NL1026254C2 - Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel. - Google Patents

Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel. Download PDF

Info

Publication number
NL1026254C2
NL1026254C2 NL1026254A NL1026254A NL1026254C2 NL 1026254 C2 NL1026254 C2 NL 1026254C2 NL 1026254 A NL1026254 A NL 1026254A NL 1026254 A NL1026254 A NL 1026254A NL 1026254 C2 NL1026254 C2 NL 1026254C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plant
plant base
longitudinal
base
assembly
Prior art date
Application number
NL1026254A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1026254A1 (nl
Inventor
Evert Van Zanten
Original Assignee
E Van Zanten Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1023678A external-priority patent/NL1023678C2/nl
Application filed by E Van Zanten Holding B V filed Critical E Van Zanten Holding B V
Priority to NL1026254A priority Critical patent/NL1026254C2/nl
Priority to DE602004020148T priority patent/DE602004020148D1/de
Priority to DK04076766T priority patent/DK1488688T3/da
Priority to AT04076766T priority patent/ATE426328T1/de
Priority to EP04076766A priority patent/EP1488688B1/en
Priority to US10/869,311 priority patent/US7263799B2/en
Priority to CA002471409A priority patent/CA2471409A1/en
Publication of NL1026254A1 publication Critical patent/NL1026254A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1026254C2 publication Critical patent/NL1026254C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/04Flower-pot saucers

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Structure Of Belt Conveyors (AREA)
  • Agricultural Chemicals And Associated Chemicals (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)
  • Hydroponics (AREA)

Description

Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergeliik samenstel.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstel omvattende 5 enerzijds tenminste een plantvoet, waarbij de plantvoet omvat: • een voetdeel met een zitting voor een plantpot, en • een staartdeel dat zich vanaf een achterzijde vanaf het voetdeel in horizontale richting uitstrekt.
Een plantvoet als zodanig is bekend. US-4,969,290 openbaart een plantvoet met 10 een voetdeel in de vorm van een draaitafel. Naast de draaitafel is aangebouwd een console met bedieningsmiddelen en een aandrijving. Middels de voor stationaire opstelling bestemde draaitafel kan men de stand van de plant ten opzichte van de zon bijstellen.
Het toepassingsgebied van de uitvinding zal met name liggen in de tuinbouw 15 waaronder ook vermeerdering, veredeling,, kweek, handel in dergelijke producten etc..
Meer specifiek zal men volgens de uitvinding de plantvoet toepassen bij die activiteiten in de tuinbouw waarbij men een transportsysteem gebruikt.
Het doel van de uitvinding is te verschaften een samenstel waarbij de plantvoet tijdens transport voortdurend eenzelfde oriëntatie behoudt. Dit wordt bereikt door te 20 verschaften een samenstel volgens conclusie 1. Doordat het voetdeel of staartdeel tijdens transport tegen de zijwanden van het transportsysteem aanbotst, waarbij het voetdeel en het daaraan verbonden staartdeel zal roteren net zolang totdat het staartdeel in hoofdzaak parallel komt te liggen aan de zijwand en dus ook parallel aan de richting van het transport, waarbij het staartdeel zich vanaf het voetdeel zal uitstrekken in een 25 richting tegenovergesteld aan de richting van het transport. Wanneer men de plantvoet van de ene transportband verplaatst naar een andere transportband, die bijvoorbeeld loodrecht hierop is voorzien, zal dit proces zich herhalen totdat de oriëntatie van de plantvoet is aangepast aan de nieuwe transportrichting. Eventueel kan men hierbij gebruik maken van een speciaal geleidingsorgaan, zoals een geleidingsstrip, dat onder 30 een bepaalde hoek ten opzichte van de transportband is voorzien en al te grote plotselinge rotaties van de plantvoet voorkomt.
Het staartdeel zorgt er dus voor dat de plantvoet voortdurend eenzelfde oriëntatie aanneemt ten opzichte van de transportrichting. Dit richtingszoekend zijn is van 1028254- 2 voordeel bij bewerkingen aan een plant, of een bloem, waarbij men slechts één zijde van de plant of de bloem dient te bewerken. Verder valt te denken aan het sterker belichten van een zijde van een plant of een gewas, waar de meeste vruchten of bloemen zich bevinden. Het ‘voortdurend eenzelfde oriëntatie aannemen ten opzichte 5 van de transportrichting’ heeft verder als voordeel dat men de oriëntatie van het in de plantvoet geplaatste gewas ten opzichte van het licht kan beheersen en manipuleren.
Een tweede doel van de uitvinding is dat opeenvolgende plantvoeten op zekere afstand van elkaar worden gehouden. Samen met de richtingzoekende functie van het staartdeel, zoals omschreven in de vorige alinea, zal bij het transport van een reeks 10 naast elkaar geplaatste plantvoeten, het staartdeel van een plantvoet aan de achterzijde daarvan aanliggen tegen het voetdeel van een opvolgende plantvoet Hierdoor zullen twee naastgelegen plantvoeten voortdurend over een afstand, die minimaal gelijk is aan de lengte van het staartdeel, uit elkaar worden gehouden.
Een voordeel hierbij is dat naastgelegen planten niet meer met elkaar verstrikt 15 kunnen raken, en elkaar dus niet meer kunnen beschadigen. Dit is met name van belang bij planten die buiten de diameter van de bijbehorende plantpot uitkomen.
Een derde voordeel van de in de inleiding genoemde plantvoet is dat het staartdeel voorziet in een extra stabilisering van de plantvoet tegen het omvallen van een aan de plantvoet verbonden plantpot. Met name is dit het geval wanneer het 20 staartdeel net boven of zelfs contacterend met de transportband is voorzien. Dit zal vooral van belang zijn bij relatief hoge gewassen of planten, althans gewassen of planten met een hoog gelegen zwaartepunt, wanneer men bijvoorbeeld bewerkingen uitvoert aan het bovenste gedeelte hiervan.
In een voordelige uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding is aan 25 de voorzijde van het voetdeel en de achterzijde van het staartdeel een groef/uitstulping- samenstel voorzien, waarbij de uitstulping van de plantvoet opneembaar is in de groef van een verdere overeenkomstige plantvoet, waarbij de groef en de uitstulping elk een steunvlak hebben, waarbij het steunvlak van de uitstulping lager of hoger ligt dan het steunvlak van de groef zodanig dat wanneer de uitstulping van de plantvoet is 30 opgenomen in de groef van de overeenkomstige verdere plantvoet een van beide plantvoeten ter plaatse van de ineengrijpende uitstulping en groef van de ondergrond wordt opgetild.
1026254- 3
Het voordeel van deze uitvoering is met name van belang in het geval dat een rij plantvoeten stilstaat op een onder de plantvoeten bewegende transportband en via de transportband wordt aangevuld met nieuwe plantvoeten. Het stilstaan van de rij op een onderdoor bewegende transportband is te bereiken doordat men de eerste plantvoet van 5 de rij tegenhoudt, bijvoorbeeld tegen een aanslag. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen tijdens het verpakken en transport klaarmaken van planten of het handmatig aanvullen van een rij planten, voordat deze in zijn geheel verder het transportsysteem ingaat. Door het van de ondergrond optillen van een van beide plantvoeten ter plaatse van de ineengrijpende uitstulping en groef zal de wrijving tussen de (stilstaande) 10 plantvoet enerzijds en de bewegende transportband anderzijds worden verminderd. Het voordeel van de verminderde wrijving is dat de kans op het slippen of vastlopen van de transportband eveneens vermindert Een ander voordeel is dat de aandrijving van de transportband in een dergelijk geval minder energie zal kosten.
In een andere voordelige uitvoeringsvorm van de plantvoet, is de groef of 15 uitstulping aan dezelfde zijde als het steunvlak van de groef respectievelijk uitstulping, aan het vrije einde van de groef respectievelijk uitstulping voorzien van een inloopgeleidingsvlak. Deze uitvoering vergemakkelijkt het opnemen van de uitstulping in de groef en het optillen van de ene plantvoet ten opzichte van de andere plantvoet, wanneer een over een transportband bewegende plantvoet tegen een stilstaande 20 plantvoet aanbotst.
In een nog weer andere voordelige uitvoeringsvorm van de plantvoet is het staartdeel voorzien van een of meer steun voeten en is het groetfuitstulpingsamenstel voorzien zodanig dat de plaatselijk op te tillen plantvoet bij het voetdeel wordt opgetild. Het voordeel van het plaatselijk optillen van de plantvoet bij het ten opzichte 25 van het staartdeel veel zwaardere voetdeel, is dat het effect van de verminderde wrijving tussen transportband en plantvoet, zoals omschreven in de vorige alinea, veel groter is. Wanneer de steunvoeten zo ver uit elkaar geplaatst zijn dat een transportband hier tussendoor kan verlopen, is het bij opgetild voetdeel en afsteuning op de steunvoeten mogelijk het gehele contact met de transportband te verbreken. Dit is 30 bijvoorbeeld ook te bereiken indien een genoemde steunvoet op de middenlangshartlijn van het staartdeel is voorzien en zich aan weerszijden van de steunvoet een transportband uitstrekt. De transportband is in beide gevallen niet meer belast en de plantvoet staat stabiel stil.
1026254¾ 4
Door de steunvoeten aan de achterzijde van het staartdeel te voorzien reduceert men de voor het optillen van het relatief zware voetdeel benodigde kracht. Anderzijds is het volgens de uitvinding van voordeel een of meer steunvoeten bij de voorzijde van het staartdeel te voorzien, in het bijzonder aan de voorste helft van het staartdeel.
5 Voorzover dit samengaat met de steunvoeten aan de achterzijde van het staartdeel, zullen de voorste steunvoeten dan in het bijzonder een grotere hoogte hebben. Indien men hierbij bedenkt dat telkens het voetdeel van een volgende plantvoet het staartdeel van een voorafgaande plantvoet naar beneden gedrukt houdt, dan realiseert men zich dat steunvoeten bij de voorzijde van het staartdeel een wipeffect verschaffen dat 10 grotendeels geëffectueerd wordt door al in de rij van plantvoeten aanwezig gewicht (nl. dat van de planten, plantpotten, en substraat) te benutten.
Volgens de uitvinding is het van voordeel wanneer in de langsrichting beschouwd de lengte van het staartdeel groter is dan de diameter van de zitting. Met voorkeur is de lengte van het staartdeel ten minste twee keer zo groot als de diameter van de zitting.
15 Bij een dergelijk verschil tussen de lengte van het staartdeel en de diameter van de zitting wordt zeker gesteld, dat opeenvolgende plantvoeten op voldoende afstand van elkaar worden gehouden, zodat de planten niet in elkaar verstrikt raken, zelfs bij planten van een relatief grote omvang. Voorts is het zelfrichtend zijn aldus betrouwbaar verzekerd.
20 Volgens de uitvinding is het verder van voordeel wanneer in de richting dwars op de langsrichting beschouwd, de breedte van het achtereind van het staartdeel tenminste 50% is van de breedte van het voetdeel. Met meer voorkeur is deze breedte tenminste 70%, zoals 90% of meer, van de breedte van het voetdeel. Het voordeel van deze constructie van de plantvoet is dat het staartdeel sneller parallel aan een zijwand of een 25 geleidingsorgaan van het transportsysteem zal komen te liggen, zodat de richtmgzoekende functie van de plantvoet verbetert.
Volgens de uitvinding is het verder van voordeel wanneer de onderzijde van het voetdeel is voorzien van sleuven voor het doorlaten van water. Een dergelijke uitvoering biedt de mogelijkheid om de planten in een eb en vloed systeem, 30 bijvoorbeeld terwijl ze op een transportband staan, van water te voorzien. Men kan hierbij denken aan het kweken en/of vervoeren van de planten in een transportgoot, die van water kan worden voorzien. Een dergelijk systeem is bijvoorbeeld beschreven in EP-668.012.
1028254? 5
Volgens de uitvinding is het verder van voordeel wanneer de plantvoet is voorzien van een informatiedrager, zoals een magneetstrip of een barcodestrip. Met voorkeur is deze informatiedrager van afstand uitleesbaar, bijvoorbeeld dóórdat de informatiedrager elektrische signalen met een karakteristieke frequentie kan ontvangen S en weer terugzenden Het gebruik van informatiedragers biedt de mogelijkheid om verschillende plantensoorten automatisch van elkaar te onderscheiden of planten automatisch te onderscheiden welke een verschillend kweékproces achter de rug hebben. Dit is bijvoorbeeld van belang bij het verpakken en transport klaarmaken van de planten.
10 Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding, heeft deze betrekking op een samenstel van een transportband en een plantvoet, waarbij de transportband zich langs en over een steunvlak uitstrekt, waarbij de plantvoet een of meer steunvoeten omvat die zodanig zijn voorzien dat een of meer steunvoeten naast de transportband liggen en op het steunvlak afsteunen. Aldus is op eenvoudige wijze het contact tussen 15 de plantvoet en de transportband te verbreken door de plantvoet plaatselijk op te heffen zodanig dat deze volledig op de naast de transportband liggende steunvoeten komt af te steunen. Het is hierbij volgens de uitvinding in het bijzonda* van voordeel wanneer de transportband een transportbandbreedte heeft, en wanneer de plantvoet van die steunvoeten omvat die, dwars op de staart beschouwd, een onderlinge afstand hebben 20 groter dan de transportbandbreedte. Echter, zoals al eerder opgemerkt is het ook mogelijk dat de plantvoet een centrale steunvoet heeft en aan weerszijden van die steunvoet zich een transportband uitstrekt.
Volgens een nog verdere uitvoeringsvorm heeft de uitvinding betrekking op een samenstel omvattende: 25 · een goot met een bodem en langszijwanden; • een zich over de bodem van de goot uitstrekkende transportband; • ten minste twee plantvoeten volgens een der conclusies 1-13; waarbij het staartdeel van de plantvoeten een achterzijde heeft met een centraal gedeelte en een aan een van de langszijdes gelegen langsdeel dat verder naar achteren 30 uitsteekt dan het centrale gedeelte, en waarbij de voorzijde van het voetdeel, de achterzijde van het staartdeel en de breedte van de goot zodanig gedimensioneerd zijn dat de voorzijde van het voetdeel van een achteropkomende plantvoet naast het langsdeel van de daarvoor liggende plantvoet kan komen om dat langsdeel van de 1026254- 6 voorliggende plantvoet zijdelings weg te duwen tegen de langszijwand van de goot en daartegen aangedrukt te houden. Aldus wordt bereikt dat de plantvoeten zichzelf schrap zetten tegen de langszijwanden van de goot, zodanig dat de transportband onder de plantvoeten door kan voortbewegen terwijl de plantvoeten zelf op hun plaats blijven.
5 Een op de meest stroomafwaartse plantvoet uitgeoefende tegenhoudkracht voor het tegenhouden van een hele rij plantvoeten kan aldus relatief klein gehouden worden. Bij wijze van spreken hoeft de voor het tegenhouden gebruikte tegenhouder slechts een tegenhoudkracht uit te oefenen die volstaat voor het tegenhouden van een enkele plantvoet met plant, doordat de overige plantvoeten zichzelf schrap zetten tegen de 10 wanden van de goot en aldus geen of nauwelijks tegenhoudkracht van de tegenhouder verlangen.
Het is hierbij volgens de uitvinding van voordeel wanneer de plantvoeten aan beide langszijden ten opzichte van het centrale gedeelte een verder naar achteren uitstekend langsdeel omvatten, en wanneer die langsdelen, althans de achtereinden 15 daarvan, in dwarsrichting vanuit een uitgangsstand naar buiten zwenkbaar zijn tegen een veerkracht in die de langsdelen neigt terug te zwenken naar de uitgangsstand. Het tegen de veerkracht in naar buiten zwenkbaar zijn is hierbij te realiseren door inwendige elasticiteit van de langsdelen alsook door de langsdelen scharnierend te bevestigen en van afzonderlijke veermiddelen te voorzien. Het voordeel van deze 20 constructie is dat de plantvoeten netjes in een rij blijven liggen en zich aan weerszijden van de goot, in dwarsrichting van de goot beschouwd, recht tegenover elkaar schrap zetten.
Met het oog op ‘eenvoud van constructie’ van de plantvoeten is het volgens de uitvinding echter van voordeel wanneer het staartdeel asymmetrisch is uitgevoerd 25 met slechts aan een langszijde een genoemd langsdeel, zodanig dat het staartdeel van de plantvoet zich aan een zijde van de goot tegen een gootzijwand schrap zet, terwijl het voetdeel van de achterop komende plantvoet tegen de tegenoverliggende langszijwand van de goot wordt schrap gezet. Elke plantvoet zet zich hierbij als het ware schuin schrap tegen de langszijwanden van de goot.
30 Bij een samenstel volgens de uitvinding met een van langszijwanden voorziene goot is het volgens de uitvinding verder van voordeel wanneer althans een van de langszijwanden van de goot, in het bijzonder beide langszijwanden, is/zijn voorzien van een zich langs die langszijwand uitstrekkende oploopgeleiding zodanig dat een hier 1026254t 7 tegenaan gedrukt langsdeel van de plantvoet langs die langszij wand omhoog kruipt. Aldus wordt bereikt dat het contactvlak van de plantvoet met de daaronder doorlopende transportband reduceert.
Volgens een nog verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een plantvoet 5 bestemd voor een samenstel volgens de uitvinding.
Volgens een nog verder aspect van de uitvinding is de plantvoet plaatselijk ten opzichte van de ondergrond op te heffen in geval de plantoet zich in een rij plantvoeten aansluit, wanneer aan de voorzijde van het voetdeel een heforgaan met een aan de voorzijde van het voetdeel blootliggend drukeind en een afzeteind is voorzien, welk 10 heforgaan ten opzichte van de plantvoet zodanig beweegbaar is dat wanneer het drukeind aan een in staartrichting werkzame kracht onderworpen wordt het hefeind vanuit een uitgangsstand naar een aan de onderzijde uit de plantvoet uitstekende hefstand wordt gedreven. Een voorgaande plantvoet zal dan het heforgaan van een achterop komende plantvoet bedienen door inwerking op het afzeteind. Ten gevolge 15 hiervan zal het drukeind van het heforgaan naar een aan de onderzijde uit de plantvoet uitstekende hefstand worden gedreven en het voetdeel van de ondergrond optillen. Het heforgaan is hierbij in het bijzonder langwerpig, en bij voorkeur recht. Het heforgaan kan hierbij een in voorwaartse richting schuin staande pen omvatten, welke verschuifbaar is opgenomen in een boring met een naar voren toe openende opening 20 aan de voorzijde van de plantvoet en een naar beneden toe openende opening aan de onderzijde van de plantvoet, waarbij de lengte van pen groter is dan de lengte van de boring. De pen en de boring zullen hierbij in het bijzonder onder een hoek kleiner dan 45° ten opzichte van de horizontaal verlopen, zoals onder een hoek van 30° ten opzichte van de horizontaal. De hoek kan echter ook groter dan 45°, is dat een 25 opgetilde plantvoet gemakkelijker terug zal zakken om de rij plantvoeten weer in beweging te kunnen brengen. Het is echter ook mogelijk dat het heforgaan een scharnierend aan de plantvoet bevestigde hefboom omvat.
Volgens een verdere uitvoering heeft de uitvinding betrekking op een samenstel volgens conclusie 21. Door de transportbaan en de ten minste ene plantvoet te voorzien 30 van een onderling samenwerkend sleuf-uitsteeksel-samenstel is het aan het begin genoemde doel ‘dat de plantvoet tijdens transport voortdurend dezelfde oriëntatie behoudt’ ook te bereiken. Het zal duidelijk zijn dat dit als zodanig los staat van het staartdeel - het staartdeel kan dus overeenkomstig dit aspect van de uitvinding geheel 1026254- 4 8 ontbreken of anders gezegd een lengte 0 cm hebben - alsook dat dit met voordeel toepasbaar is in combinatie met het zogenaamde staartdeel. In combinatie met het zogenaamde staartdeel is het voordeel dat een dergelijk sleuf-uitsteeksel-samenstel de kans dat de plantvoet ergens blijft steken aanzienlijk gereduceerd wordt Indien dit 5 aspect in combinatie met het zogenaamde staartdeel wordt gezien, is het bijvoorbeeld van voordeel om de transportbaan te voorzien van een langsgeleidingssleuf en aan het voetdeel, bijvoorbeeld in het centrum van het voetdeel of aan de voorzijde van het voetdeel, een geleidingsnok in de vorm van een ronde pen te voorzien. De pen zorgt dan aan de voorzijde voor het op koers houden van de plantvoet terwijl het staartdeel 10 aan de achterzijde zorg draagt voor een uitlijning van de plantvoet in de transportrichting.
Bij een transportbaan met langsgeleidingssleuf en aan de onderzijde van de plantvoet voorziene geleidingsnokken is het bijvoorbeeld denkbaar dat men in de langsgeleidingssleuf een meeneemorgaan, zoals een ketting voorziet die op de 15 geleidingsnok kan aangrijpen, en daarbij dan het meeneemorgaan en de geleidingsnok zodanig onderling af te stemmen dat wanneer de plantvoet ter plaatse van de geleidingsnok iets opgetild wordt de geleidingsnok uit de ineengrijping met het meeneemorgaan geraakt. Voor dat optilmechanisme kan men dan terugvallen op velerlei typen optilmechanismen, zoals die bijvoorbeeld in deze aanvrage uiteengezet 20 zijn. Men kan bijvoorbeeld aan de plantvoet een zogenaamd groef-uitstulpingsamenstel voorzien alsook langszij wanden van de transportbaan voorzien van oploopgeleidingen en de plantvoet - zoals uiteengezet - zo uitvoeren dat deze langs de oploopgeleidingen omhoog getild kan worden.
Het is bij dit ‘sleuf-uitsteeksel-samenstel’ aspect van de uitvinding van voordeel 25 wanneer de transportbaan aan weerszijden van de langsgeleidingssleuf respectievelijk langsgeleidingsrib een transportband omvat Het is echter ook zeer wel mogelijk dat de transportbaan twee van die langsgeleidingssleuven respectievelijk langsgeleidingsribben omvat met daartussen een transportband.
Het is bij dit sleuf-geleidingsuitsteeksel-samenstelaspect van de uitvinding vader 30 van voordeel wanneer het samenstel tenminste twee van die plantvoeten omvat.
Het voorgaande maakt duidelijk dat men de onderhavige uitvinding en de diverse uitvoeringsvormen, ondermeer als volgt kan rubriceren: plantvoeten met staartdeel (conclusie 1 en conclusie 1 en 2), met: 1026254-5 4 9 • groef-uitstulping-samenstel (i.h.b. conclusies 3-5), met: steunvoeten(i.h.b. conclusies 6-8,15-16) en/of - afmetingen staartdeel (i.h.b. conclusies 9-11); en/of - bijzonderheden plantvoet (iJi.b. conclusies 12-14); en/of 5 - geleidingssleuf/nok-samenstel (i.h.b. conclusies 25-28); en/of • afzetten tegen wanden transportbaan (i.h.b. conclusies 17-20); met: steunvoeten (i.h.b. conclusies 6-8,15-16) en/of afmetingen staartdeel (i.h.b. conclusies 9-11); en/of - bijzonderheden plantvoet (i.h.b. conclusies 12-14); en/of 10 - geleidingssleuf/nok-samenstel (i.h.b. conclusies 25-28); en/of • beweegbaar heforgaan (i.h.b. conclusies 21-24); met: - steunvoeten (i.h.b. conclusies 6-8,15-16) en/of afmetingen staartdeel (i.h.b. conclusies 9-11); en/of - bijzonderheden plantvoet (iJi.b. conclusies 12-14); en/of 15 - geleidingssleuf/nok-samenstel (i.h.b. conclusies 25-28).
De uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin:
Figuur 1 een zijaanzicht toont van de plantvoet in een voorkeursuitvoering; Figuur 2 een bovenaanzicht toont van de plantvoet in een voorkeursuitvoering; 20 Figuur 3 in zijaanzicht en als detail vier mogelijkheden toont, waarop het groef- uitstulping-samenstel van twee opeenvolgende plantvoeten in elkaar kunnen vallen;
Figuur 4 in bovenaanzicht (fig. 4A) en zijaanzicht (fig. 4B) een samenstel van een transportbaan en plantvoet volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 5 in bovenaanzicht (fig. 5A) en zijaanzicht (fig. 5B) een samenstel van 25 een transportbaan en een plantvoet volgens een nog verdere variant van de uitvinding;
Figuur 6 in bovenaanzicht (fig. 6A) en zijaanzicht (fig. 6B) ene plantvoet volgens een nog verdere variant van de uitvinding; en
Figuur 7 in zeer schematisch bovenaanzicht (fig. 7A) en langsdoorsnedeaanzicht (fig. 7B) een samenstel van een transportbaan en een plantvoet volgens nog weer een 30 verdere variant van de uitvinding.
De figuren 1 en 2 tonen een plantvoet 1 in een vooikeursuitvoering volgens de uitvinding, waarbij de plantvoet omvat een voetdeel 3 en een staartdeel 4, waarbij het staartdeel zich vanaf een achterzijde vanaf het voetdeel 3 in horizontale richting 1020254- 10 uitstrekt. Verder is zichtbaar een zitting 2 voor een plantpot, een groef 5 voorzien aan de achterzijde van het staartdeel 4 en een uitstulping 6 is voorzien aan de voorzijde van het voetdeel 3.
De zitting 2 van de plantvoet 1 kan van een als zodanig bekend ontwerp zijn, 5 zoals een opstaande rand of een uitsparing in het voetdeel, waarin een plantpot opneembaar is. Bij voorkeur is de uitstulping 6 voorzien aan het voetdeel 3 en is de groef 5 voorzien aan het staartdeel 4. Het is echter ook goed denkbaar om de groef S aan het voetdeel 3 te voorzien en de uitstulping 6 aan het staartdeel te voorzien.
Aan de achterzijde van het staartdeel 4 zijn steunvoeten 7 voorzien. Dit biedt 10 twee voordelen. Het eerste is dat aldus het contact oppervlak met het onderliggende oppervlak wordt verkleind. Aldus zal indien dit onderliggende oppervlak een transportband is de ondervonden wrijving bij slip geringer zijn. Het tweede voordeel is dat indien de breedte van de transportband kleiner is dan, dwars op de staart beschouwd, de afstand tussen de steunvoeten 7 en indien de plantvoet in de 15 transportbandrichting georiënteerd is, de plantvoet bij optillen van het voetdeel geheel contactloos ten opzichte van de transportband is. Voor een voorbeeld van bruikbare transportbanden zij verwezen naar EP-668.012.
Verder tonen de figuren 1 en 2 een diameter d van de zitting 2 voorzien aan het voetdeel 3, een breedte B en een lengte L van het staartdeel 4 en tot slot een breedte b 20 van het voetdeel 3.
In de voorkeursuitvoering van de plantvoet is de lengte L van het staartdeel 4 een aantal keren groter dan de diameter d van de zitting 2. Bij een dergelijke afmeting zullen opeenvolgende van planten voorziene plantvoeten op voldoende afstand van elkaar worden gehoudea Zelfs bij planten met een relatief brede omvang is de kans op 25 het verstrikt raken van naast elkaar staande planten zeer gering.
Verder is in een voorkeursuitvoering van de uitvinding de breedte B van het achtereind van het staartdeel 4 bij voorkeur tenminste 90% van de breedte b van het voetdeel 3. In de uitvoering zoals getoond in fig. 1 en 2 is de breedte b van het voetdeel 3 zelfs gelijk (100%) aan de breedte B van het staartdeel 4. Indien een dergelijke 30 plantvoet tijdens transport van richting moet veranderen, zal het relatief brede staartdeel makkelijker parallel komen te liggen aan een zijwand of een geleidingsorgaan van het transportsysteem en dus eerder de juiste richting aannemen.
W026254- * 11 t
Een breder staartdeel 4 verbetert derhalve het richtingzoekend vermogen van de plantvoet 1.
Figuur 3 toont in detail en in zijaanzicht het groef/uitstulpingsamenstel en dient ter illustratie van vier mogelijkheden waarop de uitstulping in de groef opneembaar is.
5 In fig. 3a en 3b is de uitstulping 6 voorzien aan het voetdeel 3 en is de groef 5 voorzien aan het staartdeel 4. In fig. 3c en 3d is dit andersom en is derhalve de uitstulping 6 voorzien aan het staartdeel 4 en is de groef 5 voorzien aan het voetdeel 3. De mogelijkheden volgens fig. 3a en 3b verdienen volgens de uitvinding de voorkeur met name in combinatie met de hier niet getoonde steunvoeten aan het achtereind van het 10 staartdeel.
Naast de bekende onderdelen uit de fig. 1 en 2, zijn in fig. 3 verder nog zichtbaar steunvlak 8 en 34 en een inloopgeleidingsvlak 9. Kenmerkend voor de uitvinding is dat het steunvlak 34 van de uitstulping lager of hoger ligt dan het steunvlak 8 van de groef. Het inloopgeleidingsvlak 9 is voorzien aan dezelfde zijde als het steunvlak 34. In fig. 3 15 is het inloopgeleidingsvlak 9 voorzien aan het vrije einde van de uitstulping 6. Het is echter ook goed denkbaar dat het inloopgeleidingsvlak 9 is voorzien aan het vrije einde van de groef 5. Feitelijk zijn er dus 8 mogelijkheden, waarop een groei/uitstulping-samenstel van twee opeenvolgende plantvoeten kunnen samenvallen. Voorts zij opgemerkt dat het steunvlak 34 ook schuin kan verlopen. Het kan bijvoorbeeld het 20 verlengde van inloopgeleiding 9 zijn. De overgang tussen inloopgeleiding 9 en steunvlak 34 kan daarbij onzichtbaar zijn. Het steunvlakdeel zal dan beginnen waar voetdeel of staartdeel net opgetild wordt
In plaats van het toepassen van een inloopgeleidingsvlak 9 aan de uitstulping 8 zou men het inloopgeleidingsvlak ook telkens in de groef 5 kunnen voorzien. In plaats 25 van schuine inloopgeleidingsvlakken zou men ook volgens een kromme verlopende inloopgeleidingsvlakken kunnen voorzien. Ook kunnen zowel de uitstulping als de groef van een inloopgeleidingsvlak zijn voorzien.
Fig. 3a toont de voorkeursuitvoering van de plantvoet volgens de uitvinding, waarbij het steunvlak 34 van de uitstulping 6 voorzien aan het voetdeel 3, lager ligt dan 30 het steunvlak 8 van de groef 5 voorzien aan het staartdeel 4. Indien de linker plantvoet uit fig. 3a. in de lichting aangegeven met pijl A beweegt zal de uitstulping 6 in de groef 5 worden opgenomen, waarbij het voetdeel 3 in geringe mate van de ondergrond in een 1020254- 12 richting aangegeven met pijl D wordt opgetild. Bij fig. 3a liggen beide steunvlakken beneden, dat wil zeggen aan de onderzijde van de groef respectievelijk uitstulping.
In de uitvoering zoals getoond in fig. 3b zal het in de figuur aan de rechterkant gelegen staartdeel 4 in een richting aangegeven met pijl C van de ondergrond worden 5 opgetild. De steunvlakken 34, 8 liggen hier beide boven, dat wil zeggen aan de bovenzijde van de groef respectievelijk uitstulping. Steunvlak 34 van de uitstulping 6 ligt hier hoger dan het steunvlak 8 van de groef.
Bij de uitvoeringen zoals getoond in de fig. 3c en 3d is de locatie van respectievelijk de groef en de uitstulping omgedraaid en wordt op een overeenkomstige 10 wijze zoals hierboven uitgelegd respectievelijk het staartdeel 4 van de bodem opgetild (fig. 3c) in de richting C en het voetdeel 3 van de bodem opgetild (fig. 3d) in de richting D.
Omdat het staartdeel 4 tijdens transport zich zal uitstrekken in de tegenovergestelde richting ten opzichte van de transportrichting zal in de praktijk het 15 voetdeel 3 bewegend in de richting A samenvallen met een stilstaand of langzamer bewegend staartdeel 4.
Figuren 4A en 4B tonen een plantvoet 40 en een transportbaan 48. De transportbaan 48 is hier gevormd uit een goot met bodem 49 en zijwanden 46,47. Zoals de vakman na het navolgende duidelijk zal zijn is het niet noodzakelijk dat de 20 transportbaan als goot is uitgevoerd. De transportbaan kan net zozeer een transportvlak 49 en in langsrichting verlopende geleidingen 46,47 omvatten zonder dat deze delen tezamen een goot hoeven te vormen. Ten behoeve van het voortbewegen loopt over het transportvlak 49 nog een transportband 45. Deze transportband 45 kan permanent aangedreven zijn.
25 De plantvoet 40 heeft een staartdeel 41. Dit staartdeel 41 heeft een centraal gedeelte 43 en aan een van de langszijdes een langsdeel 42 dat verder naar achteren uitsteekt dan het centrale gedeelte 43. Aldus is bij geschikte dimensionering van de voorzijde van het voetdeel, de achterzijde van het staartdeel en de breedte van de goot 48 te bereiken dat een achteropkomende plantvoet 40 (in fig. 4A links) het langsdeel 42 30 van de voorliggende plantvoet 40 (rechts in fig. 4A) tegen de naast liggende zijwand 46 drukt In fig. 4A is overigens de achterop komende plantvoet 40 (links) in een dergelijke stand afgébeeld, terwijl de voorop liggende (rechts) plantvoet 40 in doorlopende transportstand is afgebeeld. Als zodanig is dit een situatie die zich in de 1026254- * 13 praktijk kan voordoen, wanneer de vooropliggende plantvoet 40 weer verder gaat bewegen terwijl de daarachter liggende plantvoet 40 nog net niet verder beweegt
Wanneer het langsdeel 42 tegen de naast liggende zijwand 40 gedrukt wordt zal aan de tegenoverliggende langszijde 51 het voetdeel 52 - waarin voor het opnemen van 5 een plantpot een uitsparing 44 gevormd kan zijn - tegen de tegenoverliggende zijwand 46 gedrukt worden. Aldus wordt bereikt dat de plantvoet 40 zich tegen de tegenoverliggende zijwanden 46,47 schrap zet en dat deze niet door de in pijlrichting 53 bewegende transportband 45 wordt meegenomen. De transportband 45 zal onderlangs de plantvoet 40 slippen. Om de wrijving daarbij te verminderen is het 10 volgens de uitvinding van voordeel wanneer de zijwanden 46,47 zijn voorzien van oploopgeleidingen 50 zodat het langsdeel 42 met het achtereind en het voetdeel 52 bij de respectieve zijwand 46,47 van het transportvlak 49 opgeheven worden. Aldus zal het contactvlak met de transportband 45 en dus ook de wrijving daarmee aihemen.
Figuur 5 toont een variant van de uitvoeringsvorm volgens fig. 4.
15 Overeenkomende onderdelen zijn aangeduid met een verwijsnummer corresponderend met dat van fig. 4 echter opgehoogd met 20. De plantvoet is derhalve met 60 aangeduid etc. Het verschil tussen de uitvoeringsvorm volgens fig. 5 en die volgens fig. 4 is dat bij fig. 5 de oploopgeleidingen in de zijwanden 66,67 ontbreken en dat het staartdeel 61 anders is uitgevoerd. Met betrekking tot de ontbrekende oploopgeleidingen zij echter 20 opgemerkt dat die bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 5 evenzeer toegepast kunnen worden, net zoals ze in de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 optioneel zouden kunnen ontbreken.
Het verschil in staartdeel 61 is erin gelegen dat bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 5 sprake is van twee langsdelen 62 die verder naar achteren uitsteken dan het 25 centrale gedeelte 63. Voorts zijn de langsdelen 62 door een sleuf 74 van het centrale gedeelte 63 gescheiden. De langsdelen 62 zijn flexibel uitgevoerd door een geschikte materiaalkeuze, zodat ze, zoals bij de rechter plantvoet 60 is aangeduid tegen de zijwanden 66 en 67 aangedrukt kunnen worden. In plaats van het flexibel uitvoeren van de langsdelen 62 is het ook denkbaar dat ergens bij 75 een scharnier is voorzien dat een 30 naar buiten zwenken van de langsdelen 62 toelaat. Op dit scharnier zal dan tevens een veer inwerken teneinde te bereiken dat de langsdelen 62 ook weer naar hun gestrekte stand (bij de linker plantvoet 60 weergegeven) kunnen terugzwenken of eventueel naar een naar binnen gezwenkte, tegen het centrale deel 63 rustende stand. Het met de 1026254-! 14 uitvoeringsvorm volgens fig. 5 bereikte effect is in wezen hetzelfde als dat met de uitvoeringsvórm volgens fig. 4. Voordeel is hier echter dat de plantvoeten 60 netjes in het gelid zullen blijven liggen. Verder voordeel is dat de sturende werking van het staartdeel zowel naar rechts als links even goed zal zijn, zodat ook tijdens transport 5 over de transportbaan 68 de plantvoeten netjes recht in het gelid kunnen blijven liggen.
Figuren 6A en 6B tonen in bovenaanzicht respectievelijk zijaanzicht een verdere variant van een plantvoet 80 volgens de uitvinding. De plantvoet 80 heeft een staartdeel 82 en een voetdeel 83 met een uitsparing 81 voor het opnemen van een plantpot Aan de voorzijde van het voetdeel 83 is een beweegbaar heforgaan 84 voorzien. Dit 10 beweegbare heforgaan 84 heeft een aan de voorzijde van de plantvoet 80 blootliggend drukeind 85 en een afzeteind 86. Wanneer het drukeind 85 van een achteropkomende plantvoet 80 tegen het staartdeel 82 van een daarvoor liggende plantvoet drukt, zal het heforgaan 84, dat verschuifbaar in de doorgang 88 ligt, de doorgang 88 ingedrukt worden, zodat het afzeteind 86 aan de onderzijde van de plantvoet 80 naar buiten komt. 15 Aldus zal het voetdeel 83 van de ondergrond opgetild worden. Ingeval van een transportbaan met tenminste een transportband, zal het dan van voordeel zijn wanneer die transportband excentrisch ligt zodanig dat het heforgaan 84 met het afzeteind 86 t direct op de ondergrond van de transportbaan drukt en niet op de transportband zelf. Eventueel kunnen aan weerszijden van het heforgaan 84 transportbanden zijn voorzien. 20 Het is ook denkbaar dat de transportband centraal onder de plantvoet 80 doorloopt en dat aan weerszijden van die transportband in de plantvoet 80 heforganen 84 zijn voorzien. Indien het de voorzijde van de plantvoet 80, zoals in fig. 6 afgebeeld, cirkelboogvormig gekromd is, verdient het dan de voorkeur wanneer het staartdeel 82 overeenkomstig hol gekromd is uitgevoerd of eventueel ter hoogte van de heforganen 25 84 van uitsteeksel naar achteren is voorzien.
Fig. 7A en fig. 7B tonen in bovenaanzicht respectievelijk langsdoorsnedeaanzicht een schematische weergave van een volledig ronde plantvoet, dus een plantvoet zonder staartdeel, althans met een staartdeel waarvan de lengte 0 cm bedraagt. De ronde plantvoet is aangeduid met 90 en heeft een uitsparing 91 voor het opnemen van een 30 plantpot Aan de voorzijde van de ronde plantvoet 90 en achterzijde is een groetfuitstulpingsamenstel 92,93 voorzien, zoals dit aan de hand van fig. 3 al is toegelicht Het groef/uitstulpingsamenstel 92,93 komt in wezen overeen met het I0262549 « 15 groef/uitstulpingsamenstel volgens fig. 3A, echter de bij de beschrijving van fig. 3 genoemde vananten zijn hier evenzeer toepasbaar.
De plantvoet 90 is aan de onderzijde voorzien van een langssleuf 94.
Figuur 7A en B toont vader een transportbaan 95 waarop centraal een 5 langsgeleidingsrib 96 is voorzien. De langsgeleidingsrib 96 is, zoals in fig. 7A
zichtbaar, met de nodige zijdelingse speling in de langssleuf 94 onderin de plantvoet 90 opneembaar. Aldus is te bereiken dat de plantvoet 90, wanneer de langsgeleidingsrib 96 een bocht maakt, niet vastloopt of anderszins in algemene zin niet vastloopt Bij het maken van een bocht kan men de langsrib 96 in die bocht wat smaller uitvoeren om dit 10 vastlopen nog verder tegen te gaan. Ook is het denkbaar dat men om het vastlopen in een bocht tegen te gaan de langsgeleidingssleuf 94 aan de voorzijde en de achterzijde van de plantvoet 90 taps of anderszins verwijdend uitvoert.
De transportbaan 95 is verder voorzien van twee transportbanden 97. Door aan het achtereind de onderzijde van de plantvoet 90 naar boven toe afschuinend uit te 15 voeren is te bereiken dat wanneer de voorzijde van de plantvoet iets opgetild wordt- doordat de uitstulping 92 in een groef van een voorliggende plantvoet steekt - de plantvoet 90 geheel los komt van de transportbanden 97. De plantvoet 90 zal dan bij 98 op de bovenzijde van de langsgeleidingsnok 96 afsteunen. Deze achterzijde 98 zal dan als een soort steunvoet werkzaam zijn. Het zal de vakman hierbij overigens duidelijk 20 zijn dat, doordat de plantvoet 90 ten gevolge van zijn ronde vorm al vanzelf een achterzijde heeft die verder naar achteren steekt dan het met de transportbanden 97 contact makende gedeelte, de afschuining aan de onderzijde van de plantvoet niet per se noodzakelijk is voor dit loskomen van de transportbanden 97.
Het zal de vakman zonder meer duidelijk zijn dat men in plaats van een 25 langsgeleidingsrib 96 in de transportbaan 95 ook een langsgeleidingssleuf zou kunnen vormen en dat de geleidingssleuf 94 onderin de plantvoet dan vervalt en vervangen wordt door een of meer geleidingsnokken die vanaf de onderzijde van de plantvoet 90 in de langsgeleidingssleuf van de transportbaan 95 uitsteken. Men kan daarbij dan gebruik blijven maken van de transportriemen 97. Door een geleidingsnok van de 30 plantvoet 90 precies aan het achtereind van de plantvoet 90 te voorzien is dan te bereiken dat het groef/uitstulpingsamenstel, zoals dit in fig. 7 getoond is, de plantvoet 90 zodanig kan opheffen dat deze geheel loskomt van de transportbanden 97. De aan de . achterzijde van de plantvoet 90 voorziene geleidingsnok is dan werkzaam als een 1026254-^
V
16 ! zogenaamde steunvoet. Ingeval men het groef/uitstulpingsamenstel volgens een andere | bij fig. 3 beschreven variant uitvoert, is het eventueel mogelijk dat de als steunvoet werkzame geleidingsnok juist aan de voorzijde van de plantvoet 90 voorzien moet zijn.
De als steunvoet werkzame geleidingsnok zal in algemene zin aan dat eind van de 5 plantvoet 90 zijn voorzien dat juist niet van de transportbaan af opgetild wordt. Het zal bij een dergelijke uitvoeringsvorm duidelijk zijn dat het de voorkeur verdient twee geleidingsnokken in het bijzonder geleidingsnokken in de vorm van ronde pennen te voorzien. Dit omdat aldus enerzijds de plantvoet 90 niet kan blijven vastzitten ergens op transportbaan en anderzijds omdat de plantvoet 90 dan altijd netjes in koers blijft op 10 de transportbaan. Zoals ook al eerder beschreven is het eventueel denkbaar dat men de transportbanden 97 bij een dergelijke uitvoeringsvorm laat vervallen en in de langsgeleidingssleuf van de transportbaan een meeneemorgaan, zoals een ketting voorziet dat kan ineengrijpen met een of meer geleidingsnokken aan de onderzijde van de plantvoet 90.
1026254*

Claims (29)

1. Samenstel omvattende enerzijds tenminste een plantvoet (1), waarbij de plantvoet 5 (1) omvat: • een voetdeel (3) met een zitting (2) voor een plantpot, en • een staartdeel (4) dat zich vanaf een achterzijde vanaf het voetdeel (3) in horizontale richting uitstrekt; met het kenmerk, 10 dat het samenstel anderzijds een transportsysteem met zijwanden omvat.
2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het transportsysteem is ingericht voor het transporteren van die ten minste ene plantvoet (1) tussen die zijwanden door. 15
3. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de voorzijde van het voetdeel (3) en de achterzijde van het staartdeel (4) van de plantvoet een groef/uitstulpingsamenstel is voorzien; dat de uitstulping (6) van de plantvoet opneembaar is in de groef (5) van een 20 verdere overeenkomstige plantvoet; dat de groef (5) en de uitstulping (6) elk een steunvlak (8,34) hebben; dat het steunvlak (34) van de uitstulping (6) lager of hoger ligt dan het steunvlak (8) van de groef (5) zodanig dat, wanneer de uitstulping (6) van de plantvoet (1) is opgenomen in de groef (5) van een overeenkomstige verdere plantvoet (1), een 25 van beide plantvoeten ter plaatse van de ineengrijpende uitstulping (6) en groef (5) van de ondergrond wordt opgetild.
4. Samenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de groef (5) of uitstulping (6) aan dezelfde zijde als het steunvlak (8,34) van de groef (5) respectievelijk 30 uitstulping (6), aan het vrije einde van de groef (5) respectievelijk uitstulping (6) is voorzien van een inloopgeleidingsvlak (9). 1026254- ft
5. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies 3-4, met het kenmerk, dat het staartdeel (4) is voorzien van een of meer steunvoeten (7) en dat het groef/uitstulpingssamenstel zodanig is voorzien dat de plaatselijk op te tillen plantvoet bij het voetdeel (3) wordt opgetild. 5
6. Samenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een genoemde steunvoet op de middenlangshartlijn van het staartdeel is voorzien.
7. Samenstel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de een of meer 10 steunvoeten (7) aan de achterzijde van het staartdeel (4) zijn voorzien.
8. Samenstel volgens conclusie 3 of 6 of 7, met het kenmerk, dat de een of meer steunvoeten (7) bij de voorzijde van het staartdeel (4) zijn voorzien, in het bijzonder aan de voorste helft van het staartdeel. 15
9. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat in de langsrichting beschouwd de lengte (L) van het staartdeel (4) groter is dan de diameter (d) van de zitting (2).
10. Samenstel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat in de langsrichting beschouwd de lengte (L) van het staartdeel (4) ten minste 2 keer zo groot is, zoals 3 keer zo groot, als de diameter van de zitting (2).
11. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de 25 richting dwars op de langsrichting beschouwd, de breedte (B) van het achtereind van het staartdeel (4) ten minste 50%, bij voorkeur ten minste 70%, is van de breedte (b) van het voetdeel.
12. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 30 onderzijde van het voetdeel is voorzien van sleuven voor het doorlaten van vloeistof, zoals water. T02Ö254·» r %
13. Samenstel volgende een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plantvoet is voorzien van een informatiedrager, zoals een magneetstrip of een barcodestrip of chip.
14. Samenstel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de informatiedrager van afstand uitleesbaar is.
15. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het transportsysteem een transportband omvat, waarbij de transportband zich langs en over een 10 steunvlak uitstrekt, waarbij de plantvoet een of meer steunvoeten omvat die zodanig zijn voorzien dat de een of meer steunvoeten naast de transportband liggen en op het steunvlak afsteunen.
16. Samenstel volgens conclusie 15, waarbij de transportband een 15 transportbandbreedte heeft, en waarbij de plantvoet van die steunvoeten omvat die, dwars op de staart beschouwd, een onderlinge afstand hebben groter dan de transportbandbreedte.
17. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, 20 waarbij de langszijwanden van een goot de zijwanden vormen, waarbij het transportsysteem een zich over de bodem van de goot uitstrekkende transportband omvat, waarbij het samenstel ten minste twee van die plantvoeten omvat, waarbij het staartdeel van de plantvoeten een achterzijde heeft met een centraal 25 gedeelte en een aan een van de langszijdes gelegen langsdeel dat verder naar achteren uitsteekt dan het centrale gedeelte, en waarbij de voorzijde van het voetdeel, de achterzijde van het staartdeel en de breedte van de goot zodanig gedimensioneerd zijn dat de voorzijde van het voetdeel van een achteropkomende plantvoet naast het langsdeel van de daarvoor 30 liggende plantvoet kan komen om dat langsdeel van de voorliggende plantvoet zijdelings weg te duwen tegen de langszijwand van de goot en daartegen aangedrukt te houden. 1029254- r
18. Samenstel volgens conclusie 17, waaibij de plantvoeten aan beide langszijdes een ten opzichte van het centrale gedeelte verder naar achteren uitstekend langsdeel omvatten, en waaibij die langsdelen, althans de achtereinden daarvan, in dwarsrichting vanuit een uitgangsstand naar buiten zwenkbaar zijn tegen een 5 veerkracht in die die langsdelen nijgt terug te zwenken naar de uitgangsstand.
19. Samenstel volgens conclusie 17 of conclusie 18, waarbij althans een van de langszijwanden van de goot aan de binnenzijde is voorzien van een zich langs die langszijwand uitstrekkende oploopgeleiding zodanig dat een hier tegen 10 aangedrukt langsdeel van de plantvoet langs die langszijwand omhoog kruipt.
20. Samenstel volgens conclusie 19, waaibij beide langszijwanden van een genoemde oploopgeleiding zijn voorzien.
21. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aan de voorzijde van het voetdeel van de plantvoet een heforgaan met een aan de voorzijde van het voetdeel blootliggend drukeind en een afzeteind is voorzien, welk heforgaan ten opzichte van de plantvoet zodanig beweegbaar is dat wanneer het drukeind aan een in staartrichting werkzame kracht onderworpen wordt het hefeind vanuit een 20 uitgangsstand naar een aan de onderzijde uit de plantvoet uitstekende hefstand wordt gedreven.
22. Samenstel volgens conclusie 21, waaibij het heforgaan langwerpig, en bij voorkeur recht, is. 25
23. Samenstel volgens conclusie 21 of 22, waarbij het heforgaan een in voorwaartse richting schuin staande pen omvat, welke verschuifbaar is opgenomen in een boring met een naar voren toe openende opening aan de voorzijde van de plantvoet en een naar beneden toe openende opening aan de onderzijde van de 30 plantvoet, waarbij de lengte van de pen groter is dan de lengte van de boring.
24. Samenstel volgens een der conclusies 21 -22, waaibij het heforgaan een scharnierend aan de plantvoet bevestigde hefboom omvat. 102Θ254Β
25. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het transportsysteem een transportbaan omvat, waarbij enerzijds de transportbaan is voorzien van een langsgeleidingssleuf of 5 langsgeleidingsrib en anderzijds de ten minste ene plantvoet is voorzien van een geleidingsnok respectievelijk geleidingssleuf, welke geleidend ineengrijpt met de langsgeleidingssleuf respectievelijk langsgeleidingsrib van de transportbaan.
26. Samenstel volgens conclusie 25, waarbij de transportbaan aan weerszijden van de 10 langsgeleidingssleuf respectievelijk langsgeleidingsrib een transportband omvat.
27. Samenstel volgens conclusie 25, waarbij de transportbaan twee van die langsgeleidingssleuven respectievelijk langsgeleidingsribben omvat met daartussen een transportband. 15
28. Samenstel volgens een der conclusies 25-27, omvattende tenminste twee van die plantvoeten.
29. Plantvoet bestemd voor een samenstel volgens een der voorgaande conclusies. 20 1028254^
NL1026254A 2003-06-17 2004-05-24 Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel. NL1026254C2 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026254A NL1026254C2 (nl) 2003-06-17 2004-05-24 Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel.
DE602004020148T DE602004020148D1 (de) 2003-06-17 2004-06-15 Pflanzentopfträger
DK04076766T DK1488688T3 (da) 2003-06-17 2004-06-15 Urtepotteunderstötning
AT04076766T ATE426328T1 (de) 2003-06-17 2004-06-15 Pflanzentopftrager
EP04076766A EP1488688B1 (en) 2003-06-17 2004-06-15 Plant pot support
US10/869,311 US7263799B2 (en) 2003-06-17 2004-06-16 Plant base
CA002471409A CA2471409A1 (en) 2003-06-17 2004-06-17 Plant base

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023678 2003-06-17
NL1023678A NL1023678C2 (nl) 2003-06-17 2003-06-17 Plantvoet.
NL1026254 2004-05-24
NL1026254A NL1026254C2 (nl) 2003-06-17 2004-05-24 Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1026254A1 NL1026254A1 (nl) 2005-01-10
NL1026254C2 true NL1026254C2 (nl) 2005-05-02

Family

ID=33422321

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1026254A NL1026254C2 (nl) 2003-06-17 2004-05-24 Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US7263799B2 (nl)
EP (1) EP1488688B1 (nl)
AT (1) ATE426328T1 (nl)
CA (1) CA2471409A1 (nl)
DE (1) DE602004020148D1 (nl)
DK (1) DK1488688T3 (nl)
NL (1) NL1026254C2 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1023678C2 (nl) * 2003-06-17 2004-12-20 E Van Zanten Holding B V Plantvoet.
NL1026254C2 (nl) * 2003-06-17 2005-05-02 E Van Zanten Holding B V Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel.
EP1661828B1 (de) * 2004-10-30 2006-09-06 EWAB Holding AG c/o Zumida Treuhand AG Werkstückträger für eine Werkstückfördereinrichtung mit einer Förderkette und einer Führungsbahn
US8561345B2 (en) 2009-08-24 2013-10-22 James Vincent Armas Apparatus for displaying a plant
RU2670944C9 (ru) * 2015-02-06 2018-11-26 Фудзи Сейко Ко., Лтд. Устройство для выращивания растений
US11864536B2 (en) 2021-05-14 2024-01-09 X Development Llc State-specific aquaculture feeder controller

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2019249A (en) * 1934-10-23 1935-10-29 William T Bradley Tray
US2740515A (en) * 1953-04-06 1956-04-03 Williams & Wilson Ltd Conveyor apparatus
AU524308B2 (en) * 1978-10-27 1982-09-09 Williames, G.A. Conveyor links made of plant containers
FR2519246A1 (fr) * 1982-01-07 1983-07-08 Abel Dispositif pour la presentation d'articles, tels que des pots de fleurs
USD290919S (en) * 1985-04-26 1987-07-21 Beute William M Combined hand-held plate and beverage holder
NL8502285A (nl) * 1985-08-19 1987-03-16 Johannes Bernardus Maria Van D Schotel voor ondersteuning van een in zijn bodem een perforatie vertonende bloempot.
US4863134A (en) * 1987-11-30 1989-09-05 American Multi-Cinema, Inc. Combination cup holder and armrest
US4969290A (en) * 1989-05-09 1990-11-13 Rudolph Skoretz Apparatus for even exposure of plants to sunlight
US5220744A (en) * 1991-02-21 1993-06-22 Kendall Gary D Down spout planter apparatus
US5395081A (en) * 1993-07-09 1995-03-07 Dec-Kor, Inc. Square post mounted hanger
US5457911A (en) * 1993-07-19 1995-10-17 Dec-Kor, Inc. Fence mounted hanger
NL9400284A (nl) * 1994-02-22 1995-10-02 Damsigt Bv Transportsysteem voor potplanten.
JP2654539B2 (ja) 1994-06-13 1997-09-17 日本電気株式会社 音声認識装置
US6305532B1 (en) * 1999-06-04 2001-10-23 Scott T. Overkamp Travel tray having adjustable drink holder
US6494420B2 (en) * 2000-08-07 2002-12-17 Francisco J. Lucero Caddy for texture gun having a hopper
USD453891S1 (en) * 2000-12-18 2002-02-26 Suzanne Smith Sussman Party plate
JP2002247920A (ja) * 2001-02-26 2002-09-03 Tokai Kasei Corp 鉢物収容ケース及び鉢物収容トレー
USD481592S1 (en) * 2001-05-01 2003-11-04 Pactiv Corporation Plate having condiment wells
CA97843S (en) * 2001-05-09 2003-02-18 Kraft Foods Group Brands Llc Tray
US20030070357A1 (en) * 2001-10-15 2003-04-17 Huang Shih Ming Floatable planting apparatus
NL1026254C2 (nl) * 2003-06-17 2005-05-02 E Van Zanten Holding B V Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel.
NL1023678C2 (nl) * 2003-06-17 2004-12-20 E Van Zanten Holding B V Plantvoet.
US6843021B1 (en) * 2004-03-09 2005-01-18 Shih-Ming Huang Floatable plant cultivation device

Also Published As

Publication number Publication date
NL1026254A1 (nl) 2005-01-10
EP1488688A1 (en) 2004-12-22
DK1488688T3 (da) 2009-06-15
US20050028439A1 (en) 2005-02-10
CA2471409A1 (en) 2004-12-17
DE602004020148D1 (de) 2009-05-07
ATE426328T1 (de) 2009-04-15
EP1488688B1 (en) 2009-03-25
US7263799B2 (en) 2007-09-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1019257C2 (nl) Werkwijze voor het in een kas op een eerste laag niveau aangebrachte drager kweken van in houders opgenomen gewassen.
NL1026254C2 (nl) Samenstel omvattende een plantvoet en een transportsysteem, alsmede plantvoet bestemd voor een dergelijk samenstel.
US6390285B2 (en) Conveyor system for conveying and accumulating objects
US5657858A (en) Conveyor
JPS58135026A (ja) コンベア装置
EP1599399B1 (en) Article carrier for a grading apparatus
NL1026194C2 (nl) Module voor een transportmat alsmede modulaire transportmat.
NL9100361A (nl) Stelsel voor het automatisch kweken van gewassen in een kas.
US6681917B2 (en) Method and device for conveying objects
SE510119C2 (sv) Sätt och anordning för vändning av brädor
NL1023678C2 (nl) Plantvoet.
NL2027810B1 (nl) Mobiel bandtransporteursysteem voor planthouders en werkwijzen voor het gebruik van een mobiel bandtransporteursysteem
NL1027412C2 (nl) Inrichting voor het transporteren van een voorwerp.
NL2002623C2 (nl) Oogstinrichting voor producten zoals paprika's.
BE1017716A5 (nl) Transportinrichting voor bloempotten.
NL2036348B1 (nl) Verbeterde machine voor het verplaatsen van potten en gebruik van deze machine als verenkelaar of als overduwer
GB2138376A (en) Conveyor chains
JPH0956262A (ja) 搬送コンベアの育苗箱停止構造
JP4399380B2 (ja) 育苗箱移し換え装置
JP2680048B2 (ja) 自動販売機の商品搬送装置
NL2001396C2 (nl) Oogstinrichting voor producten zoals paprika's.
NL8303475A (nl) Accumulerende bakkenelevator.
FR2552300A1 (fr) Remorque autochargeuse, et analogue, ainsi que procede de dechargement praticable avec celle-ci
NL8700639A (nl) Plateautransporteur.
JPH05328806A (ja) 苗移植機の苗箱供給装置

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
PD2A A request for search or an international type search has been filed
MK Patent expired because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20240523