uitgeschoven stand.

Het eerste mastdeel 1 is scharnierbaar met een wagen (niet getoond) verbonden. Het tweede mastdeel 2 wordt door het eerste mastdeel 2 geleid en de vorkdrager 4 wordt door het derde mastdeel 3 geleid. De 30 werkcilinder 5 is vast met het tweede mastdeel 2 verbonden. De werkcilinder 5 is voorzien van twee zuigerstangen 6 respectievelijk 7 die in tegengestelde richtingen uitschuifbaar zijn. Deze dragen schijfwielen 8 respectievelijk 9. Aan het bovenste gedeelte van het derde mastdeel 3 is een schuifwiel 10 bevestigd, De kabel of ketting 11 is aan het bovenste gedeelte van het eerste mastdeel 1 en aan de vorkdrager 4 bevestigd. Deze kabel loopt over schijfwielen 8 en 10. De kabel of ketting 12 is bevestigd aan het tweede 35 mastdeel 2 en het onderste gedeelte van het derde mastdeel 3. Deze ketting of kabel verloopt over het schijfwiel 9.

De werkcilinder 5 kan op de in figuur 4 en 5 getoonde wijze zijn uitgevoerd. Hij heeft een cilinder 13 die vast is verbonden met het tweede mastdeel 2, en bevat een in benedenwaartse richting uitschuifbare zuigerstang 6 en een bovenwaarts uitschuifbare buisvormige zuigerstang 7. In de ingeschoven stand is de 40 zuigerstang 6 ingebracht in de zuigerstang 7. De ruimte 14 in de werkcilinder 5 wordt via de leiding 15 gevoed met een drukmedium. Tijdens bedrijf zijn de op de zuigerstang 6 werkende 7 werkende krachten twee maal zo groot als de op de zuigerstang 6 werkende krachten. Doordat het oppervlak van de zuigerstang 6 enigszins groter is gekozen dan de helft van het oppervlak van de zuigerstang 7, kan de vorkdrager naar zijn bovenste stand worden gebracht alvorens de geleidingen 2 en 3 worden geheven. Het kan 45 geschikt zijn een vergrendelinrichting aan te brengen die de vorkdrager 4 in zijn bovenste stand vergrendelt en deze vergrendeld houdt in zijn positie tijdens het omhoog en naar beneden gaan van de mastdelen 2 en 3. Wanneer de vorkdrager 4 door de telescopisch schuivende zuigerstang 6 in zijn in figuur 2 getoonde bovenste stand is geheven, stijgt de druk in de ruimte 14 totdat de op de zuigerstang 7 werkende kracht is overwonnen. De zuigerstang 7 wordt uitgeschoven en de vorkdrager wordt tegelijkertijd met de mastdelen 2 50 en 3 geheven (zie fig. 3). Bij het dalen worden de mastdelen 2 en 3 eerst in daling gebracht waarbij de vorkdrager zich in zijn hoogste stand ten opzichte van het paar 3 bevindt. Wanneer de mastdelen zijn gedaald in hun laagste standen, wordt de vorkdrager ten opzichte van het mastdeel 3 naar beneden gebracht.

Door de driedelige hefmast met zijn hierboven beschreven cilinder kan de vorkdrager met een constante 55 hefsnelheid werken gedurende de gehele hefbeweging. De druk van het drukmedium is in grote mate constant tijdens de gehele hefbeweging, indien het cilinderoppervlak van de zuigerstang 7 nagenoeg twee maal het oppervlak van de zuigerstang 6 is gekozen.

Claims

3 192614
1. Driedelige mast voor het behandelen van materiaal, bij voorkeur voor een vorkhefwagen, voorzien van een eerste mastdeel dat op een wagen kan worden gemonteerd, een tweede verticaal beweegbaar 5 mastdeel dat door het eerste mastdeel wordt geleid, een derde verticaal beweegbaar mastdeel dat door het tweede mastdeel wordt geleid en een verticaal beweegbaar aangebrachte vorkdrager die door het derde mastdeel wordt geleid, alsmede een zuiger-cilinderinrichting waarvan de cilinder vast aan het tweede mastdeel is verbonden en die een eerste naar boven uitschuifbare zuigerstang bezit, voorzien van een rol voor een kabel of ketting, alsmede een tweede zuigerstang die onafhankelijk ten opzichte van de eerste 10 zuigerstang beweegbaar is, en waarbij een eerste kabel of eerste ketting aan het bovenste gedeelte van het eerste mastdeel is bevestigd, van hieraf via een rol aan het ondereinde van de zuiger-cilinderinrichting alsmede over een verdere rol naar de vorkdrager loopt waaraan hij is bevestigd, met het kenmerk, dat de tweede zuigerstang van de zuiger-cilinderinrichting naar beneden uitschuifbaar is, aan het onderste eind van welke tweede zuigerstang de genoemde rol (8) voor de eerste kabel is aangebracht, dat de verdere rol (10) 15 voor de eerste kabel aan het bovenste gedeelte van het derde mastdeel (3) is aangebracht en dat een tweede kabel of tweede ketting (12) aan het tweede mastdeel (2) is bevestigd, van waaraf hij via een rol (9) aan de naar boven uitschuifbare zuigerstang (7) naar het derde mastdeel (3) verloopt, aan het onderste gedeelte waarvan hij bevestigd is. Hierbij 2 bladen tekening