NL1035549C2

NL1035549C2 - Werkwijze en inrichting voor het drogen van met voedsel gevulde foliezakken.

Info

Publication number: NL1035549C2
Application number: NL1035549A
Authority: NL
Inventors: Romualdus Joseph Maakgoed
Original assignee: Maakgoed Droogtechniek B V
Priority date: 2008-06-07
Filing date: 2008-06-07
Publication date: 2009-12-08

Description

Werkwijze en inrichting voor het drogen van met voedsel gevulde foliezakken

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze 5 voor het drogen van met voedsel gevulde foliezakken.

Foliezakken van dit type zijn bekend. Ze kunnen bijvoorbeeld soepen of sausen bevatten, maar ook bijvoorbeeld diervoeding en dergelijke. Het voordeel van dit type verpakking is dat na gebruik vrijwel geen afval overblijft. Een belangrijk 10 bijkomend voordeel is dat de foliezakken desgewenst deels transparant kunnen worden uitgevoerd, zodat men de inhoud kan zien. Nadat de foliezakken zijn gevuld dienen ze te worden gesteriliseerd. Dit kan eenvoudig plaatsvinden door de foliezakken gedurende enige tijd in voldoende heet water 15 onder te dompelen. Vóórdat de foliezakken vervolgens in bijvoorbeeld kartonnen dozen worden verpakt dienen ze te worden gedroogd, om te voorkomen dat de doos nat wordt en daardoor aan sterkte verliest of gaat schimmelen. Volgens de uitvinding worden daartoe de foliezakken met behulp van een 20 eerste transportband met een open structuur naar een droogstation gevoerd, waar ze onder een tweede transportband met een open structuur worden gevoerd, waarbij de eerste en de tweede transportband althans nagenoeg dezelfde snelheid hebben en waarbij via de open structuur van de tweede 25 transportband lucht wordt weggezogen. Daarbij worden de foliezakken enigszins geplet tussen de eerste en de tweede transportband, waardoor aan de onderzijde aanhangend water in de open structuur van de eerste transportband wordt geperst en vervolgens wegloopt in een vergaarbak, terwijl 30 aan de bovenzijde aanhangend water in de open structuur van de tweede transportband wordt geperst en vervolgens wordt weggezogen.

Een gunstige realisatie van de inventieve werkwijze heeft 35 als kenmerk, dat een oppervlak van althans de tweede transportband is bedekt met een flexibele laag 1035549 2 kunststofschuim of rubberschuim, waardoor de foliezakken nagenoeg uniform worden aangedrukt en nog meer water kan worden weggezogen.

5 Een verdere gunstige realisatie van de inventieve werkwijze heeft als kenmerk, dat aan een voorzijde van de tweede transportband lucht wordt geblazen op de bovenzijden van de foliezakken, waardoor de bovenzijden van de foliezakken al vrijwel droog zijn voordat ze tussen de eerste en de tweede 10 transportband worden gevoerd. Daarbij dient er wel zorg voor te worden gedragen dat de lucht de foliezakken bereikt op het moment dat de foliezakken tussen de eerste en de tweede transportband worden geklemd, omdat anders de foliezakken kunnen worden weggeblazen.

15

Een verdere gunstige realisatie van de inventieve werkwijze heeft als kenmerk, dat een afstand van de tweede transportband ten opzichte van de eerste transportband in een transportrichting gezien toeneemt, zodanig dat de zakken 20 van de eerste transportband worden getild en de onderzijden van de foliezakken bereikbaar worden. Een belangrijk bijkomend voordeel is dat de enigszins nisvormige uiteinden van de foliezakken zullen worden opengetrokken, waardoor ook deze nisvormige uiteinden bereikbaar worden. Het is dan 25 mogelijk om aan een onderzijde van de tweede transportband lucht te blazen op de onderzijden van de foliezakken en om aan een achterzijde van de tweede transportband lucht te blazen op de opengetrokken nisvormige voorzijden van de foliezakken.

30

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het drogen van met voedsel gevulde foliezakken, voorzien van een eerste transportband en eerste aandrijfmiddelen en een boven de eerste transportband geplaatst droogstation.

35 Inrichtingen van dit type zijn bekend. Ze worden gebruikt voor het drogen van bijvoorbeeld blikken en flessen en meer 3 in het algemeen objecten met een gegeven vorm. Bij foliezakken is de vorm in hoge mate onbepaald, wat het drogen moeilijk maakt. Bovendien kan niet zonder meer gebruikt worden gemaakt van krachtige luchtstromen, omdat 5 foliezakken gemakkelijk worden weggeblazen. De inrichting volgens de uitvinding vormt een oplossing voor dit probleem en heeft als kenmerk, dat het droogstation een tweede transportband en tweede aandrijfmiddelen omvat, dat de eerste transportband en de tweede transportband een open 10 structuur bezitten en dat het droogstation tevens is voorzien van een met de open structuur van de tweede transportband verbonden afzuigorgaan, aangesloten op een afzuiginrichting. De foliezakken zitten nu ingeklemd tussen twee transportbanden, waardoor hun vorm althans in hoofdzaak 15 is bepaald en waarbij vrijwel al het aanhangend water eenvoudig wordt weggedrukt. Bij voorkeur is daarbij een oppervlak van althans de tweede transportband voorzien van een flexibele laag kunststofschuim of rubberschuim, waardoor het water nog effectiever wordt weggedrukt.

20

Een gunstige uitvoeringsvorm heeft als kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een eerste blaasorgaan dat is geplaatst nabij een voorzijde van de tweede transportband en dat is aangesloten op een persluchtinrichting. Dit eerste 25 blaasorgaan heeft bij voorkeur een spieetvormige blaasopening en is zodanig gericht dat de bovenzijden van de foliezakken droog worden geblazen op het moment dat ze door de tweede transportband worden beetgepakt, zodat ze niet kunnen wegwaaien.

30

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm heeft als kenmerk, dat de tweede transportband zodanig ten opzichte van de eerste transportband is gemonteerd dat in een transportrichting gezien een afstand van de tweede transportband ten opzichte 35 van de eerste transportband toeneemt. Doordat de tweede transportband is voorzien van een afzuigorgaan, zullen de 4 foliezakken van de eerste transportband worden getild en de onderzijden van de foliezakken bereikbaar worden. Een belangrijk bijkomend voordeel is dat de enigszins nisvormige uiteinden van de foliezakken worden opengetrokken, waardoor 5 ook deze nisvormige uiteinden bereikbaar worden

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm heeft als kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een onder de tweede transportband en nabij een achterzijde van de tweede 10 transportband geplaatste tweede blaasorgaan, dat is aangesloten op de persluchtinrichting, waarmee de onderzijden van de foliezakken droog kunnen worden geblazen.

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm heeft als kenmerk, dat 15 de inrichting is voorzien van een achter de tweede transportband geplaatste derde blaasorgaan, dat is aangesloten op de persluchtinrichting en dat zodanig is gericht dat de nisvormige uiteinden van de foliezakken droog worden geblazen. Dit derde blaasorgaan heeft bij voorkeur 20 een spieetvormige blaasopening, zodat lucht over de volle breedte in het nisvormige uiteinde wordt geblazen.

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm waarmee een belangrijke besparing op het opgenomen vermogen van de inrichting kan 25 worden gerealiseerd heeft als kenmerk, dat de afzuiginrichting en de persluchtinrichting een eerste ventilatoreenheid respectievelijk een tweede ventilatoreenheid omvatten. Het blijkt dat met de eerste en tweede ventilatoreenheden een voldoende grote onderdruk 30 respectievelijk overdruk kan worden gerealiseerd voor het drogen van de zakken, terwijl de energieconsumptie minder dan de helft bedraagt van de energieconsumptie van de volgens de stand der techniek bekende compressoreenheden.

35 Een verdere gunstige uitvoeringsvorm waarmee de luchtweerstand van de verbinding tussen de tweede 5 ventilatoreenheid en de blaasorganen belangrijk kan worden gereduceerd heeft als kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een luchtverdeler, die is geplaatst nabij het eerste blaasorgaan, het tweede blaasorgaan en het derde blaasorgaan 5 en die is aangesloten op de tweede ventilatoreenheid. De luchtweerstand is hier van bijzonder belang, omdat de door de tweede ventilatoreenheid geleverde lucht een relatief kleine overdruk heeft.

10 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, waarbij:

Fig. IA schematisch een foliezak in zijaanzicht weergeeft; 15 Fig. 1B deze foliezak in bovenaanzicht weergeeft;

Fig. 1C deze foliezak in achteraanzicht weergeeft;

Fig. 2 schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van een drooginrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht weergeeft; 20 Fig. 3A meer in detail een droogstation volgens de uitvinding in zijaanzicht weergeeft;

Fig. 3B dit droogstation in bovenaanzicht weergeeft.

Fig. IA geeft schematisch een foliezak 1 in zijaanzicht 25 weer, vervaardigd uit polyethyleenfolie en bestaande uit een buisvormig deel 2 waarbij aan een zijde een bodem 3 in is gelast en waarvan de bovenzijde 4 dicht wordt gelast nadat foliezak 1 is gevuld met een voedingsmiddel. Vervolgens wordt foliezak 1 gesteriliseerd en gedroogd, waarna hij 30 samen met andere foliezakken in een doos kan worden verpakt. Fig. 1B geeft foliezak 1 in bovenaanzicht weer, voorzien van een warenaanduiding 5. Fig. 1C geeft deze foliezak in achteraanzicht weer, waarbij men in een nisvormig uiteinde kijkt waarin zich bodem 3 bevindt.

Fig. 2 geeft schematisch een mogelijke uitvoeringsvorm van 35 6 een drooginrichting 6 volgens de uitvinding in zijaanzicht weer. Drooginrichting 6 bestaat uit een frame 7 waarin een transportband 8 is opgenomen, voorzien van een bekende, verder niet getoonde aandrijving, waarbij transportband 8 5 een open structuur bezit en bijvoorbeeld is vervaardigd uit onderling gekoppelde lamellenplaten voorzien van openingen. Foliezakken 1 worden op transportband 8 geplaatst en bewegen in de richting van een aan frame 7 bevestigd droogstation 9. Droogstation 9 bestaat uit een tweede transportband 10, 10 eveneens met een open structuur, die dezelfde omtreksnelheid heeft als transportband 8, waardoor foliezakken 1 tussen beide transportbanden zullen worden getrokken en daarbij enigszins worden geplet. Droogstation 9 is voorzien van een afzuigorgaan 11, dat lucht en waterdruppeltjes afzuigt door 15 tweede transportband 10. Het resultaat is dat vrijwel al het aanhangend water van foliezakken 1 wordt geperst. Droogstation 9 is verder voorzien van een blaasorgaan 12, waarmee lucht op de bovenkant van foliezakken 1 wordt geblazen op het moment dat die foliezakken worden gefixeerd 20 door transportband 8 en tweede transportband 10, zodat ze niet kunnen worden weggeblazen. Verder is de tweede transportband zodanig ten opzichte van de eerste transportband gemonteerd dat in een transportrichting gezien een afstand van de tweede transportband ten opzichte van de 25 eerste transportband toeneemt, waardoor foliezakken 1 van transportband 8 worden getild onder invloed van de onderdruk, veroorzaakt door afzuigorgaan 11. Hierdoor kan de onderkant van foliezakken 1 worden gedroogd met behulp van een blaasorgaan 13 dat deel uitmaakt van droogstation 9.

30 Tenslotte wordt het nisvormig uiteinde waarin zich bodem 3 bevindt gedroogd met behulp van een blaasorgaan 14 dat deel uitmaakt van droogstation 9. Op het moment dat foliezakken 1 het einde van afzuigorgaan 11 bereiken, vallen ze droog op transportband 8 en kunnen ze worden getransporteerd naar een 35 verpakkingsafdeling. Afzuigorgaan 11 is in de hier getoonde uitvoeringsvorm aangesloten op een ventilatoreenheid 15 die 7 de benodigde onderdruk levert en blaasorganen 12,13,14 zijn via een luchtverdeler 16 aangesloten op een ventilator-eenheid 17 die de benodigde overdruk levert.

5 Fig. 3A geeft meer in detail een droogstation 9 volgens de uitvinding in zijaanzicht weer, met tweede transportband 10, die is vervaardigd uit een kunststofweefsel en is bedekt met een flexibele laag kunststofschuim of rubberschuim om een goede aandrukking te krijgen. Tweede transportband 10 10 passeert afzuigorgaan 11 dat met aansluiting 18 is verbonden met ventilatoreenheid 15. Tweede transportband 10 sluit afzuigorgaan 11 aan de onderzijde vrijwel af, waardoor foliezakken 1 op tweede transportband 10 worden gezogen met behulp van gaten in tweede transportband 10. Zichtbaar is 15 blaasorgaan 12 dat is uitgevoerd als een in het vakgebied bekend luchtmes, waarmee lucht op de bovenkant van foliezakken 1 wordt geblazen op het moment dat de foliezakken worden gefixeerd door transportband 8 en tweede transportband 10, zodat ze niet kunnen worden weggeblazen.

20 Verder is zichtbaar blaasorgaan 13 dat vrijwel loodrecht op tweede transportband 10 is geplaatst en waarmee de onderzijden van foliezakken 1 met behulp van een naar boven gerichte spieetvormige opening droog worden geblazen. Tenslotte wordt het nisvormig uiteinde waarin zich bodem 3 25 bevindt gedroogd met behulp van blaasorgaan 14 dat eveneens is uitgevoerd als een in het vakgebied bekend luchtmes. Fig. 3B geeft dit droogstation in bovenaanzicht weer, met tweede transportband 10, voorzien van gaten 19 waarmee foliezakken 1 kunnen worden vastgezogen en van een aandrijfmotor 20, 30 alsmede blaasorganen 12, 13 en 14.

1035549

Claims

1. Werkwijze voor het drogen van met voedsel gevulde foliezakken, met het kenmerk, dat de foliezakken met behulp 5 van een eerste transportband met een open structuur naar een droogstation worden gevoerd, waar ze onder een tweede transportband met een open structuur worden gevoerd, waarbij de eerste en de tweede transportband althans nagenoeg dezelfde snelheid hebben en waarbij via de open structuur 10 van de tweede transportband lucht wordt weggezogen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een oppervlak van althans de tweede transportband is bedekt met een flexibele laag kunststofschuim of rubberschuim. 15

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan een voorzijde van de tweede transportband lucht wordt geblazen op de bovenzijden van de foliezakken.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een afstand van de tweede transportband ten opzichte van de eerste transportband in een transportrichting gezien toeneemt, zodanig dat de zakken van de eerste transportband worden getild. 25

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat aan een onderzijde van de tweede transportband lucht wordt geblazen op de onderzijden van de foliezakken.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat aan een achterzijde van de tweede transportband lucht wordt geblazen op de voorzijden van de foliezakken.

7. Inrichting voor het drogen van met voedsel gevulde 35 foliezakken, voorzien van een eerste transportband en eerste aandrijfmiddelen en een boven de eerste transportband 1035549 geplaatst droogstation, met het kenmerk, dat het droogstation een tweede transportband en tweede aandrijfmiddelen omvat, dat de eerste transportband en de tweede transportband een open structuur bezitten en dat het 5 droogstation tevens is voorzien van een met de open structuur van de tweede transportband verbonden afzuigorgaan, aangesloten op een afzuiginrichting.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat 10 een oppervlak van althans de tweede transportband is voorzien van een flexibele laag kunststofschuim of rubberschuim.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, 15 dat de inrichting is voorzien van een eerste blaasorgaan, dat is geplaatst nabij een voorzijde van de tweede transportband en dat is aangesloten op een persluchtinrichting.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de tweede transportband zodanig ten opzichte van de eerste transportband is gemonteerd dat in een transportrichting gezien een afstand van de tweede transportband ten opzichte van de eerste transportband toeneemt. 25

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een onder de tweede transportband en nabij een achterzijde van de tweede transportband geplaatste tweede blaasorgaan, dat is 30 aangesloten op de persluchtinrichting.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een achter de tweede transportband geplaatste derde blaasorgaan, dat is 35 aangesloten op de persluchtinrichting.

13. Inrichting volgens een der conclusies 7 t/m 12, met het kenmerk, dat de afzuiginrichting en de persluchtinrichting een eerste ventilatoreenheid respectievelijk een tweede ventilatoreenheid omvatten. 5

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een luchtverdeler, die is geplaatst nabij het eerste blaasorgaan, het tweede blaasorgaan en het derde blaasorgaan en die is aangesloten 10 op de tweede ventilatoreenheid. 1035549