NL1030999C2 - Werkwijze voor het vervaardigen van een damwand, alsmede damwandplank daarvoor. - Google Patents
Werkwijze voor het vervaardigen van een damwand, alsmede damwandplank daarvoor. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1030999C2 NL1030999C2 NL1030999A NL1030999A NL1030999C2 NL 1030999 C2 NL1030999 C2 NL 1030999C2 NL 1030999 A NL1030999 A NL 1030999A NL 1030999 A NL1030999 A NL 1030999A NL 1030999 C2 NL1030999 C2 NL 1030999C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- sheet pile
- pile board
- board
- boards
- discontinuity
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D13/00—Accessories for placing or removing piles or bulkheads, e.g. noise attenuating chambers
- E02D13/02—Accessories for placing or removing piles or bulkheads, e.g. noise attenuating chambers specially adapted for placing or removing bulkheads
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D13/00—Accessories for placing or removing piles or bulkheads, e.g. noise attenuating chambers
- E02D13/06—Accessories for placing or removing piles or bulkheads, e.g. noise attenuating chambers for observation while placing
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D5/00—Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
- E02D5/02—Sheet piles or sheet pile bulkheads
- E02D5/03—Prefabricated parts, e.g. composite sheet piles
- E02D5/04—Prefabricated parts, e.g. composite sheet piles made of steel
- E02D5/06—Fitted piles or other elements specially adapted for closing gaps between two sheet piles or between two walls of sheet piles
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D5/00—Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
- E02D5/02—Sheet piles or sheet pile bulkheads
- E02D5/03—Prefabricated parts, e.g. composite sheet piles
- E02D5/04—Prefabricated parts, e.g. composite sheet piles made of steel
- E02D5/08—Locking forms; Edge joints; Pile crossings; Branch pieces
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Paleontology (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Composite Materials (AREA)
- Bulkheads Adapted To Foundation Construction (AREA)
Description
Werkwijze voor het vervaardigen van een damwand. alsmede damwandplank daarvoor
De uitvinding heelt betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een damwand uit een reeks damwandplanken. Zoals bekend zijn dergelijke 5 damwandplanken aan hun langszij den en voorzien van slotgroeven, die bij het in de grond drijven van de achtereenvolgende damwandplanken in elkaar verschoven worden. Daarbij wordt een damwand verkregen die een goede afsluiting oplevert, hetgeen om allerlei redenen van belang kan zijn. De afsluiting kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om het ene gedeelte van de ondergrond waarin de damwand is 10 vervaardigd, te scheiden van een ander gedeelte dat bijvoorbeeld vervuild kan zijn. Dergelijke damwandplanken worden ook toegepast bij havenkades, waarbij de damwand dan de functie heeft om de achterliggende grond vasthouden en te beschermen tegen de invloed van het water.
Om die reden is het van groot belang dat de respectievelijke slotgroeven over de 15 gehele hoogte van de damwandplanken met elkaar in samenwerking zijn. In dat verband eist de opdrachtgever van de uitvoerder van het werk dat deze aantoont dat de damwandplanken op de gewenste wijze zijn aangébracht, dat wil zeggen onder handhaving van de samenwerking van de slotgroeven. Aangezien de damwandplanken zich in de ondergrond bevinden, moeten in verband met het brengen van dat bewijs 20 bepaalde maatregelen worden getroffen. In de loop der tijd zijn reeds verschillende zogenaamde slotverklikkers voorgesteld, die ten doel hebben aan te geven in hoeverre de slotgroeven inderdaad over hun gehele hoogte met elkaar in samenwerking zijn.
Volgens een bekende slotverklikker wordt aan de onderkant van de damwandplanken, ter hoogte van de slotgroef daarvan, een sensor geplaatst. Deze 25 sensor is via een elektrische leiding, die zich tussen over de gehele hoogte van de damwandplank moet uitstrekken, verbonden met een meetinrichting op het oppervlak van de ondergrond. Ter bescherming van de elektrische leiding is een speciaal buisje op de damwandplank gelast, waar doorheen deze leiding is getrokken. Zodra de volgende damwandplank met het onderste eind daarvan in de buurt komt van de sensor, kan dat 30 door middel van de meetinrichting worden geconstateerd.
Deze bekende slotverklikker blijkt in de praktijk echter minder goed te functioneren. Allereerst kan de (kwetsbare) sensor, die zich aan het onderste eind van de damwandplank bevindt, defect raken tijdens het indrijven van de betreffende 1030999 2 damwandplank in de ondergrond. Verder kan de elektrische leiding, ondanks de bescherming die het buisje biedt, defect raken. Een verder nadeel is dat, nadat de damwandplank uit de ondergrond is verwijderd, het buisje vaak gedeeltelijk los zit en alsnog verwijderd moet worden alvorens de damwandplank opnieuw kan worden 5 aangebracht.
Bij een andere slotverklikker wordt onder een de groef een verklikkerelement opgenomen waar aan een kabel is bevestigd. Deze kabel wordt met het indrijven van de damwandplank in de ondergrond mee naar beneden in de ondergrond getrokken. Wanneer vervolgens de volgende damwandplank wordt ingedreven, zal deze het 10 verklikkerelement uit de groef van de vorige damwandplank drukken. Dat kan aan het oppervlak worden geconstateerd doordat nu de kabel met het verklikkerelement uit de ondergrond omhoog kan worden getrokken. Nadeel van deze bekende slotverklikker is echter dat de maximale diepte waarover de damwandplank kan worden ingedreven, beperkt is. Bij grotere diepten wordt de wrijving op de kabel zo groot, dat deze niet 15 meer goed uit de ondergrond te verwijderen is en dat derhalve ook de ouders meer te constateren is of het verklikkerelement uit de slogroef van de vorige damwandplank is verwijderd.
Doel van de uitvinding is daarom een werkwijze voor het vervaardigen van een damwand uit damwandplanken te verschaffen, waarbij op eenvoudige en betrouwbare 20 wijze kan worden nagegaan of de slotgroeven op de gewenste wijze in elkaar grijpen. Dat doel wordt bereikt door middel van een werkwijze voor het in de grond drijven van een reeks damwandplanken, welke damwandplanken elk een nominale dwarsdoorsnede bezitten en aan hun langszijden in elkaar grijpende slotgroeven bezitten, omvattende de stappen van: 25 -het verschaffen van een voorafgaande damwandplank voorzien van een discontinuïteit die een afwijking vormt van de nominale dwarsdoorsnede van de damwandplank en die het ten opzichte van de voorafgaande damwandplank verplaatsen van een volgende damwandplank bemoeilijkt en/of verhindert, -het in de grond drijven van die voorafgaande damwandplank, 30 -het met elkaar in samenwerking brengen van de slotgroeven van de in de grond gedreven voorafgaande damwandplank en een volgende damwandplank, -het in de grond drijven van de volgende damwandplank onder handhaving van de samenwerking van genoemde slotgroeven, 1 0 3 0 9 9 9 3 -het in samenwerking doen komen van de volgende damwandplank met de discontinuïteit van de voorafgaande damwandplank, onder opwekking van een mechanisch verschijnsel in die voorafgaande damwandplank dat waarneembaar is aan het bovenste eind van die voorafgaande damwandplank, 5 - het beëindigen van het in de grond drijven van de volgende damwandplank bij waarneming van dat mechanische verschijnsel aan het bovenste eind van die voorafgaande damwandplank.
In afwijking van de damwandplanken die worden toegepast bij de stand van de techniek, bezitten de damwandplanken volgens de uitvinding tenminste een 10 discontinuïteit die een afwijking vormt van de nominale dwarsdoorsnede van de damwandplanken. Daardoor kan een verschijnsel worden opgewekt, dat bijvoorbeeld voortvloeit uit het op elkaar botsen van de ten opzichte van elkaar bewegende damwandplanken ter plaatste van een dergelijke discontinuïteit. Een dergelijke botsing of anderszins optredende tegenhoudweridng van de relatieve beweging van de 15 damwandplanken wékt een verschijnsel op, zoals een trilling, lichte beweging en dergelijke, die detecteerbaar is aan het oppervlak. Aan de hand van het verschijnsel kan dan worden vastgesteld dat de slotgroeven van de betreffende damwandplanken over hun gehele lengte in elkaar grijpen, en dat dus de gewenste afdichting is verzekerd.
Indien de slotgroeven op een bepaald niveau, voordat de discontinuïteit bereikt is, 20 uit elkaar zijn geraakt, zal het betreffende verschijnsel niet optreden. Weliswaar kan het uit elkaar raken van de slotgroeven tot een verhoogde onderlinge bewegingsweerstand leiden, doch het daarbij optredende verschijnsel kan duidelijk onderscheiden worden van het gewenste verschijnsel dat optreedt indien de damwandplanken ter plaatste van de discontinuïteit elkaar treffen. Het verschijnsel bij het uit elkaar raken van de 25 slotgroeven zal immers optreden nog voordat de kop van de betreffende, volgende damwandplank op het niveau is geraakt waar het juiste verschijnsel zal optreden dat samenhangt met het botsen ter plaatse van de discontinuïteit.
Het voordeel van de werkwijze is dat daaibij geen elektrische of elektronische componenten behoeven te worden toegepast, die immers vrij kwetsbaar zijn voor het 30 grove werk dat samenhangt met het in de ondergrond drijven van damwandplanken. Het kan daarbij zowel gaan om het door middel van heien, statisch drukken als het door middel van trillen indrijven van de damwandplanken. Dergelijke vrij grove handelingen betekenen een zware belasting voor de kwetsbare elektrische of elektronische λ n 7 Λ λ λ η 4 componenten, welke bij de werkwijze volgens de uitvinding achterwege kunnen blijven en dus ook geen aanleiding meer kunnen geven tot storingen. Een verder belangrijk voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat de kosten van het verklikkersysteem zeer beperkt kunnen blijven.
5 De betreffende damwandplanken kunnen elk onderdeel uitmaken van series vooraf aan elkaar bevestigde damwandplanken, zoals gebruikelijk is in de stand van de techniek. Bij dergelijke series kunnen de damwandplanken reeds in de fabriek getweeën of gedrieën aan elkaar zijn bevestigd door lassen, ponsen en dergelijke. Een dergelijke serie uit twee, drie of meer damwandplanken kan dan vervolgens in zijn 10 geheel in de ondergrond worden gedreven, indien de samenstelling van de ondergrond dat toelaat.
De werkwijze volgens de uitvinding kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Volgens een eerste mogelijke uitvoeringsvorm omvat de werkwijze volgens de uitvinding de stappen van: 15 -het aanbrengen van een versperring in de doorgang van de slotgroef van de tenminste ene voorafgaande damwandplank, -het doen botsen van het onderste eind van de volgende damwandplank op die versperring, -het onder invloed van de botsing van het onderste eind van het volgende 20 damwandplank op die versperring doen bewegen van de tenminste ene voorafgaande damwandplank, -het waarnemen van een beweging van het bovenste eind van de tenminste ene voorafgaande damwandplank, -het beëindigen van het in de grond drijven van de volgende damwandplank na 25 het waarnemen van die beweging van het bovenste eind van de tenminste ene voorafgaande damwandplank.
Bij deze variant van de werkwijze volgens de uitvinding behoeft feitelijk aan iedere damwandplank slechts een discontinuïteit te worden voorzien, die zich bevindt in een geleidingsgroef. De onderzijde van de volgende damwandplank stoot dan 30 eenvoudigweg op die discontinuïteit, hetgeen detecteerbaar is door een lichte beweging van de voorafgaande damwandplank.
De werkwijze volgens de uitvinding kan zowel toegepast worden bij damwandplanken die een gelijke lengte bezitten, als bij damwandplanken die 1030999 5 verschillende lengten en bezitten. Dat laatste kan bijvoorbeeld voorkomen bij het vervaardigen van tunnels, waarbij de oprit en afrit minder diep liggen. In dat verband kunnen twee verschillende gevallen onderscheiden worden. In een eerste geval, waarbij de damwandplanken verschillende lengten bezitten en een voorgaande damwandplank S een grotere lengte heeft dan een volgende damwandplank, omvat de werkwijze volgens de uitvinding de stap van: •het voorzien van de discontinuïteit op een afstand van de kop van de voorgaande damwandplank die gelijk is aan de lengte van de volgende damwandplank. De discontinuïteit bevindt zich nu niet geheel onderaan de damwandplank, maar op een 10 bepaald niveau tussen beide einden dat afhankelijk is van de lengte van de volgende damwandplank.
Volgens een tweede variant van de werkwijze volgens de uitvinding is deze ook toepasbaar ingevallen waarbij de volgende damwandplank een grotere lengte heeft dan de voorafgaande damwandplank. In dat geval omvat de werkwijze volgens de 15 uitvinding de stappen van: -het verschaffen van een volgende damwandplank die een discontinuïteit bezit die een afwijking vormt van de nominale dwarsdoorsnede van de damwandplank, -het in samenwerking met elkaar doen komen van de discontinuïteiten van een volgende damwandplank en een voorafgaande damwandplank.
20 Indien dan damwandplanken worden toegepast die verschillende lengten bezitten, zodanig dat een voorgaande damwandplank een kleinere lengte heeft dan een volgende damwandplank, omvat de werkwijze volgens de uitvinding de stappen van: -het voorzien van discontinuïteiten op de voorafgaande damwandplank respectievelijk de volgende damwandplank die gelijke afstanden tot de bijbehorende 25 kop bezitten.
In dat geval bepalen de discontinuïteiten van een voorafgaande damwandplank en een volgende damwandplank naar elkaar gekeerde aanslagen. Verder heeft dan elke damwandplank twee discontinuïteiten, die zich aan de van elkaar afgekeerde langszijden bevinden. Dergelijke discontinuïteiten bevinden zich noodzakelijkerwijs 30 buiten de contour van de nominale dwarsdoorsnede van de betreffende damwandplank, aangezien deze elkaar buiten de slotgroeven moeten raken.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een damwandplank voor gebruik bij de hiervoor beschreven werkwijze, welke damwandplank is voorzien van een lijf alsmede 1030999 6 aan weerszijden van dat lijf voorziene slotgroeven. De damwandplank volgens de uitvinding onderscheidt zich van de bekende damwandplanken doordat, in een eerste mogelijke uitvoeringsvorm, één en slechts één der slotgroeven is voorzien van een discontinuïteit die de vrije doorgang van die tenminste ene slotgroef verkleint. In het 5 bijzonder kan de discontinuïteit worden gevormd door een volledige afsluiting van de slotgroef. De afsluiting kan bijvoorbeeld bestaan uit een bout waarvan de schroefdraaddiameter enigszins groter is dan de inwendige dwarsafmetingen van de slotgroef.
In veel gevallen zullen damwandplanken worden toegepast die gelijke lengten 10 bezitten. Het is dan niet wenselijk dat een volgende damwandplank een kop heeft die zich op een hoger niveau bevindt dan de kop van een voorafgaande damwandplank. Dat kan volgens een eerste mogelijkheid bijvoorbeeld bereikt worden door de aanslag op discontinuïteit juist buiten het onderste eind van de voorafgaande damwandplank aan te brengen. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm echter is de andere slotgroef 15 aan het hetzelfde eind is voorzien van een uitsparing. De hoogte van deze uitsparing is ongeveer gelijk aan de hoogte waarover de discontinuïteit zich uitstrekt. In het bijzonder kan de uitsparing dan een hoogte hebben die gelijk is aan de lengte van de steel van de bout.
Volgens een tweede variant kan de damwandplank aan beide langszijden zijn 20 voorzien van discontinuïteiten die zich bevinden buiten de zich aan die langszijden uitstrekkende slotgroeven. Deze discontinuïteiten bepalen tegengesteld gerichte aanslagen, zodanig dat een discontinuïteit van een voorafgaande damwandplank een omhoog gerichte aanslag bepaalt, en een discontinuïteit van een volgende damwandplank een neerwaarts gerichte aanslag bepaalt. Deze aanslagen bevinden zich 25 aan de naar elkaar gekeerde langsranden van de voorafgaande en de volgende damwandplank.
In het geval van damwandplanken met gelijke lengte kunnen de discontinuïteiten zich aan een eind bevinden, worden indien de damwandplanken echter niet gelijke lengten bezitten, kunnen de discontinuïteit zich op verschillende niveaus in de 30 langsrichting bevinden.
Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvooibeelden.
Figuur 1 toont een bovenaanzicht op een damwand.
1030999 7
Figuur 2 toont een vooraanzicht op een damwand, tijdens het vervaardigen daarvan.
Figuur 3 toont het vergroot detail van ΙΠ van Figuur 2.
Figuur 4 toont een aanzicht van de onderzijde van een voorafgaande 5 damwandplank.
Figuur 5 toont het onderaanzicht van Figuur 4.
Figuur 6 toont een aanzicht van de onderzijde van een volgende damwandplank.
Figuur 7 toont een onderaanzicht van Figuur 6.
Figuur 8 toont een bovenaanzicht op een tweede variant van een damwand.
10 Figuur 9 toont een vooraanzicht bij het vervaardigen van de damwand volgens
Figuur 8 in een eerste fase.
Figuur 10 toont een vooraanzicht van dat van Figuur 9, in de gerede toestand van de damwand.
De in de figuren 1 en 2 weergegeven damwand 1 omvat een aantal 15 damwandplanken 3, 8 die telkens vooraf zijn samengesteld tot series 4. Dat wil zeggen dat telkens twee van die damwandplanken 3, 8 ter plaatse van hunn slotgroeven 5 permanente elkaar zijn bevestigd door lassen, ponsen en dergelijke. Ter plaatste van de slotgroeven 6, 7 kunnen de damwandplanken 3, 8 in elkaar worden geschoven. De voorafgaande damwandplank 3 bevindt zich daarbij reeds op de gewenste diepte, 20 terwijl de volgende damwandplank 8 naar beneden bewogen wordt door bijvoorbeeld een tiilinrichting of een heiinrichting, die op zich békend is en die aangrijpen op de bovenste einden van die damwandplanken.
Bij het aanbrengen van de volgende damwandplank 8 moet ervoor gezorgd worden dat de slotgroef 7 daarvan over de gehele hoogte blijft ingrijpen in de slotgroef 25 6 van de voorafgaande damwandplank 3. Slechts in dat geval is verzekerd dat de gerede damwand 1 de gewenste afsluiting in de ondergrond kan verzekeren. In verband met die bewaking is in het onderste eind van de slotgroef 6 van de voorafgaande damwandplank 3 een bout 9 geslagen. Zoals in het bijzonder te zien is in de figuren 4 en 5, is de steel 10 van de bout 9, die een schroefdraad bezit met een geringe overmaat, 30 en de slotgroef 6 geslagen en door middel van een las 11 vastgezet. Het uiteinde van de bout 9 en vormt een aanslagvlak 12.
Zoals weergegeven in de figuren 6 en 7 bezit het onderste eind van de slotgroef 7 een uitsparing 13, waarvan de hoogte overeenkomt met de lengte van de steel 10 van de 1030999 8 slot bouwt 9. Bij het naar beneden verplaatsen van de volgende damwandplank 8 verschuift de slotgroeven 7 daarvan geleidelijk aan steeds verder ten opzichte van de slotgroef 6 van de voorafgaande damwandplank 3. Zolang deze slotgroeven 7 en 6 met elkaar in samenwerking blijven, zal, zodra de volgende damwandplank 8 voldoende ver S naar beneden toe verplaatst is, het door het onderste eind van de slotgroef 7, grenzend aan de uitsparing 13 daarin, gevormde aanslagvlak 14 aankomen tegen het naar boven gekeerde aanslagvlak 12 aan het eind van de bout 9. De voortgaande belasting op de volgende damwandplank 8, zoals uitgeoefend door een heiinrichting of een trilinrichting, zal ertoe leiden dat ook een belasting uitgeoefend wordt op de 10 voorgaande damwandplank 3. Deze belasting is aan de kop of het bovenste eind van deze voorafgaande damwandplank 3 waarneembaar in de vorm van een geringe verplaatsing of trilling, welke aldus aangeeft dat de volgende damwandplank 8 te bestemder plekke is aangekomen. Daarop kan de werking van het trilinrichting of de heiinrichting worden gestaakt.
15 Een dergelijke gang van zaken is ook denkbaar in het geval de volgende damwandplank 8 korter is dan de voorafgaande damwandplank 3. In dat geval moet de aanslag 12 op een hoger niveau in de slotgroef 6 van de voorafgaande damwandplank 3 worden geplaatst. De volgende damwandplank 8 zal dan met zijn aanslagvlak 14 in aanraking komen wanneer deze volgende damwandplank 8 niet geheel tot aan het 20 onderste niveau van de voorafgaande damwandplank 3 is aangekomen. Het niveau waarop deze aanslag 12 dan in de slotgroef 6 van de voorafgaande damwandplank 3 is geplaatst, is bij voorkeur zodanig gekozen dat in de uiteindelijk bereikte toestand de koppen of bovenste uiteinden van de damwandplanken 3,8 zich op het geplande niveau bevinden. Dat kan eenzelfde niveau zijn, maar ook kan het om verschillende niveaus 25 gaan.
De werkwijze volgens de uitvinding is echter eveneens toepasbaar in die gevallen waarin de volgende damwandplank 8 langer is dan de voorafgaande damwandplank 3, en dus tot een dieper niveau moet worden ingedreven dan de voorafgaande damwandplank 3. Zoals weergegeven in de figuren 8-10 kan dat bereikt worden door 30 op de voorafgaande damwandplank 3 een uitwendige blokkering 15 aan te brengen, die is afgekeerd van de slotgroef 6. Op zijn beurt draagt de volgende damwandplank 8 een aanslagnok 16, die zich bevindt aan de naar de slotgroef 7 gekeerde zijde. Het voordeel 1030999 9 van deze aanslagnok 16 is dat deze een stabiliserende werking heeft op de samenwerking van de slotgroeven 6,7.
Wanneer, zoals weergegeven in de figuren 9 en 10, de volgende damwandplank 8 voldoende ver is ingedreven, komt de aanslagnok 16 aan te liggen tegen de blokkering 5 15, waardoor het definitieve niveau van de volgende damwandplank 8 is bereikt. De botsing waarmee deze aanligging gepaard gaat, is waarneembaar aan het bovenste eind van de voorgaande damwandplank 3, waarna het heien of trillen kan worden gestaakt. Tevens is dan verzekerd dat de slotgroeven 6, 7 over een gehele hoogte op betrouwbare wijze met elkaar samenwerken.
10 1030999
Claims (18)
1. Werkwijze voor het in de grond drijven van een reeks damwandplanken (3, 8), welke damwandplanken (3, 8) elk een nominale dwarsdoorsnede met aan hun 5 langszij den in elkaar grijpende slotgroeven (6,7) bezitten, omvattende de stappen van: -het verschaffen van een voorafgaande damwandplank (3) voorzien van tenminste een discontinuïteit (9, 15) die een afwijking vormt van de nominale dwarsdoorsnede van de damwandplank (3) en die het ten opzichte van de voorafgaande damwandplank (3) verplaatsen van een volgende damwandplank (8) bemoeilijkt en/of 10 verhindert, -het in de grond drijven van die voorafgaande damwandplank (3), -het met elkaar in samenwerking brengen van de slotgroeven (6, 7) van de in de grond gedreven voorafgaande damwandplank (3) en een volgende damwandplank (8), -het in de grond drijven van de volgende damwandplank (8) onder handhaving 15 van de samenwerking van genoemde slotgroeven (6,7), -het in samenwerking doen komen van de volgende damwandplank (8) met de discontinuïteit (9, 15) van de voorafgaande damwandplank (3), onder opwekking van een mechanisch verschijnsel in tenminste een van die damwandplanken (3, 8) dat waarneembaar is aan het bovenste eind van die damwandplank (3, 8), 20 -het beëindigen van het in de grond drijven van de volgende damwandplank (8) bij waarneming van dat mechanische verschijnsel aan het bovenste eind van die damwandplank (3, 8).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de stappen van: •het aanbrengen van een versperring (9) in de doorgang van de slotgroef (6) van de voorafgaande damwandplank (3), -het doen botsen van het onderste eind (14) van de volgende damwandplank (8) op die versperring (9), 10 -het onder invloed van de botsing van het onderste eind (14) van het volgende damwandplank (8) op die versperring (9) doen bewegen van de voorafgaande damwandplank (3), -het waarnemen van een beweging van het bovenste eind van de voorafgaande damwandplank (3), 15 -het beëindigen van het in de grond drijven van de volgende damwandplank (8) na het waarnemen van die beweging van het bovenste eind van de voorafgaande damwandplank (3).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de stap van: 25 -het waarnemen van een verplaatsing en/of trilling van de voorafgaande damwandplank (3).
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende de stap van: 20 -het toepassen van een volgende damwandplank (8) waarvan de andere, vrije slotgroef (7) een discontinuïteit bezit.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende de stap van: -het toepassen van een voorafgaande damwandplank (3) die onderdeel uitmaakt 30 van een voorafgaande serie van tenminste twee vooraf aan elkaar bevestigde damwandplanken (3, 8).
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het vervaardigen van een damwand (1) uit damwandplanken (3, 8) die telkens één en 25 slechts één discontinuïteit (9) bezitten.
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende de stap van: 1030999 -het toepassen van een volgende damwandplank (8) die onderdeel uitmaakt van een volgende serie van tenminste twee vooraf aan elkaar bevestigde damwandplanken (3, 8).
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de damwandplanken (3, 8) verschillende lengten bezitten en een voorgaande damwandplank (3) een grotere lengte heeft dan een volgende damwandplank (8), 30 omvattende de stap van: -het voorzien van de discontinuïteit (15) op een afstand van de kop van de voorgaande damwandplank (3) die gelijk is aan de lengte van de volgende damwandplank (8). 1030999
6. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de stappen van: -het verschaffen van een volgende damwandplank (8) die een discontinuïteit (16) bezit die een afwijking vormt van de nominale dwarsdoorsnede van de damwandplank 5 (8), -het in samenwerking met elkaar doen komen van de discontinuïteiten (15, 16) van een volgende damwandplank (8) en een voorafgaande damwandplank (3).
7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de damwandplanken (3, 8) 10 verschillende lengten bezitten en een voorgaande damwandplank (3) een kleinere lengte heeft dan een volgende damwandplank (8), omvattende de stappen van: -het voorzien van discontinuïteiten (15, 16) op de voorafgaande damwandplank (3) respectievelijk de volgende damwandplank (8) die gelijke afstanden tot de bijbehorende kop bezitten. 15
8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, waarbij de discontinuïteiten (15,16) van een voorafgaande damwandplank en een volgende damwandplank naar elkaar gekeerde aanslagen bepalen.
9. Damwandplank (3, 8) voor gebruik bij de werkwijze volgens een der conclusies 1-5, welke damwandplank is voorzien van een lijf alsmede aan weerszijden van dat lijf voorziene slotgroeven (6, 7), met het kenmerk dat één en slechts één der slotgroeven (6) is voorzien van een discontinuïteit (9) die de vrije doorgang van die tenminste ene slotgroef (6) verkleint. 25
10. Damwandplank (3, 8) volgens conclusie 9, waarbij de discontinuïteit wordt gevormd door een volledige afsluiting (9) van de slotgroef (6).
11. Damwandplank (3, 8) volgens conclusie 10, waarbij de afsluiting wordt 30 gevormd door een bout (9) waarvan de schroefdraaddiameter enigszins groter is dan de inwendige dwarsafmetingen van de slotgroef (6). 1030999
12. Damwandplank (3, 8) volgens een der conclusies 9-11, waarbij de andere slotgroef (7) aan een eind is voorzien van een uitsparing (13).
13. Damwandplank (3,8) voor gebruik bij de werkwijze volgens conclusie 6 of 7, waarbij beide langszijden zijn voorzien van discontinuïteiten (15,16) die zich bevinden buiten zich aan die langszijden uitstrekkende slotgroeven (6,7).
13. Damwandplank (3, 8) volgens conclusie 12, waarbij de hoogte van de 5 uitsparing (13) ongeveer gelijk is aan de hoogte waarover de discontinuïteit (9) zich uitstrekt.
14. Damwandplank (3, 8) volgens conclusie 13, waarbij de discontinuïteiten (15, 16. tegengesteld gerichte aanslagen (12,14) bepalen.
14. Damwandplank (3,8) volgens conclusies 11 en 13, waarbij de uitsparing (13) een hoogte heeft die gelijk is aan de lengte van de steel (10) van de bout (9). 10
15. Damwandplank (3,8) volgens conclusie 13 of 14, waarbij de discontinuïteiten zich aan een eind bevinden. 20
16. Damwandplank (3, 8) volgens conclusie 13 of 14 voor gebruik bij de werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de discontinuïteiten (15, 16) zich op verschillende niveaus in de langsrichting bevinden.
17. Serie (4) uit tenminste twee damwandplanken (3, 8), welke damwandplanken (3, 8) aan hun naar elkaar gekeerde langszijden slotgroeven (5) bezitten die permanent elkaar zijn bevestigd, en die aan hun van elkaar afgekeerde langszijden een vrije slotgroeven (6, 7) bezitten, in een van welke slotgroeven (6) een discontinuïteit (9) is voorzien. 30
18. Serie (4) volgens conclusie 17, waarbij de andere slotgroef (6) is voorzien van een uitsparing (13). 1030999
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1030999A NL1030999C2 (nl) | 2006-01-25 | 2006-01-25 | Werkwijze voor het vervaardigen van een damwand, alsmede damwandplank daarvoor. |
EP07101151A EP1813727B1 (en) | 2006-01-25 | 2007-01-25 | Method for producing a sheet pile wall and sheet pile plank therefor |
US11/698,302 US8235630B2 (en) | 2006-01-25 | 2007-01-25 | Method for producing a sheet pile wall and sheet pile plank therefor |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1030999 | 2006-01-25 | ||
NL1030999A NL1030999C2 (nl) | 2006-01-25 | 2006-01-25 | Werkwijze voor het vervaardigen van een damwand, alsmede damwandplank daarvoor. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1030999C2 true NL1030999C2 (nl) | 2007-07-26 |
Family
ID=36968377
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1030999A NL1030999C2 (nl) | 2006-01-25 | 2006-01-25 | Werkwijze voor het vervaardigen van een damwand, alsmede damwandplank daarvoor. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US8235630B2 (nl) |
EP (1) | EP1813727B1 (nl) |
NL (1) | NL1030999C2 (nl) |
Families Citing this family (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US6715964B2 (en) | 2000-07-28 | 2004-04-06 | Peratrovich, Nottingham & Drage, Inc. | Earth retaining system such as a sheet pile wall with integral soil anchors |
US10024017B2 (en) * | 2009-09-11 | 2018-07-17 | Pnd Engineers, Inc. | Cellular sheet pile retaining systems with unconnected tail walls, and associated methods of use |
JP6590253B2 (ja) * | 2015-11-30 | 2019-10-16 | ジェコス株式会社 | 鋼矢板の継手部固定金具 |
USD850895S1 (en) * | 2017-12-12 | 2019-06-11 | Jens Rehhahn | Sheet pile |
USD837042S1 (en) * | 2017-12-12 | 2019-01-01 | Jens Rehhahn | Sheet pile |
USD837043S1 (en) * | 2017-12-12 | 2019-01-01 | Jens Rehhahn | Sheet pile |
USD866308S1 (en) * | 2017-12-12 | 2019-11-12 | Jens Rehhahn | Sheet pile |
FR3118468B1 (fr) * | 2020-12-30 | 2023-04-14 | Soletanche Freyssinet | Procédé de fabrication d’une paroi de soutènement |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE315138C (nl) * | ||||
EP0628662A2 (de) * | 1993-06-09 | 1994-12-14 | Krupp Hoesch Stahl Ag | Spundwand |
NL9301637A (nl) * | 1993-09-22 | 1995-04-18 | Tijmen Van Halteren | Werkwijze voor het slaan van een damwand. |
EP0715027A1 (en) * | 1994-12-02 | 1996-06-05 | van Halteren, Tijmen | A method for driving a sheet pile wall |
US5938375A (en) * | 1997-12-17 | 1999-08-17 | Sevonson Environmental Services, Inc. | Method of sealing joints between adjacent sheet piling sections to form a continuous barrier and barriers formed using said method |
US5957625A (en) * | 1989-03-03 | 1999-09-28 | University Of Waterloo | In-ground barrier |
Family Cites Families (17)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US748705A (en) * | 1904-01-05 | Richard s | ||
US816770A (en) * | 1906-04-03 | Henry Louis Zander | Sheet-piling. | |
US732401A (en) * | 1902-08-18 | 1903-06-30 | Thomas A Dungan | Coffer-dam. |
US912949A (en) * | 1906-12-31 | 1909-02-16 | Luther P Friestedt | Sheet-piling. |
US905672A (en) * | 1908-08-28 | 1908-12-01 | Levi E Edmunds | Piling. |
US1431273A (en) * | 1922-04-04 | 1922-10-10 | Ransome Machinery Company 1920 | Metallic sheeting and locking bar |
US1805086A (en) * | 1930-02-15 | 1931-05-12 | George A Guyer | Piling spacer |
US3302412A (en) * | 1964-06-29 | 1967-02-07 | William A Hunsucker | Interlocking sheet piles and method of installation |
US3411305A (en) * | 1967-01-23 | 1968-11-19 | Alexander A Cella | Tubular interlocking piling for wall assemblies |
NL140917B (nl) * | 1969-11-22 | 1974-01-15 | Nederhorst Grondtechniek B V | Werkwijze voor het in de grond samenstellen van een damwand uit damwandprofielen; alsmede damwandprofiel, ingericht voor toepassing bij deze werkwijze. |
US3822557A (en) * | 1972-09-29 | 1974-07-09 | L Frederick | Jet sheet and circular pile with water hammer assist |
US4083192A (en) * | 1976-10-27 | 1978-04-11 | Diekman Mark T | Piling alignment system |
DE3615601C1 (de) * | 1986-05-09 | 1987-08-06 | Strabag Bau Ag | Rohrtragbohle fuer eine kombinierte Spundwand |
DE4447973B4 (de) * | 1994-11-25 | 2007-11-29 | Arcelor Profil Luxembourg S.A. | Verfahren zum Feststellen von Schlosssprüngen an Spundwandbohlen |
DE19725454C2 (de) * | 1997-06-16 | 1999-05-20 | Georg Wall | Spundbohle |
NL1010408C2 (nl) * | 1998-10-27 | 2000-04-28 | Rich Consultancy | Werkwijze voor het maken van een waterdicht afgesloten stalen damwand, damwand en slot voor het waterdicht afsluiten daarvan. |
US6715964B2 (en) * | 2000-07-28 | 2004-04-06 | Peratrovich, Nottingham & Drage, Inc. | Earth retaining system such as a sheet pile wall with integral soil anchors |
-
2006
- 2006-01-25 NL NL1030999A patent/NL1030999C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2007
- 2007-01-25 EP EP07101151A patent/EP1813727B1/en active Active
- 2007-01-25 US US11/698,302 patent/US8235630B2/en not_active Expired - Fee Related
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE315138C (nl) * | ||||
US5957625A (en) * | 1989-03-03 | 1999-09-28 | University Of Waterloo | In-ground barrier |
EP0628662A2 (de) * | 1993-06-09 | 1994-12-14 | Krupp Hoesch Stahl Ag | Spundwand |
NL9301637A (nl) * | 1993-09-22 | 1995-04-18 | Tijmen Van Halteren | Werkwijze voor het slaan van een damwand. |
EP0715027A1 (en) * | 1994-12-02 | 1996-06-05 | van Halteren, Tijmen | A method for driving a sheet pile wall |
US5938375A (en) * | 1997-12-17 | 1999-08-17 | Sevonson Environmental Services, Inc. | Method of sealing joints between adjacent sheet piling sections to form a continuous barrier and barriers formed using said method |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP1813727A3 (en) | 2012-02-22 |
EP1813727B1 (en) | 2013-03-27 |
EP1813727A2 (en) | 2007-08-01 |
US20070183851A1 (en) | 2007-08-09 |
US8235630B2 (en) | 2012-08-07 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1030999C2 (nl) | Werkwijze voor het vervaardigen van een damwand, alsmede damwandplank daarvoor. | |
JP6310784B2 (ja) | 切羽面監視方法 | |
TW201139788A (en) | Slope stabilization system | |
EP4208688B1 (en) | Method, device and system for range finding | |
JP4990206B2 (ja) | 地中内構造物の構造、およびその施工方法 | |
DE102017129822A1 (de) | Sichere Positionierung einer Aufzugkabine in einem Aufzugschacht | |
JP2007127534A (ja) | 光ファイバ式洗掘検出装置及びシステム | |
JP2009079415A (ja) | 盛土の補強構造と補強方法および線状盛土 | |
KR20060089367A (ko) | 연결식 옹벽축조용 블록 | |
NL2004048C2 (nl) | Werkwijze voor het berekenen van het draagvermogen van een funderingspaal. | |
US20130133174A1 (en) | Drive pin for soil reinforcing connector device | |
KR100823087B1 (ko) | 토목 및 건물 기초용 매입말뚝 및 매입말뚝 제작용 거푸집 | |
JP2007107233A (ja) | 土留構造物の構築方法 | |
US9133637B1 (en) | Guy/guide wire anchor protector | |
JP6993296B2 (ja) | 刃口部貫入幅測定装置、及び、ケーソン沈設方法 | |
JP6037126B2 (ja) | 函体構造物の設置方法 | |
JP2017155416A (ja) | トンネルの覆工コンクリートの打設管理方法 | |
US20120177450A1 (en) | Retaining wall system | |
EP2085794A1 (de) | Vorrichtung und Verfahren zur Grenzflächendetektion in Bodenschichten | |
JP2012132270A (ja) | 切土工事の情報化施工方法 | |
JP2023125818A (ja) | 掘削底面の変位管理方法及び計測装置 | |
JP5363048B2 (ja) | 路盤内の蓄積ひずみの計測方法 | |
JP4768662B2 (ja) | 法留め基礎と法覆い壁の連結方法と連結構造 | |
US1073737A (en) | Railroad-tie. | |
JP5377693B2 (ja) | 地中内構造物の構造 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
SD | Assignments of patents |
Owner name: STERK MIDDEN NEDERLAND B.V. Effective date: 20080110 |
|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20160201 |