NL1035034C2 - Melkopvanginrichting, en melkinrichting en werkwijze daarmee. - Google Patents

Description

Melkopvanginrichting, en melkinrichting en werkwijze daarmee

De uitvinding heeft betrekking op een melkopvanginrichting omvattende een melkopvangvat met een spoelvloeistoftoevoerleiding, ten minste 5 een melktoevoer, een vacuümafvoerbuis en aan de onderzijde van het vat een vloeistofafvoer, waarbij de spoelvloeistoftoevoer aan de bovenzijde van het melkopvangvat en gescheiden van de vacuümafvoerbuis is verschaft, en is ingericht om de spoelvloeistof in hoofdzaak langs een wand van het melkopvangvat te geleiden.

10 Een dergelijke melkopvanginrichting is bekend, en wordt bijvoorbeeld in een melkinrichting met de naam Astronaut A3 op de markt gebracht door de firma Lely Industries N.V. Deze melkinrichting omvat, naast melkbeker, middelen om deze aan te brengen en een vacuümsysteem, ook een melkopvangvat. Dit laatste wordt ook wel melkglas genoemd, en dient niet te worden verward met de 15 melktank die dient voor eindopslag. Bij de bekende melkopvanginrichting heeft het melkopvangvat een centraal erbovenop geplaatste vacuümafvoerbuis, aan een zijde een spoelvloeistoftoevoer en daartegenover vier aansluitingen van melkslangen, afkomstig van de vier melkbekers.

Een nadeel van de bekende melkopvanginrichting is dat er bij 20 spoelen van het melkopvangvat een gedeelte van het melkopvangvat niet goed kan worden gereinigd, hetgeen nadelige gevolgen kan hebben voor de melkkwaliteit.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een melkopvanginrichting te verschaffen waarbij het melkopvangvat beter wordt 25 gespoeld, en daardoor een verbeterde melkkwaliteit te waarborgen.

De uitvinding bereikt dit doel met een melkopvanginrichting volgens conclusie 1, die wordt gekenmerkt doordat de spoelvloeistoftoevoer is ingericht om vanuit ten minste twee richtingen naar de vacuümafvoerbuis spoelvloeistof te verschaffen, waarbij de twee richtingen tenminste een rechte hoek insluiten. Op deze 30 wijze blijkt een groter deel van het melkopvangvat te kunnen worden gespoeld.

In de praktijk bleek namelijk in de bekende melkopvanginrichting een soort "schaduw" te ontstaan achter de vacuümafvoerbuis, die niet door spoelvloeistof kan worden bereikt doordat deze door de vacuümafvoerbuis werd gehinderd of zelfs afgezogen. Daardoor zal de "schaduw" niet worden gereinigd 1035034 2 door de spoelvloeistof, zodat zich daar melkresten kunnen afzetten, met alle nadelige gevolgen van dien. Door nu volgens de uitvinding spoelvloeistof vanuit meerdere voldoende verschillende richtingen aan te bieden zal er alleen nog een schaduw ("kernschaduw") zijn waar de deelschaduwen vanuit de verschillende 5 richtingen elkaar overlappen. Deze kernschaduw is kleiner dan elk van de deelschaduwen, zodat de reinigingskwaliteit, en daardoor de melkkwaliteit, beter wordt. Hierbij dient het verschaffen vanuit een opening van een leiding te worden beschouwd als verschaffen vanuit één richting, met name de gemiddelde richting.

Reeds indien de twee richtingen een rechte hoek insluiten is de 10 kernschaduw zeer klein. Met voordeel sluiten de twee richtingen in hoofdzaak een gestrekte hoek in, d.w.z tenminste 160° en met meer voordeel 180°. Hierdoor wordt de kernschaduw tot vrijwel nul gereduceerd.

Hier wordt opgemerkt dat uit GB2049624 een melkglas bekend is waarbij door een en dezelfde leiding vacuüm kan worden afgevoerd of 15 spoelvloeistof kan worden toegevoerd. Een terugslagklep zorgt er daarbij voor dat bij toevoeren van spoelvloeistof de vacuümdoorgang grotendeels wordt gesloten en er slechts een kleine doorgang, langs een spreidplaat, overblijft, zodat de vloeistof langs de wand van het melkglas kan vloeien. Deze inrichting is echter ongeschikt om gelijktijdig vacuüm af te voeren en spoelvloeistof toe te voeren. Dit 20 laatste is echter voordelig, omdat op die wijze de vacuümafvoerbuis de spoelvloeistofstroom kan ondersteunen om daardoor bijvoorbeeld krachtiger te reinigen. Ook hoeft in beginsel geen aanvullende pomp voor de spoelvloeistof te zijn verschaft omdat het vacuümsysteem dat toch al aanwezig is ook voor de spoelvloeistofaanvoer kan worden gebruikt, zodat het totale systeem eenvoudiger 25 kan zijn. In tegenstelling tot deze bekende inrichting is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wél geschikt voor gelijktijdige vacuümafvoerbuis en spoelvloeistoftoevoer.

Sommige uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zijn ingericht om vanuit twee richtingen spoelvloeistof te verschaffen doordat deze zijn 30 voorzien van twee in het melkopslagvat uitmondende spoelvloeistofleidingen. Andere, voordelige uitvoeringsvormen omvatten ten minste drie spoelvloeistoftoevoeropeningen rondom de vacuümafvoerbuis, in het bijzonder regelmatig verdeeld rond de vacuümafvoerbuis. Niet alleen kan daardoor elke rest van de kernschaduw worden weggenomen, maar ook kan een groter gedeelte van 3 het melkopslagvat vanuit meerdere richtingen worden gespoeld, hetgeen het reinigingsresultaat verder verbeterd. Meer dan twee richtingen, met een bijbehorend aantal openingen, is ook mogelijk.

In uitvoeringsvormen is de spoelvloeistoftoevoer als een concentrische 5 leiding rondom de vacuümafvoerbuis verschaft. In het bijzonder is de spoelvloeistoftoevoer als een concentrische spleet rondom de vacuümafvoerbuis verschaft. Dit verschaft niet alleen het voordeel dat de vacuümafvoerbuis vanuit alle richtingen wordt omspoeld, en er dus geen schaduw kan optreden, maar bovendien dat het daarvoor benodigde aantal spoelvloeistoftoevoeropeningen zo veel mogelijk 10 beperkt is, namelijk tot in beginsel één, hoewel de spleet op zich weer kan zijn opgedeeld in meerdere deelspleten. Strikt genomen hoeft in deze uitvoeringsvorm de spoelvloeistof niet meer per se naar de vacuümafvoerbuis toe te worden gespoeld. Indien er een bepaalde afstand tussen de toevoer en de afvoer is, vanwege bijvoorbeeld een vlak wandstuk, heeft dat bijvoorbeeld nog zin. Indien er 15 zich echter alleen een leidingwanddikte tussen toevoerspleet en vacuümafvoerbuis bevindt, verdient het aanbeveling om alleen spoelvloeistof toe te voeren van de vacuümafvoerbuis af.

In bijzondere uitvoeringsvormen sluit de spoelvloeistoftoevoer met een kromming aan op het melkopvangvat, waarbij de kromming, in de richting van de 20 spoelvloeistoftoevoer naar het melkopslagvat, een tenminste gelijkblijvende, en bij voorkeur aldoor toenemende, kromtestraal heeft. Een dergelijke uitvoeringsvorm zorgt ervoor dat de spoelvloeistofstroom doelmatig langs de wand van het melkopvangvat wordt geleid en deze schoonspoelt. Hierbij kan worden gedacht aan een “trompetvormig” uitgevoerde aansluiting tussen toevoer en opvangvat. 25 Alternatief kan de spoelvloeistoftoevoer ook anders zijn toegerust om de vloeistof langs de wand te geleiden, bijvoorbeeld met behulp van een spreidplaat. Met voordeel is de spreidplaat bevestigd aan de vacuümafvoerbuis, of is de vacuümafvoerbuis aan een uitstroomuiteinde spreid plaatachtig verbreed of uitgebogen. Al deze uitvoeringsvormen ondersteunen de hechting van de 30 spoelvloeistof op de wand van het melkopvangvat.

Bij bijzondere uitvoeringsvormen is de spoelvloeistoftoevoer ingericht om de spoelvloeistof in het melkopvangvat te verschaffen met een snelheidscomponent loodrecht op een asrichting van de vacuümafvoerbuis alwaar deze aansluit op het melkopvangvat. Bij deze uitvoeringsvormen wordt de 4 spoelvloeistof als het ware “wervelend" of ronddraaiend verschaft, hetgeen eveneens ervoor zorgt dat de vloeistof goed langs de wand van het melkopvangvat wordt geleid. Bovendien zal de spoelvloeistof geheel of in hoofdzaak langs de wand van de spoelvloeistoftoevoer worden geleid. Met name in het geval van de concentrische 5 leiding of spleet rond de vacuümafvoerbuis verhoogt dit de doelmatigheid van de spoelvloeistoftoevoer.

In een aspect verschaft de uitvinding een melkinrichting met een melkopvanginrichting volgens de uitvinding, en voorts een box met een gestel, waarop is aangebracht een beweegbare robotarm die is ingericht voor aanbrengen 10 van melkbekers, welke melkbekers met behulp van een of meer melkslangen zijn verbonden met het melkopvangvat. Een dergelijke melkinrichting is bij uitstek geschikt voor automatisch melken, bij welke inrichting het voordelig is dat de reiniging van het melkopvangvat doelmatig en betrouwbaar kan plaatsvinden.

Bij dergelijke automatische melkinrichtingen, ook kortweg “melkrobot” 15 genoemd, zijn uitvoeringen denkbaar waarbij een koe de box door langs de lange zijde van de box geplaatste deuren of hekken kan betreden en verlaten. Hierbij zijn dus twee deuren aan één zijde geplaatst. Deze kunnen uiteraard aan de linker- of aan de rechterzijde zijn geplaatst. Overeenkomstig zal de robotarm met de verdere middelen zoals het melkopvangvat aan de respectieve tegenoverliggende zijde zijn 20 geplaatst. Door een dergelijke gespiegelde opstelling kan het voorkomen dat het melkopvangvat in twee verschillende oriëntaties dient te worden aangebracht bij de verschillende uitvoeringsvormen. Daarom zijn voordelige uitvoeringsvormen volgens de uitvinding gekenmerkt doordat een of meer melkslangen symmetrisch ten opzichte van een vlak A met het melkopvangvat zijn verbonden, waarbij vlak A een 25 loodvlak op de langsrichting van de box door het midden van het melkopvangvat is. In het bijzonder zijn de melkslangen verbonden aan een van de box afgekeerde zijde van het melkopslagvat. Bij deze uitvoeringsvorm kunnen althans de melkslangen en de aansluiting op de vacuümafvoerbuis en in hoofdzaak ook de spoelvloeistoftoevoer symmetrisch zijn verschaft ten opzichte van het vlak A. In feite is daardoor slechts 30 een vorm van het melkopvangvat nodig voor beide gespiegelde uitvoeringen van de melkrobot. Dit maakt de productie en montage ervan eenvoudiger en minder foutgevoelig. Op zich is het ook bij een niet concentrische opstelling van de vacuümafvoerbuis en de spoelvloeistoftoevoer mogelijk om genoemde buizen en de verbindingen van de melkslangen met het melkopvangvat symmetrisch te 5 verschaffen ten opzichte van het vlak A, doch zijn er in dit geval zeer vele, althans méér, aansluitingen op het melkopvangvat in het vlak A verschaft, hetgeen de kans op in de weg zitten van de verschillende slangen groter maakt. Bij de uitvoering volgens de uitvinding is dit in geringere mate het geval.

5 De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het reinigen van een melkopvangvat in een melkinrichting, dat een spoelvloeistoftoevoerleiding, ten minste een melktoevoer, een vacuümafvoerbuis en aan de onderzijde een vloeistofafvoer omvat, waarbij de spoelvloeistoftoevoer aan de bovenzijde van het melkopvangvat en gescheiden van de vacuümafvoerbuis is verschaft, en is 10 ingericht om de spoelvloeistof in hoofdzaak langs een wand van het melkopvangvat te geleiden, in het bijzonder volgens de uitvinding, waarbij de werkwijze de stappen omvat van aanleggen van een vacuüm door afvoeren van lucht via de vacuümafvoerbuis en toevoeren van spoelvloeistof via de spoelvloeistoftoevoer, waarbij tijdens het afvoeren van lucht de spoelvloeistof 15 zodanig met behulp van de spoelvloeistoftoevoer in het melkopvangvat wordt toegevoerd, dat nagenoeg de gehele wand van het melkopvangvat, in het bijzonder het wandgedeelte van het melkopvangvat rond de vacuümafvoerbuis, wordt gereinigd. Bij deze werkwijze kunnen de voordelen van verminderen van de “schaduw” worden verschaft, terwijl toch van het voordeel van het aanleggen van 20 vacuüm op het melkopvangvat tijdens spoelen gebruik kan worden gemaakt. Wederom wordt opgemerkt dat in het genoemde GB-document er niet gelijktijdig vacuüm en een spoelvloeistofstroom kunnen worden aangelegd, althans niet via de getoonde aansluitingen.

Verbijzonderingen van deze werkwijze zijn gegeven in conclusies 11-25 14. De bijbehorende voordelen zijn reeds besproken bij de overeenkomstige inrichtingsconclusies, en worden derhalve niet herhaald.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van enkele niet-beperkende uitvoeringsvoorbeelden, en in het licht van de tekening, waarin:

Figuur 1 een schematische doorsnede toont van een melkopvangvat 30 van een melkopvanginrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 een schematisch bovenaanzicht is van een uitvoeringsvorm van het melkopvangvat volgens de uitvinding;

Figuur 3 een schematisch bovenaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van het melkopvangvat volgens de uitvinding; 6

Figuur 4 een schematisch aanzicht in perspectief is van een uitvoeringsvorm van de melkopvanginrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 5 een schematisch aanzicht in doorsnede is van een melkopvangvat volgens de uitvinding.

5

Figuur 1 toont in schematische doorsnede een uitvoeringsvorm van de melkopvanginrichting volgens de uitvinding. Hierin is 1 een melkopvangvat, met een vacuümafvoer 2 en een spoelvloeistoftoevoer 3, die aan het uiteinde is voorzien van een spreiddeel 4. Met 5 is aangeduid een hals, met 6 een io melktoevoer, met 7 een melkafvoer en met 8 een klep.

Het melkopvangvat 1 is met name een melkglas zoals in gebruik bij melkinrichtingen. Het is met name niet een melktank voor bulkopslag van melk. In het melkopvangvat 1 mondt een vacuümafvoer 2 uit, via welke lucht kan worden afgevoerd, en dus bij wijze van spreken vacuüm kan worden toegevoerd. De 15 vacuümafvoer omvat in dit geval een pijp of buis 2, die uitloopt in een zich verwijdend spreiddeel 4. Hoewel dit spreiddeel 4 niet noodzakelijk is, kan het dienst doen om de afvoer van lucht uit het melkopvangvat 1 te vergemakkelijken.

Concentrisch rond de vacuümafvoer 2 is een spoelvloeistoftoevoer 3 verschaft, voor het toevoeren van spoelvloeistof aan de binnenwand van het 20 melkopvangvat 1. Om een goede verspreiding van de spoelvloeistof over de binnenwand te waarborgen is er een hals 5 verschaft tussen de spoelvloeistoftoevoer 3 en het melkopvangvat 1. De hals 5 vertoont, uitgaande van de spoelvloeistoftoevoer 3, een kromtestraal die bij voorkeur toeneemt, met andere woorden "trompetvormig” uitloopt. Hierdoor is een geleidelijke overgang 25 verschaft, en zal de adhesie van water aan de buitenwand naar behoren zijn. Merk op dat in dit geval de spoelvloeistoftoevoer 3 uitloopt in een spleet tussen het spreiddeel 4 en de hals 5.

Onderaan het melkopvangvat 1 is een melkafvoer 7 verschaft, die afsluitbaar is met een bedienbare klep 8. Deze melkafvoer 7 staat bijvoorbeeld in 30 verbinding met een bulktank (niet weergegeven). Melk kan uit het melkopvangvat 1 worden gepompt met een pomp die geschikt is voor vloeistof. Merk op dat dergelijke pompen zelden ook geschikt zijn om een vacuüm op te bouwen. Derhalve zal vrijwel altijd klep 8 gesloten zijn wanneer er spoelvloeistof wordt toegevoerd door spoelvloeistof 3. In een dergelijk geval zal er uitsluitend vacuüm 7 worden verzorgd via vacuümafvoer 2. Dit vacuüm dient om de toevoer van spoelvloeistof te ondersteunen en het spoelende vermogen daarvan te vergroten. Gewoonlijk is er geen of slechts een kleine (over)druk bij de spoelvloeistoftoevoer, zoals bijvoorbeeld 0,5 bar. Indien echter een vacuüm wordt aangelegd, van 5 bijvoorbeeld 0,5 of bijna 1 bar, dan is het totale drukverschil veel groter, en dus de spoelvloeistoftoevoer veel krachtiger. Hierbij wordt uitsluitend gebruik gemaakt van toch al aanwezige (vacuüm)delen van de melkinrichting.

Figuur 2 toont een schematisch bovenaanzicht van een melkopvanginrichting volgens de uitvinding. Hierbij, net als bij alle figuren in de 10 tekening, zijn soortgelijke onderdelen aangeduid met hetzelfde verwijzingscijfers. Duidelijk te zien is dat de spoelvloeistoftoevoer 3 een concentrische leiding rond vacuümafvoer 2 vormt. Voorts zijn hier vier melktoevoeren 6 getekend, bijvoorbeeld voor een melkinrichting voor het melken van een koe, met vier melkbekers. Uiteraard kan er bijvoorbeeld ook een gezamenlijke melktoevoer 6 15 zijn verschaft.

Figuur 3 toont een schematisch bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de melkopvanginrichting volgens de uitvinding. Hierbij zijn de vier melktoevoeren 6 verschaft in een vlak A, ten opzichte waarvan ook de vacuümafvoer 2 en twee spoelvloeistoftoevoeren 3’ zijn verschaft. Optioneel of 20 aanvullend kunnen nog twee spoelvloeistoftoevoeren 3” zijn verschaft. Een voordeel van een dergelijke melkopvanginrichting kan als volgt worden verklaard. Een melkopvanginrichting wordt veelal aan één zijde van een box van een automatische melkinrichting geplaatst. Dit is veelal de linker- of rechterzijde van een dergelijke box. Stel dat in het in figuur 3 getoonde uitvoeringsvoorbeeld de 25 melkbox zich bevindt in de richting getoond met de pijl X. Dan zijn de aansluitingen voor de melktoevoeren 6, de vacuümafvoer 2 en de spoelvloeistoftoevoer 3’ symmetrisch verschaft waardoor de aansluitingen bij een spiegelsymmetrische uitvoering, waarbij de melkbox zich aan de tegenovergestelde richting bevindt, niet hoeven te worden omgeleid. Vergelijk 30 bijvoorbeeld de uitvoeringsvorm in figuur 2, waarbij een en ander met betrekking tot de melkafvoeren 6 problemen zou kunnen opleveren. Met betrekking tot de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm kan nog worden opgemerkt dat de alternatieve spoelvloeistoftoevoeren 3” ook in het vlak A zijn verschaft, waardoor een geheel symmetrische opstelling wordt verschaft. Ook zouden de vier melktoevoeren 6 8 radiaal kunnen zijn verschaft, d.w.z. op een cirkelboog rond het midden van de vacuümafvoer 2, zoals in Figuur 2, maar dan in een spiegelsymmetrische opstelling ten opzichte van vlak A. Vooral bij plaatsing op grote afstand van het midden vindt de melktoevoer door de melktoevoeren 6 hoofdzakelijk langs de 5 wand en dus met minder schuimvorming plaats. Een van deze alternatief mogelijke posities is weergegeven in streeplijnen, met verwijzingscijfer 6’.

Figuur 4 toont een schematisch aanzicht in perspectief van de bovenzijde van een melkopvanginrichting volgens de uitvinding. Hierin is 2 wederom een vacuümafvoer, die wordt omgeven door een spoelvloeistoftoevoer 3 10 waarop een spoelvloeistofleiding 9 excentrisch is aangesloten. Duidelijk te zien is dat de spoelvloeistoftoevoer excentrisch plaatsvindt ten opzichte van de concentrische vacuümafvoer 2. Het is hierdoor eenvoudig om aan de spoelvloeistof een bewegingscomponent mee te geven, die ervoor zorgt dat de vloeistof enigszins wervelend of ronddraaiend door de spoelvloeistoftoevoer 3 in 15 het melkopvangvat 1 zal worden verschaft. Dit verhoogt de “hechting" van de spoelvloeistof aan de wand van het vat 1, ondersteunt althans de beweging langs de wand ervan.

Figuur 5 toont een schematisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de melkopvanginrichting volgens de uitvinding. In deze figuur 5 wordt 20 schematisch de werking van de uitvinding toegelicht. Wederom duidt 2 een vacuümafvoer aan. Via spoelvloeistoftoevoer 3-1 wordt spoelvloeistof toegevoerd. In deze figuur wordt ervan uitgegaan dat de spoelvloeistof geen rotatie- of wervelingscomponent in de beweging heeft. In beginsel zal de spoelvloeistof dan de gehele wand van het melkopvangvat 1 kunnen bereiken, met uitzondering van 25 het gearceerde gebied 10, ook wel “schaduw” genoemd. Het is duidelijk te zien dat de spoelvloeistoftoevoer 3-2 (vrijwel) de gehele schaduw 10 kan voorzien van spoelvloeistof. Bovendien zal in een zeer groot gedeelte van de wand van het melkopvangvat 1 vanuit ten minste twee richtingen spoelvloeistof worden toegediend, hetgeen de reinigende werking ervan kan vergroten. Merk op dat de 30 schaduw in het geval van toevoer van spoelvloeistof met een rotatiecomponent in de beweging weliswaar een andere vorm kan hebben, doch niet geheel zal kunnen verdwijnen.

Voorts wordt hier opgemerkt dat details van melkinrichtingen die verder niet van belang zijn voor de uitvinding hier zijn weggelaten, zoals 9 robotarmen, melkbekers, vacuümpompen, boxen enz. Hiervoor wordt verwezen naar de bekende handboeken op dit gebied. Tot slot wordt opgemerkt dat de getoonde uitvoeringsvoorbeelden niet beperkend dienen te worden uitgelegd, maar slechts als voorbeelden van de beschermingsomvang, die wordt 5 gedefinieerd door de aangehechte conclusies.

1 03 5 03 A

Claims (14)

1. Melkopvanginrichting omvattende een melkopvangvat met een spoelvloeistoftoevoerleiding, ten minste een melktoevoer, een vacuümafvoerbuis en 5 aan de onderzijde van het vat een vloeistofafvoer, waarbij de spoelvloeistoftoevoer aan de bovenzijde van het melkopvangvat en gescheiden van de vacuümafvoerbuis is verschaft, en is ingericht om de spoelvloeistof in hoofdzaak langs een wand van het melkopvangvat te geleiden, waarbij de spoelvloeistoftoevoer is ingericht om de vacuümafvoerbuis aan ten minste 10 twee zijden met spoelvloeistof te omspoelen.

2. Melkopvanginrichting volgens conclusie 1, waarbij de spoelvloeistoftoevoer is ingericht om vanuit ten minste twee richtingen naar de vacuümafvoerbuis spoelvloeistof te verschaffen, waarbij de twee richtingen tenminste een rechte hoek insluiten.

3. Melkopvanginrichting volgens conclusie 2, waarbij de twee richtingen in hoofdzaak een gestrekte hoek insluiten.

4. Melkopvanginrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende ten minste drie spoelvloeistoftoevoeropeningen rondom de vacuümafvoerbuis.

5. Melkopvanginrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 20 spoelvloeistoftoevoer als een concentrische leiding, in het bijzonder een concentrische spleet, rondom de vacuümafvoerbuis is verschaft.

6. Melkopvanginrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spoelvloeistoftoevoer met een kromming aansluit op het melkopvangvat, waarbij de kromming, in de richting van de spoelvloeistoftoevoer naar het melkopslagvat, een 25 tenminste gelijkblijvende, en bij voorkeur aldoor toenemende, kromtestraal heeft.

7. Melkopvanginrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spoelvloeistoftoevoer is ingericht om de spoelvloeistof in het melkopvangvat te verschaffen met een snelheidscomponent loodrecht op een asrichting van de vacuümafvoerbuis alwaar deze aansluit op het melkopvangvat.

8. Melkinrichting met een melkopvanginrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een box met een gestel, waarop is aangebracht een beweegbare robotarm die is ingericht voor aanbrengen van melkbekers, welke melkbekers met behulp van een of meer melkslangen zijn verbonden met het melkopvangvat. 1035034

9. Melkinrichting volgens conclusie 8, waarbij de een of meer melkslangen symmetrisch ten opzichte van een vlak A met het melkopvangvat zijn verbonden, waarbij vlak A een loodvlak op de langsrichting van de box door het midden van het melkopvangvat is.

10. Werkwijze voor het reinigen van een melkopvangvat in een melkinrichting, dat een spoelvloeistoftoevoerleiding, ten minste een melktoevoer, een vacuümafvoerbuis en aan de onderzijde een vloeistofafvoer omvat, waarbij de spoelvloeistoftoevoer aan de bovenzijde van het melkopvangvat en gescheiden van de vacuümafvoerbuis is verschaft, en is ingericht om de spoelvloeistof in 10 hoofdzaak langs een wand van het melkopvangvat te geleiden, in het bijzonder volgens een der conclusies 1-9, waarbij de werkwijze de stappen omvat van aanleggen van een vacuüm door afvoeren van lucht via de vacuümafvoerbuis en toevoeren van spoelvloeistof via de spoelvloeistoftoevoer, 15 met het kenmerk, dat tijdens het afvoeren van lucht de spoelvloeistof zodanig met behulp van de spoelvloeistoftoevoer in het melkopvangvat wordt toegevoerd, dat nagenoeg de gehele wand van het melkopvangvat, in het bijzonder het wandgedeelte van het melkopvangvat rond de vacuümafvoerbuis, wordt gereinigd.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij er vanuit ten minste twee richtingen 20 spoelvloeistof in de richting van de vacuümafvoerbuis wordt toegevoerd, waarbij de twee richtingen tenminste een rechte hoek insluiten.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de twee richtingen in hoofdzaak een gestrekte hoek insluiten.

13. Werkwijze volgens een der conclusies 10-12, omvattende ten minste drie 25 spoelvloeistoftoevoeropeningen rondom de vacuümafvoerbuis.

14. Werkwijze volgens een der conclusies 10-13, waarbij de spoelvloeistoftoevoer als een concentrische leiding, in het bijzonder een concentrische spleet, rondom de vacuümafvoerbuis is verschaft, en waarbij de spoelvloeistof door de concentrische leiding, in het bijzonder door de concentrische spleet wordt verschaft. 1035034