NL1036097C - Snoeimachine. - Google Patents

Snoeimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL1036097C
NL1036097C NL1036097A NL1036097A NL1036097C NL 1036097 C NL1036097 C NL 1036097C NL 1036097 A NL1036097 A NL 1036097A NL 1036097 A NL1036097 A NL 1036097A NL 1036097 C NL1036097 C NL 1036097C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
knife
pruning
machine according
pruning machine
blocks
Prior art date
Application number
NL1036097A
Other languages
English (en)
Inventor
Erwin Andreas Gerardus Hommen
Original Assignee
Frans Becx Tuinmachines B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Frans Becx Tuinmachines B V filed Critical Frans Becx Tuinmachines B V
Priority to NL1036097A priority Critical patent/NL1036097C/nl
Priority to DE202009019153.2U priority patent/DE202009019153U1/de
Priority to PCT/NL2009/000201 priority patent/WO2010053351A1/en
Priority to PL09747931T priority patent/PL2346314T3/pl
Priority to DK09747931.5T priority patent/DK2346314T3/da
Priority to EP09747931.5A priority patent/EP2346314B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1036097C publication Critical patent/NL1036097C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G3/00Cutting implements specially adapted for horticultural purposes; Delimbing standing trees
    • A01G3/04Apparatus for trimming hedges, e.g. hedge shears
    • A01G3/0417Guiding frames for trimming hedges
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/835Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes
    • A01D34/86Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes for use on sloping ground, e.g. on embankments or in ditches
    • A01D34/866Mounting means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G3/00Cutting implements specially adapted for horticultural purposes; Delimbing standing trees
    • A01G3/04Apparatus for trimming hedges, e.g. hedge shears
    • A01G3/0426Machines for pruning vegetation on embankments and road-sides

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Ecology (AREA)
  • Forests & Forestry (AREA)
  • Nonmetal Cutting Devices (AREA)
  • Crushing And Pulverization Processes (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

Titel: Snoeimachine
De uitvinding heeft betrekking op een apparaat dat geschikt is voor het snoeien van een heg.
Voor het snoeien van een heg op kleine schaal kan gebruik 5 worden gemaakt van een schaar; op grotere schaal wordt gebruik gemaakt van door een motor aangedreven machines. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen machines met twee ten opzichte van elkaar lineair heen en weer bewegende messenblokken en machines met een ronddraaiend messenblok. De 10 onderhavige uitvinding heeft betrekking op machines van het laatstgenoemde type.
GB-1.143.812 beschrijft een snoeimachine met een ronddraaiend messenblok. Deze machine heeft een enkel messenblok, en is daarom minder geschikt voor het snoeien van 15 de zijkant van hoge heggen, hetgeen in het bijzonder belangrijk is bij het professioneel snoeien van bijvoorbeeld de gemeentelijke heggen in een park of langs straat.
Het is een algemeen doel van de onderhavige uitvinding een snoeimachine te verschaffen die gemakkelijker in staat is 20 tot het snoeien van grote oppervlakken.
Bij het snoeien van heggen worden uitlopers afgesneden.
De afgesneden uitlopers vallen op de grond of in de heg, en sterven af. Voor een opgeruimd uiterlijk moeten zij worden opgeruimd, maar dat is tijdrovend. Het is een verder 25 belangrijk doel van de onderhavige uitvinding om een snoeimachine te verschaffen waarbij dit nadeel afwezig is of althans is verminderd.
Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de 30 onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, waarin aanduidingen "onder/boven", "hoger/lager", "links/rechts" etc uitsluitend 1036097 2 betrekking hebben op de in de figuren weergegeven oriëntatie, en waarin: figuur 1 schematisch een snoeimachiné toont, gemonteerd aan het uiteinde van een manipulatorarm van een tractor; 5 de figuren 2A en 2B een schematisch zijaanzicht respectievelijk een schematisch vooraanzicht tonen van de snoeimachine; figuur 3 een schematisch perspectiefaanzicht toont van een messenblok; de figuren 4A-4D schematisch problemen illustreren van enkele 10 opstellingsvariaties niet volgens de onderhavige uitvinding; figuur 5 schematisch een probleem illustreert van een snoeischijf niet volgens de onderhavige uitvinding; figuur 6 een schematisch perspectiefaanzicht is van een snoeisamenstel volgens de onderhavige uitvinding; 15 figuur 7 een schematisch onderaanzicht toont van het snoeisamenstel van figuur 6; figuur 8 een schematisch zijaanzicht toont van het snoeisamenstel van figuur 6; figuur 9 een gesnoeid hegoppervlak illustreert met concaaf 20 gekromde snoeioppervlakgedeelten; de figuren 10-13 enkele veiligheidsaspecten van het huis van een snoeimachine illustreren.
Figuur 1 toont schematisch een snoeimachine 1, gemonteerd 25 aan het uiteinde van een arm 2 van een tractor 3. De arm 2 is een manipulatorarm, waarmee de snoeimachine kan worden opgetild en waarmee de oriëntatie van de snoeimachine kan worden aangepast aan de oriëntatie van een te snoeien hegoppervlak. Deze manipulatie kan worden bediend door een 30 operator (niet weergegeven) in de tractor. In de praktijk kan het mogelijk zijn dat de tractor langs een te snoeien heg ri jdt, en dat de hegvlak al rijdend wordt gesnoeid.
Zoals later uitgebreider zal worden uitgelegd, omvat de snoeimachine 1 roterende messenblokken, die worden aangedreven 35 door motoren. De bekrachtiging en voeding van deze motoren wordt verzorgd vanuit de tractor 3 via langs de arm 2 geleide leidingen, hetgeen echter ter wille van de eenvoud niet is weergegeven.
3
De snoeimachine 1 heeft, althans in het weergegeven voorbeeld, een algemene verschijningsvorm van een rechthoekige doos. De precieze uiterlijke verschijningsvorm is echter niet essentieel.
5
Figuur 2A toont een schematisch zijaanzicht van de snoeimachine 1, en figuur 2B toont een schematisch vooraanzicht daarvan. De snoeimachine 1 omvat een huis 10, met een gesloten bovenwand 11, een gesloten achterwand 12, en gesloten 10 zijwanden 13, 14. Een ondervlak 15 van de snoeimachine 1 wordt gedefinieerd door de in één vlak gelegen onderranden van de achterwand 12 en de zijwanden 13, 14; dit ondervlak is in hoofdzaak open. Een voorvlak 16 van de snoeimachine 1 wordt gedefinieerd door de voorranden van de bovenwand 11 en de 15 zijwanden 13, 14; dit voorvlak is in hoofdzaak open. Tijdens gebruik wordt de snoeimachine 1 voortbewogen over een te snoeien oppervlak, met zijn ondervlak 15 gericht naar dat te snoeien oppervlak, en met zijn voorvlak in de richting van voortbeweging, zodat uitlopers van de te snoeien heg het huis 20 10 kunnen binnengaan. In figuur 2A is de snoeimachine 1 getoond met zijn ondervlak 15 naar beneden gericht voor het snoeien van een bovenvlak van een heg, en met zijn voorvlak 16 naar links gericht voor een verplaatsing naar links.
In het hiernavolgende zullen onderling loodrechte 25 richtingen xH, yH en zH worden gedefinieerd, gerelateerd aan het oppervlak van een te snoeien heg. De zH-richting staat loodrecht op het te snoeien oppervlak, en zal ook worden aangeduid als "hoogte". De xH-richting is evenwijdig aan het te snoeien oppervlak, in de hoofdvoortbewegingsrichting, en 30 zal ook worden aangeduid als "lengte". De yH-richting is evenwijdig aan het te snoeien oppervlak, loodrecht op de hoofdvoortbewegingsrichting, en zal ook worden aangeduid als "breedte" of "dwarsrichting".
In het huis 10 zijn meerdere roterende messenblokken 20 35 opgesteld. Deze zijn in figuur 2A en 2B slechts schematisch gestippeld geschetst, waarbij figuur 2B toont dat er meerdere messenblokken 20 in de dwarsrichting naast elkaar zijn opgesteld, in het weergegeven voorbeeld drie. Hoewel dit een 4 de voorkeur genietend aantal is, is de onderhavige uitvinding niet beperkt tot dit aantal.
Figuur 3 is een schematisch perspectiefaanzicht dat meer 5 details toont van een enkel messenblok 20. Het messenblok 20 omvat een cilindrische messendrager 21. Aan de messendrager 21 is een flens 22 bevestigd. Aan de flens 22 is een mes 23 bevestigd. De messendrager 21 is roteerbaar bevestigd aan een aandrijfeenheid 50; de rotatieas is aangeduid bij 24. De 10 aandrijf eenheid 50 is gefixeerd bevestigd aan een (hier niet weergegeven) frame van de snoeimachine 1. Ter wille van de uitleg zal voorlopig gemakshalve worden aangenomen, dat de rotatieas 24 in hoofdzaak verticaal is gericht, dat wil zeggen in hoofdzaak loodrecht op het ondervlak 15.
15 Het mes 23 reikt in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de rotatieas 24. Dat wil zeggen, het mes 23 heeft longitudinale snij randen 23a, 23b die zich uitstrekken in een gemeenschappelijk vlak loodrecht op de rotatieas 24. Een hartlijn van het mes is loodrecht op de rotatieas 24 gericht, en de snij randen 20 23a, 23b zijn evenwijdig aan die hartlijn. Het mes 23 kan met betrekking tot de flens 22 gefixeerd zijn, maar het is ook mogelijk, en het geniet zelfs de voorkeur, dat het mes 23 scharnierbaar is bevestigd aan de flens 22, door middel van een scharnier 26 waarvan de scharnieras in hoofdzaak 25 evenwijdig is gericht aan de rotatieas 24. Hierdoor is het mogelijk dat het mes ten opzichte van de flens 22 scharniert, zoals aangeduid met pijlen, bijvoorbeeld wanneer het mes een te dikke tak ontmoet, waardoor schade en/of slijtage van het mechanisme wordt tegengegaan. Overigens wordt het mes door de 30 middelpuntvliedende kracht gericht naar zijn hiervoor besproken en in de figuur geïllustreerde normale bedrijfs-stand.
Tijdens bedrijf is het gewenst, dat het roterende messenblok 20 zo min mogelijk trilt. Daarom verdient het 35 aanbeveling om er voor te zorgen, dat het massamiddelpunt van het roterende messenblok samenvalt met de rotatieas 24. Dit kan worden bereikt met contragewichten, zodat het mogelijk is dat de flens 22 slechts een enkel mes 23 draagt. Het heeft echter de voorkeur, dat de flens 22 twee messen 23 draagt, op 5 een onderlinge hoekafstand van 180°, zoals getoond, of dat de flens 22 drie messen 23 draagt, op een onderlinge hoekafstand van 120° (niet weergegeven). vier of meer messen is ook mogelijk, waarbij dan steeds de onderlinge hoekafstand bij 5 voorkeur ongeveer gelijk is aan 360°/N, met N het aantal messen. De messen zijn in een gemeenschappelijk vlak gelegen. De aan een zelfde flens bevestigde messen worden gezamenlijk aangeduid als een messenschijf 25. Hiermee wordt tevens tot uitdrukking gebracht, dat in een alternatieve uitvoeringsvorm 10 de messen en de flens als een integraal geheel zijn gevormd.
Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding zijn aan de messendrager 21 ten minste twee flenzen bevestigd, op axiale afstand ten opzichte van elkaar; deze afstand is in een geschikte uitvoeringsvorm in de orde van 15 ongeveer 7-8 cm, maar dit is niet kritisch. Een tweede flens is in figuur 3 aangeduid met 32. Op vergelijkbare wijze als in het bovenstaande besproken in verband met de eerste flens 22 zijn aan de tweede flens 32 messen 33 bevestigd; de hierdoor gedefinieerde messenschijf is aangeduid met het verwijzings-20 cijfer 35. In het weergegeven voorbeeld is het aantal flenzen gelijk aan twee, maar dit aantal mag ook groter zijn. Ter onderscheiding zal de messenschijf 25 worden aangeduid als onderste messenschijf en zal de messenschijf 26 worden aangeduid als bovenste messenschijf.
25 In het weergegeven voorbeeld draagt elke flens 22, 32 twee messen 23, 33. Echter, het aantal messen van de tweede flens 32 hoeft niet gelijk te zijn aan het aantal messen van de eerste flens 22. Wanneer de aantallen messen onderling wel aan elkaar gelijk zijn, is het mogelijk dat de messen van de 30 verschillende flenzen onderling met elkaar zijn uitgelijnd, of dat de messen van de verschillende flenzen ten opzichte van elkaar in omtreksrichting zijn verplaatst over een afstand van 180°/N, zoals in het weergegeven voorbeeld.
Door deze constructie met meerdere messenlagen gedraagt 35 de snoeimachine 1 zich tevens als hakselaar voor het verkleinen van het snoeiafval. Dat snoeiafval hoeft dan niet te worden opgevangen en/of opgeruimd en afgevoerd: het verkleinde snoeiafval valt uiteindelijk op de bodem onder de heg en zal daar uiteindelijk composteren.
6
Wanneer tijdens bedrijf de snoeimachine 1 wordt voortbewogen in een richting evenwijdig aan zijn ondervlak 15, dus in hoofdzaak loodrecht op de rotatieas 24, kan een enkel 5 messenblok 20 slechts een baan snoeien met een breedte die correspondeert met de diameter van een onderste messenschijf, dat wil zeggen twee maal de afstand van de rotatieas 24 tot het vrije uiteinde van een mes 23; bij voorkeur is deze afstand voor alle messen hetzelfde. In een praktische 10 realisatie kan die diameter in de orde van ongeveer 50 cm zijn. Heggen kunnen echter typisch een hoogte hebben in de orde van ongeveer 2 m. Het is daarom gewenst om in staat te zijn in een enkele arbeidsgang een bredere baan te snoeien.
Om efficiënter te kunnen werken, kunnen meerdere 15 messenblokken 20 naast elkaar worden opgesteld, zoals gezien in vooraanzicht (zie figuur 2B) . De figuren 4A-D illustreren enkele variaties van een dergelijke opstelling, en in het hiernavolgende zullen met deze variaties geassocieerde problemen worden besproken, waarbij wordt aangetekend dat de 20 opstellingen volgens de figuren 4A-D niet de opstelling volgens de uitvinding zijn.
Figuur 4A toont een schematisch bovenaanzicht van een opstelling met drie messenblokken, waarbij ter wille van de 25 eenvoud alleen de drie onderste messenschijven 25 zijn weergegeven, onderling ten opzichte van elkaar onderscheiden door toevoeging van een letter A, B, C. Aangenomen wordt, dat de drie messenblokken onderling identiek zijn (dit heeft uit kostenoverwegingen de voorkeur, maar is op zich niet 30 essentieel voor de onderhavige uitvinding). De drie messenblokken zijn opgesteld in lijn, waarmee wordt bedoeld dat hun drie respectieve rotatieassen 24A, 24B, 24C zich bevinden in een gemeenschappelijk verticaal vlak. Tijdens een arbeidsgang wordt de snoeimachine 1 bewogen in een richting loodrecht op 35 dat vlak, aangeduid door een pijl W. De onderlinge afstand tussen twee naburige messenblokken is steeds groter dan de diameter van de messenschijven 25. Het zal duidelijk zijn, dat tussen de messenblokken stroken X overblijven die niet door de messenblokken gesnoeid worden. Voor een volledige snoeibeurt 7 moet de snoeimachine 1 dan twee maal over hetzelfde werkbereik worden bewogen.
Figuur 4B is een met figuur 4A vergelijkbaar bovenaanzicht van een variant waar dit nadeel is overwonnen doordat de 5 onderlinge afstand tussen twee naburige messenblokken steeds kleiner is dan de diameter van de messenschijven 25. Het zal duidelijk zijn, dat nu het gevaar bestaat dat de messen 23 van naburige messenblokken elkaar raken.
Figuur 4C is een schematisch vooraanzicht van de drie 10 messenblokken 20A, 20B, 20C, dat illustreert dat het probleem van elkaar rakende messen kan worden opgelost door het middelste messenblok 20B axiaal (dat wil zeggen verticaal) te verplaatsen ten opzichte van zijn buren, of althans de messenschijven 25B, 35B van het middelste messenblok 20B axiaal te verplaatsen ten 15 opzichte van de naburige messenschijven 25A, 25C en 35A, 35C. Hoewel het duidelijk zal zijn dat de roterende messen elkaar nu niet zullen raken, heeft deze oplossing het bezwaar dat dit leidt tot gesnoeide banen van onderling verschillende hoogte, en dus niet tot een mooi glad snoeiresultaat.
20 Figuur 4D is een met figuur 4B vergelijkbaar bovenaanzicht dat illustreert dat de onderlinge afstand tussen twee naburige messenblokken kleiner kan zijn dan de diameter van de messenschijven 25 met de messen op gelijke hoogte zonder dat de messen elkaar raken, indien de oriëntaties van de messen van de 25 naburige messenblokken zijn verschoven over 180°/N. De mate waarin overlap mogelijk is van twee messenschijven is groter naarmate N kleiner is, en is bij gelijke N groter indien naburige messenblokken steeds onderling tegengestelde draairichtingen hebben. Een nadeel is dan echter steeds, dat de rotaties van de 30 verschillende messenblokken onderling precies gesynchroniseerd moeten zijn, hetgeen leidt tot de noodzaak van een complexere en duurdere opstelling met bijvoorbeeld een getande koppelriem of koppelketting. De onderhavige uitvinding verschaft daarentegen een opstelling waarbij een dergelijke synchronisatie niet 35 noodzakelijk is.
US-5430999 beschrijft een snoeimachine met meerdere roterende messen op een lijn, waarbij de even messen in geringe mate zijn verschoven ten opzichte van de oneven messen, en waarbij steeds de messen in een gemeenschappelijk vlak liggen.
8
Figuur 5 illustreert schematisch een verder probleem van een roterende snoeischijf niet volgens de uitvinding. Een te snoeien heg is schematisch aangegeven met H. Wanneer de onderste 5 messenschijf 25 precies evenwijdig wordt gehouden aan het te snoeien oppervlak en de voortbewegingsrichting W dus precies loodrecht staat op de rotatieas 24, zal de messenschijf 25 aan zijn voorzijde (rechts in de figuur) steeds de uitlopers U afsnijden, maar de gehele messenschijf 25 "wrijft" als het ware 10 over de afgesneden uiteinden van de uitlopers U, hetgeen leidt tot rafelige uiteinden. De onderhavige uitvinding verschaft een opstelling waarbij ook dit probleem is opgelost.
Figuur 6 is een schematisch perspectiefaanzicht van een 15 snoeisamenstel 100 van een snoeimachine 1 volgens de onderhavige uitvinding, welk snoeisamenstel 100 zich bevindt binnen het huis 10, dat ter wille van de eenvoud niet in deze figuur is weergegeven. Het snoeisamenstel 100 omvat meerdere snoeieenheden 200. Elke snoeieenheid 200 omvat een messenblok 20 zoals in het 20 voorgaande omschreven, alsmede een bijbehorende aandrijfmotor 210. De verschillende aandrijfmotoren kunnen onafhankelijk van elkaar roteren. Opgemerkt wordt, dat het binnen het kader van de onderhavige uitvinding ook mogelijk is dat de verschillende aandrijfmotoren met elkaar gesynchroniseerd zijn, of dat er is 25 voorzien in een enkele, gemeenschappelijke aandrijfmotor, maar het is een voordeel van de onderhavige uitvinding dat het mogelijk is om de aandrijving te implementeren zonder de noodzaak van synchronisatie.
Het snoeisamenstel 100 omvat een frame 110, waaraan de 30 verschillende snoeieenheden 200 zijn bevestigd, zodat de verschillende snoeieenheden 200 ten opzichte van elkaar positioneel zijn gefixeerd. Als alternatief zou het mogelijk kunnen zijn, dat de snoeieenheden zijn bevestigd aan het huis.
De verschillende snoeieenheden kunnen onderling identiek 35 zijn. In het hiernavolgende zullen de snoeieenheden in algemeenheid worden aangeduid met het verwijzingscijfer 200,-indien het gewenst is om de snoeieenheden ten opzichte van elkaar te onderscheiden, zal daar een letter A, B, C etc aan worden toegevoegd, en dat geldt ook voor de samenstellende componenten.
9
In het weergegeven voorbeeld omvat het snoeisamenstel 100 drie messenblokken 20A, 20B, 20C, opgesteld in een driehoeks-configuratie. Figuur 7 toont daarvan een schematisch onderaanzicht, waarin ook het huis 10 is getoond. De ingang 16 van 5 het huis 10 is in deze figuur naar rechts gericht. Meer in het algemeen omvat het snoeisamenstel 100 een oneven aantal messenblokken 20, opgesteld in twee onderling parallele rijen in de yH-richting, waarbij de rijen in de xH-richting een onderlinge afstand groter dan nul hebben. De rij die zich het 10 dichtst bij de ingang 16 bevindt, zal worden aangeduid als voorste rij 121, en de andere rij zal worden aangeduid als achterste rij 122. Het aantal messenblokken in de voorste rij 121 mag gelijk zijn aan het aantal messenblokken in de achterste rij 122 maar is bij voorkeur één meer dan het aantal 15 messenblokken in de achterste rij 122. De messenblokken van de achterste rij 122 zijn in de yH-richting verplaatst ten opzichte van de messenblokken van de voorste rij 121, zodat, gezien volgens de xH-richting, elk messenblok van de achterste rij 122 zich steeds bevindt tussen twee messenblokken van de 20 voorste rij 121.
Als alternatief is het mogelijk dat de voorste rij 121 en de achterste rij 122 onderling van plaats worden verwisseld, zodat de achterste rij meer messenblokken heeft dan de voorste rij. In het weergegeven voorbeeld heeft de voorste rij 121 25 twee messenblokken 20A, 20B en heeft de achterste rij 122 een enkel messenblok 20C.
In figuur 7 is getoond, dat de onderlinge afstand Dy tussen de twee messenblokken 20A, 20B van de voorste rij 121 (gemeten in yH-richting tussen de respectieve rotatieassen 24A 30 en 24B) groter is dan tweemaal de diameter d van de onderste messenschijven 25A en 25B, zodat hun respectieve messen elkaar niet zullen raken, maar kleiner is dan 2d plus de diameter van de onderste messenschijf 25C van de achterste rij 122 (oftewel kleiner dan 3d), zodat het onder verwijzing naar figuur 4A 35 besproken probleem zich niet voordoet.
Figuur 8 is een schematisch zijaanzicht van het snoeisamenstel 100, waarin alleen de messenblokken 20A en 20C zijn weergegeven (messenblok 20B is niet zichtbaar om dat deze zich achter messenblok 20A bevindt). Het vlak van tekening staat 10 loodrecht op de yH-richting, en is dus een xHzH-vlak. De ingang 16 van het ter wille van de eenvoud niet weergegeven huis 10 bevindt zich in dit aanzicht aan de rechterkant. In deze figuur is getoond, dat de rotatieassen 24 van de messenblokken 5 20 ten opzichte van de zH-as een geringe hoek α groter dan nul maken, zodanig, dat de onderste messenschijf 25 zijn laagste punt bereikt aan de voorkant van deze messenschijf. Hierdoor worden diverse voordelen bereikt, zoals later meer gedetailleerd zal worden uitgelegd.
10 In het voorgaande is een orthogonaal assenstelsel xH, Yh, zH gedefinieerd in relatie tot de vaste wereld. De schuine stand van de rotatieassen 24 kan worden bereikt door een rotatieas 24, uitgaande van een oriëntatie evenwijdig aan de hoogteas zH, te kantelen om de yH-richting. In het hierna-15 volgende zal een orthogonaal assenstelsel x, y, z worden gedefinieerd in relatie tot het snoeisamenstel 100.
De z-as zal worden gedefinieerd evenwijdig aan de rotatieassen 24. De z-as maakt dus een hoek α met de richting zH. De z-richting zal ook worden aangeduid als axiale richting.
20 De y-as zal worden gedefinieerd evenwijdig aan de yH-richting, en zal derhalve ook worden aangeduid als breedterichting.
De x-as zal worden gedefinieerd in het vlak van een messenschijf, loodrecht op de y- en z-richtingen. De x-as maakt dus een hoek α met de richting xH.
25 Het vlak van tekening van figuur 8 is dus een xz-vlak, loodrecht op de y-richting.
Een voordeel van de schuine stand van het snoeisamenstel 100 is, dat de bovenste messenschijf 35 een af te snoeien uitloper zal bereiken en afsnijden voordat de onderste 30 messenschijf 25 dat doet. Dit draagt bij aan een beter haksel-resulaat.
Een verder voordeel van de schuine stand van het snoeisamenstel 100 is dat, nadat een uitloper is afgesneden door de voorrand van de onderste messenschijf 25, de onderste 35 messenschijf niet over de toppen van de resterende taken zal wrijven, zodat de onder verwijzing naar figuur 5 besproken nadelen worden vermeden.
Figuur 8 illustreert voorts, dat de axiale positie van het messenblok 20C van de achterste rij 122 lager is dan de 11 axiale positie van de twee messenblokken 20A, 20B van de voorste rij 121. Rekening houdend met de kantelhoek α en de diameter d van de messenschijven 25 is de axiale verplaatsing Dz van de achterste rij 122 ten opzichte van voorste rij 121 5 zodanig, dat het laagste punt van de onderste messenschijf 25A, 25B van de voorste messenblokken 20A, 20B op dezelfde hoogte ligt als het laagste punt van de onderste messenschijf 25C van het achterste messenblok 20C, zodat het onder verwijzing naar figuur 4C besproken nadeel wordt vermeden.
10 Meer in het algemeen bestaat er een tweedimensionaal vlak dat zich uitstrekt in de y-richting en dat raakt aan de onderste messenschijven 25A, 25B, 25C van alle snoeieenheden. Dit vlak is in figuur 8 aangeduid met het verwijzingscijfer 800. Dit denkbeeldige vlak heeft een vaste oriëntatie ten 15 opzichte van de snoeieenheid 100. Tijdens gebruik van de snoeimachine 1 wordt de snoeieenheid 100 zodanig vastgehouden, dat dit denkbeeldige gemeenschappelijke raakvlak 800 evenwijdig wordt gehouden aan het te snoeien oppervlak. Indien de snoeimachine 1, zoals de voorkeur heeft, is voorzien van 20 een huis 10 om de snoeieenheid 100 heen, heeft dit huis een onderzijde evenwijdig aan het denkbeeldige gemeenschappelijke raakvlak 800.
Figuur 7 toont, dat het door de schuine stand van de messenblokken 20A, 20B, 20C mogelijk is dat de onderlinge 25 afstand Dx tussen de twee messenblokken 20A, 20B van de voorste rij 121 enerzijds en het messenblok 20C van de achterste rij 122 anderzijds (gemeten in x-richting tussen het vlak waarin de respectieve rotatieassen 24A en 24B zich bevinden enerzijds en het daaraan evenwijdige vlak door de 30 rotatieas 24C anderzijds) vrij kan klein zijn, kleiner dan d*\/2. Hierdoor kunnen de messenschijven elkaar in z-projectie (vergelijk figuur 7) vrij ver overlappen, hetgeen bijdraagt aan een goed hakselresultaat. In theorie is het voldoende als Dz zo klein is dat de messen juist vrij van elkaar roteren. In 35 de praktijk is het echter verstandig om een iets grotere afstand in te stellen voor Dz, bijvoorbeeld in de orde van 15 mm, om verbuigingen van de messen als gevolg van dikke takken te kunnen opvangen.
12
De opmerkzame lezer zal opmerken, dat de roterende messen nu in principe geen vlak snoeioppervlak achterlaten maar een oppervlak dat concaaf gekromd is, zoals geschetst in figuur 9. De kantelhoek α van de rotatieassen is echter dermate klein, 5 bijvoorbeeld ongeveer 6°, dat dit effect nauwelijks waarneembaar is. Daarenboven hebben de afgesnoeide uitlopers een zekere mate van flexibiliteit, en is het snoeioppervlak altijd enigszins onregelmatig vanwege het aanwezige gebladerte, waardoor de zeer geringe en toch al nauwelijks waarneembare 10 kromming geheel gecamoufleerd wordt. Al met al is het genoemde effect absoluut acceptabel en niet als nadeel aan te merken.
Bij voorkeur zijn de rotatierichtingen van de voorste messenblokken 20A, 20B onderling tegengesteld, en wel zodanig, 15 dat de respectieve messen bij hun voorranden naar elkaar toe bewegen en dan in het centrale deel van de behuizing 10 naar achteren, naar het achterste messenblok 20C bewegen, zoals geïllustreerd door pijlen RA en RB in figuur 7. Hierdoor worden de door de voorste messen afgesneden takjes geleid naar 20 het achterste mes, hetgeen bijdraagt aan een gunstig haksel-resultaat en het naar buiten spatten van takdelen vermindert.
Een belangrijk aspect van een snoeimachine is de veiligheid. Daartoe dient het reeds genoemde huis 10, dat 25 enerzijds tegengaat dat een lichaamsdeel van een persoon gemakkelijk tussen de roterende messen terecht kan komen, en dat anderzijds tegengaat dat houtsnippers als projectielen wegschieten. Het huis 10 is daarom vrijwel volledig gesloten, met uiteraard een open bodemvlak, zoals in het voorgaande 30 reeds vermeld. Anderzijds moet het wel mogelijk zijn de af te snijden uitlopers het huis kunnen binnengaan, waartoe het in de praktijk bekend is dat het voorvlak van het huis open is, zoals eveneens in het voorgaande reeds vermeld. Dit open voorvlak doet echter intrinsiek afbreuk aan het veiligheids-35 aspect. De onderhavige uitvinding beoogt ook in dit opzicht een verbetering te verschaffen.
Figuur 10 toont een schematische dwarsdoorsnede van een gedeelte van de snoeimachine 1, waarin een voorste messenblok 20 zichtbaar is, en waarin een gedeelte van het huis 10 13 zichtbaar is. De voorkant van de machine 1 bevindt zich rechts in de figuur. Een zijwand 13 van het huis 10 is ook zichtbaar, evenals de bovenwand 11. Volgens een belangrijk veiligheidsaspect van de onderhavige uitvinding heeft het huis 10 een 5 gesloten voorwand 16 op een vrij grote afstand D16 ten opzichte van de voorrand van de messen van het voorste messenblok 20. Deze afstand D16 bedraagt minimaal 15 cm, bij voorkeur zelfs meer dan 20 cm, met de meeste voorkeur in de orde van 25 cm. De hoogteafmeting van de voorwand 16, en dus 10 de hoogte H van de bovenwand 11, bedraagt eveneens minimaal 15 cm, bij voorkeur zelfs meer dan 20 cm, met de meeste voorkeur in de orde van 25 cm. Het heeft de voorkeur dat H gelijk is aan D16.
Door de aanwezigheid van de gesloten voorwand 16 is het 15 vrijwel onmogelijk dat een lichaamsdeel bij de roterende messen komt. Door de grote afstand van de voorwand 16 tot de messen kan een grote uitloper zich toch, na het passeren van de voorwand 16, weer oprichten om goed te worden afgesneden, zoals geïllustreerd in de figuren 11A-C.
20 Hierbij speelt met name de positie van de onderrand 116 van de voorwand 16 een rol. In het weergegeven voorbeeld is de voorwand 16 verticaal, en maakt deze een hoek van 90° met de bovenwand 11, maar het is ook mogelijk dat de voorwand 16 gebogen is volgens een kwart-cilindercontour en aldus 25 geleidelijk overgaat in de bovenwand 11, zoals geschetst in figuur 12.
De voorwand 16 kan een rigide wand zijn. bij voorkeur echter wordt de voorwand 16 gevormd door stevige maar flexibele rubberen of kunststof stroken 117, waarvan het 30 bovenuiteinde 118 is bevestigd aan de voorrand 111 van de bovenwand 11, zoals geïllustreerd in figuur 13A. De stroken kunnen een breedte hebben van ongeveer 5 tot 10 cm, hoewel andere afmetingen ook denkbaar zijn. Dergelijke stroken zullen mee naar binnen buigen om het een af te snijden uitloper 35 makkelijker te maken het huis 10 binnen te gaan, zoals geïllustreerd in figuur 13B, hetgeen bijdraagt aan een goed snijresultaat.
14
Aldus verschaft de uitvinding een snoeimachine 1 die een huis 10 en drie snoeieenheden 200Δ, 200B, 200C omvat, in het huis opgesteld volgens een driehoeksconfiguratie. Elke snoei-eenheid omvat een roteerbaar messenblok 20; de verschillende 5 messenblokken hebben onderling evenwijdige rotatieassen 24.
Het huis een heeft open bodemvlak 15 loodrecht op een zH-richting. Het huis heeft een voorzijde. Een naar de voorzijde gerichte richting evenwijdig aan het bodemvlak definieert een xH-richting. Een loodrecht op de xH-richting 10 gerichte richting evenwijdig aan het bodemvlak definieert een yH-richting.
Elke rotatieas bevindt zich in een xHZH_vlak en maakt een geringe hoek a groter dan nul met de z-richting;
Twee snoeieenheden 200A, 200B zijn in de yn-richting naast 15 elkaar geplaatst. De derde snoeieenheid 200C is in Xn-richting en in yH-richting verplaatst ten opzichte van de twee eerstgenoemde snoeieenheden 20QA, 200B maar bevindt zich in de zH-richting op gelijke hoogte als de twee eerstgenoemde snoeieenheden 200A, 200B.
20
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de 25 uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat er een derde rij van snoeieenheden aanwezig is. Hoewel de geïllustreerde uitvoeringsvorm de voorkeur heeft, worden de bereikte voordelen reeds bereikt indien de voorste rij slechts een 30 enkele snoeieenheid heeft terwijl ook de achterste rij een enkele snoeieenheid heeft, of twee snoeieenheden. Meer in het algemeen is het denkbaar, dat het aantal snoeieenheden van de voorste rij gelijk is aan het aantal snoeieenheden van de achterste rij, of dat deze aantallen onderling één 35 verschillen.
In het voorgaande is er van uit gegaan dat alle messen even lang zijn, meer in het bijzonder dat alle messenschijven een even grote diameter hebben. Het is echter ook denkbaar, dat de diameters onderling verschillen, zolang de opstelling 15 maar zodanig is dat de onderste messenschijven van alle snoeieenheden een gemeenschappelijk raakvlak hebben.
Voorts is in het voorgaande het bodemvlak van het huis 10 beschreven als zijnde geheel open. Het is echter denkbaar dat 5 dit bodemvlak gedeeltelijk is afgesloten met een plaat of plaatdelen, op plaatsen waar het voor het snoeiresultaat geen kwaad kan, en vanwege de schuine stand van de messenschijven zouden dergelijke plaatdelen zich zelfs gedeeltelijk onder de messenschijven mogen bevinden.
10 Kenmerken die alleen zijn beschreven voor een bepaalde uitvoeringsvorm, zijn ook toepasbaar bij andere beschreven uitvoeringsvormen. Kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen kunnen gecombineerd worden om aan andere uitvoeringsvorm te bereiken. Kenmerken die niet uitdrukkelijk zijn 15 beschreven als zijnde essentieel, mogen ook worden weggelaten.
1036097 ,

Claims (20)

1. Snoeimachine (1), omvattende een snoeisamenstel (100) dat een veelvoud omvat van snoeieenheden (200), waarbij elke snoeieenheid (200) een roteerbaar messenblok (20) omvat, waarbij de verschillende messenblokken onderling in hoofdzaak 5 evenwijdige rotatieassen (24) hebben, waarbij een axiale richting evenwijdig aan die rotatieassen (24) een z-richting definieert; waarbij de snoeimachine een eerste radiale richting loodrecht op genoemde axiale richting heeft, die een y-richting 10 definieert; waarbij de snoeimachine een tweede radiale richting loodrecht op genoemde axiale richting en loodrecht op genoemde eerste radiale richting heeft, die een x-richting definieert; waarbij het snoeisamenstel (100) een voorste rij (121) omvat 15 van ten minste twee in de y-richting naast elkaar geplaatste messenblokken (20A, 20B) met onderling in hoofdzaak gelijke axiale positie; waarbij het snoeisamenstel (100) een achterste rij (122) omvat met ten minste één messenblok (20C); 20 waarbij elk messenblok (20) aan de onderzijde een messenschijf (25) omvat; waarbij de messenblokken van de achterste rij (122) steeds in x-richting en in y-richting en in z-richting zijn verplaatst ten opzichte van de messenblokken van de voorste 25 rij (121), zodanig, dat er een gemeenschappelijk raakvlak (800) is dat raakt aan alle genoemde messenschijven (25).
2. Snoeimachine volgens conclusie 1, voorts omvattende een huis (10) dat het snoeisamenstel (100) ten minste aan de 30 bovenkant en de zijkanten omgeeft, waarbij het huis een lengterichting (xH) en een breedterichting (yH) en een hoogterichting (zH) heeft, welke drie richtingen onderling orthogonaal zijn, waarbij de axiale richting (z) van de rotatieassen (24) een hoek α groter dan nul maakt met de 35 hoogterichting (zH) van het huis. 1036097
3. Snoeimachine volgens conclusie 1 of 2, waarbij het aantal messenblokken (20A, 20B) in de voorste rij (121) één meer bedraagt dan het aantal messenblokken (20C) in de achterste rij (122). 5
4. Snoeimachine volgens conclusie 3, waarbij de in y-richting gemeten afstand tussen twee naburige messenblokken (20A, 20B) in de voorste rij (121) gelijk is aan Dy, en waarbij de verplaatsing in y-richting van een messenblok (20C) in de 10 achterste rij (122) ten opzichte van genoemde twee naburige messenblokken (20A, 20B) in de voorste rij (121) gelijk is aan Dy/2.
5. Snoeimachine volgens conclusie 3, waarbij het aantal 15 messenblokken (20A, 20B) in de voorste rij (121) gelijk is aan 2 en het aantal messenblokken (20C) in de achterste rij (122) gelijk is aan 1.
6. Snoeimachine volgens een willekeurige der voorgaande 20 conclusies, waarbij elke messenschijf (25) een snijdiameter (d) heeft, waarbij de in y-richting gemeten afstand (Dy) tussen twee naburige naburige messenblokken (20A, 20B) van de voorste rij (121) groter is dan tweemaal de snijdiameter (d) en kleiner is dan driemaal de snijdiameter (d), en waarbij de 25 in x-richting gemeten afstand (Dx) tussen de messenblokken (20C) van de achterste rij (122) en de messehblokken (20A, 20B) van de voorste rij (121) kleiner is dan V2 maal de snijdiameter (d).
7. Snoeimachine volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij, gemeten in de richting van de rotatie-assen (24), de onderlinge afstand tussen een messenschijf (25A, 25B) van een messenblok (20A, 20B) van de voorste rij (121) en een messenschijf (25C) van een messenblok (20C) van 35 de achterste rij (122) in de orde is van 15 mm.
8. Snoeimachine volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de rotatierichtingen van twee naburige messenblokken (20A, 20B) van de voorste rij (121) onderling tegengesteld zijn.
9. Snoeimachine volgens een willekeurige der voorgaande 5 conclusies, waarbij elk messenblok (20) een tweede messenschijf (35) omvat die op axiale afstand boven de onderste messenschijf (25) is gemonteerd, waarbij beide messenschijven (25, 35) een gemeenschappelijke rotatieas (24) hebben. 10
10. Snoeimachine volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij een me'ssenschij f (25) N zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van d.e rotatieas (24) uitstrekkende, in een gemeenschappelijk vlak gelegen messen (23) omvat, waarbij 15 steeds de onderlinge höekafstand tussen twee naburige messen (23) ongeveer gelijk is aan 360°/N.
11. Snoeimachine volgens conclusie 9, waarbij de onderste messenschijf (25) N zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van 20. de rotatieas (24) uitstrekkende, in een gemeenschappelijk vlak gelegen messen (23) omvat, waarbij de tweede messenschijf (35) N zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de rotatieas (24) uitstrekkende, in een gemeenschappelijk vlak gelegen messen (33) omvat, en waarbij de messen (23, 33) van de twee messen-25 schijven (25, 35) ten opzichte van elkaar in omtreksrichting zijn verplaatst over een afstand van 180°/N.
12. Snoeimachine volgens conclusie 10 of 11, waarbij elk messenblok (20) een messendrager (21) omvat, en waarbij elk 30 mes (23) ten opzichte van de messendrager (21) scharnierbaar is om een met de rotatieas (24) evenwijdige scharnieras.
13. Snoeimachine volgens een willekeurige der conclusies 10-12, waarbij N gelijk is aan 2 of 3 of 4, bij voorkeur 35 gelijk aan 2.
14. Snoeimachine volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij elke snoeieenheid (200) een individuele aandrij fmotor (210) omvat.
15. Snoeimachine volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, voorts omvattende een huis (10) dat het snoei-samenstel (100) ten minste aan de bovenkant en de zijkanten 5 omgeeft, waarbij het huis (10) bij zijn voorzijde een gesloten voorwand (16) heeft.
16. Snoeimachine volgens conclusie 15, waarbij de horizontale afstand (D16) tussen de voorwand (16) en de messenblokken 10 (20A, 20B) minimaal gelijk is aan 15 cm, met voorkeur groter is dan 20 cm, en met meer voorkeur ongeveer gelijk is aan 25 cm; waarbij het huis (10) een bovenwand (11) heeft waarvan de afstand (H) tot gemeenschappelijke raakvlak (800) minimaal 15 gelijk is aan 15 cm, met voorkeur groter is dan 20 cm, en met meer voorkeur ongeveer gelijk is aan 25 cm; en waarbij met de meeste voorkeur genoemde afstand (H) van de bovenwand (11) tot het gemeenschappelijke raakvlak (800) gelijk is aan genoemde horizontale afstand (Dl6) tussen de 20 voorwand (16) en de snoeieenheden (2Q0A, 200B) van de voorste rij (121) ..
17. Snoeimachine volgens conclusie 15 of 16, waarbij de voorwand (16) wordt gevormd door stevige maar flexibele 25 rubberen of kunststof stroken (117) , waarvan het bovenuiteinde (118) is bevestigd aan de bovenwand (ll).
18. Werkwijze voor het snoeien van een heg (H) of dergelijke, waarbij gebruik wordt gemaakt van de snoeimachine volgens een 30 willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het snoei- samenstel (100) zodanig wordt vastgehouden ten opzichte van de heg dat het gemeenschappelijke raakvlak (800) in hoofdzaak evenwijdig is aan het te snoeien hegoppervlak, en waarbij het snoeisamenstel (100) zodanig wordt verplaatst in een richting 35 evenwijdig aan het gemeenschappelijke raakvlak (800). (20A, 20B) minimaal gelijk is aan 15 cm, met voorkeur groter is dan 20 cm, en met meer voorkeur ongeveer gelijk is aan 25 cm; waarbij het huis (10) een bovenwand (11) heeft waarvan de 5 afstand (H) tot gemeenschappelijke raakvlak (800) minimaal gelijk is aan 15 cm, met voorkeur groter is dan 20 cm, en met meer voorkeur ongeveer gelijk is aan 25 cm; en waarbij met de meeste voorkeur genoemde afstand (H) van de bovenwand (11) tot het gemeenschappelijke raakvlak (800) 10 gelijk is aan genoemde horizontale afstand (D16) tussen de voorwand (16) en de snoeieenheden (200A, 200B) van de voorste rij (121).
19. Snoeimachine volgens conclusie 17 of 18, waarbij de 15 voorwand (16) wordt gevormd door stevige maar flexibele rubberen of kunststof stroken (117), waarvan het bovenuiteinde (118) is bevestigd aan de bovenwand (11).
20. Werkwijze voor het snoeien van een heg (H) of dergelijke, 20 waarbij gebruik wordt gemaakt van de snoeimachine volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het snoei-samenstel (100) zodanig wordt vastgehouden ten opzichte van de heg dat het gemeenschappelijke raakvlak (800) in hoofdzaak evenwijdig is aan het te snoeien hegoppervlak, en waarbij het 25 snoeisamenstel (100) zodanig wordt verplaatst in een richting evenwijdig aan het gemeenschappelijke raakvlak (800). 1 03 60 97
NL1036097A 2008-10-22 2008-10-22 Snoeimachine. NL1036097C (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036097A NL1036097C (nl) 2008-10-22 2008-10-22 Snoeimachine.
DE202009019153.2U DE202009019153U1 (de) 2008-10-22 2009-10-22 Schneidmaschine
PCT/NL2009/000201 WO2010053351A1 (en) 2008-10-22 2009-10-22 Trimming machine
PL09747931T PL2346314T3 (pl) 2008-10-22 2009-10-22 Urządzenie przycinające
DK09747931.5T DK2346314T3 (da) 2008-10-22 2009-10-22 Beskæringsmaskine
EP09747931.5A EP2346314B1 (en) 2008-10-22 2009-10-22 Trimming machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036097A NL1036097C (nl) 2008-10-22 2008-10-22 Snoeimachine.
NL1036097 2008-10-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1036097C true NL1036097C (nl) 2010-04-23

Family

ID=40691343

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036097A NL1036097C (nl) 2008-10-22 2008-10-22 Snoeimachine.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP2346314B1 (nl)
DE (1) DE202009019153U1 (nl)
DK (1) DK2346314T3 (nl)
NL (1) NL1036097C (nl)
PL (1) PL2346314T3 (nl)
WO (1) WO2010053351A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112449900A (zh) * 2020-11-25 2021-03-09 长沙中联重科环境产业有限公司 绿篱修剪刀盘及绿篱修剪作业车

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109661893A (zh) * 2019-02-18 2019-04-23 江苏集萃道路工程技术与装备研究所有限公司 一种园林绿化车用三轴篱心刀
CN110178571A (zh) * 2019-06-28 2019-08-30 广州交投绿化建设有限公司 一种绿篱修剪机头
CN110178570A (zh) * 2019-06-28 2019-08-30 广州交投绿化建设有限公司 一种绿篱修剪装置总成
FR3114000B1 (fr) 2020-09-11 2023-09-15 Kirogn Dispositif de lamier
CN112449901B (zh) * 2020-11-25 2023-12-15 长沙中联重科环境产业有限公司 绿篱修剪刀盘

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US26793A (en) * 1860-01-10 Drain-tile machine
US4302922A (en) * 1980-07-07 1981-12-01 Orange Enterprises, Inc. Pruning boom
DE4240866A1 (de) * 1992-12-04 1994-06-09 Armin Pieroth Vorrichtung zum Schneiden von Hecken
US5430999A (en) * 1994-09-01 1995-07-11 Grant; Spencer A. Tree trimming and pruning machine
DE4418762A1 (de) * 1994-05-28 1995-11-30 Armin Pieroth Vorrichtung zum Schneiden von Hecken
US20060230733A1 (en) * 2005-01-19 2006-10-19 Fenton Barry D Rotating cylindrical flailing vegetation cutter

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1143812A (nl) 1965-05-10
US5251430A (en) * 1990-08-10 1993-10-12 Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha Cutter and housing assembly for lawn mower

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US26793A (en) * 1860-01-10 Drain-tile machine
US4302922A (en) * 1980-07-07 1981-12-01 Orange Enterprises, Inc. Pruning boom
DE4240866A1 (de) * 1992-12-04 1994-06-09 Armin Pieroth Vorrichtung zum Schneiden von Hecken
DE4418762A1 (de) * 1994-05-28 1995-11-30 Armin Pieroth Vorrichtung zum Schneiden von Hecken
US5430999A (en) * 1994-09-01 1995-07-11 Grant; Spencer A. Tree trimming and pruning machine
US20060230733A1 (en) * 2005-01-19 2006-10-19 Fenton Barry D Rotating cylindrical flailing vegetation cutter

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112449900A (zh) * 2020-11-25 2021-03-09 长沙中联重科环境产业有限公司 绿篱修剪刀盘及绿篱修剪作业车

Also Published As

Publication number Publication date
EP2346314A1 (en) 2011-07-27
EP2346314B1 (en) 2020-01-22
WO2010053351A1 (en) 2010-05-14
DK2346314T3 (da) 2020-03-30
DE202009019153U1 (de) 2017-04-04
PL2346314T3 (pl) 2020-07-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1036097C (nl) Snoeimachine.
ES2754361T3 (es) Protección contra el ensuciamiento durante el transporte de porciones de comestibles
BR102015013618A2 (pt) método implementado por computador para orientar um ou mais cortadores de base de uma colheitadeira de cana-de-açúcar, e, sistema de controle para orientar um ou mais cortadores de base de uma colheitadeira de cana-de-açúcar
CN103826816A (zh) 食品切割装置
DK201300053U1 (da) D-snit udskæringsapparat med dobbeltføring
US20200246994A1 (en) Frame for a cutting machine
NL8002831A (nl) Rotatiemaaimachine met gekoppelde maaibalken.
NL8104915A (nl) Vlees- en beenlintzaag.
JP5731280B2 (ja) 普通型コンバイン
NL2008947C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het bewerken van een grasmat alsmede rotororgaan en bewerkingsorgaan voor toepassing in een dergelijke inrichting.
US3488931A (en) Mowing machine
US1489658A (en) Cutter
US20150209880A1 (en) Assembly to Operate a Reciprocating Saw Blade From a Rotating Shaft
EP1541009B1 (en) A multi-blade pruning machine for pruning espalier vineyards
EP1859672A2 (en) Hedge trimmer
DK201200081U3 (da) D-cut opskæringsapparat
BE1021567B1 (nl) Inrichting voor het snijden van vezelig materiaal en landbouwmachine omvattende deze inrichting
NL1003347C2 (nl) Inrichting voor het kneuzen van gemaaid gewas.
JP6879510B2 (ja) 根の切断支持体を備えた作物調製機
JP6831518B2 (ja) ブレードを備えた作物調製機
JP6916487B2 (ja) 幅調整自在な搬送部を備えた作物調製機
JP6803029B2 (ja) 排出シュートを備えた作物調製機
JP6912775B2 (ja) 葉除去機構を備えた作物調製機
EP2805788A1 (en) Cutting apparatus
JP2021182905A (ja) 切断装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: BECX MACHINES B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: FRANS BECX TUINMACHINES B.V.

Effective date: 20190920

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20211101