NL1025955C2 - Lasdoos. - Google Patents

Description

«

Korte aanduiding: Lasdoos

De uitvinding heeft betrekking op een doos volgens de aanhef van conclusie 1.

5 Een doos van de bovengenoemde soort is bekend uit DE-A-2410963.

De bekende doos is voorzien van integraal daarmee gevormde tuiten die in de doos uitmonden en die geschikt zijn voor het daarop aansluiten van een buis voor draden van een elektrische installatie. Bevestigingsmateriaal voor het aan de ring bevestigen van een 10 onderdeel van de elektrische installatie bestaat uit schroeven die elk via een respectieve opening van de ring in een axiaal gericht kanaal van de ring geschroefd kunnen worden. De ring is draaibaar in de doos, waardoor bij het aanbrengen van het materiaal in de doos een afwijking van een gewilde oriëntatie van de tuiten ten opzichte 15 van een wand waar de doos in aangebracht is door het draaien van de ring gecompenseerd kan worden.

Aanvraagster beoogt de bekende doos te verbeteren voor het kunnen toepassen van op zich bekende, in de wand van de doos integraal gevormde poorten die geschikt zijn voor het daarin 20 plaatsen van een apart orgaan, zoals in het bijzonder een dooskoppelstuk en een tuitdeel. Vooral het kunnen aanbrengen van een koppelstuk is gewenst omdat daarvoor een ideaal geschikt materiaal, dat anders is dan het materiaal van de doos, gebruikt kan worden, in het bijzonder een materiaal dat het in of over randgedeelten van een 25 poort schuiven van het koppelstuk makkelijk maakt.

Het gebruik van dergelijke poorten en van daarmee te koppelen organen van de hiervoor genoemde soort is bekend uit NL-A-6705628. Het inschuiven van een dergelijk orgaan is mogelijk aan de buitenzijde van de doos, in een richting vanaf de open., zijde naar de 30 bodem van de doos. De uit NL-A-6705628 bekende lasdoos heeft daarentegen geen ring van de hiervoor genoemde soort.

Lasdozen bestaan in het algemeen uit kunststof en zijn door spuitgieten vervaardigd.

Nadat een doos volgens DE-A-2410963 in een spuitgietinrichting 35 gevormd is zal een kern met aan de omtrek ervan een in de groef van de doos passende ribbe verwijderd moeten worden. Dit vereist dat het 1Ó2S955 - 2 - materiaal voldoende elastisch is om het bovenste randgedeelte van de doos in de gegoten vorm terug te laten keren. De gemiddelde rek in het materiaal die hierbij optreedt, wordt bepaald door het verschil in omtrek van de kern en van de ribbe. Wanneer de wanddikte niet 5 constant is zal de rek in het materiaal, gezien over de omtrek, variëren. De grootste en daardoor de kritische rek zal optreden daar waar de wanddikte het kleinst is. Naarmate de dunste gedeelten van de omtrek een kleiner deel van de omtrek beslaan, zal de rek daarin groter zijn en zal de kritische grens waarbij het materiaal zal 10 scheuren eerder bereikt worden. Daarom is het belangrijk om de wanddikte ter hoogte van de groef gezien over de omtrek zo gelijkmatig mogelijk te maken. Omdat in de doos een bepaalde ruimte voor het daarin aanbrengen van installatiemateriaal gewenst of nodig is en omdat men voor het kunnen koppelen van twee dozen een 15 gestandaardiseerde steek in acht moet nemen, kan het gedeelte van de dooswand met de omtreksgroef voor het opheffen van het genoemde scheurprobleem niet zomaar vergroot worden. Verder heeft de aanwezigheid van gewenste gaten in de wand in de buurt van de groef een nadelig effect op de verdeling van de rek. Naarmate een 20 dergelijk gat dichter bij de open zijde van de doos ligt, zal de rek in de wand tussen een gat en de open zijde van de doos groter zijn. Tot nog toe heeft dat het aanbrengèn van bijvoorbeeld een apart orgaan, in het bijzonder van een dooskoppelstuk, in een doos met een ring verhinderd.

25 Het toepassen van een meer elastisch materiaal dat bestand is tegen extreme rek heeft als onoverkomelijk bezwaar dat de weerstand die de doos biedt tegen het uittrekken van de ring bij belasting van het schakelmateriaal te laag is om de ring aan de doos gekoppeld te houden.

30 De genoemde bezwaren werden tot op heden onoverkomelijk geacht voor een doos volgens DE-A-2410963 die bovendien voorzien zou zijn van poorten met randgedeelten bij poorten van de buitenwand van de doos volgens NL-A-6705628.

Aanvraagster heeft nu ingezien dat de tot op heden gevolgde 35 doctrine volgens NL-A-6705628 voor het oplossen van de genoemde problemen verlaten kan worden.

102 69 5 5 - 3 -

Het doel van het verkrijgen van een verbeterde doos wordt daarom volgens de uitvinding bereikt door middel van een doos volgens conclusie 1.

Doordat een orgaan, in het bijzonder een dooskoppelstuk, nu in 5 plaats van vanaf de open zijde van de doos naar de open zijde in de wand van de doos en in die richting begrensd door het gedeelte van de dooswand met de inwendige omtreksgroef voor de ring geschoven kan worden, hoeft spuitgiettechnisch bij de open zijde alleen met het vormen van de groef rekening gehouden te worden. De doorsnede van 10. het gedeelte van de doos bij de open zijde ervan kan over de gehele omtrek uniform blijven, zodat deze vorm na het verwijderen van de gietkern met omtreksribbe voor de groef in hoofdzaak uniform elastisch zal vervormen en naar de gewilde vorm zal terugkeren.

.Andere eigenschappen en voordelen van de uitvinding zullen 15 duidelijk worden uit de toelichting van de bijgevoegde tekeningen.

In de tekeningen: fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een doos volgens de uitvinding en, uitgenomen daarvan, een afsluitplaatje (of koppelstuk) en een tuitdeel; en 20 fig. 2 toont een doorsnede van een hoekgedeelte met de bevestigingsring van de in fig. 1 getoonde doos volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een lasdoos 1 van een elektrische installatie volgens de uitvinding. De doos 1 omvat 25 een in hoofdzaak cilindrische wand 2 en een bodem 3. In het bijzonder bestaat de doos 1 uit kunststof en is door middel van spuitgieten vervaardigd. Bij de open zijde, ook bovenzijde en voorzijde genoemd, van de doos 1 is een ring 5 in de doos 1 aangebracht. De wand 2 en de ring 5 zijn concentrisch en hebben een 30 gemeenschappelijke hartlijn 6. De ring 5 heeft een of meer kolommen 7 evenwijdig aan de hartlijn 6 die een schroefkanaal met een opening 8 aan de bovenzijde van de kolom 7 hebben. Hierdoor zijn de kolommen 7 geschikt voor het daarin schroeven van bevestigingsschroeven (niet getoond) voor het aan de ring 5 bevestigen van een onderdeel (niet 35 getoond) van een elektrische installatie.

Fig. 2 toont een doorsnede van een hoekgedeelte van de doos 1 bij de overgang tussen de wand 2 en de ring 5. Zoals in fig. 2 te zien, is bij de open zijde van de doos 1 aan de binnenzijde van de 102 59 5 5 - 4 - wand 2 een groef 11 gevormd. De ring 5 heeft een omtreksribbe 12 die in de groef 11 steekt. Hierdoor kan de ring 5 onverliesbaar en draaibaar om de hartlijn 6 in de doos aangebracht zijn. Om het in de doos 1 plaatsen van de ring 5 te vergemakkelijken is de vrije 5 eindrand van de wand 2 aan de binnenzijde bij voorkeur afgeschuind en is de het diepst in de doos 1 te positioneren rand van de ring 5 aan de buitenzijde afgeschuind.

Een doos volgens de uitvinding kan voorzien zijn van een of meer vaste, integraal met de wand 2 gevormde tuiten voor het daaraan 10 koppelen van respectieve buizen van de elektrische installatie.

De in fig. 1 getoonde doos 1 volgens de uitvinding heeft geen vaste, integraal met de wand 2 gevormde tuiten, maar is. in de wand 2 voorzien van een aantal eenvoudige poorten 14. De poorten 14 zijn open en zijn af te sluiten door middel van een afsluitplaatje 16.

15 Het afsluitplaatje 16 is in hoofdzaak rechthoekig en heeft een centraal met de hand uitdrukbaar gedeelte 17. In tegenoverliggende randen van het plaatje 16 zijn evenwijdige groeven 18 gevormd.

Elke poort 14 van de doos 1 wordt aan de buitenkant van de doos 1 begrensd door twee tegenoverliggende randgedeelten 20, die 20 evenwijdig aan de hartlijn 6 zijn. Tegenoverliggende randen 21 van de randgedeelten 20 van een poort 14 bevinden zich op een zodanige afstand en hebben een zodanige vorm dat het plaatje 16 in een met de pijl 24 aangegeven richting vanaf de onderzijde van de doos 1 in de randgedeelten 20 van een poort en tot nabij het gedeelte van de wand 25 2 met de ring 5 geschoven kan worden. Het plaatje 16 heeft zodanige afmetingen dat het de opening van de poort 14 kan afsluiten. Wanneer het plaatje 16 voor de opening van een poort 14 geschoven is, wordt terugschuiven, tegengesteld aan de pijl 24, verhinderd doordat het tegen een radiaal naar buiten verende aanslag 25 van de poort 14 30 stoot. De aanslag 25 is zodanig afgeschuind dat het inschuiven van het plaatje 16 weinig hinder van de aanslag 25 ondervindt.

De groef 18 van het plaatje 16 is bij voorkeur geschikt voor het daarin opnemen en geleiden van twee randen 21 van tegenoverliggende poorten 14 van twee naburige dozen 1.

35 Het materiaal is bij voorkeur een materiaal dat een gemakkelijk verschuiven van het plaatje (of koppelstuk) 16 in de dooswand 2 mogelijk maakt en dat anders kan zijn dan het materiaal waaruit de 102 595 5- % - 5 - doos 1 bestaat. Hierdoor zijn met gebruik van het plaatje (koppelstuk) 16 gemakkelijk dozen 1 te koppelen en te ontkoppelen.

In plaats van een afsluitplaatje (koppelstuk) 16 kan in de randgedeelten 20 van een poort 14 een tuitdeel 30 geschoven worden.

5 De randen 21 van de randgedeelten 20 grijpen dan over rechte randen 31 van het tuitdeel 30.

Het getoonde tuitdeel 30 heeft een in hoofdzaak cirkelvormige tuit 33 waarvan een opening die tegenover een opening van een poort 14 geschoven kan worden in een richting evenwijdig aan de randen 31 10 langwerpig is. Hierdoor wordt bij de langwerpige opening een geleidelijke overgang of buik 34 gevormd. Afhankelijk van de oriëntatie van het tuitdeel 30 bij het inschuiven ervan in een poort 14 zal de tuit 33 zich dan dichter of verder van de open zijde van de doos 1 met de ring 5 bevinden, terwijl in beide gevallen, ondanks 15 eventuele aanwezigheid van een in de doos bevestigd elektrisch onderdeel van de installatie, toch gemakkelijk draden in de doos 1 gevoerd kunnen worden.

Doordat organen zoals een afsluitplaatje (koppelstuk) 16 en een tuitdeel 30 vanaf de bodem voor een poort 14 geschoven kan worden, 20 heeft de constructie van de doos 1 die dit mogelijk maakt, in het bijzonder de vormgeving van de randgedeelten 20 van de poorten 14, geen substantiële nadelige invloed op het behoud van de vorm van het gedeelte van de wand 2 bij de open zijde tijdens het vervaardigen van de doos 1. Hierdoor wordt onder verkrijging van alle gewenste 25 functionaliteit, te weten oriënteerbaarheid van de ring 5 en daarmee van een daaraan bevestigd onderdeel van een elektrische installatie ten opzichte van de doos 1 en van meervoudige toepasbaarheid van in de wand 2 aangebrachte poorten 14, een doos 1 met praktische maatvoering en met een gegarandeerde vorm verkregen.

30 Binnen de omvang van de conclusies kan de doos 1 uitgevoerd zijn met combinaties van een of meer vaste tuiten en inschuifbare tuitdelen 30, kunnen de poorten 14 afgesloten zijn door integraal met de wand 2 gevormde, wegbreekbare afsluitgedeelten en kunnen anders gevormde organen tegenover de poorten 14 geschoven worden, 35 zoals eenvoudige afsluitplaatjes zonder wegbreekbaar centraal gedeelte en zonder mogelijkheden tot koppeling met een andere doos.

1026955

Claims (9)

1. Doos (1) voor een elektrische installatie vervaardigd uit kunststof, omvattende een bodem (3) en een van de bodem (3) 5 opstaande wand (2), die bij een open zijde een cilindrisch binnenoppervlak met daarin een omtreksgroef (11) heeft, die geschikt is voor het daarin opnemen van een omtreksribbe (12) van een tegen het cilindrische binnenoppervlak te plaatsen ring (5) met middelen (7, 8) die geschikt zijn voor het aan de ring (5) bevestigen van een 10 onderdeel van de elektrische installatie, waarbij de wand (2) voorzien is van ten minste een poort (14), die geschikt is voor het daarop aansluiten van een buis van de installatie, met het kenmerk, dat de poort (14) en een voor de poort (14) te plaatsen en weg te nemen orgaan in elkaar verschuifbare randgedeelten hebben die 15 geschikt zijn om het orgaan buiten de doos (1) in een richting (24) evenwijdig aan een hartlijn (6) van de doos vanaf de bodem (3) tot tegenover de poort (14) te verschuiven maar begrensd tot op een afstand van de groef (11) en terug, waarbij het orgaan een orgaan is van een groep die een dooskoppelstuk (16) omvat. 20

2. Doos (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de groep organen een sluitplaatje (16) omvat.

3. Doos (1) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat 25 de groep organen een tuitdeel (30) omvat.

4. Doos (1) volgens een voorgaande conclusie, mét het kenmerk, dat de poort (14) zich in een richting vanaf de bodem (3) uitstrekt tot bij een het dichtst bij de bodem (3) gelegen begrenzinggedeelte van 30 de groef (11).

5. Doos (1) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de poort (14) en het orgaan vasthoudgedeelten hebben voor het tegengaan van verplaatsing van het orgaan, wanneer het orgaan tot 35 voor de poort (14) geschoven is.

6. Doos (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vasthoudgedeelten een veerkrachtig evenwijdig aan de bodem (3) 1025¾ $f 4 - 7 - Λ Φ verplaatsbare aanslag (25) van de poort (14) of van het orgaan omvatten.

7. Doos (1) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat 5 de in elkaar verschuifbare randgedeelten (20) van de poort (14) en het orgaan een zwaluwstaartverbinding vormen.

8. Doos (1) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het orgaan geschikt is voor het vervullen van de functie van een 10 afsluitplaatje (16) en tevens de functie van een koppelstuk, voor het respectievelijk afsluiten van de poort (14) en voor identieke koppeling met in elkaar verschuifbare randgedeelten (20) van poorten (14) van twee dozen (1).

9. Doos (1) volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat wanneer het orgaan een afsluitplaatje (16) of een koppelstuk is, het orgaan een gedeelte heeft dat door een gebruiker handmatig uit te breken is voor het vormen van een gemeenschappelijke doorgang met de poort (14) . 1026955