NL192348C - Inrichting voor het beschermen van een bij een scharnieras behorend groothoekscharnier. - Google Patents

Description

1 192348

Inrichting voor het beschermen van een bij een scharnieras behorend groothoekscharnier

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het beschermen van een bij een scharnieras behorend groothoekscharnier voor het aandrijven van landbouwwerktuigen en dergelijke toestellen, welke inrichting 5 bestaat uit een gladde bescheimtrechter die het scharnier tenminste gedeeltelijk afdekt, welke bescherm-trechter door een, op het scharnier gelegerde, glijring op een door deze bepaalde radiale afstand wordt vastgehouden, en uit een aan de beschermtrechter aangebrachte, naar de beschermbuis toe gerichte baig.

Bij een dergelijke, uit het Duitse Offenlegungsschrift 3.033.850 bekende, inrichting zijn de beschermtrechter en de balg afzonderlijke onderdelen, waarbij slechts de beschermtrechter door de glijring wordt 10 ondersteund. De beschermtrechter en de balg zijn met elkaar gekoppeld door een met beide onderdelen verbonden strip om de beschermtrechter ten opzichte van de andere onderdelen van de bescherm-constructie vast te houden zodat hij niet kan verdraaien. Hierdoor zal echter wel wrijving tussen de onderdelen en een snellere slijtage daarvan op kunnen treden.

De uitvinding beoogt nu dit bezwaar op te heffen en voorziet er daartoe in, dat de beschermtrechter en 15 de balg ais een geheel zijn uitgevoerd, waarbij de beschermtrechter is voorzien van een cilindrisch binnenvlak dat verschuifbaar door de glijring wordt ondersteund en dat op de overgang naar de balg toe een naar binnen gerichte aanslag voor de glijring bezit.

Voor een goede en storingsvrije geleiding van de beschermtrechter is de buitenomtrek van de glijring voorzien van geleidingsgroeven, waarin radiaal naar binnen gerichte en axiaal lopende meeneemribben van 20 het cilindrische deel van de beschermtrechter grijpen om deze verschuifbaar te geleiden.

Verder is er in voorzien, dat de balg bij het aanliggen van de glijring tegen de aanslag asymmetrisch vervormbaar is terwijl voor de smering de glijring is voorzien van een radiaal gerichte smeemippel die uit een axiaal lopende opening in het cilindrische deel van de beschermtrechter naar buiten toe steekt.

Gewezen kan nog worden op het Amerikaanse octrooischrift 3.104.536 dat een beschermtrechter toont 25 voor een enkelvoudig scharnier, welke trechter direct is verbonden met een balg. De trechter wordt echter niet ondersteund door een glijring maar hooguit door een spiraalveer. Hierdoor is de beschermconstructie minder betrouwbaar.

Tenslotte kan nog worden gewezen op het Duitse octrooischrift 3.509.128 dat een inrichting toont waarbij de beschermtrechter en de balg afzonderlijke onderdelen zijn die in het geheel niet met elkaar zijn 30 verbonden. Bij grote afbuighoeken van de scharnierdelen kunnen de onderdelen van de beschermconstructie met andere onderdelen in aanraking komen. Dit kan leiden tot slijtage van onderdelen.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld getoond in de tekening, waarin: 35 figuur 1 een axiale doorsnede toont door een scharnieras met beschermbuis en bescheimtrechter; figuur 2 de scharnieras toont van figuur 1 maar in een afgebogen stand waarbij de balg asymmetrisch is vervormd; figuur 3 een aanzicht en gedeeltelijke doorsnede toont van de beschermtrechter met een in een geleidingssleuf geleide smeernippel van de glijring; en 40 figuur 4 een aanzicht toont van de beschermtrechter.

Zoals getoond in figuur 1 wordt een scharnieras 7 bedekt door een beschermbuis 4, die is voorzien van een beschermkap 3. Op de beschermkap 3 is een balg 6 geschoven en vastgezet. De balg 6 sluit aan op een beschermtrechter 1 via een cilindrisch deel 11 waarbinnen zich het gecentreerde dubbele scharnier 8 van 45 de scharnieras 7 bevindt.

In een groef 14 van de flens 9 van de binnenste dubbele vork van het scharnier 8 is een glijring 2 draaibaar gelegerd aangebracht. Zoals getoond in figuur 4 is de glijring 2 voorzien van groeven 15 waarin radiaal naar binnen gerichte en axiaal lopende meeneemribben 5 van de beschermtrechter 1 grijpen en deze axiaal geleiden. Hierdoor houdt de glijring 2 de beschermtrechter 1 in een ongeveer gelijke stand ten 50 opzichte van de buitenomtrek van het scharnier 8 en verhindert dat het scharnier 8 tegen de binnenzijde van de beschermtrechter stoot.

Zoals getoond in figuur 2 komt de glijring 2 bij extreme buigingen van het scharnier 8 aan te liggen tegen een, radiaal ten opzichte van het cilindrische deel 11 naar binnen gerichte, aanslag 10 tussen het cilindrische deel 11 en de balg 6. De glijring 2 ligt daarbij tegen de balg 6 aan en drukt deze in dit gebied in axiale 55 richting in elkaar, aan de tegenover liggende zijde wordt de balg 6 daarbij gestrekt.

Zoals figuur 3 toont steekt een smeemippel 13 door een opening 12 in het cilindrische deel 11 van de beschermtrechter 1 naar buiten toe voor het smeren van de glijring 2.

Claims (4)

192348 2

1. Inrichting voor het beschermen van een bij een schamieras behorend groothoekschamier voor het aandrijven van landbouwwerktuigen en dergelijke toestellen, welke inrichting bestaat uit een gladde 5 beschermtrechter die het scharnier tenminste gedeeltelijk afdekt, welke beschermtrechter door een, op het scharnier gelegerde, glijring op een door deze bepaalde radiale afstand wordt vastgehouden, en uit een aan de beschermtrechter aangebrachte, naar de beschermbuis toe gerichte balg, met het kenmerk, dat de beschermtrechter (1) en de balg (6) als een geheel zijn uitgevoerd, waarbij de beschermtrechter (1) is voorzien van een cilindrisch binnenvlak (11) dat verschuifbaar door de glijring (2) wordt ondersteund en dat 10 op de overgang naar de balg (6) toe een naar binnen gerichte aanslag (10) voor de glijring (2) bezit.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de buitenomtrek van de glijring (2) is voorzien van geleidingsgroeven (15), waarin radiaal naar binnen gerichte en axiaal lopende meeneemribben (5) van het cilindrische deel (11) van de beschermtrechter (1) grijpen om deze verschuifbaar te geleiden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de balg (6) bij het aanliggen van de glijring (2) 15 tegen de aanslag (10) asymmetrisch vervormbaar is.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de glijring (2) is voorzien van een radiaal gelichte smeemippel (13) die uit een axiaal lopende opening (12) in het cilindrische deel (11) van de beschermtrechter (1) naar buiten toe steekt. Hierbij 3 bladen tekening