NL1026177C2 - Transportbaan. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Transportbaan 5

De uitvinding heeft betrekking op een transportbaan omvattende een frame waarin roteerbare rollen met hun hartlijn in hoofdzaak dwars op de baanrichting achter elkaar zijn aangebracht, alsmede een omlopende aandrijfband die zich in hoofdzaak in de baanrichting 10 uitstrekt, welke aandrijfband een wrijvingsvlak heeft dat aangrijpt op de rollen om deze in rotatie te brengen, waarbij de transportbaan verder geleidingsrollen heeft die met hun hartlijn in hoofdzaak dwars op de baanrichting zijn aangebracht en die op de aandrijfband aangrijpen om deze zodanig te geleiden dat de aandrijfband met kracht 15 op de rollen aangrijpt.

Een dergelijke transportbaan is bekend.

Een bekend probleem bij transportbanen van dit type is dat een dwarskracht een zijwaartse verplaatsing van de aandrijfband veroorzaakt waardoor deze van de geleidingsrollen kan aflopen. In het 20 bijzonder treedt dit probleem op bij transportbanen met "schuine'' secties zoals bijvoorbeeld in US 6.685.005 wordt beschreven, maar de dwarskrachten kunnen ook veroorzaakt worden door onnauwkerigheden in de constructie.

Veel transportbanen zijn onderverdeeld in secties. De meeste 25 transportbanen zijn uitgevoerd met secties waarbij de hartlijn van de rollen zich loodrecht ten opzichte van de baanrichting uitstrekken.

In deze secties wordt een te transporteren object ten opzichte van de baan rechtuit getransporteerd. Er zijn ook transportbanen waarbij "schuine" secties zijn voorzien waarin de hartlijn van de rollen niet 30 loodrecht ten opzichte van de baanrichting zijn aangebracht. In deze secties wordt een op de baan opgesteld object naar een zijde van de baan bewogen. Ter plaatse van een dergelijke "schuine" sectie ondervindt de aandrijfband een dwarskracht van de "schuine" rollen die een zijwaartse verplaatsing van de aandrijfband veroorzaakt 35 waardoor deze van de geleidingsrollen kan aflopen.

Om het van de geleidingsrollen aflopen van de aandrijfband te voorkomen is een aandrijfband bekend waarbij aan de onderzijde een geleidingsuitsteeksel met een V-vormige doorsnede integraal is aangebracht. Deze V-vormige geleiding werkt samen met een V-vormige 102817? - 2 - groef in de geleidingsrollen. Nadelig bij dit bekende type aandrijfband met een V-vormige geleiding is dat de dwarskrachten een hoge slijtage van de band veroorzaken, waardoor de aandrijfband regelmatig vervangen moet worden.

5 Bij een andere bekende oplossing die is beschreven in US

6.685.005, wordt de aandrijfband ter plaatse van de "schuine" secties met een randgebied opgetild en tegen de rollen aangedrukt, terwijl de andere rand wordt opgenomen in geleidingwielen met een groef. Deze oplossing heeft als nadeel dat de aandrijfband bij een verplaatsing 10 in de dwarsrichting bij de randen aan hevige slijtage onderhevig is. waardoor de aandrijfband regelmatig vervangen moet worden.

De uitvinding beoogt een verbeterde transportbaan te verschaffen waarbij minder slijtage aan de aandrijfband optreedt.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door een 15 transportbaan volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt doordat ten minste één van de geleidingsrollen in hoofdzaak cilindervormig is en eindgedeeltes heeft waarvan de diameter geleidelijk toeneemt.

In werking zal volgens de uitvinding de aandrijfband door de dwarskracht tegen het buitenoppervlak van een van de eindgedeeltes 20 omhooglopen. Hierdoor ontstaat een reactiekracht van de geleidingsrol op de aandrijfband die deze weer naar het midden van de geleidingsrol zal dwingen. De transportbaan volgens de uitvinding heeft dus een zelfcorrigerend vermogen ten aanzien van de positie van de aandrijfband.

25 De uitvinding zal in de navolgende beschrijving nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 in bovenaanzicht een gedeelte van een transportbaan toont met in hoofdzaak loodrecht op de baanrichting aangebrachte rollen, 30 fig. 2 in bovenaanzicht een gedeelte van een transportbaan toont met in hoofdzaak loodrecht op de baanrichting aangebrachte rollen en een gedeelte met "schuin" aangebrachte rollen, fig. 3 een schematische lengtedoorsnede toont van een gedeelte van een transportbaan volgens de uitvinding, 35 fig. 4 een dwarsdoorsnede toont van een transportbaan volgens de uitvinding, fig. 5 een doorsnede toont van een geleidingsrol volgens de uitvinding, en 1026177 - 3 - fig. 6 een bovenaanzicht toont van een alternatieve uitvoeringsvorm van een geleidingsrol volgens de uitvinding.

In figuren 1-3 is een gedeelte van een transportbaan 1 getoond. Zoals in figuren 1-3 is te zien heeft de transportbaan 1 een frame 5 met twee evenwijdige framedelen 3. Tussen de evenwijdige framedelen 3 zijn achter elkaar transportrollen 2 aangebracht. Onder de transportrollen 2 is een aandrijfband 4 aangebracht die op de onderzijde van de transportrollen 2 aangrijpt. De aandrijfband 4 is bij voorkeur een omlopende band die wordt aangedreven door middel van een met een 10 motor aangedreven aandrijfrol 5 en/of 6 (zie fig. 3). De wrijvings-kracht tussen de bovenzijde van de aandrijfband 4 en het omtreksoppervlak van de transportrollen 2 zorgen ervoor dat er bij een beweging van de aandrijfband 4 zoals met de pijl 4a in de figuren is aangegeven, de rollen zodanig in rotatie worden gebracht dat een 15 daarop opgesteld object 7 in de transportrichting 7a wordt getransporteerd over de transportbaan.

Voor een goede aandrijving van de transportrollen 2 is het belangrijk dat er voldoende wrijvingskracht werkzaam is tussen het buitenvlak van de aandrijfband en de transportrollen 2. Om die reden 20 zijn geleidingsrollen 8 aan de binnenzijde van de aandrijfband 4 aangebracht die ervoor zorgen dat de aandrijfband 4 met een voldoende hoge kracht tegen de transportrollen 2 wordt aangedrukt. Bij voorkeur zijn de geleidingsrollen 8 in lengterichting gezien tussen elke twee transportrollen 2 aangebracht zoals in fig. 3 is weergegeven. Het is 25 natuurlijk ook mogelijk om een transportbaan met minder geleidingsrollen 8 uit te voeren.

In fig. 2 is getoond dat er ook gedeeltes van de transportbaan kunnen zijn waarbij de transportrollen 2 niet in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de transportrichting 7a zijn aangebracht, maar 30 "schuin" zijn opgesteld zoals fig. 2 toont. De hartlijn van transportrol 2a in fig. 2 maakt ten opzichte van de in hoofdzaak loodrecht aangebrachte transportrollen 2 een hoek a. De hartlijn van transportrol 2b maakt ten opzichte van de loodrecht aangebrachte transportrollen 2 een hoek β. In transportbanen van dit type is het 35 gebruikelijk dat secties zijn uitgevoerd met loodrechte transportrollen 2 zoals rechts in fig. 2 is getoond. Tevens zijn er secties met "schuin" aangebrachte transportrollen 2a, 2b. In de loodrechte secties wordt een object 7 dat zich op de baan bevindt, 112817? - 4 - alleen in de transportrichting 7a bewogen. In de "schuine" secties wordt een object tevens naar één zijde van de transportbaan 1 geschoven. In het in fig. 2 getoonde voorbeeld zou een object op de transportbaan 1 naar de in de figuur bovenste zijde van de baan 1 5 verplaatst worden. Dit soort constructies wordt in de praktijk toegepast om objecten netjes achter elkaar uit te lijnen.

Door de wrijvingskracht die optreedt tussen de "schuine" rollen 2a, 2b en de aandrijfband 4 wordt een dwarskracht, d.w.z. een kracht dwars op de transportrichting 7a van de transportbaan 1, op de 10 aandrijfband 4 uitgeoefend. Deze dwarskracht kan een verschuiving van de aandrijfband 4 ten opzichte van de geleidingsrollen 8 teweegbrengen, waardoor de aandrijfband 4 van deze geleidingsrollen 8 af zou kunnen lopen. Dit is op zich een bekend probleem bij "schuin" opgestelde transportrollen 2a, 2b, zoals bijvoorbeeld blijkt uit US 15 6.085.005.

In fig. 4 is in dwarsdoorsnede een uitvoeringsvorm van een transportbaan volgens de uitvinding getoond die een oplossing voor het genoemde probleem van het van de geleidingsrollen lopen van de transportband verschaft. In fig. 4 zijn de met figuren 1-3 overeen-20 komende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid, te zien zijn de evenwijdige framedelen 3 waartussen de transportrollen 2 zijn aangebracht. De evenwijdige framedelen 3 zijn verbonden door een dwarsbalk 10.

De geleidingsrollen 8 zijn door middel van een 25 bevestigingsbeugel 11 aan het frame aangebracht. De bevestigingsbeugel 11 heeft benen 11a en 11b. De rotatieas van de geleidingsrol 8 is aan het been 11b van de bevestigingsbeugel 11 aangebracht. Op de bevestigingsbeugel 11 is een bus 12 aangebracht die is voorzien van inwendig schroefdraad. (Zie ook fig. 5). De 30 inwendige schroefdraad in de bus 12 kan samenwerken mét de schroefdraad van een bout 13 die aan de bovenzijde van een van de framedelen 3 (in fig. 4 aan de linkerzijde) door een daarvoor bestemd gat gestoken kan worden. De beugel 11 is aan een been 11a voorzien van een opgelaste moer 15 en een daarmee in lijn aangebracht gat 14 35 in het been 11a. Het been 11a ligt in gemonteerde toestand tegen een zijwand van het framedeel 3 aan zoals in fig. 4 is weergegeven. Het been 11a van de beugel 11 wordt door middel van een bout 16 die samenwerkt met de moer 15, tegen het framedeel 3 aangespannen. Voor 1026177 - 5 - het doorsteken van de bout 16 is in de zijwand van het framedeel 3 een sleufgat 17 aangebracht. Door de bout 16 tijdens de montage nog niet volledig aan te draaien, en de bout 13 te draaien kan een nauwkeurige hoogte-instelling van de beugel 11 met de geleidingsrol 8 5 ten opzichte van het frame en de daarin aangebrachte transportrollen 2 worden bewerkstelligd. Wanneer de gewenste hoogte van de geleidingsrollen 8 ten opzichte van de transportrollen 2 is ingesteld, kan de beugel 11 vastgezet worden door de bout 16 aan te draaien. Op deze wijze is een nauwkeurige hoogte-instelling en dus 10 ook een nauwkeurige instelling van de drukkracht van de aandrijfband 4 op de transportrollen 2 mogelijk.

Zoals in fig. 5 te zien is, heeft de rol 8 èen middendeel 81 dat in hoofdzaak een cilindervorm heeft. Verder heeft de geleidingsrol 8 twee symmetrisch aangebrachte einddelen 82 waarvan de 15 diameter ten opzichte van het middendeel 81 geleidelijk toeneemt. De toename van de diameter vindt bij voorkeur plaats volgens een cirkelkromme met een constante radius R. Het is ook mogelijk om de toename van de diameter van de einddelen 82 volgens een andere kromme te laten verlopen met een variabele radius zoals bijvoorbeeld bij een 20 ellips. De resulterende vorm van deze geleidingsrol 8 zou in hoofdzaak diabolovormig genoemd kunnen worden.

Zoals in fig. 4 is te zien, heeft de aandrijfband 4 een breedte die iets groter is dan de breedte van het cilindervormige middengedeelte 81 van de geleidingsrol 8. De randgedeeltes van de 25 aandrijfband 4 liggen, wanneer de aandrijfband zich in een middenpositie ten opzichte van de rol 8 bevindt (zie fig. 4), op het oplopende gedeelte 82 van de rol 8. Bij voorkeur heeft het cilindrische deel 81 van de geleidingsrol 8 een axiale lengte van 40 mm, de radius R van de cirkelkromme is bij voorkeur 20 mm en de 30 breedte van de aandrijfband is bij voorkeur 50 mm.

Wanneer de aandrijfband 4 onder invloed van een dwarskracht opzij beweegt, dan zal de rand van de aandrijfband 4 aan de ene kant omhooglopen tegen het eindgedeelte 82 en aan de andere zijde zal de rand van de geleidingsband 4 van het andere eindgedeelte 82 aflopen.

35 Hierdoor ondervindt de geleidingsband 4 aan de ene zijde een toenemende reactiekracht van de rol 4 en aan de andere zijde neemt de j reactiekracht op de band door de rol 4 af. Als gevolg hiervan zal de | i | - 6 - geleidingsrol 8 de aandrijfband 4 terugdwingen naar de middenpositie zoals die in fig. 4 is weergegeven.

In fig. 4 is verder te zien dat in het frame ondersteunings-rollen 19 zijn aangebracht die dienen voor het ondersteunen van de 5 aandrijfband 4 aan de terugloopzijde, d.w.z. in de figuur de onderzijde. Verder zijn aan het frame buisvormige geleidingselementen 18 aangebracht die zich boven de rollen 2 van de transportbaan bevinden en die dienen voor het zijdelings geleiden van op de transportbaan 1 opgestelde objecten 7. De buisvormige geleidings-10 elementen 18 zijn in de transportbaanrichting door middel van bevestigingselementen 20 ondersteund, welke bevestigingselementen 20 op regelmatige afstand van elkaar zijn aangebracht.

In de in de figuren getoonde uitvoeringsvorm is de geleidingsrol 8 uit één stuk vervaardigd. Het is natuurlijk ook 15 mogelijk dat de geleidingsrol wordt gevormd door meerdere delen. In fig. 6 is een voorbeeld getoond hoe een dergelijke rol er uit zou kunnen zien. De in fig. 6 getoonde rol 60 omtvat twee losse op afstand van elkaar aangebrachte delen 61 die vrij draaibaar ten opzichte van de hartlijn 62 zijn gelagerd. Het is ook voorstelbaar 20 dat een geleidingsrol 8 een los middendeel 81 en twee einddelen 82 heeft die op de draaias 83 (zie fig. 5) zijn aangebracht en tegen elkaar aan worden gedrukt. Hef zal voor de vakman duidelijk zijn dat er vele variaties in de geleidingsrol mogelijk zijn welke toch onder de beschermingsomvang van de uitvinding vallen.

25 1026177

Claims (7)

1. Transportbaan omvattende een frame waarin roteerbare rollen met hun hartlijn in hoofdzaak dwars op de baanrichting achter elkaar zijn 5 aangebracht, alsmede een omlopende aandrijfband die zich in hoofdzaak in de baanrichting uitstrekt, welke aandrijfband een wrijvingsvlak heeft dat aangrijpt op de rollen om deze in rotatie te brengen, waarbij de transportbaan verder geleidingsrollen heeft die met hun hartlijn in hoofdzaak dwars op de baanrichting zijn aangebracht en 10 die op de aandrijfband aangrijpen om deze zodanig te geleiden dat de aandrijfband met kracht op de rollen aangrijpt, met het kenmerk, dat ten minste één van de geleidingsrollen in hoofdzaak cilindervormig is en eindgedeeltes heeft waarvan de diameter geleidelijk toeneemt.

2. Transportbaan volgens conclusie 1, waarbij de diameter van de geleidingsrol bij de eindgedeeltes toeneemt volgens een curve met een constante kromtestraal.

3. Transportbaan volgens conclusie 1, waarbij de diameter van de 20 geleidingsrol bij de eindgedeeltes toeneemt volgens een curve met een variabele kromtestraal.

4. Transportbaan volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsrol meerdere roldelen omvat. 25

5. Transportbaan volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsrol een cilindrisch middendeel heeft met een axiale lengte die kleiner is dan de breedte van de aandrijfband.

6. Transportbaan volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsrollen ten opzichte van de rollen van de transportbaan in hoogte instelbaar zijn.

7. Geleidingsrol voor een transportbaan volgens een van de voorgaande 35 conclusies. 10281T?