NL1033971C2 - Betonnen bouwelement, werktuig en werkwijze voor het afdichten van een kanaal in een betonnen bouwelement. - Google Patents

Description

5

BETONNEN BOUWELEMENT, WERKTUIG EN WERKWIJZE VOOR HET

AFDICHTEN VAN EEN KANAAL IN EEN BETONNEN BOUWELEMENT

De uitvinding heeft betrekking op een geprefabriceerd betonnen bouwelement, zoals een vlakke vloerplaat, voorzien van ten minste een doorlopend inwendig kanaal. Gewoonlijk zijn dergelijke bouwelementen voorzien van meerdere in 10 hoofdzaak parallelle doorlopende inwendige kanalen. Een dergelijk bouwelement is beschreven in de Europese octrooipublicatie EP-A-0 338 651.

Een dergelijk geprefabriceerd vloerelement, zoals bijvoorbeeld een kanaalplaatvloer, wordt in de huidige bouw 15 veelvuldig toegepast. De uiteinden van de kanalen in de vloerplaat dienen te worden afgesloten omdat bijvoorbeeld de kanalen vocht- en warmtelekken veroorzaken, bijdragen aan geluidshinder, en/of gevaarlijk zijn bij gaslekkages. Bovendien voorkomt het afsluiten van de kanalen het 20 binnenstromen van vloeibare beton wanneer bijvoorbeeld de vloerelementen op de bouwplaats met elkaar worden verbonden. De uiteinden van de kanalen van dergelijke vloerelementen worden daarom veelal afgesloten met kunststof deksels. Uit de normaal gesproken rechthoekige plaat worden echter vaak 25 delen, zoals sparingen, verwijderd. Dit geschiedt meestal tijdens het vervaardigen van de platen, dat wil zeggen in de nog niet volledig uitgeharde betonnen plaat (ook wel groene beton genoemd). Dergelijke verwijderingen worden vaak aangebracht met als doel om de plaat passend te maken voor de 30 ruimte waar hij wordt geplaatst of om ruimte te maken voor andere bouwelementen. Ook kunnen op deze plaatsen koppelingen gemaakt worden tussen de vloerplaat en andere vloerplaten of andere betonnen constructie elementen. Hierbij komen delen van de kanalen vrij te liggen, waarvan de uiteinden een 10 33971 2 dusdanige vorm hebben dat de standaard kunststof deksels daarop niet passen. Daarom wordt vaak steenwol of een ander materiaal in de uiteinden van de kanalen gepropt om deze af te sluiten. Het inbrengen van deze afsluitingen in de kanalen 5 brengt echter zware arbeid met zich mee.

EP-A-0 338 651 toont een werkwijze voor het afsluiten van de kanalen, waarbij vooraf via een gat in het beton die toegang verschaft tot het kanaal, vloeibaar uithardend afdichtingsmateriaal in het kanaal wordt gespoten.

10 Deze werkwijze heeft als nadeel dat deze tijdrovend is, dat het een moeilijk beheersbaar proces is en dat de vloeibare substantie het kanaal inloopt als het nog niet is uitgehard. Bovendien vergt het relatief veel materiaal om een kanaal te dichten, en is het niet altijd zeker dat het kanaal 15 daadwerkelijk helemaal dicht is.

De uitvinding beoogt de kanalen op een meer arbeidsvriendelijke, betrouwbaardere, kostenbesparende, goedkopere en/of efficiëntere wijze te dichten.

Volgens de uitvinding is de vloerplaat voorzien van één 20 of meer gleuven die een verbinding vormen tussen de kanalen en het buitenoppervlak van het bouwelement, waarbij de zijwaartse uiteinden van gleuven ten minste reiken tot de beide zijwaarts uiterste zijwanden van het kanaal. Op die wijze wordt verzekerd dat de afsluiting over de hele breedte 25 van het kanaal wordt aangebracht. Het kanaal wordt daarbij bij voorkeur afgesloten door een afsluitplaat die in de gleuf is gestoken. Dit is een zeer gemakkelijke handeling, en er hoeft niet gewacht te worden totdat materiaal is uitgehard. Het geniet de voorkeur dat de afsluitplaten een zo goed 30 mogelijke afdichting vormen van de kanalen. De uitvinding is echter geenszins beperkt tot afsluitplaten die een waterdichting afdichting verschaffen, hoewel dit in sommige situaties wel de voorkeur kan hebben. Bij voorkeur strekken 3 de gleuven zich in hoofdzaak loodrecht op de as van het kanaal en in hoofdzaak loodrecht op het oppervlak van het bouwelement uit.

De posities van de gleuven worden bij voorkeur op het 5 oppervlak van het bouwelement na het vervaardigen van het bouwelement door middel van een automatische plotinrichting aangegeven alvorens de gleuven worden aangebracht.

De afsluitplaat wordt bij voorkeur in de gleuf aangebracht voordat een deel nabij de gleuf uit het 10 bouwelement wordt gezaagd, zodanig dat eventueel koelwater dat gebruikt wordt bij het zagen niet het kanaal kan binnendringen. Een ander voordeel hiervan is dat een betere koeling van het zaagblad wordt verkregen hetgeen ook weer bijdraagt aan een vermindering van de slijtage van het 15 zaagblad. In een bijzondere uitvoeringsvorm wordt de afsluitplaat op het scheidvlak in het kanaal aangebracht waar het bouwelement wordt doorgezaagd, waarbij derhalve de afsluitplaat ook door wordt gezaagd, en daarbij twee gescheiden afsluitplaten vormt. De afsluitplaat dient daarbij 20 voldoende dikte te hebben.

De gleuven worden bij voorkeur vervaardigd middels een trilinrichting die een drevelplaat in het beton drijft.

De afsluitplaat is in een eerste voorkeursuitvoering van stevige kunststof of metaal, waarbij de afsluitplaat een 25 scherpe onderrand heeft. De drevelplaat is in dat geval dus de afsluitplaat en blijft in het beton ter afsluiting van het kanaal.

In een andere voorkeursuitvoering is de afsluitplaat van kunststof. De drevelplaat is daarbij bij voorkeur een 30 werktuig die na het aanbrengen van de gleuf uit het beton wordt verwijderd, waarna een afsluitplaat in de gleuf wordt geplaatst ter afsluiting van het kanaal. De gleuven kunnen ook worden vervaardigd door middel van een zaagblad.

4

De zijwaartse uiteinden van de gleuf reiken bij voorkeur tot voorbij de zijwaartse uiterste zijwanden van het kanaal, en het diepste uiteinde van de gleuf reikt bij voorkeur tot voorbij de diepste wand van het kanaal, gezien vanaf het 5 oppervlak van het bouwelement. Hierdoor wordt een zekere waterdichte afdichting bereikt.

In een andere voorkeursuitvoering reikt een deel van de afsluitplaat aan een zijde tot het oppervlak van het bouwelement dat bestemd is als onderzijde van het 10 bouwelement, waarbij dat deel van de afsluitplaat (bijvoorbeeld in de vorm van een buisje) is voorzien van een afwateringskanaal waardoorheen water uit het kanaal naar de onderzijde van het bouwelement kan stromen. Water dat zich bijvoorbeeld tijdens of na de bouwfase in het kanaal ophoopt 15 kan zo worden afgevoerd, ter voorkoming van vorst en/of waterschade. Er hoeven derhalve geen aparte ontwateringsgaatjes te worden geboord.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werktuig voor het vervaardigen van een gleuf in beton door middel van 20 een trilinrichting. Het werktuig omvat bij voorkeur een plaat met aan een zijde een zich loodrecht op de plaat uitstrekkende aanslag en een zich van de aanslag uitstrekkend aangrijpdeel dat geschikt is voor aangrijping door de trilinrichting. De plaat heeft bij voorkeur een breedte die 25 overeenkomt met een lengte van de te vervaardigen gleuf tussen 50 mm en 500 mm, bij voorkeur tussen 100 mm en 300 mm. De plaat heeft bij voorkeur een lengte die overeenkomt met een diepte van de te vervaardigen gleuf tussen 70 mm en 520 mm, bij voorkeur tussen 120 mm en 320 mm. De plaat is bij 30 voorkeur van metaal en is bij voorkeur voorzien van een snij rand aan de zijde tegenover de aanslag. Andere werktuigen die gebruikt kunnen worden om gleuven aan te brengen zijn bijvoorbeeld zagen en frezen.

5

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het afdichten van een kanaal in een vlak betonnen bouwelement, zoals een vlakke vloerplaat, waarbij een bouwelement wordt voorzien van één of meer gleuven die zich 5 in hoofdzaak loodrecht op de as van het kanaal en in hoofdzaak loodrecht op het oppervlak van het bouwelement uitstrekken en die een verbinding vormen tussen het kanaal en het buitenoppervlak van het bouwelement.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van 10 in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, waarin:

Figuur 1 een vloerplaat met kanalen en afsluitplaten weergeeft;

Figuur 2 een eerste bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding weergeeft; en 15 Figuur 3 een tweede bijzondere uitvoeringsvorm weergeeft.

Figuur 4 een verdere bijzondere uitvoeringsvorm weergeeft.

Volgens figuur 1 zijn uit een vloerplaat 1 delen weggenomen, en waarbij de vrij liggende kanaalopeningen 20 volgens de uitvinding middels een drevelwerktuig 5 worden voorzien van gleuven 4 waarin kunststof afsluitplaten 6 worden aangebracht. Dit gebeurt op een moment dat het beton nog niet geheel is uitgehard (zgn. "groen" beton).

Overigens geschiedt het aanbrengen van de afsluitplaten 6 25 bij voorkeur vóórdat de vloerplaat 1 op maat wordt gezaagd of de genoemde delen van de vloerplaat 1 worden verwijderd.

De vlakke betonnen vloerplaat 1 met kanalen 2 zal volgens ontwerp tekening worden voorzien van openingen 3, die moeten worden afgesloten. Vooraf worden derhalve gleuven 4 in de 30 vloerplaat 1 aangebracht op die locaties van de kanalen 2 die volgens de ontwerptekening direct naast de openingen 3 in de vloerplaat zullen komen te liggen. Deze locaties worden eerst 6 door middel van een automatische plotinrichting op het beton aangegeven.

Vervolgens wordt op die plaatsen middels een trilinrichting een drevelwerktuig 5 in het beton getrild, 5 zodanig dat een gleuf 4 in het beton ontstaat die het oppervlak van de vloerplaat 1 verbindt met het kanaal 2. Het drevelwerktuig 5 omvat een drevelplaat 51, met een aanslagplaat 52 die dwars op een zijde van de drevelplaat 51 is gelast. Loodrecht op de aanslagplaat 52 is een stang 53 10 gelast, die in de trilinrichting kan worden bevestigd.

De gleuf 4 die door de drevelplaat 51 is vervaardigd heeft een breedte en een diepte die iets groter is dan de breedte en diepte van het kanaal 2. Vervolgens worden kunststof afsluitplaten 6 in de gleuven 4 geplaatst. De 15 afmetingen van de afsluitplaten 6 komen overeen met de afmetingen van de drevelplaat 51, en derhalve met de afmetingen van de gleuven 4. Nadat de afsluitplaten 6 in de gleuven 4 zijn geplaatst, worden de openingen 3 in de betonnen vloerplaat aangebracht.

20 Volgens figuur 2 is kunststof afsluitplaat 7 extra dik uitgevoerd en is deze op het scheidvlak in het kanaal 2 aangebracht waar het bouwelement op lengte wordt gezaagd. Derhalve wordt de afsluitplaat 7 bij het op maat zagen van de plaat mee doorgezaagd (in de figuur is de afsluitplaat 7 25 echter niet in doorgezaagde conditie getoond). Doordat de afsluitplaat 7 ter plaatse van het scheidsvlak in bovenaanzicht gezien een insnoering heeft, zit de gescheiden delen stevig verankerd in de uiteinden van de vloerplaat 1.

Volgens Figuur 3 is de afsluitplaat 6 aan de onderzijde 30 voorzien van een buisje 8 dat is voorzien van een afwateringskanaal 9 waardoorheen water uit het kanaal naar de onderzijde van het bouwelement 1 kan stromen. Het buisje 8 heeft een zodanig lengte dat deze nadat de afsluitplaat 6 in 7 de gleuf 4 in het kanaal 2 is aangebracht tot de onderzijde van het bouwelement 1 reikt. Verder is een tweede plaat met een afwateringskanaal gepositioneerd nabij het einde van de uitsparing 10 in de plaat. Dit afwateringskanaal zorgt ervoor 5 dat bijvoorbeeld regenwater dat tijdens de bouwfase en/of opslag van de plaat in het kanaal is gestroomd eruit kan lopen.

In Figuur 4 wordt een verdere voorkeursuitvoeringsvorm getoond van de onderhavige uitvinding. In een 10 kanaalplaatvloer 12 is nabij het einde 13 van de vloerplaat een tweetal gleuven voorzien voor het aanbrengen van afsluitplaten 14, welke afsluitplaten zijn voorzien van een afwateringskanaal. Verder is de kanaalplaatvloer nabij het andere uiteinde 15 voorzien van afsluitplaten 16, welke niet 15 zijn voorzien van afwateringskanalen. Het is echter ook mogelijk om op deze plaats afsluitkanalen met afwateringskanalen te gebruiken.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven en getekende uitvoeringsvormen. De gevraagde 20 rechten worden veeleer bepaald door de navolgende conclusies, binnen strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

1-0-33971

Claims (25)

1. Geprefabriceerd betonnen bouwelement, zoals een vlakke vloerplaat, voorzien van ten minste een inwendig kanaal, en 5 voorts voorzien van één of meer gleuven die zich bij voorkeur in hoofdzaak loodrecht op de as van de kanalen en in hoofdzaak loodrecht op het oppervlak van het bouwelement uitstrekken en die een verbinding vormen tussen de kanalen en het buitenoppervlak van het bouwelement, en waarbij de 10 zijwaartse uiteinden van gleuven ten minste reiken tot de beide zijwaarts uiterste zijwanden van het kanaal.

2. Bouwelement volgens conclusie 1, waarbij het kanaal is afgesloten door een afsluitplaat die in de gleuf is gestoken.

3. Bouwelement volgens conclusie 2, waarbij de 15 afsluitplaat van metaal is.

4. Bouwelement volgens conclusie 3, waarbij De afsluitplaat een scherpe onderrand heeft.

5. Bouwelement volgens conclusie 2, waarbij de afsluitplaat van kunststof is.

6. Bouwelement volgens een van de conclusies 2-5, waarbij een deel van de afsluitplaat aan een zijde reikt tot het oppervlak van het bouwelement dat bestemd is als onderzijde van het bouwelement, waarbij dat deel van de afsluitplaat is voorzien van een afwateringskanaal waardoorheen water uit het 25 kanaal naar de onderzijde van het bouwelement kan stromen.

7. Bouwelement volgens een van de voorgaande conclusies 1-6, waarbij de zijwaartse uiteinden van de gleuf tot voorbij de zijwaartse uiterste zijwanden van het kanaal reiken.

8. Bouwelement volgens een van de voorgaande conclusies 30 1-7, waarbij het diepste uiteinde van de gleuf tot voorbij de diepste wand van het kanaal reikt, gezien vanaf het oppervlak van het bouwelement. 7033971

9. Werktuig voor het vervaardigen van een gleuf in beton middels een trilinrichting, omvattende een plaat met aan een zijde een zich loodrecht op de plaat uitstrekkende aanslag en een zich van de aanslag uitstrekkend aangrijpdeel dat 5 geschikt is voor aangrijping door de trilinrichting.

10. Werktuig volgens conclusie 9, waarbij de plaat een breedte heeft die overeenkomt met een lengte van de te vervaardigen gleuf tussen 50 mm en 500 mm, bij voorkeur tussen 100 mm en 300 mm.

11. Werktuig volgens conclusie 9 of 10, waarbij de plaat een lengte heeft die overeenkomt met een diepte van de te vervaardigen gleuf tussen 70 mm en 520 mm, bij voorkeur tussen 120 mm en 320 mm.

12. Werktuig volgens conclusie 8 of 9, waarbij de plaat 15 is voorzien van een snijrand aan de zijde tegenover de aanslag.

13. Werktuig volgens conclusie 8, 9 of 10, waarbij de plaat van metaal is.

14. Werkwijze voor het afdichten van een kanaal in een 20 vlak betonnen bouwelement, zoals een vloerplaat, waarbij een het bouwelement wordt voorzien van één of meer gleuven die zich bij voorkeur in hoofdzaak loodrecht op de as van het kanaal en in hoofdzaak loodrecht op het oppervlak van het bouwelement uitstrekken en die een verbinding vormen tussen 25 het kanaal en het buitenoppervlak van het bouwelement, waarbij de zijwaartse uiteinden van gleuf ten minste reiken tot de beide zijwaarts uiterste zijwanden van het kanaal.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de gleuven worden vervaardigd middels een trilinrichting die een 30 drevelplaat in het beton drijft.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij de drevelplaat in nog niet geheel uitgehard beton.

17. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de gleuven worden vervaardigd door middel van een zaagblad.

18. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de gleuven worden vervaardigd door middel van een frees.

19. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij de drevelplaat, het zaagblad of de frees een werktuig is en uit het beton wordt verwijderd, waarna een afsluitplaat in de gleuf wordt geplaatst ter afsluiting van het kanaal.

20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de 10 afsluitplaat is vervaardigd van kunststof.

21. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de drevelplaat een afsluitplaat is en in het beton blijft ter afsluiting van het kanaal.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij de drevel- 15 afsluitplaat is vervaardigd van metaal.

23. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 14-22, waarbij de posities van de gleuven op het oppervlak van het bouwelement na het vervaardigen van het bouwelement door middel van een automatische plotinrichting worden 20 aangegeven alvorens de gleuven worden aangebracht.

24. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 14-23, waarbij de afsluitplaat in de gleuf wordt aangebracht voordat een deel nabij de gleuf uit het bouwelement worden gezaagd, zodanig dat eventueel koelwater dat gebruikt wordt 25 bij het zagen niet het kanaal kan binnendringen.

25. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 14-23, waarbij de afsluitplaat op een scheidvlak in het kanaal wordt aangebracht waar het bouwelement wordt doorgezaagd, waarbij de afsluitplaat tegelijk met het 30 bouwelement wordt doorgezaagd, waarbij twee gescheiden afsluitplaten worden gevormd. 1 o 3 3971