NL1039492C2 - Inrichting voor het afsluiten van een in hoofdzaak rechthoekige doorvoeropening in een wanddeel, alsmede werkwijze voor de toepassing daarvan. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET AFSLUITEN VAN EEN IN HOOFDZAAK RECHTHOEKIGE DOORVOEROPENING IN EEN WANDDEEL, ALSMEDE WERKWIJZE VOOR DE TOEPASSING DAARVAN

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het tijdelijk afsluiten van een in hoofdzaak rechthoekige doorvoeropening in een wanddeel, in het bijzonder een brievenbus.

Verder heeft de uitvinding betrekking op het met lO een dergelijke inrichting verschaffen van een tijdelijke afsluiting van een in hoofdzaak rechthoekige doorvoeropening in een wanddeel, alsmede het daarmee verschaffen van toegang tot een gebouw.

Wanneer bij gebouwen een tijdelijke onbewoonde 15 situatie plaatsvindt, bijvoorbeeld wanneer een flat of appartement tijdelijk niet door een huurder wordt bewoond, zal de brievenbus niet worden geleegd. Een bekend en overlast veroorzakend probleem is dat de brievenbus na enige tijd zal uitpuilen van reclamemateriaal en andere 20 poststukken.

Een doel van de onderhavige uitvinding is om een inrichting te verschaffen die beoogt bovengenoemde nadelen te voorkomen.

Het genoemde doel is bereikt met de inrichting 25 voor het tijdelijk afsluiten van een in hoofdzaak rechthoekige doorvoeropening in een wanddeel, waarbij de doorvoeropening een brievenbus is, de inrichting omvattende: - een tegen een voorzijde van het wanddeel plaatsbaar plaatdeel dat afsteunbaar is tegen een omranding 30 van de doorvoeropening, en dat is ingericht om de doorvoeropening in een afsluittoestand althans grotendeels af te schermen; 2 - één of meer aan of nabij het plaatdeel aangebrachte aanslagorganen die zich in de afsluittoestand in de doorvoeropening bevinden en die een lengte L tussen L=180mm en L=265mm overspannen; en 5 - klemmiddelen die met een klemdeel afsteunbaar zijn tegen een achterzijde van het wanddeel, teneinde in de afsluittoestand door de doovoeropening heen het wanddeel tussen het plaatdeel en het klemdeel in te klemmen.

Het plaatdeel schermt de doorvoeropening althans ÏO grotendeels - ofwel nagenoeg volledig - af, zodanig dat een eventueel onafgeschermd deel van de doorvoeropening ten minste onvoldoende groot is om objecten zoals papieren reclamemateriaal of een poststuk daardoorheen te forceren.

De aanslagorganen bevinden zich in de 15 afsluittoestand in de doorvoeropening, en fungeren als aanslag die voorkomt dat het plaatdeel voor de doorvoeropening kan worden wegbewogen door het wegdraaien en/of wegschuiven daarvan.

De één of meer aanslagorganen overspannen een 20 lengte L tussen L=180 mm en L=265 mm. De één of meer aanslagorganen begrenzen daardoor ook translatie van de inrichting in de lengterichting van de doorvoeropening, waardoor het plaatdeel slechts minimaal verschuifbaar is en zodoende is gewaarborgd dat het plaatdeel de doorvoeropening 25 in gemonteerde toestand althans grotendeels afschermt.

Met een dergelijke inrichting is een brievenbus tijdelijk afsluitbaar, op een wijze die geen permanente sporen achterlaat.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm strekt het 30 plaatdeel zich over een zodanige afstand vanaf de aanslagorganen uit, dat gewaarborgd is dat de doorvoeropening in de afsluittoestand nagenoeg volledig is afgeschermd wanneer de één of meer aanslagorganen tegen de 3 binnenrand van de doorvoeropening aanliggen. Doordat het plaatdeel zich over een voldoende grote afstand vanaf de aanslagorganen uitstrekt, zal het plaatdeel de doorvoeropening zelfs blijven afschermen wanneer het 5 plaatdeel ten opzichte van de wand waarin de doorvoeropening zich bevindt wordt verschoven tot één van de uiterste standen waarbij de aanslagorganen contact maken met de binnenrand van de doorvoeropening.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 10 hebben de één of meer aanslagorganen een hoogteafmeting H van tussen H=15 mm en H=30 mm.

De Nederlandse overheid vereist minimale afmetingen van een brievenbusgleuf van ten minste 265 millimeter in de lengte zijn en ten minste 32 millimeter in 15 de breedte. Aanslagorganen met een hoogteafmeting van tussen 15 mm en 30 mm begrenzen daardoor het in hoogterichting verschuiven van het plaatdeel. In het geval van een aanslagorgaan met een hoogteafmeting van 30 mm volstaat het wanneer het plaatdeel zich over een afstand van ten minste 4 20 mm vanaf het aanslagorgaan uitstrekt.

Indien echter bijvoorbeeld een aanslagorgaan met een hoogteafmeting van 15 mm wordt toegepast, zal het plaatdeel zich bij een in hoogterichting gecentreerd op het plaatdeel aangebracht aanslagorgaan meer dan (32-15)/2 =8,5 25 mm vanaf het aanslagorgaan dienen uit te strekken. Met 2 mm overlapmarge aan beide zijden heeft het plaatdeel dan bij voorkeur een minimale hoogteafmeting van 36 mm.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 30 omvat het aanslagorgaan een balkvorm die aan de achterzijde van het plaatdeel is aangebracht.

4

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het balkvormig aanslagorgaan de bovenzijde van een T-stuk.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 5 omvat het T-stuk een zich dwars op het plaatdeel uitstrekkend draagdeel, en omvatten de klemmiddelen een daarin met behulp van een spindel heen en weer beweegbaar klemdeel dat zich in de afsluittoestand over in hoofdzaak de hoogterichting van de doorvoeropening uitstrekt.

10 Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm heeft het klemdeel een lengte tussen 34 mm en 264 mm, en heeft het meer bij voorkeur een lengte tussen 40 en 80 mm.

Met maximaal 264 mm is het klemdeel enerzijds kort genoeg om van buitenaf door de brievenbus gestoken te 15 worden, en daarna te roteren. Anderzijds is het klemdeel met minimaal 34 mm lang genoeg om de doorvoeropening in de dwarsrichting, doorgaans de hoogterichting, te overspannen.

Opgemerkt wordt dat in deze uitvoeringsvorm bij voorkeur aanslagorganen worden toegepast die rotatie 20 voorkomen, teneinde het uit de doorvoeropening kunnen verwijderen van de inrichting te voorkomen.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de spindel vanaf de zijde van het plaatdeel met bedieningsmiddelen bedienbaar voor het beweegbaar heen en 25 weer aandrijven van het klemdeel, en is een ten opzichte van het plaatdeel vergrendelbaar afschermdeel voorzien om daarmee de bediening van de spindel af te schermen.

Hoewel de bediening aan binnenzijde kan zijn aangebracht, is deze bij voorkeur (tevens) aan de 30 buitenzijde aangebracht, hetgeen voordelig is bij diepe brievenbussen, zoals die vaak bij flatgebouwen worden toegepast. De inrichting kan dan van buitenaf in de brievenbus worden ingebracht en ten opzichte van de 5 brievenbus worden vergrendeld, de daarbij de brievenbus afsluiten.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm sluit het ten opzichte van het plaatdeel vergrendelbaar 5 afschermdeel een holle ruimte in. Deze ruimte is bij voorkeur voldoende groot om daarin een fysieke sleutel of elektronische toegangspas op te bergen.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het afschermdeel voorzien van een codeslot. Het slot 10 voorkomt dat ongeautoriseerde personen de fysieke sleutel of elektronische toegangspas uit het afschermdeel kunnen nemen, en zich zo toegang tot het gebouw kunnen verschaffen. Anderzijds is de toepassing van een codeslot bijzonder voordelig, daar de code voor het ontgrendelen van het 15 afschermdeel met behulp van een telefoon of elektronisch bericht over grote afstand kan worden overgedragen aan een persoon die toegang tot het gebouw dient te verkrijgen, zoals bijvoorbeeld een onderhoudsmonteur of klusjesman. Het is overbodig om de fysieke sleutel of elektronische 20 toegangspas ergens op te halen, zoals bijvoorbeeld bij een woningcorporatie die een gebouw in beheer heeft. Bovendien kan een persoon, zoals een onderhoudsmonteur, het gebouw op een gewenst tijdstip betreden

De uitvinding heeft verder betrekking op een 25 onroerende zaak, in het bijzonder een gebouw, voorzien van een inrichting zoals in het vorengaande beschreven.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het met behulp van een inrichting volgens de uitvinding verschaffen van een tijdelijke afsluiting van een 30 in hoofdzaak rechthoekige doorvoeropening in een wanddeel, waarbij de doorvoeropening een brievenbus is, de werkwijze omvattende de stappen van: 6 - het tegen een voorzijde van het wanddeel aanbrengen van een plaatdeel, waarbij één of meer aan of nabij het plaatdeel aangebrachte aanslagorganen in de doorvoeropening worden geplaatst en een lengte L tussen 5 L=180 mm en L=265 mm overspannen; en - het met een klemdeel van klemmiddelen afsteunen tegen de achterzijde van het wanddeel, teneinde in de afsluittoestand door de doorvoeropening heen het wanddeel tussen het plaatdeel en het klemdeel in te klemmen.

ÏO De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het met behulp van een inrichting volgens de uitvinding verschaffen van toegang tot een gebouw, de werkwijze omvattende de stappen van: - het invoeren van een vrijgavecode; 15 - het ontgrendelen van een sleutelhouder die wordt gevormd door het ten opzichte van het plaatdeel vergrendelbaar afschermdeel, waarbij het afschermdeel is voorzien van een codeslot; - het openen van de ontgrendelde sleutelhouder; 20 - het uit de sleutelhouder wegnemen van de sleutel; en - het met de sleutel toegang verschaffen tot het gebouw.

In de navolgende beschrijving worden 25 voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:

Figuur 1: een perspectivisch vooraanzicht van een wanddeel met een doorvoeropening, met daarin aangebrachte afsluitinrichting volgens de uitvinding; 30 Figuur 2: een perspectivisch achteraanzicht van de in figuur 1 getoonde situatie; 7

Figuur 3: een perspectivisch vooraanzicht van een eerste toestand voor het in een doorvoeropening plaatsen van de afsluitinrichting;

Figuur 4: een perspectivisch achteraanzicht van de 5 in figuur 3 getoonde toestand; en

Figuur 5: een perspectivisch achteraanzicht van een in een doorvoeropening vastgeklemde toestand van een alternatieve afsluitinrichting.

In de Figuren 1 en 2 is de afsluitinrichting 1 in 10 een doorvoeropening 2 van een wanddeel 8 aangebracht. De afsluitinrichting 1 omvat een plaatdeel 14 dat met zijn achterzijde 18 tegen de voorzijde 10 van het wanddeel 8 aanligt. Tegen de achterzijde 12 van het wanddeel 8 is een klemdeel 32 geklemd, waardoor het wanddeel 8 wordt ingeklemd 15 tussen de achterzijde 18 van het plaatdeel 14 en het klemdeel 32.

Aan de voorzijde 16 van het plaatdeel 14 is een afschermdeel 36 aangebracht dat met een achterplaat 37 aan het plaatdeel 14 is bevestigd.

20 Aan de achterzijde 18 van het plaatdeel 14 zijn één of meer aanslagorganen 20 aangebracht die er voor zorgen dat plaatdeel 14 slechts beperkt ten opzichte van de doorvoeropening 2 verschuifbaar is. Hierdoor is gewaarborgd dat het plaatdeel 14 zich te allen tijde enige afstand tot 25 over de omranding 4 van de doorvoeropening 2 uitstrekt. Dit wordt bewerkstelligd doordat in de toestand waarin de één of meer aanslagorganen 20 contact maken met de binnenrand 6 van de doorvoeropening 2, het plaatdeel 14 zich voldoende ver uitstrekt om de doorvoeropening 2 af te sluiten.

30 De in Figuren 1 en 2 getoonde uitvoeringsvorm omvat een aanslagorgaan 20 met een balkvorm, die deel uitmaakt van een T-stuk 24. Het vanaf de achterzijde 18 van het plaatdeel 14 uitstrekkend draagdeel 26 van het T-stuk 24 8 omvat een uitsparing 28 waarin een spindel 30 is opgenomen. Door het verdraaien van de spindel 30 wordt een klemdeel 32 op schroevende wijze in de uitsparing 28 heen en weer bewogen. Hierdoor is het klemdeel 32 verplaatsbaar tussen 5 een het wanddeel 8 inklemmende toestand (Figuren 1, 2 en 5) en een toestand waarin zich enige afstand tussen het klemdeel 32 en het wanddeel 8 bevindt (Figuren 3 en 4) . Deze laatste toestand maakt het mogelijk om de afsluitinrichting 1 eenvoudig in een doorvoeropening 2 van een wanddeel 8 aan 10 te brengen, hetgeen hieronder aan de hand van de Figuren 3 en 4 nader zal worden toegelicht.

In de in Figuur 3 getoonde toestand is de langsrichting van het plaatdeel 14 dwars georiënteerd op de langsrichting van de doorvoeropening 2, en is de 15 langsrichting van het klemdeel 32 in hoofdzaak parallel aan de langsrichting van de doorvoeropening 2. Doordat het klemdeel 32 korter is dan de lengte van de doorvoeropening 2, is de afsluitinrichting 1 in de in Figuur 3 getoonde stand met het draagdeel 26 en het zich daarin bevindend 20 klemdeel 32 door het wanddeel 8 doorvoerbaar tot een ingebrachte stand waarbij het klemdeel 32 zich achter de achterzijde 12 van het wanddeel 8 bevindt.

Wanneer het plaatdeel 14 met de daaraan bevestigde één of meer aanslagorganen 20 vervolgens een kwartslag wordt 25 gedraaid, kan het klemdeel 32 niet meer terug door de doorvoeropening 2.

De achterzijde 18 van het plaatdeel 14 wordt vervolgens tegen de voorzijde 10 van het wanddeel 8 geplaatst, waarbij de één of meer aanslagorganen 2 zich in 30 de doorvoeropening 2 bevinden.

Door het op de bedieningsmiddelen 34 aangrijpen van een daartoe geschikt gereedschap, kan de spindel 30 worden rondgedraaid, waardoor het klemdeel 32 zich tot in de 9 in Figuren 2 en 5 getoonde, het wanddeel 8 inklemmende klemstand, kan worden verplaatst.

In deze klemstand voorkomen de één of meer aanslagorganen 20 dat de afzuiginrichting 1 uit 5 doorvoeropening 2 kan worden weggenomen.

Opgemerkt wordt dat het bijzonder voordelig is wanneer de bedieningsmiddelen 34 zich ten minste tevens aan de voorzijde 16 van het plaatdeel 14 bevinden (Figuur 1), waardoor de afsluitinrichting 1 vanaf de buitenzijde van een lO gebouw door de doorvoeropening 2 heen kan worden ingebracht en ten opzichte van de doorvoeropening 2 kan worden vergrendeld, daarbij doorvoeropening 2 op de hierboven beschreven wijze afsluitend. Teneinde echter te voorkomen dat bij bedieningsmiddelen 34 aan de voorzijde 15 ongeautoriseerde mensen de spindel 30 kunnen verdraaien, wordt een afschermdeel 36 toegepast dat de bedieningsmiddelen 34 afschermt. Het afschermdeel 36 is vergrendelbaar en sluit in een bijzonder voordelige voorkeursuitvoeringsvorm een holle ruimte 38 in, waarin een 20 fysieke sleutel of een elektronische toegangspas opneembaar is.

Doordat het afschermdeel 36 met een code, zoals een codeslot 40, vergrendelbaar is, kan de afsluitinrichting een fysieke sleutel of een elektronische toegangspas 25 herbergen, waarmee bijvoorbeeld een onderhoudsmonteur zich toegang tot een gebouw kan verschaffen. De daartoe benodigde code van het codeslot 40 kan desgewenst telefonisch of via een elektronisch bericht aan deze onderhoudsmonteur worden doorgegeven. Na het verlaten van het gebouw kan de 30 onderhoudsmonteur de fysieke sleutel of elektronische toegangspas opnieuw in de door het afschermdeel 36 ingesloten kamer achterlaten en deze vergrendelen met codeslot 40.

10

In de in Figuur 5 getoonde uitvoeringsvorm worden in plaats van een balkvormig aanslagorgaan zoals dat getoond is in de Figuren 2 en 4, twee afzonderlijke aan de achterzijde 18 van het plaatdeel 14 aangebrachte 5 aanslagorganen 20 toegepast.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving 10 van de uitvinding te beperken. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (13)

1. Inrichting voor het tijdelijk afsluiten van een in hoofdzaak rechthoekige doorvoeropening in een wanddeel, 5 waarbij de doorvoeropening een brievenbus is, de inrichting omvattende: - een tegen een voorzijde van het wanddeel plaatsbaar plaatdeel (14) dat afsteunbaar is tegen een omranding van de doorvoeropening, en dat is ingericht om de 10 doorvoeropening in een afsluittoestand althans grotendeels af te schermen; - één of meer aan of nabij het plaatdeel aangebrachte aanslagorganen (20) die zich in de afsluittoestand in de doorvoeropening bevinden en die een 15 lengte L tussen L=180 mm en L=265 mm overspannen; en - klemmiddelen (22) die met een klemdeel (32) afsteunbaar zijn tegen een achterzijde van het wanddeel, teneinde in de afsluittoestand door de doorvoeropening heen het wanddeel tussen het plaatdeel en het klemdeel (32) in te 20 klemmen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het plaatdeel zich over een zodanige afstand vanaf de aanslagorganen uitstrekt, dat gewaarborgd is dat de 25 doorvoeropening in de afsluittoestand nagenoeg volledig is afgeschermd wanneer de één of meer aanslagorganen tegen de binnenrand van de doorvoeropening aanliggen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de 30 één of meer aanslagorganen een hoogteafmeting H van tussen H=15 mm en H=30 mm hebben.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het aanslagorgaan een balkvorm omvat die aan de achterzijde van het plaatdeel is aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het balkvormig aanslagorgaan de bovenzijde van een T-stuk is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij het T-stuk een zich dwars op het plaatdeel uitstrekkend deel 10 omvat, en de klemmiddelen een daarin met behulp van een spindel heen en weer beweegbaar klemdeel omvatten dat zich in de afsluittoestand over in hoofdzaak de hoogterichting van de doorvoeropening uitstrekt.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het klemdeel een lengte tussen 34 mm en 264 mm heeft, en meer bij voorkeur een lengte tussen 40 en 80 mm heeft.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij: 20. de spindel vanaf de zijde van het plaatdeel met bedieningsmiddelen bedienbaar is voor het beweegbaar heen en weer aandrijven van het klemdeel; en - een ten opzichte van het plaatdeel vergrendelbaar afschermdeel is voorzien om daarmee de 25 bediening van de spindel af te schermen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij het ten opzichte van het plaatdeel vergrendelbaar afschermdeel een holle ruimte insluit. 30

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het afschermdeel is voorzien van een codeslot.

11. Onroerende zaak, in het bijzonder een gebouw, voorzien van een inrichting volgens een van de conclusies 1-10 .

12. Werkwijze voor het met behulp van een inrichting volgens een van de conclusies 1-10 verschaffen van een tijdelijke afsluiting van een in hoofdzaak rechthoekige doorvoeropening in een wanddeel, waarbij de doorvoeropening een brievenbus is, de werkwijze omvattende 10 de stappen van: - het tegen een voorzijde van het wanddeel aanbrengen van een plaatdeel (14), waarbij één of meer aan of nabij het plaatdeel aangebrachte aanslagorganen in de doorvoeropening worden geplaatst en een lengte L tussen

15 L=180 mm en L=265 mm overspannen; en - het met een klemdeel (32) van klemmiddelen (22) afsteunen tegen de achterzijde van het wanddeel, teneinde in de afsluittoestand door de doorvoeropening heen het wanddeel tussen het plaatdeel (14) en het klemdeel (32) in te 20 klemmen.

13. Werkwijze voor het met behulp van een inrichting volgens een van de conclusies 1-10 verschaffen van toegang tot een gebouw, de werkwijze omvattende de 25 stappen van: - het invoeren van een vrijgavecode; - het ontgrendelen van een sleutelhouder die wordt gevormd door het ten opzichte van het plaatdeel vergrendelbaar afschermdeel, waarbij het afschermdeel is 30 voorzien van een codeslot; - het openen van de ontgrendelde sleutelhouder; - het uit de sleutelhouder wegnemen van de sleutel; en gebouw. - het met de sleutel toegang verschaffen tot het