NL192341C

NL192341C - Inrichting voor het pneumatisch transporteren van stortgoed.

Info

Publication number: NL192341C
Application number: NL8801170A
Authority: NL
Original assignee: Waeschle Maschf Gmbh
Priority date: 1987-05-05
Filing date: 1988-05-04
Publication date: 1997-06-04
Also published as: IT8820384A0; ATA111488A; AT394988B; JPS63288823A; NL192341B; BE1001498A5; GB2205546B; NL8801170A; IT1217242B; GB2205546A; FR2614880A1; JPH0536325B2; FR2614880B1; US4909676A; DE3714923A1; CH674737A5; DE3714923C2; GB8810484D0

Description

1 192341

Inrichting voor het pneumatisch transporteren van stortgoed

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het pneumatisch transporteren van stortgoed, voorzien van een transportleiding en een nevenleiding voor schone lucht, welke nevenleiding onderverdeeld is in 5 door regelkleppen van elkaar gescheiden gedeelten, waarbij iedere regelklep regelbaar is door een druktaster, die tijdens bedrijf de werkelijke druk in de transportleiding vergelijkt met een streefdmk om bij een drukafname in de transportleiding de bijbehorende regelklep te bedienen, welke regelklep dan het stroomafwaarts liggende deel van de nevenleiding afsluit en gelijktijdig schone lucht uit de nevenleiding op tussen druktasters liggende plaatsen in de transportleiding kan doen toelaten.

10 Een dergelijke inrichting is bekend uit de Duitse octrooiaanvrage 2.550.164. Bij gebruik van deze inrichting heerst in de nevenleiding een streefdruk, waarvan het drukvertoop is aangepast aan het druk-verioop bij ongestoord transport in de transportleiding. Iedere regelklep is samen met een druksensor als één geheel geconstrueerd, waarbij de druksensor een membraan omvat dat binnentreden van stortgoed in de regelklep verhindert. Tussen de op verhoudingsgewijs grote afstanden van elkaar aangebrachte 15 regelkleppen zijn de van elkaar gescheiden gedeelten van de nevenleiding door terugslagkleppen met de transportleiding verbonden. Bij drukafname in de transportleiding ten gevolge van een verstopping signaleert een druksensor en het drukverschil met de streefdruk in de nevenleiding en sluit de regelklep waar de druksensor deel van uitmaakt. In het stroomopwaarts van deze regelklep gelegen gedeelte van de nevenleiding bouwt zich nu een druk van de schone lucht op, die gelijk wordt aan de maximale streefdruk 'm 20 de nevenleiding. Pas wanneer de druk in de nevenleiding hoog genoeg is, worden de terugslagkleppen geopend. Doordat de druk in de gehele nevenleiding stroomopwaarts van de afgesloten regelklep verhoogd wordt, worden alle terugslagkleppen bij dat deel van de nevenleiding geopend.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat de terugslagkleppen zich pas openen wanneer het drukverschil tussen de transportleiding en de nevenleiding voldoende groot geworden is om de kracht van 25 de klepveer te overwinnen, hetgeen enige tijd duurt. Gedurende dit tijdsverloop wordt de verstopping sterker.

Het is jeen doel van de uitvinding een verbeterde transportinrichting te verschaffen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een inrichting van de in de aanhef genoemde soort, doordat verder een streefdrukleiding aanwezig is, doordat de druktasters drukoverbrengers zijn, waarvan de 30 regelluchtaansluiting verbonden is met de streefluchtleiding, en de streefdrukleiding zodanig is aangesloten, dat tijdens bedrijf de streefdruk hierin afneemt van de gezien in de transportrichting eerste drukoverbrenger naar de laatste drukoverbrenger, en doordat de regelkleppen tweewegkleppen zijn, waarvan de derde aansluiting telkens met een aftakleiding verbonden is, die tussen de bijbehorende drukoverbrenger en de daaropvolgende drukoverbrenger op een aantal plaatsen met de transportleiding verbonden is.

35 Door het aanbrengen van de streefdrukleiding wordt een scheiding van functies verkregen. De streefdrukleiding bezit lucht met een streefdruk, die is aangepast aan het drukverloop bij ongestoord transport in de transportleiding, en deze streefdruk in de streefdrukleiding blijft steeds aanwezig. De nevenleiding met schone lucht is steeds beschikbaar om verstoppingen te verhelpen en kan continu en over zijn gehele lengte lucht onder een vrij te kiezen hoge druk verschaffen, zodat eventueel aanwezige terugslagkleppen 40 direct geopend worden. Doordat de regelkleppen gebruikelijke tweewegkleppen met drie aansluitingen zijn, zal bij aanspreken van een drukoverbrenger de bijbehorende tweewegklep alleen de nevenleiding naar die aftakleiding openen, zodat alleen schone lucht tussen de aangesproken drukoverbrenger en de daaropvolgende drukoverbrenger in de transportleiding gevoerd wordt. Er kan gebruik gemaakt worden van standaard tweewegkleppen, omdat de druktaster als drukoverbrenger gescheiden is van de regelklep in de neven-45 leiding, aangezien de druktaster door de streefdruklucht aangestuurd wordt, en niet door de schone lucht van de nevenleiding. De drukoverbrengers kunnen van een soort zijn, dat werkt volgens het balg- of mem braanprincipe.

De drukoverbrengers kunnen op verhoudingsgewijs grote afstanden zijn aangebracht, bijvoorbeeld het tien- tot honderdvoudige van de diameter van de transportleiding.

50 Opgemerkt wordt, dat de Britse octrooiaanvrage 2.085.388 een transportinrichting met een nevenleiding met schone lucht toont, waarbij overal in de nevenleiding een hoge druk heerst. De nevenleiding is via afsluiters met aftakleidingen verbonden, die via een aantal uitlaten met een transportleiding verbonden zijn. De afsluiters worden aangestuurd door een microprocessor, welke reageert op meetwaarden van druk-sensoren in de transportleiding. Een streefdrukleiding is niet aanwezig.

55 Bij voorkeur is op iedere verbindingsplaats van de aftakleiding met de transportleiding een in de richting van de aftakleiding afsluitende terugslagklep aangebracht, zodat geen stortgoed door de aftakleiding in de tweewegklep kan komen. Er zou echter ook gebruik gemaakt kunnen worden van één terugslagklep in de 192341 2 aftakleiding, aangebracht tussen de tweewegklep en de eerste verbindingsplaats van de aftakleiding met de transportleiding.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is het begin van de streefdrukleiding via een door een andere, aan het begin van de transportleiding aangebrachte drukoverbrenger geregelde drukverminderingsklep 5 verbonden met de nevenleiding. Hierdoor kan streefdruk aan het begin van de streefdrukleiding eenvoudig aangepast worden aan de op dezelfde plaats van de transportleiding aanwezige druk, zonder dat stortgoed in de streefdrukleiding door kan dringen.

Volgens nog een voordelige uitvoeringsvorm is een smoorklep ingebouwd in de streefdrukleiding, stroomafwaarts van de laatste drukoverbrenger. Hierdoor kan de aan nabij het uitlaateind van de steefdruk-10 leiding aanwezige streefdruk zonodig hoger ingesteld kan worden dan de aan het eind van de transportleiding aanwezige druk, dat is in het algemeen de atmosferische druk, opdat de inrichting eerder op een drukafname in de transportleiding en dus gevoeliger en sneller reageert.

In de tekening is de inrichting volgens de uitvinding schematisch vereenvoudigd weergegeven in twee bij 15 wijze van voorbeeld gekozen uitvoeringsvormen.

Getoond worden in: figuur 1: een eerste uitvoeringsvorm; figuur 2: verscheidene over de lengte van de leidingen aangegeven drukken; en figuur 3: een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting.

20

De in de figuren 1 en 3 sterk beknopt weergegeven inrichting heeft een transportleiding 1, die een schematisch weergegeven toevoerhouder 2 verbindt met een afscheider 3. Via een leiding 5 werkt druklucht in op de bovenzijde van het in de toevoerhouder 2 aanwezige stortgoed 4, en door middel van uit een andere leiding 6 in de uitloop van de toevoerhouder 2 geleide druklucht wordt het stortgoed door de 25 transportleiding 1 getransporteerd.

Evenwijdig met de transportleiding 1 verloopt een nevenleiding 7, die bijvoorbeeld door een compressor 8 via een windketel 9 voorzien wordt van druklucht. De nevenleiding 7 omvat 3/2-wegkleppen 10a en 10b, waarvan de stand via een verbinding 12a respectievelijk 12b geregeld wordt door telkens een bijbehorende dmktransmitter 11a en 11b, welke verbinding een pneumatische, een mechanische of, wanneer de kleppen 30 10 magneetkleppen zijn, een elektrische verbinding kan zijn. Door elke 3/2-wegkleppen 10a, 10b wordt de nevenleiding 7 onderverdeeld in twee gedeelten 7a, 7b. Van elke derde aansluiting van de 3/2-wegkleppen 10a, 10b gaat een aftakleiding 13a respectievelijk 13b uit. Elk van de aftakleiding 13a, 13b is via terugslagkleppen 14 verbonden met de transportleiding 1.

Verder verloopt evenwijdig met de transportleiding 1 een streefdrukleiding 15, waarvan het begin via een 35 door een andere dmktransmitter 16 geregelde drukverminderingsklep 17 verbonden is met de nevenleiding 7. Het einde van de streefdrukleiding 15 mondt via een smoorklep 18 uit in de afscheider 3. De druk-transmitters 11a, 11b en 16 werken als vergelijkers en kunnen hiertoe bijvoorbeeld - zoals schematisch aangegeven - een membraan omvatten, op de ene zijde waarvan de in de transportleiding aanwezige druk inwerkt en op de andere zijde waarvan de in de streefdrukleiding 15 ter plaatse van de betreffende 40 transmitter aanwezige streefdruk inwerkt. Wanneer als gevolg van de in de transportleiding 1 weergegeven stortgoedopeenhoping 4a de druk in de transportleiding stroomafwaarts van deze een verstopping vormende opeenhoping valt, wordt de membraan van de dmktransmitter 11b overeenkomstig uitgebogen en schakelt deze de 3/2-wegklep 10b zodanig om, dat het nevenleidinggedeelte 7b afgesloten wordt en het neven-leidinggedeelte 7a in plaats daarvan verbonden wordt met de aftakleiding 13b, met als gevolg dat de drie bij 45 wijze van voorbeeld ingetekende terugslagkleppen 14 openen en de opheffing van de verstopping 4a bewerkstelligen. Omdat druktransmitters op zich bekende onderdelen zijn kan afgezien worden van een verdergaande verduidelijking van hun werkingsprincipe.

Het diagram van figuur 2 verduidelijkt de dmkverhoudingen voor het bovenstaand beschreven geval van de storing van het transport in de transportleiding 1. Op de abscis is de betreffende plaats langs de 50 transportleiding 1 aangegeven, op de ordinaat de druk. Met PN is de constante dmk van de zuivere gas in de nevenleiding aangeduid, met ps het verloop van de streefdruk in de streefdrukleiding 15 en met pF het verloop van de dmk in de transportleiding 1. De dmktransmitter 11b neemt het ingetekende drukverschil Δρ waar. De uitvoeringsvorm volgens figuur 3 toont dat de verbindingen tussen de aftakleidingen 13a, 13b en de transportleiding 1, van de geregelde druktransmitters uit gezien, zowel stroomopwaarts (figuur 1) als ook 55 stroomafwaarts (figuur 3) van deze druktransmitters kunnen liggen.

Claims

1. Inrichting voor het pneumatisch transporteren van stortgoed, voorzien van een transportleiding en een nevenleiding voor schone lucht, welke nevenleiding onderverdeeld is in door regelkleppen van elkaar 5 gescheiden gedeelten, waarbij iedere regelklep regelbaar is door een druktaster, die tijdens bedrijf de werkelijke druk in de transportleiding vergelijkt met een streefdruk om bij een drukafname in de transportleiding de bijbehorende regelklep te bedienen, welke regelklep dan het stroomafwaarts liggende deel van de nevenleiding afsluit en gelijktijdig schone lucht uit de nevenleiding op tussen druktasters liggende plaatsen in de transportleiding kan doen toelaten, met het kenmerk, dat verder een streefdrukleiding (15) aanwezig 10 is, dat de druktasters drukoverbrengers (11a, 11b) zijn, waarvan de regelluchtaansluiting verbonden is met de streefluchtleiding (15), en de streefdrukleiding zodanig is aangesloten, dat tijdens bedrijf de streefdruk hierin afneemt van de gezien in de transportrichting eerste drukoverbrenger (11a) naar de laatste druk-overbrenger (11b), en dat de regelkleppen tweewegkleppen (10a, 10b) zijn, waarvan de derde aansluiting telkens met een aftakleiding (13a, 13b) verbonden is, die tussen de bijbehorende drukoveibrenger en de 15 daaropvolgende drukoverbrenger op een aantal plaatsen met de transportleiding (1) verbonden is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op iedere verbindingsplaats van de aftakleiding (13a, 13b) met de transportleiding (1) een in de richting van de aftakleiding afsluitende terugslagklep (14) aangebracht is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het begin van de steefdrukleiding (15) via een 20 door een andere, aan het begin van de transportleiding (1) aangebrachte drukoverbrenger (16) geregelde drukverminderingsklep (17) verbonden is met de nevenleiding (7).

3 192341

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een smoorklep (18) ingebouwd is in de streefdrukleiding (15), stroomafwaarts van de laatste drukoverbrenger (11b). Hierbij 2 bladen tekening