NL1031801C2 - Niet-verkoperde lasdraad. - Google Patents

Niet-verkoperde lasdraad. Download PDF

Info

Publication number
NL1031801C2
NL1031801C2 NL1031801A NL1031801A NL1031801C2 NL 1031801 C2 NL1031801 C2 NL 1031801C2 NL 1031801 A NL1031801 A NL 1031801A NL 1031801 A NL1031801 A NL 1031801A NL 1031801 C2 NL1031801 C2 NL 1031801C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
welding
wire
welding wire
oil
tip
Prior art date
Application number
NL1031801A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1031801A1 (nl
Inventor
Hiroyuki Shimizu
Yasuyuki Yokota
Original Assignee
Kobe Seiko Sho Kobe Steel Kk
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Kobe Seiko Sho Kobe Steel Kk filed Critical Kobe Seiko Sho Kobe Steel Kk
Publication of NL1031801A1 publication Critical patent/NL1031801A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1031801C2 publication Critical patent/NL1031801C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23KSOLDERING OR UNSOLDERING; WELDING; CLADDING OR PLATING BY SOLDERING OR WELDING; CUTTING BY APPLYING HEAT LOCALLY, e.g. FLAME CUTTING; WORKING BY LASER BEAM
    • B23K35/00Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting
    • B23K35/02Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting characterised by mechanical features, e.g. shape
    • B23K35/0255Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting characterised by mechanical features, e.g. shape for use in welding
    • B23K35/0261Rods, electrodes, wires
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23KSOLDERING OR UNSOLDERING; WELDING; CLADDING OR PLATING BY SOLDERING OR WELDING; CUTTING BY APPLYING HEAT LOCALLY, e.g. FLAME CUTTING; WORKING BY LASER BEAM
    • B23K9/00Arc welding or cutting
    • B23K9/16Arc welding or cutting making use of shielding gas
    • B23K9/173Arc welding or cutting making use of shielding gas and of a consumable electrode
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23KSOLDERING OR UNSOLDERING; WELDING; CLADDING OR PLATING BY SOLDERING OR WELDING; CUTTING BY APPLYING HEAT LOCALLY, e.g. FLAME CUTTING; WORKING BY LASER BEAM
    • B23K35/00Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting
    • B23K35/02Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting characterised by mechanical features, e.g. shape
    • B23K35/0255Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting characterised by mechanical features, e.g. shape for use in welding
    • B23K35/0261Rods, electrodes, wires
    • B23K35/0272Rods, electrodes, wires with more than one layer of coating or sheathing material
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23KSOLDERING OR UNSOLDERING; WELDING; CLADDING OR PLATING BY SOLDERING OR WELDING; CUTTING BY APPLYING HEAT LOCALLY, e.g. FLAME CUTTING; WORKING BY LASER BEAM
    • B23K35/00Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting
    • B23K35/22Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting characterised by the composition or nature of the material
    • B23K35/24Selection of soldering or welding materials proper
    • B23K35/30Selection of soldering or welding materials proper with the principal constituent melting at less than 1550 degrees C
    • B23K35/3053Fe as the principal constituent
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23KSOLDERING OR UNSOLDERING; WELDING; CLADDING OR PLATING BY SOLDERING OR WELDING; CUTTING BY APPLYING HEAT LOCALLY, e.g. FLAME CUTTING; WORKING BY LASER BEAM
    • B23K35/00Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting
    • B23K35/22Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting characterised by the composition or nature of the material
    • B23K35/36Selection of non-metallic compositions, e.g. coatings, fluxes; Selection of soldering or welding materials, conjoint with selection of non-metallic compositions, both selections being of interest
    • B23K35/365Selection of non-metallic compositions of coating materials either alone or conjoint with selection of soldering or welding materials
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23KSOLDERING OR UNSOLDERING; WELDING; CLADDING OR PLATING BY SOLDERING OR WELDING; CUTTING BY APPLYING HEAT LOCALLY, e.g. FLAME CUTTING; WORKING BY LASER BEAM
    • B23K35/00Rods, electrodes, materials, or media, for use in soldering, welding, or cutting
    • B23K35/40Making wire or rods for soldering or welding
    • B23K35/406Filled tubular wire or rods
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C22METALLURGY; FERROUS OR NON-FERROUS ALLOYS; TREATMENT OF ALLOYS OR NON-FERROUS METALS
    • C22CALLOYS
    • C22C38/00Ferrous alloys, e.g. steel alloys
    • C22C38/002Ferrous alloys, e.g. steel alloys containing In, Mg, or other elements not provided for in one single group C22C38/001 - C22C38/60
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C22METALLURGY; FERROUS OR NON-FERROUS ALLOYS; TREATMENT OF ALLOYS OR NON-FERROUS METALS
    • C22CALLOYS
    • C22C38/00Ferrous alloys, e.g. steel alloys
    • C22C38/02Ferrous alloys, e.g. steel alloys containing silicon
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C22METALLURGY; FERROUS OR NON-FERROUS ALLOYS; TREATMENT OF ALLOYS OR NON-FERROUS METALS
    • C22CALLOYS
    • C22C38/00Ferrous alloys, e.g. steel alloys
    • C22C38/04Ferrous alloys, e.g. steel alloys containing manganese
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C22METALLURGY; FERROUS OR NON-FERROUS ALLOYS; TREATMENT OF ALLOYS OR NON-FERROUS METALS
    • C22CALLOYS
    • C22C38/00Ferrous alloys, e.g. steel alloys
    • C22C38/14Ferrous alloys, e.g. steel alloys containing titanium or zirconium

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Metallurgy (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Plasma & Fusion (AREA)
  • Nonmetallic Welding Materials (AREA)

Description

Titel: Niet-verkoperde lasdraad
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
1. Veld van de uitvinding:
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een niet-verkoperde 5 lasdraad in de vorm van een massieve draad of een vloeilijnmiddelkerndraad.
2. Beschrijving van het vakgebied:
Het is algemene praktijk om een dunne lasdraad te gebruiken (0,8- 1,6 mm in diameter) voor MAG lassen (met CO2 of CO2 + Ar) en MIG lassen. 10 Tijdens het lassen wordt de lasdraad toegevoerd vanaf een haspel of een emmerstapel op de volgende wijze. Één einde van de lasdraad wordt uit de haspel (of de emmerstapel) getrokken door de toevoerrol van de toevoer, en daarna in de inlegger van de op de toevoerrol volgende toevoerkabel geduwd. Zodoende gaat de lasdraad door de inlegger heen en bereikt deze de 15 tip van de bij de lasplek geplaatste lastoorts.
De toevoerkabelinlegger is een flexibele geleidebuis gevormd uit een spiraalgewonden koperen draad. Deze is gewoonlijk 3-6 meter lang en soms zelfs 10-20 meter lang. Een geschikte lengte wordt geselecteerd overeenkomstig de afstand tot de lasplek. De lasdraad moet stabiel met een 20 constante snelheid worden toegevoerd, onafhankelijk van de toevoeromstandigheden, zelfs als de geleidekabel zigzag is gelegd of op en neer is gelegd in een smalle werkplaats. Deze toevoerbaarheid is één van de belangrijke kenmerken van lasdraden.
Wanneer deze door de toevoerrol in de toevoerkabelinlegger wordt 25 geduwd, ondervindt de lasdraad weerstand ten gevolge van wrijvingscontact met de binnenkant van de toevoerkabelinlegger. Deze weerstand is niet groot genoeg om het toevoeren te belemmeren als de toevoerkabelinlegger 1031801 2 nagenoeg recht is. Echter, er zal een grote weerstand zijn als de toevoerkabel vele malen gebogen is, of scherp gebogen is, of buitengewoon uitgerokken is. Deze toegenomen weerstand zal de toevoerkracht i overschrijden, daardoor de toevoerbaarheid verslechterend.
5 Om stabiele toevoerbaarheid te verzekeren, is het noodzakelijk om de weerstand van de toevoerkabelinlegger te verminderen. Een ! gebruikelijke manier om de toevoerweerstand te verminderen en de j ; toevoerbaarheid te verbeteren is het aanbrengen van een smeermiddel (vloeibaar of vast) op het oppervlak van de booglasdraad.
10 Als volgt zijn verschillende werkwijzen voor het verbeteren van de toevoerbaarheid van de lasdraad voorgesteld. Japanse octrooipublicatie nr. Hei-08-157858 beschrijft het aanbrengen van een geschikte hoeveelheid olie op het draadoppervlak. Japanse octrooipublicatie nr. Hei-06-285678 beschrijft het aanbrengen van een vast smeermiddel (zoals M0S2) op het 15 draadoppervlak.
Japanse octrooipublicatie nr. Sho-55-040068, Sho-56-144892, Hei-08-267284, en 2000-117486 beschrijven een werkwijze voor het smeren met olie achtergebleven in scheuren in het draadoppervlak die men doet ontstaan als de draad wordt gegloeid om de sterkte te verminderen voordat 20 deze uiteindelijk wordt getrokken.
Japanse octrooipublicatie nr. Sho-58-184095, Hei-08-99188, en 2004-001061 beschrijven een werkwijze voor het smeren met een poeder gevuld in holtes gevormd in het draadoppervlak.
De hierboven vermelde technologieën uit de stand van de techniek 25 zijn in hoofdzaak bedoeld om de toevoerweerstand te verminderen die de lasdraad ondergaat tijdens het lassen. Eveneens beschrijven Japanse octrooipublicaties nrs. Hei-5-069181, 2000-107881, en 2000-271780 een technologie voor het pakken van een boogstabilisator in holtes gevormd in het draadoppervlak. Deze technologie is bedoeld voor het verbeteren van de 30 boogstabiliteit.
3 JP 01 147174 betreft een cryo-pomp uit een technisch gebied dat aanzienlijk verschilt van dat van de onderhavige uitvinding.
JP 2001 239393, JP 2002 219595, JP 2002 283096 en JP 2000 094178 beschrijven geen van allen de geclaimde vermindering in 5 spanningsafname. Ook beschrijven deze publicaties niet dat een dergelijke spanningsafname kan worden gerealiseerd door het weglaten van de huiddoorgangsstap. JP 2002 219595 beschrijft zelfs dat wel een dergelijke huiddoorgangsstap wel moet worden toegepast, en JP 2002 283096 beschrijft dat de lasdraad in tegenstelling tot de geclaimde uitvinding moet 10 worden verkoperd. JP 2000 094178 beschrijft, in tegenstelling tot de geclaimde uitvinding, niet dat de lasdraad olie op het oppervlak draagt.
JP 01 197878 beschrijft een documentbeheersmachine die in een technisch gebied is gelegen dat aanzienlijk verschilt van de onderhavige uitvinding.
15
DOEL EN SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Helaas dragen de stand van de techniek technologieën beschreven in de hierboven vermeldde octrooipublicaties niet noodzakelijk bij tot 20 draadtoevoerbaarheid en boogstabiliteit voor het conventionele booglassen met massieve draad, omdat deze geen aandacht besteden aan wat er tijdens het lassen gebeurt wanneer de lasdraad tegen de tip schuurt. Dus is er vraag naar een nieuwe booglasdraad die eenvoudig lassen toestaat met een minimum aan spat en rook.
25 De onderhavige uitvinders vonden dat lasstroom van de tip naar het oppervlak van de lasdraad stroomt, waardoor de lasdraad lokaal smelt bij het glijdende contactpunt, en de lasdraad na het stollen aan de tip doet kleven. (Naar dit fenomeen wordt hierna verwezen als smeltkleven). Smeltkleven is een belangrijke factor om de toevoerbaarheid van de 30 lasdraad te regelen. In feite verhoogt smeltkleven de wrijving met de 4 binnenzijde van de toevoerkabelinlegger, waardoor de toevoerweerstand, aanzienlijk verhoogd wordt. Als de toevoerweerstand 10 kgf overschrijdt, heeft de toevoerrol niet langer grip op de lasrol en ontstaat er slip tussen de rol en de draad. Aangezien de toevoerrol gewoonlijk harder is dan de 5 lasdraad, schraapt dit slippen het draadoppervlak, en doet het spanen (metaalpoeder) zich ophopen in de toevoerkabelinlegger of de tip. Opgehoopte spanen verhinderen het geleidelijk toevoeren van de lasdraad.
De onderhavige uitvinding werd gedaan om de bovenvermelde problemen aan te pakken. Het is een doel van de onderhavige uitvinding om 10 te voorzien in een niet-verkoperde lasdraad die de volgende kenmerkende eigenschappen heeft.
- Mogelijkheid tot stabiel smelten bij het glijdende contactpunt tussen de tip en het oppervlak van de lasdraad tijdens het lassen.
- Vrij van plotseling stollen dat anders optreedt bij het glijdende 15 contactpunt tijdens continu lassen.
- Excellente draadtoevoerbaarheid en boogstabiliteit.
- Goede werkbaarheid met een minimum aan spat en rook.
Een aspect van de onderhavige uitvinding is gericht op een niet- verkoperde lasdraad die geschikt is voor CO2 gasmantelbooglassen bij de 20 omstandigheid dat de gemiddelde stroom 150 tot 170 A is, de tip een stroomtoevoerlengte van 2 tot 4 mm heeft, de afstand tussen de tip en het werkstukmateriaal 20 tot 24 mm is, en de vrije lus ten gevolge van de draadwikkeling een diameter van 700-800 mm heeft, zodat er een waarschijnlijkheid groter dan 70% is dat de spanningsafname tussen de 25 lasdraad en de tip 0,41 V overschrijdt bij de omstandigheid dat de stroom 140 tot 180 A is, en welke 0,25 tot 1,5 gram olie per 10 kg op het oppervlak draagt, waarbij de olie ten minste een soort is die is geselecteerd uit plantaardige olie, dierlijke olie, minerale olie en synthetische olie.
5
Overeenkomstig het aspect van de onderhavige uitvinding zou de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt bij voorkeur groter zijn dan 80%, meer bij voorkeur groter dan 90%.
Bovendien zou, overeenkomstig het aspect van de onderhavige 5 uitvinding de bovenvermelde niet-verkoperde lasdraad bij voorkeur 0,01 tot 0,25 gram smeermiddel per 10kg op het oppervlak of in de 100 pm diepe oppervlaktelaag dragen, waarbij het smeermiddel ten minste een soort is die is geselecteerd uit M0S2, WS2, en ZnS.
De lasdraad overeenkomstig het aspect van de onderhavige 10 uitvinding ondergaat stabiel smelten bij het glijdende contactpunt tussen zichzelf en de tip tijdens het lassen, en is vrij van plotseling stollen dat anders optreedt bij het glijdende contactpunt tijdens continu lassen. De lasdraad munt uit in draadtoevoerbaarheid en boogstabiliteit. Hij is eveneens superieur in laswerkbaarheid met een minimum aan spat en rook. 15
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Figuur 1 is een diagram dat een inrichting toont voor het meten van smeltkleefkracht en toevoerweerstand.
20 Figuur 2 is een grafiek die de relatie toont tussen de lasstroom en de toevoerweerstand die zijn gemeten met de inrichting getoond in figuur 1.
Figuur 3 is een grafiek die de relatie toont tussen spanningsafname (Ec) en de contactpunttemperatuur (Tmax) die is waargenomen wanneer de tip temperatuur (Tert) 300 K, 400K, 500 K, 600K, 700K, 800K en 900K is.
25 Figuur 4(a) is een dwarsdoorsnede van de tip en figuur 4(b) is een dwarsdoorsnede van de met de tip uitgevoerde lastoorts.
Figuur 5(a) is een grafiek die de relatie toont tussen de lasstroom en spanningsafname, die is waargenomen in een vergelijkend voorbeeld.
Figuur 5(b) is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en 30 spanningsafname, die is waargenomen in een voorbeeld.
6
Figuren 6(a) en 6(b) zijn grafieken die de waarschijnlijkheiddichtheidsverdeling tonen van een spanningsafname dat optreedt binnen een bereik van 40 A aangezien de lasstroom varieert van 140 A tot 180 A. Figuren 6(a) en 6(b) corresponderen respectievelijk met 5 figuren 5(a) en 5(b).
Figuur 7 is een grafiek waarin de spanningsafname tijdens het lassen (op de ordinaat) is geplot tegen de hoeveelheid vermindering in diameter door de walsrol (op de abscis).
Figuur 8 is een grafiek die de relatie toont tussen spanningsafname 10 (op de ordinaat) en het product van de temperatuur van het waswater en de tijdsduur van het wassen (op de abscis).
Figuur 9 is een grafiek die de relatie toont tussen inductie verwarmingstemperatuur en spanningsafname tijdens het lassen.
Figuur 10 is een grafiek die de relatie tussen de hoeveelheid ZnS 15 (op de abscis) en de spanningsafname (op de ordinaat) toont.
Figuur 11 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en , toevoerweerstand in voorbeeld 1.
Figuur 12 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en toevoerweerstand in voorbeeld 2.
20 Figuur 13 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en toevoerweerstand in voorbeeld 3.
Figuur 14 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en toevoerweerstand in voorbeeld 4.
Figuur 15 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en 25 toevoerweerstand in voorbeeld 5.
BESCHRIJVING VAN DE VOORKEURSUITVOERINGSVORMEN
7
In wat volgt zullen onder verwijzing naar de begeleidende tekeningen de uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding in meer detail worden beschreven. De onderhavige uitvinding is gebaseerd op het idee dat de toevoerweerstand van de lasdraad in essentie komt van de 5 lasstroom die door de lasdraad stroomt en niet eenvoudig van mechanische (wrijvings-) kracht tussen de lasdraad en de toevoerkabelinlegger.
Figuur 1 toont een inrichting voor het meten van smeltkleefkracht en toevoerweerstand. De lasdraad 11 die wordt ontwonden van de spoel 1 wordt in de toevoerkabelinlegger 3 (6 m lang) gevoerd door de toevoerrol 2. 10 De lasdraad gaat door de toevoerkabelinlegger 3 heen en bereikt de lastoorts 5. De toevoerrol 2 is vast op de tafel 4b bevestigd die op kader 4a in de richting van het toevoeren van de draad. Overigens is de toevoerkabelinlegger 3 eenmaal gewonden zodat de lasdraad die er doorheen gaat mechanische weerstandskracht ondervindt. Eén eind van de 15 toevoerkabelinlegger 3 (dat dicht bij de toevoerrol 2 is) wordt ondersteund door de steun 8, die aan het frame 4a is bevestigd. Een lasspanning wordt aangebracht door de thyristor gecontroleerde laskrachtbron 12 (die commercieel beschikbaar is) over de tip 30 van de lastoorts 5 en de plaat 6 voor lassen. Zodoende ontstaan er bogen tussen de lasdraad 11 uitgaande I 20 van de lastoorts 5 en de lasplaat 6. De lasdraad 11, die is toegevoerd door de toevoerrol 2, ondervindt toevoerweerstand als die door de toevoerkabelinlegger 3 en de lastoorts 5 gaat om de lasplaat 6 te bereiken. Deze toevoerweerstand manifesteert zich als een kracht op de lasdraad 11 om de beweegbare tafel 4b te duwen. (Met andere woorden, de beweegbare 25 tafel 4b wordt van de toevoerrol 2 weggeduwd door de kracht die werkt op de toevoerrol 2 en de steun 8 of het kader 4a.) Deze kracht wordt gemeten door de belastingscel 9 die is geplaatst tussen de beweegbare tafel 4a en de steun 8 of het kader 4a. De zo gemeten kracht geeft de toevoerweerstand weer.
8
De met de lastoorts 5 verbonden tweede belastingscel 5a meet de smeltkleefkracht tussen de tip 30 en de lasdraad 11. De belastingscel 5a heeft een gat in zijn centrum waardoorheen de lasdraad 11 gaat. De lasdraad 11 gaat door dit gat om de tip 30 te bereiken. Gedurende deze 5 handeling wordt lasstroom aan de lasdraad 11 vanuit de tip 30 toegevoerd, en doet de lasstroom lokaal tussen de lasdraad 11 en de tip 30 smeltkleven ontstaan. Als resultaat oefent de lasdraad 11 een neerwaartse kracht uit op de tip 30. Deze kracht wordt gemeten door middel van de belastingscel 5a. (Naar de kracht die werkt op de tip 30 zal hierna worden verwezen als de 10 tipweerstand.) Incidenteel is de belastingscel 5a volledig elektrisch geïsoleerd van de lastoorts 5 omdat hij vatbaar is voor beschadigingen door lasstroom. De lasstroom wordt direct vanaf de laskrachtbron 12 aan de tip 30 toegevoerd.
Bovendien is de stroomtoevoerkabel van de laskrachtbron 12 15 voorzien met de Hall inrichting 10, die Hall stroom overeenkomstig met lasstroom detecteert. Lasspanning wordt verkregen door spanning te detecteren tussen de lastoorts 5 en de lasplaat 6 door middel van een voltmeter 7. De zo gemeten toevoerweerstand, tipweerstand, lasstroom en lasspanning worden ingevoerd in de recorder 13.
20 Figuur 2 is een grafiek die de relatie toont tussen de lasstroom en de toevoerweerstand die zijn gemeten met de hierboven vermelde meetinrichting. Het wordt opgemerkt dat zonder lasstroom (of wanneer de lasstroom nul is), de toevoerweerstand klein is (minder dan 20 N) zelfs wanneer de lasdraad 11 met een snelheid van 12 m/min wordt toegevoerd. 25 Deze toevoerweerstand is louter het gevolg van mechanische wrijvingskracht tussen de lasdraad 11 en de toevoerkabelinlegger 3. Het wordt aan de andere kant opgemerkt dat, aangezien de lasstroom toeneemt na het begin van het lassen, in het bijzonder nadat de lasstroom 100 A heeft overschreden, de toevoerweerstand begint toe te nemen. Het symbool in 30 figuur 2 geeft de gemiddelde waarde aan van de toevoerweerstand bij elk 9 niveau van de lasstroom. De foutstrepen die zich uitstrekken vanaf het symbool geven de boven- en ondergrenzen aan van de variatie van de toevoerweerstand. Zoals getoond in figuur 2 neemt de toevoerweerstand toe (en de variatie van de toevoerweerstand neemt eveneens toe) aangezien de 5 lasstroom toeneemt. Het volgt daarom dat toevoerweerstand optreedt wanneer lasstroom van de lasdraad naar de tip stroomt. Hoe groter de lasstroom, hoe groter de toevoerweerstand en de variatie van de toevoerweerstand.
De toename in toevoerweerstand volgt uit het feit dat als lasstroom 10 van de tip van de lastoorts 5 naar de lasdraad 11 stroomt, het glijdende contactpunt smelt om zodoende smeltkleven te veroorzaken. De onderhavige uitvinders hebben experimenten uitgevoerd om dit fenomeen te onderzoeken. Als resultaat is er gevonden dat de meest effectieve manier om smeltkleven te verminderen is om een omstandigheid te creëren waaronder 15 het glijdende contactpunt gelijkmatig verzacht en de gesmolten toestand blijft bestaan tijdens het lassen. Er was eveneens gevonden dat smeltkleven ten gevolge van lasstroom die van de lasdraad naar de tip stroomt klein blijft, de tipweerstand klein blijft, en de toevoerweerstand klein blijft zolang het glijdende contactpunt stabiel vast blijft of stabiel in een verzachte of 20 gesmolten toestand blijft.
Dit principe blijft waar onafhankelijk van de aard van de lasdraad of van de oppervlaktetoestand van de lasdraad (de aard van de metaalbedekking op het oppervlak van de lasdraad). Het glijdende contactpunt kan moeilijk te allen tijde vast blijven terwijl lasstroom (die 25 gewoonlijk tientallen tot honderden Ampère groot is) er doorheen stroomt. Het is wenselijk, vanuit praktisch gezichtspunt, dat het glijdende contactpunt in een verzachte of gesmolten toestand blijft beter dan met tussenpozen en herhaaldelijk verzachten, smelten en stollen ondergaan.
Om te weten of het glijdende contactpunt wel of niet te allen tijde 30 in een verzachte of gesmolten toestand blijft, is het noodzakelijk om de 10 temperatuur van het glijdende contactpunt te meten. Echter, directe temperatuurmeting voor dit doel is moeilijk en daarom is een substituut voor temperatuur noodzakelijk.
Het principe dat vrije elektronen in metaal stroom en warmte over 5 het glijdende contactpunt dragen, schrijft voor dat er een bepaalde relatie zou zijn tussen de temperatuur van het contactpunt (Tmax) en de spanningsafname (Ec) bij het contactpunt, zoals weergegeven door de wiskundige uitdrukking hieronder.
10 Ec = {4L(T max2 ~ Tert2)}* waarbij Tert de temperatuur van de tip betekent en L het Lorentz getal (2,45 x ΙΟ 8 (V/K)2) betekent.
Deze relatie voorspelt dat de contactpunttemperatuur T max stijgt 15 met toenemende spanningsafname (Ec) en dat het contactpunt smelt wanneer de spanningsafname (Ec) een bepaalde waarde overschrijdt. Om concreet te worden, voorspelt deze relatie dat koper (als het bestanddeel van de tip) smelt bij 1356 K (smeltpunt) als de spanningsafname (Ec) 0,41 V bereikt, aannemende dat de tiptemperatuur (Tert) gelijk is aan de 20 kamertemperatuur (300 K). Figuur 3 toont de relatie tussen de spanningsafname (Ec) en de contactpunttemperatuur (Tmax) met de tiptemperatuur (Tert) bij 300 K, 400 K, 500 K, 600 K, 700 K, 800 K of 900 K. In figuur 3 stelt de meest linker curve data voor die zijn waargenomen als de tiptemperatuur Tert gelijk is aan de kamertemperatuur (300 K). De 25 krommes naar rechts stellen data voor van de gevarieerde tiptemperaturen bij 400 K, 500 K, 600 K, 700 K, 800 K of 900 K.
De conventionele niet-verkoperde lasdraad heeft een vergelijkbaar lage elektrische weerstand bij zijn oppervlaktecontact. Bovendien heeft hij een erg fluctuerende weerstand en spanningsafname (boven en onder 0,41 30 V, wat de spanningsafname (EC) is dat koper veroorzaak te smelten).
11
Deze spanningsafname kan worden gecontroleerd door de oppervlaktetoestand van de lasdraad aan te passen. Voor dit doel kan elk van de volgende wijzen worden toegepast.
1) Weglaten van de huiddoorgangsstap (die was beschouwd als de essentiële 5 laatste stap in het geval waarbij olie of vet wordt gebruikt).
2) Waterwassen (bij 30°C en hoger) en vervolgens drogen van de draad die tot de uiteindelijke diameter is getrokken met behulp van een smeermiddel dat één of twee van de soorten van Na zeep of K zeep omvat. De resulterende draad heeft een verbeterd oppervlak met uniforme elektrische 10 eigenschappen. Extra behandeling van het draadoppervlak met heet water of hoge temperatuur hoge druk stoom voorziet het draadoppervlak van uniforme elektrische weerstand.
3) Trekken door walsrol of microwals met een droog smeermiddel op zodanige wijze om uniform op het draadoppervlak oppervlakte- 15 onregelmatigheden in de lengterichting te vormen. De resulterende zeer kleine gladde onregelmatigheden doen de elektrische weerstand van het draadoppervlak uniform toenemen.
4) Trekken tot de uiteindelijke diameter van het product en vervolgens verwarmen (met een hoogfrequente inductie verwarmingsoven) bij een 20 geschikte temperatuur voor een geschikte tijdsduur op zodanige wijze om geen overmatige oppervlakteoxidatie te veroorzaken, maar om een zeer dunne oxidefilm op het draadoppervlak te vormen. De resulterende draad heeft een uniform toegenomen elektrische oppervlakteweerstand.
5) Een sulfide op het draadoppervlak doen blijven.
25 Van de bovenvermelde vijf stappen zijn de eerste en de derde verschillend van de conventionele stappen die worden toegepast bij de productie lasdraad.
Door deze stappen in een geschikte combinatie te gebruiken overeenkomstig de productiefaciliteiten, is het mogelijk om een gewenste 30 lasdraad te produceren waarvan het oppervlak gemakkelijk smelt. Met 12 andere woorden, het draadoppervlak is gemaakt om te allen tijde te verzachten en te smelten door lasstroom als het draadoppervlak uniforme zeer kleine gladde oppervlakte-onregelmatigheden heeft, extreem dunne oxidefïlm, en restsulfide over zijn gehele omtrek en lengte heeft. De 5 technologie van de onderhavige uitvinding is toepasbaar zowel voor massieve draden (zonder vloeilijnmiddel) en vloeilijnmiddelkerndraden.
De spanningsafname die optreedt tijdens het lassen is zeer klein indien gemeten met de gewone methode, omdat het gat van de tip ongeveer 40 mm lang is en de lasdraad op verschillende punten in contact komt met 10 het gat. In andere woorden, spanningsafname tussen de tip en de lasdraad vindt bij zulke contactpunten parallel plaats. Daarom wordt de spanningsafname op de volgende wijze gemeten overeenkomstig de onderhavige uitvinding.
De spanningsafname wordt tijdens het lassen gemeten met een tip 15 met een in het gat ingebrachte isolatiehuls (behalve het voorste eind van ongeveer 3 tot 4 mm lang), zoals getoond in figuur 4. De isolatiehuls staat toe dat er macroscopisch slechts één contactpunt bestaat.
Figuur 4(a) is een dwarsdoorsnede van de tip. Figuur 4(b) is een dwarsdoorsnede van de lastoorts die is uitgerust met de tip getoond in 20 figuur 4(a). De lastoorts 20 is omsloten in het isolatieomhulsel 22 en is verbonden met de kabel 21 waardoorheen de lasdraad 11 wordt toegevoerd. Bij het lager gelegen einde van de lastoorts 20 bevindt zich het geleidende koppelstuk 23 waaraan de stroomkabel 24 is verbonden. De lager gelegen zijde van het koppelstuk 23 heeft een neerwaarts uitstekend deel waaraan 25 het bovendeel van het hoofdlichaam 31 van de tip 30 is geschroefd.
Zodoende verbindt het geleidende koppelstuk de stroomkabel 24 elektrisch met het hoofdlichaam 31 van de tip 30. Het neerwaarts uitstekende deel wordt omsloten door de daarop geplaatste isolatiecilinder 25 en de isolatiecilinder 25 wordt omgeven door de huls 26. In de huls 26 is de tip 30 30 geplaatst. De isolatiecilinder 25 is voorzien met de inlaat 27 voor 13 afschermgas. Dus aan de huls 26 wordt doorheen de inlaat 27 afschermgas toegevoerd.
De tip 30 heeft een gat (in het centrum van het hoofdlichaam 31) waardoorheen de lasdraad gaat. De binnenzijde van dit gat (uitgezonderd 5 een klein deel van ongeveer 3 tot 4 mm lang bij het voorste einde van de tip 33) wordt bedekt door de isolatiehuls 32, die bijvoorbeeld 2,0 mm in binnendiameter en 3,2 mm in buitendiameter meet. De isolatiehuls 32 gaat tegen dat de lasdraad 11 in elektrisch contact komt met het geleidende hoofdlichaam 31.
10 Het voorste eind 33 van de tip 30 heeft een gat dat iets groter in diameter is dan de lasdraad 11 maar iets kleiner in diameter dan de isolatiehuls 32, zodat de lasdraad 11 tijdens zijn doorgang niet direct in contact komt het geleidende hoofdlichaam 31. Dus de lasstroom wordt direct aan het voorste einde 33 van de tip 30 toegevoerd en er wordt helemaal geen 15 stroom aan de lasdraad 11 toegevoerd vanuit enige andere metalen delen.
De anode 28 is in de huls 26 elektrisch verbonden met de tip 30, en de kathode (niet getoond) is verbonden met het einde van de om de haspel 1 gewonden lasdraad 11. Het potentiaal verschil tussen de anode 28 en de kathode wordt gemeten door de digitale recorder (niet getoond).
20 De lastoorts 20 en de tip 30 zijn geschikt voor lassen met een gemiddelde stroom 150-170 A voor een lasdraad van, zeg, 1,2 mm in diameter. De gemiddelde stroom betekent de waargenomen stroom op de met de laskrachtbron verbonden stroommeter. Er is geen potentiaal verschil tussen één einde van de lasdraad 11 in contact met de tip 30 en het andere 25 einde van de lasdraad 11 in contact met de haspel 1, omdat er door het potentiaal opnamecircuit (of digitale recorder) met een voldoende grote interne weerstand slechts verwaarloosbare stroom stroomt. Daarom is het meten van het potentiaal verschil tussen de anode 28 en de kathode equivalent met het meten van het potentiaal verschil tussen de lasdraad 11 30 en het voorste einde 33 van de tip 30. De golfvorm van de lasstroom wordt 14 volledig synchroon met de signalen van het potentiaal verschil in de digitale recorder ingevoerd. Waarneming van de lasstroom kan worden bereikt door gebruik te maken van de Hall inrichting 10 of van een shunt, waarbij de eerste de voorkeur heeft vanwege zijn goede ruisweerstand. Het is slechts 5 noodzakelijk om de relatie tussen lasstroom en spanningsafname waar te nemen voor lassen met 100% CO2 als afschermgas. Dit is omdat lassen bij de omstandigheid van onmiddellijke korstsluiting stroom erg doet fluctueren tussen ongeveer 100 A en 400 A, en dit staat meting van spanningsafname toe ten gevolge van een stroom tot 400 A. Een voorbeeld 10 van meting is getoond in figuur 5.
Figuur 5(a) is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en spanningsafname, die is waargenomen in een vergelijkend voorbeeld.
Figuur 5(b) is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en spanningsafname, die is waargenomen in een voorbeeld. Het wordt 15 opgemerkt dat de lasstroom op een moment breed reikt van 20 A tot 400 A zelfs als de gemiddelde stroom 160 A is, omdat druppels herhaaldelijk een kortsluitingsovergang en bolvormige overgang ondergaan. In figuur 5 is een onmiddellijke spanningsafname geplot tegen elke stroomwaarde, en de zogeplotte spanningsafname geeft de toestand van de contactpunten weer.
20 Aangezien metallisch koper bij 0,41 V smelt, is de kritieke spanningsafname voor het contactpunt om stabiel te verzachten of te versmelten 0,41 V.
Figuren 6(a) en 6(b) zijn grafieken die de waarschijnlijkheiddichtheidsverdeling (optredende frequentieverdeling) tonen van de spanningsafname dat optreedt binnen een bereik van 40 A 25 aangezien de lasstroom varieert van 140 A tot 180 A in figuren 5(a) en 5(b). Om concreet te zijn, de spanningsafname is gemeten in intervallen van 2 ms synchroon met de lasstroom en alle gemeten waarden van de spanningsafname zijn geplot tegen de stroom in een bereik van 140 A tot 180 A. De waarschijnlijkheiddichtheidsverdeling geeft de verhouding van 30 deze plots weer voor spanningsafname die 0,41 V overschrijdt. In figuur 6 is 15 de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt weergegeven met de verhouding van A/B, waarbij A het gebied aanduidt dat omgeven is door de verticale lijn die door het punt 0,41 V gaat en de kromme aan de rechterzijde van de verticale lijn, en B het gehele gebied 5 aanduidt dat omgeven is door de datakromme. Figuur 6(a) toont de waarschijnlijkheiddichtheidsverdeling van spanningsafname voor de gewone niet-verkoperde lasdraad. Het wordt opgemerkt dat de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt ongeveer 0,5 is. Lassen met zulk een draad is onderhevig aan herhaaldelijk smeltkleven 10 en is niet in staat tot een stabiele operatie omdat herhaaldelijk smelten en stollen optreedt bij het glijdende contactpunt. Als contrast toont figuur 6(b) de waarschijnlijkheiddichtheidsverdeling van spanningsafname voor de lasdraad overeenkomstig de onderhavige uitvinding. Het wordt opgemerkt dat de waarschijnlijkheid dat spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter is 15 dan 0,9. Deze lasdraad staat stabiele operatie toe omdat smelten te allen | tijde optreedt bij het glijdende contactpunt.
In het licht van de voorgaande vinding wordt de niet-verkoperde ! lasdraad (die het effect van de onderhavige uitvinding voortbrengt) als volgt gedefinieerd overeenkomstig de onderhavige uitvinding.
20 1) Als de niet-verkoperde lasdraad wordt gebruikt voor CO2 gasmantelbooglassen onder de omstandigheid dat de gemiddelde stroom 150 tot 170 A is, de tip een stroomtoevoerlengte van 2 tot 4 mm heeft, de afstand tussen de tip en het werkstukmateriaal 20 tot 24 mm is, en de vrije lus ten gevolge van draadwikkeling een diameter heeft van 700-800 mm; 25 2) Er is een waarschijnlijkheid groter dan 70% dat de spanningsafname tussen de lasdraad en de tip 0,41 V overschrijdt onder de omstandigheid dat de stroom 140 tot 180 A is.
3) Bovendien draagt de niet-verkoperde lasdraad overeenkomstig de onderhavige uitvinding 0,25 tot 1,5 g olie per 10 kg op het oppervlakte, 16 welke olie ten minste een soort olie is die is geselecteerd uit plantaardige olie, dierlijke olie, minerale olie en synthetische olie.
De omstandigheid in 1) hierboven is bedoeld voor lassen dat wordt uitgevoerd om de spanningsafname te meten. Overeenkomstig de 5 onderhavige uitvinding wordt lassen uitgevoerd met een breed verdeelde lasstroom, waarvan het gemiddelde 150 · 170 A is. De spanningsafname wordt gemeten gedurende het lassen met zulk een lasstroom. Bijvoorbeeld, bij lassen met een gemiddelde lasstroom van 160 A (met de lasstroommeter van de lasmachine op 160 A gezet) zal de actuele lasstroom onmiddellijk 10 fluctueren tussen 20 A en 400 A. De spanningsafname is gemeten voor de stroom die fluctueert tussen 140 A en 180 A, zoals later vermeld.
Zoals vermeld in 2) hierboven is lassen uitgevoerd met een gemiddelde lasstroom van 150 -170 A, en is de relatie tussen de actuele stroom en de spanningsafname geplot zoals getoond in figuur 6. De data 15 voor de actuele stroom van 140 - 180 A zijn onttrokken. Het is noodzakelijk dat de gebeurtenissen waarin de spanningsafname 0,41 V overschrijdt voor 70% van de totale gebeurtenissen zouden tellen. In andere woorden, het is noodzakelijk dat de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter zou zijn dan 70%. Zolang aan deze eis is voldaan, zal de 20 toevoerweerstand 60 N niet overschrijden onafhankelijk van lasstroom in het toevoersysteem dat een 6 meter lange toevoerkabelinlegger met één lus heeft. Dit wordt aangetoond in figuur 11 voor het voorbeeld dat later wordt vermeld. Dus wordt de lasdraad overeenkomstig de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V 25 overschrijdt groter is dan 70%.
De lasdraad overeenkomstig de onderhavige uitvinding zou voldoen aan de hierboven vermelde omstandigheid 3). Als de hoeveelheid olie kleiner is dan 0,25 g/10 kg draad, dan zal de toevoerweerstand 60 N overschrijden ten gevolge van mechanische wrijving in de toevoerkabelinlegger. Aan de 30 andere kant, als de hoeveelheid olie meer is dan 1,5 g/10 kg draad zal 17 olieoverschot verstopping in de toevoerkabelinlegger veroorzaken en slippen in de toevoerrol.
De olie die kan worden gebruikt in de onderhavige uitvinding kan worden geselecteerd uit palmolie (plantaardige olie), talk (dierlijke olie) en 5 polyisopreen (synthetische olie).
Als de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter is dan 80%, zal de toevoerweerstand 50 N niet overschrijden onafhankelijk van de lasstroom in het toevoersysteem dat een 6 meter lange toevoerkabelinlegger met één lus heeft. Dit wordt aangetoond 10 in figuur 12 die later wordt vermeld. Daarom is het wenselijk dat de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter zal zijn dan 80%. Bovendien, als de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter is dan 90%, zal de toevoerweerstand 40 N niet overschrijden onafhankelijk van de lasstroom in het toevoersysteem dat een 15 6 meter lange toevoerkabelinlegger met één lus heeft. Dit wordt aangetoond in figuur 14 die later wordt vermeld. Daarom is het wenselijk dat de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter zou zijn dan 90%.
Bovendien zal de lasdraad overeenkomstig de onderhavige 20 uitvinding bij voorkeur 0,01 tot 0,25 g smeermiddel per kg op het oppervlak of in de 100 pm diepe oppervlaktelaag dragen, welk smeermiddel ten minste één soort is die is geselecteerd uit M0S2, WS2, and ZnS. Als de lasdraad een smeermiddel heeft zoals hierboven gespecificeerd, dan zal de toevoerweerstand niet meer dan 10 N variëren onafhankelijk van de 25 lasomstandigheden in het toevoersysteem dat een 6 meter lange toevoerkabelinlegger met één lus heeft. Met een hoeveelheid van meer dan 0,25 g/10 kg draad, zal het smeermiddel verstopping in de toevoerkabelinlegger veroorzaken.
De relatie tussen de spanningsafname en de toestand van het 30 glijdende contactpunt blijft eigenlijk gelden onafhankelijk van het type 18 lasdraad (massieve lasdraad of vloeilijnmiddelkerndraad). De toestand van het glijdende contactpunt wordt eveneens beïnvloed door de contactkracht tussen de lasdraad en de tip. Als de contactkracht nul is, zal er een oneindige elektrische contactweerstand zijn, die stabiele stroomvoorziening 5 belemmert. Het glijdende contactpunt blijft stabiel als de contactkracht groter is dan 50 gf. Als de lasdraad een aanwijsbare diameter (of vrije lus diameter) van ongeveer 750 mm (750+50 mm) heeft nadat hij door de tip is gegaan, blijft het glijdende contactpunt stabiel zolang het draadoppervlak goed wordt aangepast, onafhankelijk van het type lasdraad (massieve 10 lasdraad of vloeilijnmiddelkerndraad).
Incidenteel wordt aangenomen dat de lasdraad overeenkomstig de onderhavige uitvinding een diameter heeft van 0,8 - 1,6 mm.
Een monster van niet-verkoperde massieve draad was voorbereid door trekken door walsrollen en het was getest voor spanningsafname op de 15 volgende wijze. Tabel 1 hieronder toont de samenstelling van de lasdraad (waarbij het overige staal en onvermijdelijke onzuiverheden zijn).
Tabel 1 C Si Mn P S Ti ÖÖ4 Ö8 Ï2 0,010 0,010 024 (eenheid: massa%) 20
Een gebeitste staaf, 5,25-5,6 mm in diameter, was getrokken door trekstenen met een gat en walsrollers in tandem. Trekken om een draad van 5,5 mm diameter tot een draad van 1,2 mm diameter te maken, brengt een totale vermindering (in diameter) mee van 4,4 mm. Figuur 7 is een 25 grafiek waarin de vermindering in diameter door de walsrollers is geplot op de abscis en de spanningsafname tijdens het lassen is geplot op de ordinaat.
19
Het wordt opgemerkt van figuur 7 dat de spanningsafname | toeneemt als vermindering in diameter door middel van walsrollers toeneemt.
Een ander monster was voorbereid door tussentijds gloeien 5 (wanneer de diameter 2,4 mm was), zuur afbeitsen, trekken door matrijzen met een gat met Na zeep tot de uiteindelijke diameter, en grondig wassen met warm water bij 30°C. Het resulterende monster heeft een extreem dunne oxidefilm, die gevormd is op het oppervlakte en dus neemt de spanningsafname duidelijk toe. Figuur 8 is een grafiek die de relatie toont 10 tussen de spanningsafname (op de ordinaat) en het product van de temperatuur van het waswater en de duur van het wassen (op de abscis). Het is duidelijk van figuur 8 dat de spanningsafname tijdens het lassen toeneemt in verhouding tot de duur van het wassen of de temperatuur van het waswater.
15 Een monster van lasdraad was onmiddellijk opgewarmd tot een hoge temperatuur in de atmosfeer door gebruik te maken van een hoog-frequentie inductieverwarmingsinrichting (met een oscillerende frequentie van 20 kHz). Figuur 9 is een grafiek die de relatie toont tussen de inductie verwarmingstemperatuur en de spanningsafname tijdens het lassen. Het 20 wordt op gemerkt dat de spanningsafname scherp toeneemt als de verwarmingstemperatuur 300°C is. Verwarmen boven 450°C resulteert in een gegloeide zachte draad die ongeschikt is voor lassen.
Figuur 10 is een grafiek die de relatie toont tussen de hoeveelheid ZnS op het draadoppervlak (op de abscis) en de spanningsafname (op de 25 ordinaat). Het wordt opgemerkt van figuur 10 dat de spanningsafname toeneemt als het draadoppervlakte wordt bedekt met een geschikte hoeveelheid olie en ZnS. Het wordt ook opgemerkt dat de spanningsafname toeneemt in verhouding met de hoeveelheid ZnS. Het was eveneens gevonden dat deze relatie geldt voor andere sulfiden.
30 j 20
VOORBEELDEN
Een experiment was uitgevoerd met een massieve draad die een chemische samenstelling heeft equivalent met JIS YGWll. Tabel 2 5 hieronder toont de samenstelling van de massieve draad (waarbij het overige staal en onvermijdelijke onzuiverheden zijn).
Tabel 2 C Si Mn P S Ti Ö ÖÖ4 Ö8Ö L45 0,010 0,010 024 0,0040 (eenheid: massa%) 10
De draad onderging zuur beitsen wanneer het een diameter had van 5,25 mm. Daarna onderging de draad koud trekken, wassen, en oppervlaktebehandeling onder de omstandigheid getoond in voorbeelden 1 tot 5. Tijdens het koud trekken was de draad getrokken tot een diameter ' 15 van 1,185+0,015 mm. Bij de oppervlaktebehandeling was een olie aangebracht op de oppervlakte van de draad. Incidenteel was de procedure in dit voorbeeld ook effectief voor draden met een uiteindelijke diameter van 0,6-1,6 mm of vloeilijnmiddelkerndraden.
Het effect (toevoerbaarheid) was geëvalueerd door gebruik te 20 maken van de experimentele inrichting getoond in figuur 1 met wisselende lasstroom en spanning. De inrichting heeft een 6 meter lange lastoorts en een lus (300 mm in diameter) om toevoerweerstand te verschaffen.
VOORBEELD 1 25 Een voorbeelddraad was voorbereid door droogtrekken door matrijzen met een gat met Na zeep tot de diameter verminderd was van 5,5 mm tot 1,2 mm. De uiteindelijk getrokken draad was gewassen door 21 onderdompeling in heet water bij 60°C voor 2 seconden. Na het drogen werd de gewassen draad bedekt met synthetische olie (polyisobuteen) in een hoeveelheid van 0,8 gram per 10 kg. Incidenteel onderging de uiteindelijk getrokken draad geen huidgang (voor een lichte oppervlaktevermindering) 5 met olie.
Figuur 11 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en toevoerweerstand. Het wordt opgemerkt dat de maximum toevoerweerstand 60 N is. Daarom, tenzij de toevoerweerstand 100 N overschrijdt, zal geen slippen optreden bij de toevoerrol die een klemkracht heeft van ongeveer 10 100 N. Dus de voorbeelddraad in dit voorbeeld voldoet aan de minimum eisen (geen ophoping van metaalpoeder in de tip, veerinlegger, en toevoerbuis) ondanks lichte fluctuaties in de draadtoevoersnelheid.
VOORBEELD 2 15 Een voorbeelddraad was voorbereid door droogtrekken door matrijzen met een gat met Na zeep tot de diameter vermindert was van 5,5 mm tot 2,4 mm, door walsrollers tot de diameter verminderd was van 2,4 mm tot 1,25 mm, en door matrijzen met een gat met Na zeep tot de diameter was verminderd van 1,25 mm tot 1,2 mm. De uiteindelijk getrokken draad 20 was gewassen door onderdompeling in heet water bij 70°C voor 2 seconden.
Na het drogen werd de gewassen draad bedekt met synthetische olie (polyisobuteen) in een hoeveelheid van 0,8 gram per 10 kg.
Figuur 12 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en toevoerweerstand. Het wordt opgemerkt dat de maximum toevoerweerstand 25 50 N is. De voorbeelddraad in dit voorbeeld onderging een minimale fluctuatie in toevoerweerstand en gaf een minimale hoeveelheid spat.
VOORBEELD 3
Een voorbeelddraad was voorbereid door droogtrekken door 30 walsrollers met Na zeep tot de diameter was verminderd van 5,5 mm tot 22 1,28 mm, en door matrijzen met een gat met Na zeep tot de diameter was verminderd van 1,28 mm tot 1,2 mm. De uiteindelijk getrokken draad was gewassen door onderdompeling in heet water bij 65°C voor twee seconden.
Na het drogen werd de gewassen draad bedekt met synthetische olie 5 (polyisobuteen) in een hoeveelheid van 0,8 gram per 10 kg.
Figuur 13 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en toevoerweerstand. Het wordt opgemerkt dat de voorbeelddraad in dit voorbeeld een stabiele toevoerweerstand voortbracht, met een hele lage waarschijnlijkheid op lasfouten die optreden zelfs wanneer een grote 10 lasstroom wordt toegepast.
VOORBEELD 4
Een voorbeelddraad was voorbereid door droogtrekken door walsrollers met K zeep tot de diameter was verminderd van 5 mm tot 1,25 15 mm, en door matrijzen met een gat met Na zeep tot de diameter was verminderd van 1,25 mm tot 1,2 mm. De uiteindelijk getrokken draad was gewassen door onderdompeling in heet water bij 65°C voor 2 seconden. Na | het drogen werd de gewassen draad bedekt met synthetische olie (polyisobuteen) in een hoeveelheid van 0,8 gram per 10 kg en M0S2 in een 20 hoeveelheid van 0,015 gram per 10 kg.
Figuur 14 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en toevoerweerstand. Het wordt opgemerkt dat de voorbeelddraad in dit voorbeeld een stabiele lage toevoerweerstand voortbracht, met sterk verminderde spat en rook.
25 VOORBEELD 5
Een voorbeelddraad was voorbereid door droogtrekken door walsrollen met een smeermiddel hieronder gespecificeerd tot de diameter was verminderd van 5,5 mm tot 1,25 mm en door matrijzen met een gat met 30 Na zeep tot de diameter was verminderd van 1,25 mm tot 1,2 mm. Het 23 smeermiddel is samengesteld uit Na zeep of K zeep, een middel om het verzachtingspunt aan te passen zoals nitriet en fosfaat, en een sulfide geselecteerd uit M0S2, WS2, en ZnS. De uiteindelijk getrokken draad was gewassen bij onderdompeling in heet water bij 65°C voor 2 seconden. Na het 5 drogen werd de gewassen draad bedekt met synthetische olie (polyisobuteen) in een hoeveelheid van 0,8 gram per 10 kg en M0S2, WS2, en ZnS elk in een hoeveelheid van 0,05 gram per 10 kg (met een totale hoeveelheid aan sulfiden van 0,15 gram per 10 kg).
Figuur 15 is een grafiek die de relatie toont tussen lasstroom en 10 toevoerweerstand. Het wordt opgemerkt dat de voorbeelddraad in dit voorbeeld heel weinig toevoerweerstand voortbracht onafhankelijk van de lasstroom en het toevoeren bij een constante snelheid over het hele bereik van praktische lasstroom.
Tabel 3 toont de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41V 15 overschrijdt en de drempelspanning waarbij de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter is dan 70%, welke toepasbaar zijn op de data getoond in figuren 7 tot 10. Incidenteel zijn de data in tabel 3 ook omvat in de data in voorbeelden 1 tot 5.
20 Tabel 3
Data waarschijnlijkheid van drempelspanning voor 70% opmerkingen overschrijding van 0,41 waarschijnlijkheid (V) (overeenkomst met V (%). voorbeelden).
Fig. 7-1 53% 0,31 V
Fig. 7-2 75% 0,44 V
Fig. 7-3 76% 0,46 V voorbeeld 2
Fig. 7-4 79% 0.50 V voorbeeld 3
Fig. 7-5 84% 0,51 V voorbeeld 4
Fig. 7-6 85% 0,52 V voorbeeld 5
Fig. 8-1 53% 0,35 V
Fig. 8-2 57% 0,39 V
Fig. 8-3 54% 0,36 V
24
Fig. 8-4 70% 0,41 V
Fig. 8-5 76% 0,45 V voorbeeld 1
Fig. 8-6 83% 0,50 V
Fig. 8-7 83% 0,50 V
Fig. 8-8 84% 0,51V
Fig. 8-9 85% 0,52 V
Fig. 9-1 50% 0,29 V
Fig. 9-2 52% 0,31V
Fig. 9-3 55% 0,37 V
Fig. 9-4 75% 0,44 V
Fig. 9-5 75% " 0,45 V
Fig. 10-1 45% 0,24 V
Fig. 10-2 58% ~~ 0,39 V
Fig. 10-3 70% 0,41 V
Fig. 10-4 77% 0,47 V
Fig. 10-5 75% 0,45 V
Fig. 10-6 76% 0,46 V
Fig. 10-7 73% 0,43 V
Fig. 10-8 75% " 0,45 V
1031801

Claims (4)

1. Niet-verkoperde lasdraad die geschikt is voor CO2 gasmantel booglassen bij de omstandigheid dat de gemiddelde stroom 150 tot 170 A is, de tip een stroomtoevoerlengte van 2 tot 4 mm heeft, de afstand tussen de tip en het werkstukmateriaal 20 tot 24 mm is, en de vrije lus ten gevolge 5 van de draadwikkeling een diameter van 700 tot 800 mm heeft, zodanig dat er een waarschijnlijkheid groter dan 70% is dat de spanningsafname tussen de lasdraad en de tip 0,41 V overschrijdt bij de omstandigheid dat de stroom 140 tot 180 A is, en welke 0,25 tot 1,5 g olie per 10 kg op het oppervlak draagt, welke olie ten minste een soort olie is die is geselecteerd uit 10 plantaardige olie, dierlijke olie, minerale olie en synthetische olie.
2. Niet-verkoperde lasdraad volgens conclusie 1, waarbij de waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter is dan 80%.
3. Niet-verkoperde lasdraad volgens conclusie 1, waarbij de 15 waarschijnlijkheid dat de spanningsafname 0,41 V overschrijdt groter is dan 90%.
4. Niet-verkoperde lasdraad volgens conclusie 1, welke 0,01 tot 0,25 g smeermiddel per 10 kg op het oppervlak of in de 100 μπι diepe oppervlaktelaag draagt, welk smeermiddel ten minste een soort is die is 20 geselecteerd uit M0S2, WS2 en ZnS is. 1 0 3 1 80 1 -1 UITTREKSEL Beschreven hierin is een niet-verkoperde lasdraad die geschikt is voor CO2 gasmantel booglassen bij de omstandigheid dat de gemiddelde stroom 150 tot 170 A is, de tip een stroomtoevoerlengte van 2 tot 4 mm heeft, de afstand tussen tip en het werkstukmateriaal 20 tot 24 mm is, en de i vrije lus ten gevolge van de draadwikkeling een diameter van 700 tot 800 mm heeft, zodat er een waarschijnlijkheid groter dan 70% is dat de spanningsafname tussen de lasdraad en de tip 0,41 V overschrijdt bij de j ; omstandigheid dat de stroom 140 tot 180 A is, en welke 0,25 tot 1,5 g olie per 10 kg op het oppervlak draagt, welke olie ten minste een soort olie is die is geselecteerd plantaardige olie, dierlijke olie, minerale olie en synthetische olie. De lasdraad ondergaat stabiel smelten bij het glijdende contactpunt tussen zichzelf en de tip tijdens het lassen en is vrij van plotseling stollen dat anders optreedt bij het glijdende contactpunt tijdens continu lassen. De lasdraad munt uit in draadtoevoerbaarheid en boogstabiliteit. Deze is eveneens superieur in laswerkbaarheid met een minimum aan spat en rook. 1031801
NL1031801A 2005-05-13 2006-05-11 Niet-verkoperde lasdraad. NL1031801C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP2005141995 2005-05-13
JP2005141995 2005-05-13

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1031801A1 NL1031801A1 (nl) 2006-11-14
NL1031801C2 true NL1031801C2 (nl) 2007-03-09

Family

ID=37388889

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1031801A NL1031801C2 (nl) 2005-05-13 2006-05-11 Niet-verkoperde lasdraad.

Country Status (4)

Country Link
KR (1) KR100780150B1 (nl)
CN (1) CN100475421C (nl)
NL (1) NL1031801C2 (nl)
TW (1) TWI295606B (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN102589342B (zh) * 2012-03-22 2015-09-30 哈尔滨空调股份有限公司 核电站应急发电系统空冷器铜管端部焊接防止裂纹装置

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH01147174A (ja) * 1987-12-04 1989-06-08 Hitachi Ltd クライオポンプ
JPH01197878A (ja) * 1988-02-03 1989-08-09 Hitachi Ltd 文書管理装置
JP2000094178A (ja) * 1998-09-17 2000-04-04 Kobe Steel Ltd メッキ無し溶接用ワイヤ
JP2001239393A (ja) * 2000-02-25 2001-09-04 Kobe Steel Ltd 溶接用ワイヤ
JP2002219595A (ja) * 2001-01-25 2002-08-06 Sumikin Welding Ind Ltd 溶接ワイヤ
JP2002283096A (ja) * 2001-03-28 2002-10-02 Kawasaki Steel Corp ガスシールドアーク溶接用鋼ワイヤ

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP3830409B2 (ja) * 2001-05-22 2006-10-04 株式会社神戸製鋼所 溶接用ソリッドワイヤ

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH01147174A (ja) * 1987-12-04 1989-06-08 Hitachi Ltd クライオポンプ
JPH01197878A (ja) * 1988-02-03 1989-08-09 Hitachi Ltd 文書管理装置
JP2000094178A (ja) * 1998-09-17 2000-04-04 Kobe Steel Ltd メッキ無し溶接用ワイヤ
JP2001239393A (ja) * 2000-02-25 2001-09-04 Kobe Steel Ltd 溶接用ワイヤ
JP2002219595A (ja) * 2001-01-25 2002-08-06 Sumikin Welding Ind Ltd 溶接ワイヤ
JP2002283096A (ja) * 2001-03-28 2002-10-02 Kawasaki Steel Corp ガスシールドアーク溶接用鋼ワイヤ

Also Published As

Publication number Publication date
TW200714400A (en) 2007-04-16
KR20060117274A (ko) 2006-11-16
CN100475421C (zh) 2009-04-08
TWI295606B (en) 2008-04-11
KR100780150B1 (ko) 2007-11-27
NL1031801A1 (nl) 2006-11-14
CN1861309A (zh) 2006-11-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
WO2011152341A1 (ja) 溶接用銅めっきソリッドワイヤ
US3826690A (en) Method of processing aluminum electrical conductors
NL1031801C2 (nl) Niet-verkoperde lasdraad.
US20100266783A1 (en) Method of coating a substrate
JP2007167878A (ja) 高炭素鋼線の製造方法
JP2010131637A (ja) ガスシールドアーク溶接方法
JP2002299031A (ja) 高周波誘導加熱コイル、高周波誘導加熱装置及び溶接管の製造方法
JP2011224594A (ja) 冷間圧延方法
JP2000117486A (ja) 溶接用ワイヤおよびその製造方法
JP3753173B2 (ja) ガスシールドアーク溶接用鋼ワイヤ
US20030015511A1 (en) Copper-free wire
RU2590787C2 (ru) Способ улучшения металлического покрытия на стальной ленте
JP3584894B2 (ja) ガスシールドアーク溶接用鋼ワイヤ
KR20110117919A (ko) 동도금된 가스 실드 아크 용접용 플럭스 코어드 와이어 및 이의 제조방법
JP5001576B2 (ja) 銅めっき付き溶接用ワイヤ
KR100798493B1 (ko) 가스실드아크용접용 무도금 솔리드와이어 조립체 및 이를 사용한 용접방법
JP3734030B2 (ja) ガスシールドアーク溶接用鋼ワイヤ
JPH11197878A (ja) ガスシールドアーク溶接用ワイヤおよびその製造方法
JP4916158B2 (ja) 溶接用ワイヤ及びその製造方法
JP2001179481A (ja) アーク溶接用フラックス入りワイヤおよびその製造方法
JPH07106412B2 (ja) 高導電率銅被覆鋼トロリ線の製造方法
JP2001179326A (ja) アーク溶接用フラックス入りワイヤの製造方法および装置
JPH10195692A (ja) バンド状の複合材料とその複合材料を形成する方法及び装置
JP3248457B2 (ja) ワイヤ放電加工用電極線の製造方法
JPH07100687A (ja) アーク溶接用ワイヤ

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 20070103

PD2B A search report has been drawn up