NL1032323C2 - Klep. - Google Patents

Description

, 1

Korte aanduiding: Klep.

De uitvinding betreft een klep, die door een temperatuur-opnemer aangestuurd wordt, voor de inbouw in de kringloop van warm-waterleidingen bestemd is, en de volumestroom vanaf een van buiten door een bedieningselement instelbare watertemperatuur tot een rest-5 volume reduceert.

Dit restvolume blijft ook bij verder toenemende watertemperatuur behouden en wordt niet onderschreden. Bekende kleppen vertonen deze eigenschappen, welke kleppen bijvoorbeeld aan de volgende documenten te ontlenen zijn: DE 20109619 U, DE 29805921 ü, DE 19834151 A, 10 DE 29924249 U, DE 10226289 A, DE 29823960 ü en DE 10056715 A.

Bij enkele van de bekende kleppen wordt bij verder stijgende temperatuur de volumestroom weer vergroot, om bijvoorbeeld voor desinfectie meer heet water tot de waterkringloop toe te laten. Deze kleppen hebben enerzijds het nadeel, dat de zich voor een gekozen 15 temperatuurwaarde instellende restvolumestroom op grond van een of meer constructief bepaalde spleten tussen een klepkegel en een klep-zitting onveranderbaar is, en anderzijds dat de kleppen ook een omloop omvatten, door middel waarvan het restvolume instelbaar is, terwijl door de eigenlijke thermisch aangestuurde klep de volumestroom afge-20 sloten wordt. Bekende kleppen, waarbij een restvolumestroom handmatig instelbaar is, zoals bijvoorbeeld leidingregelkleppen, hebben echter geen temperatuurafhankelijke klepfunctie.

De grootte van de restvolumestroom wordt zo gekozen, dat het warmteverlies van een waterkringloop kan worden gecompenseerd. Hier-25 door blijft een voldoende temperatuurniveau in de totale waterkringloop behouden, zodat het gevaar van besmetting met bacteriën (bijv. Legionella) tot een minimum beperkt wordt. Grotere drinkwaterinstal-laties omvatten een groot aantal achter elkaar geschakelde warm-waterkringlopen, waarbij in iedere kringloop een van de hierboven 30 genoemde kleppen is ingebouwd. Zowel verschillende lengten van de warmwatertoevoerleidingen vanaf de warmteproducent naar de afzonderlijke warmwaterkringlopen als ook de grootte van de warmwaterkringloop zelf vereisen verschillende restvolumestromen in de warmwaterkringlopen, die echter bij de bekende klep niet instelbaar zijn. Het gevolg 35 hiervan is, dat enkele kringlopen een te hoge restvolumestroom kunnen hebben en dat daardoor andere kringlopen de benodigde warmwaterhoe- 1032323 .

. 1 2 veelheid voor handhaving van het vereiste temperatuurniveau niet meer verkrijgen.

Uitgaande van deze stand van de techniek ligt aan de uitvinding het doel ten grondslag een verbeterde klep te verschaffen. De uitvin-5 ding heeft bijvoorkeur als doel een klep van het type, waarmee op eenvoudige wijze verschillende restvolumestromen instelbaar zijn, te verschaffen.

Dit doel wordt door de uitvinding, onder tenminste het gedeeltelijk overwinnen van de bovengenoemde nadelen, bereikt doordat de rest-10 volumestroom door een aan een klepafsluitstuk aangebrachte instelhuls instelbaar is.

Voorkeursuitvoeringen zijn in de onderconclusies aangegeven.

Door de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan de restvolume-stroom door een aan een klepafsluitstuk aangebrachte instelhuls, die 15 doorstroomopeningen van verschillende grootte heeft, ingesteld worden, waarbij telkens een doorstroomopening, die het in het klepafsluitstuk aanwezige venster afdekt, de gewenste restvolumestroom vrijgeeft. Ook kan de restvolumestroom door een instelhuls vrijgegeven worden, die een hellingvormig schuin verlopend openingsdoor-20 snedeverloop over zijn omtrek heeft, dat een deelbereik van het venster in het klepafsluitstuk afsluit. De instelhuls kan zowel draaibaar om het klepafsluitstuk aangebracht zijn, om de over de omvang van de instelhuls verdeelde doorstroomopeningen voor het venster in het klepafsluitstuk te positioneren, als ook axiaal tegen 25 veerkracht in verschuifbaar aangebracht zijn, om de gekozen doorstroomopening op het klepafsluitstuk te vergrendelen. Bij voorkeur zijn hiertoe op de binnenzijde van de instelhuls en op de daarmee corresponderende buitenzijde van het klepafsluitstuk vertandings-elementen en/of vergrendelelementen aangebracht. De op de instelhuls 30 werkende veerkracht kan hierbij door een veer worden geproduceerd, welke veer met zijn uiteinden enerzijds in een sleuf in de instelhuls en anderzijds in een sleuf in het kopvlak van het bovenste deel van de klep grijpt.

Een tweede veer, die eveneens in het bereik van het kopvlak van 35 het bovenste deel van de klep tegen een contralager steunt, heeft tegenoverliggend als contralager een naar de temperatuuropnemer toegekeerd aanlegvlak van het afsluitstuk. Deze veer grijpt hierbij door de instelhuls heen en drukt het klepafsluitstuk tegen de in het klephuis aanwezige klepzitting aan.

40 Wanneer zowel de instelhuls op het klepafsluitstuk als ook het

, I

3 afsluitstuk op de klepzitting rust, stroomt slechts de vooraf ingestelde restvolumestroom door de regelklep.

Een verder kenmerk van de uitvinding is een door de temperatuur-opnemer aangestuurde meeneeminrichting, die bijvoorkeur een klep-5 stoter omvat, die door de instelhuls en ook afdichtend door het klep-afsluitstuk en door het bovenste deel van de klep in het midden heen grijpt en aan zijn van de temperatuuropnemer afgekeerde einde tot een bandvormig meenneemdeel is gevormd. Deze klepstoter tilt het klep-afsluitstuk met inbegrip van de instelhuls bij dalende watertempe-10 ratuur van de klepzitting af. Daarbij ligt het naar de temperatuuropnemer toegekeerde binnenvlak van het bandvormige meeneemdeel tegen een contravlak van het klepafsluitstuk aan, hetgeen door de hierboven beschreven tweede veer tussen klepafsluitstuk en bovenste deel van de klep ondersteund wordt.

15 Een verder kenmerk van de uitvinding is tenminste één ten opzichte van de klepstoter van de meeneeminrichting buiten het midden aangebrachte drukklepstoter, die in een geleideboring van het klepafsluitstuk is ondergebracht en daardoorheen grijpt. Deze drukklepstoter ligt enerzijds tegen het binnenvlak van het bandvormige mee-20 neemdeel aan en steunt anderzijds tegen het naar het sluitstuk toegekeerde binnenvlak van de instelhuls.

Uitgaande van de stand van de klep met restvolumestroom wordt bij de naar de temperatuuropnemer toegekeerde hefbeweging van de mee-neemklepstoter door de drukklepstoter eerst de instelhuls tegen de 25 zwakkere veer ten opzichte van het klepafsluitstuk opgetild, voordat het binnenvlak van het bandvormige meeneemdeel tegen het klepafsluitstuk aan komt te liggen en deze met inbegrip van de instelhuls verder omhoog heft. Hierdoor opent de door het klepafsluitstuk en de klepzitting gevormde smoorpositie zich, zodat niet meer de door de door-30 stroomopening van de instelhuls bepaalde restvolumestroom, maar een wezenlijk grotere hoofdvolumestroom vrijgegeven wordt. De afstand waarover de instelhuls ten opzichte van het klepafsluitstuk door de drukstoter opgetild wordt, wordt door het buiten het klepafsluitstuk uitstekende deel van de drukklepstoter bepaald.

35 Het voordeel van dit omhoog heffen van de instelhuls ten op zichte van het klepafsluitstuk is, dat hierdoor het venster in het klepafsluitstuk volledig vrijgegeven en bij vervuiling eventueel doorgespoeld kan worden. Om ervoor te zorgen dat de instelhuls ook bij omhooggeheven drukklepstoter permanent daarmee in contact staat, 40 is ook de drukveer tussen instelhuls en het bovenste deel van de klep , ( 4 gepositioneerd.

Door het draaien van het in het bovenste deel van de klep geleide en tegen de temperatuuropnemer aanliggende bedieningseleraent kan de hefpositie, waarbij het klepafsluitstuk van de klepzitting 5 loskomt, ingesteld worden. Door de op zichzelf bekende inrichting van meetklepaansluitstompen aan het klephuis voor en achter de klepzitting is controle van de restvolumestroom met daarvoor geschikte meetapparatuur mogelijk.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is in de tekening 10 weergegeven en in het navolgende nader beschreven.

Figuur 1 toont een klep volgens de uitvinding gezien in midden-langsdoorsnede;

Figuren 2 tot 11 tonen details en kenmerken in afzonderlijke weergaven, gedeeltelijk vergroot.

15 In de tekening is een klep 1 getoond. Deze bestaat uit een klephuis 18 met coaxiaal ten opzichte van elkaar aangebrachte aan-sluitstompen, zodat de klep in de kringloop van een warmwaterleiding ingevoegd kan worden. In het doorstroomkanaal is in het klephuis 18 een klepzitting 19 aangebracht.

20 Verdere onderdelen van de klep zijn een klepafsluitstuk 3, een over dit afsluitstuk heen grijpende panvormige instelhuls 4 respectievelijk 7, een bovenste deel 28 van de klep, een bedieningselement 2 alsmede een temperatuuropnemer 16, die tussen het bedieningselement 2 en het klepafsluitstuk aangebracht is.

25 De tekening toont een door een temperatuuropnemer 16 aange stuurde klep 1 voor de inbouw in de kringloop van warmwaterleidingen. De volumestroom kan vanaf een van buiten via het bedieningselement 2 instelbare watertemperatuur tot een restvolumestroom gereduceerd worden. Daartoe is een op het klepafsluitstuk 3 aangebrachte instel-30 huls 4 voorzien, die doorstroomopeningen 5 van verschillende grootte omvat en die door draaiing instelbaar is, zodat telkens een door-stroomopening het in het klepafsluitstuk 3 voorziene venster 6 afdekt. Bijgevolg wordt de gewenste restvolumestroom vrijgegeven. Als alternatief kan de restvolumestroom door de instelhuls 7 vrijgegeven 35 worden, welke instelhuls een hellingvormige schuin verlopende koprand heeft en daardoor een corresponderende openingsdwarsdoorsnede over de omtrek ter beschikking stelt, die een deelbereik van het venster 6 in het klepafsluitstuk 3 afsluit, telkens volgens de draaipositie van de instelhuls 7. Om de gekozen doorstroomopening op het klepafsluitstuk 40 3 te vergrendelen, kunnen op de binnenkant van de instelhuls 4 res- 5 pectievelijk 7 en op de hiermee corresponderende buitenkant van het klepafsluitstuk 3 vertandings- en/of borgelementen 8,9 voorzien zijn. Op de instelhuls 4,7 werkt een veerkracht, die door een veer 10 geproduceerd wordt, welke veer enerzijds in een sleuf 11 in de instel-5 huls 4,7 en anderzijds in een sleuf 12 in het kopvlak van het bovenste deel 28 van de klep wordt ondersteund. Bovendien is een verdere veer 14 voorzien, die eveneens in het bereik van het kopvlak 13 van het bovenste deel 28 van de klep door een contralager 15 wordt ondersteund en daartegenover als contralager door een naar de tempe-10 ratuuropnemer 16 toegekeerd aanlegvlak 17 van het afsluitstuk 3 wordt ondersteund.

Deze veer 14 grijpt hierbij door de instelhuls 4,7 heen en drukt het klepafsluitstuk 3 tegen de in het klephuis 18 voorziene klepzitting 19. Voor zover zowel de instelhuls 4,7 tegen het klep-15 afsluitstuk 3 aanligt als het afsluitstuk 3 tegen de klepzitting 19 aanligt, stroomt door de regelklep alleen de vooraf ingestelde rest-vo 1 urne s t room.

Verder is er een door de temperatuuropnemer 16 aangestuurde meenneeminrichting voorzien, die een klepstoter 20 omvat, die in het 20 midden door de instelhuls 4,7 en ook afdichtend door het klepafsluitstuk 3 en het bovenste deel 28 van de klep heen grijpt en op zijn van de temperatuuropnemer 16 afgekeerde einde tot een bandvormig meeneem-deel 21 gevormd is. Deze klepstoter tilt het klepafsluitstuk 3 met inbegrip van de instelhuls 4,7 bij dalende watertemperatuur van de 25 klepzitting 19 af. Daarbij ligt de naar de temperatuuropnemer toegekeerde binnenzijde 22 van het bandvormige meeneemdeel tegen een contravlak 23 van het klepafsluitstuk aan, dat door de hierboven beschreven tweede veer 14 tussen het klepafsluitstuk 3 en het bovenste deel 28 van de klep ondersteund wordt. Parallel aan de klep-30 stoter 20 van de meeneeminrichting is buiten het midden tenminste een drukklepstoter 24 aangebracht, die door een geleideboring 25 van het klepafsluitstuk 3 heen grijpt en enerzijds eveneens tegen het binnenvlak 22 van het bandvormige meeneemdeel 20 aanligt en anderzijds door het naar het afsluitstuk 3 toegekeerde binnenvlak 26 van de instel-35 huls 4,7 wordt ondersteund.

Uitgaande van de stand van de klep met restvolumestroom (vergelijk figuur 9) wordt tijdens een temperatuurdaling bij de naar temperatuuropnemer 16 gerichte hefbeweging van de meeneemklepstoter 20 door de drukklepstoter 24 eerst de instelhuls 4,7 tegen de zwakkere 40 veer 10 ten opzichte van het klepafsluitsluitstuk 3 opgetild, voordat 6 het binnenvlak 22 van het bandvormige meeneemdeel tegen het klep-afsluitstuk 3 komt aan te liggen (Figuur 10) en dit klepafsluitstuk met inbegrip van de instelhuls 4,7 verder omhoog tilt. Hierdoor opent de door het klepafsluitstuk 3 en de klepzitting 19 gevormde smoor-5 positie zich, zodat niet meer de door de doorstroomopening 5 van de instelhuls 4,7 bepaalde restvolumestroom, maar een wezenlijk grotere hoofdvolumestroom vrijgegeven wordt (vergelijk Figuur 11). De afstand "A" waarover de instelhuls 4,7 ten opzichte van het klepafsluitstuk 3 door de drukstoter 24 opgetild wordt, wordt door het buiten het klep-10 afsluitstuk 3 uitstekende deel 27 van de drukstoter 24 bepaald. Het voordeel van het omhoog heffen van de instelhuls 4,7 van het klepafsluitstuk 3 is, dat hierdoor het venster 6 in het klepafsluitstuk 3 volledig vrijgegeven en bij vervuiling, indien nodig, doorgespoeld kan worden. Opdat de instelhuls 4,7 ook bij omhoog geheven drukstoter 15 24 permanent daartegen aanligt, is de drukveer 10 tussen instelhuls 4,7 en bovenste deel 28 van de klep voorgespannen.

Door het in het bovenste deel 28 van de klep geleide en tegen de temperatuuropnemer 16 aanliggende bedieningselement 2 te draaien kan de hefpositie, waarbij het klepafsluitstuk 3 van de klepzitting 20 19 loskomt, ingesteld worden. Het huis kan bovendien meetklepaan-sluitstompen 30, 31 omvatten om de controle van de restvolumestroom met daarvoor geschikte meetapparatuur mogelijk te maken.

De uitvinding is niet tot het uitvoeringsvoorbeeld beperkt, maar is binnen het kader van de conclusies veelvoudig variabel.

25 Alle nieuwe, in de beschrijving en/of de tekening geopenbaarde enkelvoudige en gecombineerde kenmerken worden als wezenlijk voor deze uitvinding beschouwd.

7

Verwijzingscijfers 1 klep 2 bedieningselement 5 3 klepafsluitstuk 4 instelhuls 5 doorstroomopeningen 6 venster 7 instelhuls 10 8 borg/vertandingselement 9 borg/vertandingselement 10 veer 11 sleuf 12 sleuf 15 13 kopvlak 14 veer 15 druklager 16 temperatuuropnemer 17 aanlegvlak 20 18 klephuis 19 klepzitting 20 klepstoter 21 bandvormig meeneemdeel 22 binnenvlak van 21 25 23 contravlak 24 drukklepstoter 25 geleideboring 26 binnenvlak van 4 27 uitstekend deel van 24 30 28 bovenste deel van klep 29 hellingvormig doorsnedeverloop 30 meetklep 31 aansluitstompen 35 1032323 40

Claims (17)

1. Klep, die door een temperatuuropnemer aangestuurd wordt, voor de inbouw in de kringloop van warmwaterleidingen bestemd is, en de volumestroom vanaf een van buiten door een bedieningselement instelbare watertemperatuur tot een restvolume reduceert, met het 5 kenmerk, dat de restvolumestroom door een aan een klepafsluitstuk (3) aangebrachte instelhuls (4, 7) instelbaar is.

2. Klep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de instelhuls (4) over de omtrek verdeelde doorstroomopeningen (5) van verschillende grootte omvat, waarbij telkens een doorstroomopening (5) een in 10 het klepafsluitsuk (3) voorzien venster (6) bedekt en de corresponderende volumestroom vrijgeeft.

3. Klep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de instelhuls (7) een hellingvormig, in omtreksrichting schuin verlopend openings-doorsnedeverloop heeft, dat een deelbereik van het venster (6) in het 15 klepafsluitstuk (3) afsluit en de corresponderende volumestroom vrijgeeft .

4. Klep volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de instelhuls (4,7) om de middenas van het klepafsluitstuk (3) draaibaar is om de doorstroomopeningen (5) voor het venster (6) in de 20 mantel van het klepafsluitstuk (3) te positioneren, en dat de instelhuls (4,7) axiaal tegen veerkracht in verschuifbaar is aangebracht om de gekozen doorstroomopening (5) in zijn positie op het klepafsluitstuk (3) te vergrendelen.

5. Klep volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat op de binnen- 25 zijde van de instelhuls (4,7) en op de daarmee corresponderende buitenzijde van het klepafsluitstuk (3) vertandingselementen en/of borgelementen (8,9) aangebracht zijn om de gekozen doorstroomopening (5) tegenover het klepafsluitstuk (3) te vergrendelen.

6. Klep volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de op de 30 instelhuls (4,7) werkende veerkracht door een veer (10) wordt geproduceerd, die tussen de instelhuls (4,7) en een kopvlak (13) van een bovenste deel (28) van de klep voorgespannen is.

7. Klep volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de veer (10) met zijn uiteinden enerzijds in een sleuf (11) van de instelhuls 35 (4,7) en anderzijds in een sleuf (12) in het kopvlak (13) van het bovenste deel (28) van de klep ligt.

8. Klep volgens één van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, 1 0 32 32 3 dat een tweede veer (14) is voorzien, die steunt tegen het kopvlak (13) van een bovenste deel (28) van de klep (1) en als contralager tegen een naar de temperatuuropnemer (16) toegekeerd aanlegvlak (17) van het afsluitstuk (3) steunt, waarbij de veer (14) het klepafsluit-5 stuk (3) tegen een in het ventielhuis (18) voorziene klepzitting (19) aandrukt.

9. Klep volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de tweede veer (14) door de instelhuls (4, 7) heen grijpt.

10. Klep volgens een van de conclusies 1 tot 9, met het ken- 10 merk, dat een door de temperatuuropnemer (16) bekrachtigde of aangestuurde meeneeminrichting voorzien is, door middel waarvan het klep-afsluitstuk (3) met inbegrip van de instelhuls (4,7) bij dalende temperatuur uit de klepzitting (19) omhoog te heffen is of omhoog geheven wordt.

11. Klep volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de meeneem inrichting een klepstoter omvat, die door de instelhuls (4, 7) en ook afdichtend door het klepafsluitstuk (3) en door het bovenste deel (28) van de klep, bijvoorkeur in het midden, heen grijpt en aan zijn van de temperatuuropnemer afgekeerde einde tot een meeneemdeel, bij- 20 voorkeur een band, is gevormd.

12. Klep volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het naar de temperatuuropnemer (16) toegekeerde binnenvlak (22) van het meeneemdeel (21) tegen een contravlak (23) van het klepafsluitstuk (3) is aangelegd, waarbij de aanligging door de tweede veer (14) wordt 25 ondersteund, welke veer tussen het klepafsluitstuk (3) en het bovenste deel (28) van de klep voorgespannen is.

13. Klep volgens een van de conclusies 1 tot 12, met het kenmerk, dat tenminste één drukklepstoter (24) is voorzien, die door het klepafsluitstuk heen grijpt en met zijn uiteinden enerzijds tegen 30 delen van de meeneeminrichting en anderzijds tegen de instelhuls (4) steunt.

14. Klep volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de drukklepstoter (24) ten opzichte van de in het midden aangebrachte klepstoter buiten het midden aangebracht is.

15. Klep volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de drukklepstoter (24) door een geleideboring (25) van het klepafsluitstuk (3) heen grijpt en buiten de geleideboring uitsteekt, waarbij een uiteinde van de drukklepstoter (24) tegen het binnenvlak (22) van het meeneemdeel (20) aanligt en het andere uiteinde tegen het naar v het klepafsluitstuk (3) toegekeerde binnenvlak (26) van de instelhuls (4,7) steunt.

16. Klep volgens een van de conclusies 1 tot 15, met het kenmerk, dat het bedieningselement (2) in het bovenste deel (28) van de 5 klep draaibaar geleid wordt en tegen de temperatuuropnemer (16) aanligt, zodat door verdraaiing van het bedieningselement (2) de hef-positie, waarbij het klepafsluitstuk (3) van de klepzitting (19) loskomt, instelbaar is.

17. Klep volgens een van de conclusies 1 tot 16, met het ken-10 merk, dat het klephuis (18) meetklepaansluitstompen (30,31) voor controle van de restvolumestroom omvat. 15 20 1032323