NL192079C - Schuimafgifte apparaat. - Google Patents

Description

1 192079

Schulmafgifte apparaat

De uitvinding heeft betrekking op een schuimafgifteapparaat omvattende een houder voor het opnemen van op de schuimen vloeistof, een op het boveneinde van de houder bevestigde afsluitdop, een met de 5 afsluitdop verbonden afgiftebuis voor opgeschuimde vloeistof, een op deze afgiftebuis aansluitende dompelbuis die zich in de houder uitstrekt tot nagenoeg de bodem daarvan, met de afsluitdop verbonden middelen voor toevoer van lucht onder druk aan het inwendige van de houder, waarbij in het boveneinde van de dompëlbuis ten minste één opening aanwezig is waardoorheen een deel van de, door de lucht-toevoermiddelen aangevoerde, lucht in de dompelbuis kan stromen en het verdere deel van de lucht via het 10 ondereinde van de dompelbuis daarin stroomt.

Een dergelijke schuimafgifteapparaat is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 2.680.010. Bij dit bekende apparaat strekt zich een buis voor toevoer van onder druk gebrachte lucht tot onder in de houder uit. In de houder wordt hij omringd door de dompelbuis waarin zich vloeistof bevindt die via in het ondereinde van de dompelbuis aanwezige openingen daarin stroomt. De luchttoevoerbuis bezit daar ter plaatse 15 ook openingen. De via deze openingen in de dompelbuis geperste lucht moet er voor zorgen, dat de vloeistof in de dompelbuis omhoog stroomt en wordt opgeschuimd om via de, op de dompelbuis aangesloten, afgiftebuis te worden afgevoerd.

In het boveneinde van de dompelbuis is, binnen de houder, een opening aangebracht waardoorheen lucht in de houder kan stromen om te voorkomen dat, bij het wegstnomen van vloeistof uit de houder, 20 onderdruk boven de vloeistof ontstaat.

Hierdoor is de grootte van de verschillende openingen van bijzonder veel belang voor het verkrijgen van een goede werking van het apparaat. De werking zal mede afhankelijk zijn van de hoeveelheid vloeistof die zich in de houder bevindt en dus van de hoeveelheid lucht, die boven de vloeistof in de houder aanwezig is. Wanneer deze hoeveelheid groot is moet meer lucht worden toegevoerd voor het opwekken of handhaven 25 van een bepaald drukverschil.

Gebleken is dat daardoor de grootte van de houder slechts beperkt kan zijn.

De uitvinding beoogt nu dit bezwaar op te heffen en voorziet er daartoe in, dat de dompelbuis wordt omvat door een binnenrecipiënt die is verbonden met de afsluitdop waarin de luchttoevoer uitmondt, welke binnenrecipiënt aan het ondereinde, nabij de bodem van de houder, een van een terugslagklep voorziene 30 opening bezit, die door de klep wordt afgesloten bij verhoging van de luchtdruk in de binnenrecipiënt voor de toevoer van op te schuimen vloeistof vanuit de binnenrecipiënt via de dompelbuis naar de afgiftebuis, terwijl de opening door de klep wordt vrijgegeven bij daling van de luchtdruk in de binnenrecipiënt voor het doen stromen van op te schuimen vloeistof vanuit de houder in de binnenrecipiënt.

Er wordt dus in de houder een binnenredpiënt gevormd die slechts beperkte afmetingen hoeft te 35 bezitten, waardoor de houder op zich een grote inhoud kan hebben.

Niettegenstaande de bereikte voordelen is de inrichting volgens de onderhavige vinding toch eenvoudig van opbouw.

Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding kan er in worden voorzien, dat de binnenrecipiënt wordt gevormd door een buisvormig deel dat één geheel vormt met de afsluitdop van de houder en welk 40 buisvormig deel aan de onderzijde is afgesloten door een dop, waarin zich de opening bevindt voor toevoer van op te schuimen vloeistof vanuit de houder naar de binnenrecipiënt en de terugslagklep wordt gevormd door een met de dop verbonden elastisch element.

Mede hierdoor wordt een eenvoudige constructie van het apparaat verkregen zodat de onderdelen ervan goedkoop te vervaardigen zijn en gemakkelijk te monteren.

45 Gewezen kan nog worden op het Amerikaanse octrooischrift 3.323.689 dat een apparaat toont met een soort van dompelbuis waarvan het zich bij de bodem van de houder bevindende einde is afgesloten door een dop waarin zich een terugslagklep bevindt. Dit apparaat werkt echter op geheel andere wijze daar het gaat om een afgifte-apparaat voor vloeistof op basis van een gesloten systeem met twee terugslagkleppen. Wanneer, zoals bij het apparaat volgens de onderhavige vinding, bij elke persslag een hoeveelheid lucht 50 zou ontsnappen, dan zou de pompwerking zeer snel onmogelijk worden aangezien het weer aanzuigen van lucht door de terugslagklep wordt verhinderd en de balg geen luchtinlaat met klep bezit.

Ten slotte kan nog worden gewezen op het Amerikaanse octrooischrift 3.709.437 waaruit een schuim-afgifte apparaat bekend is waarvan de houder eveneens een binnenrecipiënt bezit. Deze binnenredpiënt staat echter niet via een terugslagklep in verbinding met de ruimte binnen de houder maar er wordt op de 55 buitenwand ervan overdruk uitgeoefend door in de houder geperste lucht.

De uitvinding wordt thans nader toegelicht door de hier volgende beschrijving met verwijzing naar de 192079 2 tekening, waar figuur 1 een apparaat volgens de uitvinding in overiangse doorsnede weergeeft; figuur 2 een volgens de lijn INI van figuur 1 gemaakte dwarsdoorsnede van het betrokken apparaat weergeeft; 5 figuur 3 een volgens de lijn Ill-Ill van figuur 1 gemaakte dwarsdoorsnede van het betrokken apparaat weergeeft; en figuur 4 de weiking van het ventiel van het betrokken schuimafgifteapparaat op grotere schaal dan die van de voorgaande figuren toelicht.

10 Zoals blijkt uit figuur 1 bestaat het aldaar weergegeven en van referentiecijfers voorziene schuimafgifteapparaat volgens de uitvinding, algemeen aangewezen door het cijfer 10, uit een buitenrecipiënt 12, voorzien van een als uitlaatopening dienende hals 14, alsook uit een eigenlijke schuimvormer 16, gemonteerd op de hals van de recipiënt 12 en die de zich naast de voomoemde uitlaat liggende zone scheidt van het binnenste van de recipiënt.

15 De voomoemde recipiënt 12 dient als reservoir voor een schuimvloeistof L en bestaat uit een geschikt stijf of buigzaam materiaal, zoals een geschikt metaal of een geschikte kunststof.

De voomoemde schuimvormer 16 bestaat uit een buisvormig element 18 uit een stijve kunststof of een ander geschikt matenaal en een in de grote recipiënt 12 gemonteerde kleine binnenrecipiênt 18 en een sluitdop 20.

20 4 Deze sluitdop 20 bestaat uit een basis 22, een ringvormig deel 24 onderaan en een naar buiten gericht bovenste deel 26 en vertoont een dwars erdoorheen gaande opening 28 als inlaatopening voor de toevoer van druklucht in het buisvormig element 18, alsook een tweede dwars erdoorheen gaande opening 30 als uitlaatopening voor de afvoer van het schuim uit dit buisvormige element 18.

Bij de hier beschreven en door de figuren toegelichte uitvoeringswijze van het schuimafgifteapparaat 25 volgens de uitvinding vindt de drukluchttoevoer naar de inlaatopening 28 plaats door middel van een knijppeer 32, die verbonden is met de opening 28 door een buis 34. Zoals blijkt uit figuur 1, is deze knijppeer 32 voorzien van een eenwegsventiel in de vorm van membraan 36 op de luchtinlaatopening 38 van de peer. Het spreekt vanzelf dat ook andere drukluchtbronnen, zoals een voetpomp, en andere, in plaats van een knijppeer kunnen worden gebruikt.

30 Aan het bovenste uiteinde van de als schuimuitlaat fungerende doorgang of opening 30 is een buis 40 als verlengstuk van de doorgang aangesloten. Zoals blijkt uit de figuur is op de doorgang 30 een schuimvormer 42 gemonteerd, die in verbinding staat met deze buis 40.

De schuimvormer 42 van het schuimafgifteapparaat is onderaan voorzien van een hol element 44, dat rondom een aantal luchtinlaatopeningen 46 vertoont en fungeert als mengkamer voor het maken van 35 schuim. Een in het element 18 gemonteerd buisvormig kanaal 48 is bovenaan aangesloten aan het voomoemde holle element 44 en is onderaan voorzien van een opening 50. Lucht wordt via de luchtopening of doorgangen 46 ingeblazen in het voomoemde, als mengkamer fungerende holle element 44, terwijl meteen schuimvloeistof wordt toegevoerd via de buis 48. De dwarsdoorsnede van de luchtinlaatopeningen 46 is zo gekozen dat het vrije binnenstromen van de lucht erdoor beperkt is, met het gevolg dat de 40 schuimvloeistof omhoog gestuwd wordt via de buis 48 naar de mengkamer 44 door de op haar oppervlak inwerkende luchtdruk. Door de gelijktijdige toevoer van lucht en schuimvloeistof wordt de lucht gedisper-geerd in de vloeistof met schuimvorming als gevolg. Bij het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld van het schuimafgifteapparaat volgens de uitvinding is de voomoemde mengkamer 44 voorzien van een regelventiel in de vorm van een kogelklep 52, waarvan de zitting zich bevindt in een versmald deel van het holle 45 element 44 met het doel teiugkeer van schuim in de buis 48 te vermijden. De vorm van de opening 30 is zo bedacht dat ze een zitting voimt voor een schuimhomogenisator 54, die op zijn plaats wordt gehouden door middel van een borgring 56.

Bij de hier beschreven uitvoeringswijze zijn de buis 18 en de sluitdop 20 gemaakt uit één stuk. Een binnendop 62, die een binnenste eindwand vormt, is voorzien van een eindopening 64 in verbinding met de 50 buitenrecipiënt 12. Op deze opening bevindt zich een éénwegsventiel in de vorm van een elastisch element 66, zoals een rubbermembraan of een membraan van een ander geschikt elastisch materiaal, bevestigd door middel van de voomoemde dop 62. Dit ventiel is selectief gesloten (zie figuur 1} als de luchtdruk in de binnenrecipiênt 18 wordt verhoogd door samenknijpen van de peer 32, met het gevolg dat het elastisch element 66 tegen de opening 64 wordt gedrukt en de schuimvloeistof L via de buis 18 wordt omhoog 55 gestuwd naar de schuimvormer 42. Bij dalende luchtdruk opent het ventiel 66 zich selectief (zie figuur 4) door verwijdering van het elastisch element 66 van de opening 64, met het gevolg dat schuimvloeistof uit de buitenrecipiënt 12 in de binnenrecipiênt 18 kan stromen. Het is zonder meer duidelijk dat het elastisch

Claims (2)

3 192079 element 66 desgewenst door een kogelventiel of een ander geschikt éénwegsventiel kan worden vervangen. Bij het monteren van de schuimvomner 16 op de met schuimvloeistof gevulde buitenrecipiënt 12, opent zich de uit het elastisch element 66 bestaande ventiel, waardoor de vloeistof in de binnenrecipiënt 18 stroomt ten gevolge van het drukverschil in verband met het vloeistofpeilverschil tussen de binnen- en de 5 buitenrecipiënt. Als de schuimvormer 16 gemonteerd is, de twee vloeistofpeilen gelijk zijn en schuim wordt gevormd door het aanbrengen van druk op het oppervlak van de vloeistof L in de binnenrecipiënt 18, daalt het vloeistofpeil in de binnenrecipiënt 18 tot het peil L' (figuur 1). Bij de daarop volgende drukontspanning dringt opnieuw vloeistof binnen in de binnenrecipiënt 18, wat wordt bevorderd door de lichte, in de binnenrecipiënt heersende onderdruk ten gevolge van het loslaten vein de peer 32. 10 Het gebruik van een binnenrecipiënt met ventiel en met een inhoud die aanmerkelijk kleiner is dan die van de buitenrecipiënt biedt het voordeel dat schuim op efficiënte wijze kan worden gemaakt door middel van een grote recipiënt door toevoer van luchtdruk naar een kleinere hulprecipiënt, waardoor minder lucht vereist is voor het uitoefenen van de vereiste druk voor het maken van schuim met alle daaruit voortsprui-tende voordelen van een snellere schuimvorming en een aanmerkelijk kleinere inrichting voor het leveren 15 van druklucht. Uitstekende resultaten werden verkregen met een buitenrecipiënt en een binnenrecipiënt met een diameterverhouding van 50/1 è 100/1, gebaseerd op een binnenrecipiëntdiamteter van 2,5 cm. 20

1. Schuimafgifteapparaat omvattende een houder voor het opnemen van op te schuimen vloeistof, een op het boveneinde van de houder bevestigde afsluitdop, een met de afsluitdop verbonden afgiftebuis voor opgeschuimde vloeistof, een op deze afgiftebuis aansluitende dompelbuis die zich in de houder uitstrekt tot nagenoeg de bodem daarvan, met de afsluitdop verbonden middelen voor toevoer van lucht onder druk aan 25 het inwendige van de houder, waarbij in het boveneinde van de dompelbuis ten minste één opening aanwezig is waardoorheen een deel van de, door de luchttoevoermiddelen aangevoerde, lucht in de dompelbuis kan stromen en het verdere deel van de lucht via het ondereinde van de dompelbuis daarin stroomt, met het kenmerk, dat de dompelbuis (48) wordt omvat door een binnenrecipiënt (18) die is verbonden met de afsluitdop (20) waarin de luchttoevoer (34) uitmondt, welke binnenrecipiënt (18) aan het 30 ondereinde, nabij de bodem van de houder (12), een van een terugslagklep (66) voorziene opening (64) bezit, die door de klep wordt afgesloten bij verhoging van de luchtdruk in de binnenrecipiënt (18) voor de toevoer van op te schuimen vloeistof vanuit de binnenrecipiënt (18) via de dompelbuis (48) naar de afgiftebuis (40), terwijl de opening (64) door de klep (66) wordt vrijgegeven bij daling van de luchtdruk in de binnenrecipiënt (18) voor het doen stromen van op te schuimen vloeistof vanuit de houder (12) in de 35 binnenrecipiënt (18).

2. Schuimafgifteapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de binnenrecipiënt (18) wordt gevormd door een buisvormig deel dat één geheel vormt met de afsluitdop (20) van de houder en welk buisvormig deel aan de onderzijde is afgesloten door een dop (62), waarin zich de opening (64) bevindt voor toevoer van op te schuimen vloeistof vanuit de houder (12) naar de binnenrecipiënt (18) en de terugslagklep wordt 40 gevormd door een met de dop (62) verbonden elastisch element (66). Hierbij 1 blad tekening