NL1031907C2 - Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit. - Google Patents

Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit. Download PDF

Info

Publication number
NL1031907C2
NL1031907C2 NL1031907A NL1031907A NL1031907C2 NL 1031907 C2 NL1031907 C2 NL 1031907C2 NL 1031907 A NL1031907 A NL 1031907A NL 1031907 A NL1031907 A NL 1031907A NL 1031907 C2 NL1031907 C2 NL 1031907C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
installation box
insert
wall
insertion direction
connecting means
Prior art date
Application number
NL1031907A
Other languages
English (en)
Inventor
Thomas Philippus Renckens
Original Assignee
Abb Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Abb Bv filed Critical Abb Bv
Priority to NL1031907A priority Critical patent/NL1031907C2/nl
Priority to EP07075413.0A priority patent/EP1863144B1/en
Priority to EP15194286.9A priority patent/EP3002839B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1031907C2 publication Critical patent/NL1031907C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/086Assembled boxes
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/081Bases, casings or covers
    • H02G3/083Inlets

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Cartons (AREA)

Description

Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een installatiedoos voor plaatsing in een gat in een wand van een 5 gebouw.
Dergelijke dozen vormen een onderdeel van de elektrische installatie van het gebouw, waarbij schakelma- teriaal op de doos wordt bevestigd en lassen tussen de kabels in de doos worden opgenomen. De kabels zijn daarbij 10 opgenomen in starre of flexibele mantelbuizen die aansluiten op een tuit aan de installatiedoos. Bij de aanleg wordt een blind gat geboord in de wand, waarna de doos in het gat wordt gestoken om vervolgens met bijvoorbeeld gipspleister te worden vastgezet. De dozen kunnen in serie aan elkaar 15 gekoppeld zijn voor de installatie van bijvoorbeeld een reeks schakelaars aan de wand.
Een bekende installatiedoos is voorzien van een dooswand met meerdere houders voor inzettuiten. De inzet-tuiten omvatten een tuitdeel dat is verbonden met een 20 rechthoekige koppelwand die tijdens de aanleg naar behoefte in een van de houders kan worden gezet. De stand van het tuitdeel ten opzichte van de dooswand is daarmee vastge- 1 03 1 9 07 2 legd, hetgeen nadelig kan zijn wanneer bijvoorbeeld een sleuf voor de mantelbuis niet diep genoeg in de muur is gefreesd. De bekende inzettuiten kunnen daarom ook omgekeerd in de houders worden gezet om een andere aansluit-5 diepte te verkrijgen, echter bij het omkeren van een dergelijke tuit dient deze eerst volledig uit de houder te worden genomen. Voorts kan de overgang van het tuitdeel naar de rechthoekige koppelwand dermate scherp zijn dat tijdens het door de inzettuit voeren van kabels hard aan de 10 kabels dient te worden getrokken. De isolatiemantel van de kabels kan daardoor beschadigen.
Een doel van de uitvinding is een installatiedoos te verschaffen waarvan de stand van een tuit ten opzichte van de dooswand eenvoudig kan worden aangepast.
15 Een doel van de uitvinding is een installatiedoos te verschaffen waarbij de kabels beheerst door de tuit kunnen worden getrokken.
20 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding verschaft, vanuit een aspect, een installatiedoos omvattend een wand met een al dan niet gesloten doorvoeropening, en een inzetstuk met een tuit 25 voor plaatsing voor de doorvoeropening, waarbij de wand eerste verbindingsmiddelen omvat, en het inzetstuk tweede, daarmee samenwerkende verbindingsmiddelen omvat voor verbinding van het inzetstuk aan de wand door verplaatsing van het inzetstuk in een inzetrichting ten opzichte van de 30 wand, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het binnen de samenwerking van de eerste en tweede verbindingsmiddelen in de inzetrichting in ten minste twee bepaalde standen houden van het inzetstuk ten opzichte van de wand.
35 De eerste en tweede verbindingsmiddelen maken het mogelijk het inzetstuk in ten minste twee bepaalde standen te houden ten opzichte van de wand, waarbij het niet nood- 3 zakelijk hoeft te zijn de samenwerking daarbij te verbreken. De stand van het inzet stuk ten opzichte van de wand kan derhalve eenvoudig tussen de bepaalde standen worden gewijzigd, waarbij de oriëntatie van de tuit ten opzichte 5 van de wand dezelfde kan blijven.
Het instelbereik kan verder worden vergroot indien de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het binnen de samenwerking in ten minste drie bepaalde standen houden van het inzetstuk ten opzichte van 10 de wand.
Het inzetstuk kan na plaatsing in een van de bepaalde standen in deze stand gehouden worden indien de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het vastleggen van het inzetstuk tegen verplaatsing in de 15 inzetrichting en in daaraan tegenovergestelde richting.
De oriëntatie van de tuit ten opzichte van de wand kan in de bepaalde standen dezelfde blijven indien de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het in de bepaalde standen in dezelfde ruimtelijke oriënta-20 tie houden van het inzetstuk ten opzichte van de wand.
De positie van de tuit ten opzichte van de wand kan met gevoel handmatig worden gewijzigd indien de bepaalde standen in de inzetrichting opeenvolgend zijn, waarbij het inzetstuk verplaatsbaar is naar een volgende 25 stand door het overwinnen van een drempe1kracht.
Bij voorkeur wordt de drempelkracht door een klikverbinding verschaft, zodat het bereiken van een volgende bepaalde stand, en daarmee een zekere positie, gehoord kan worden.
30 In een eerste ontwikkeling omvatten de eerste verbindingsmiddelen eerste geleidingsmiddelen en eerste borgmiddelen, en omvatten de tweede verbindingsmiddelen tweede geleidingsmiddelen en tweede borgmiddelen voor samenwerking met de eerste geleidingsmiddelen respectieve-35 lijk eerste borgmiddelen.
In een vervaardigingstechnisch goed te vervaardigen uitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede borgmiddelen naast de eerste respectievelijk tweede geleidingsmiddelen gelegen.
4
Bij voorkeur omvatten de eerste en tweede geleidingsmiddelen eerste respectievelijk tweede in inzetrich-5 ting uitstrekkende rails, waarbij de eerste en tweede rails zijn afgestemd om onderling in elkaar te grijpen. Door de ingrijping van de rails kan over de lengte van deze rails een gesloten verbinding worden gevormd, waardoor binnentreden van bijvoorbeeld gipspleister tijdens het vastzetten 10 van de installatiedoos kan worden tegengegaan.
De eerste en tweede rails kunnen met overzicht in ingrijping worden gebracht indien de eerste en/of tweede rails aan een inzetzijde een dwars op de inzetrichting georiënteerde inzetopening vrijhouden voor het dwars op de 15 inzetrichting in een onderlinge positioneerstand brengen van de eerste en tweede rails. De eerste en tweede rails kunnen in de onderlinge positioneerstand bijvoorbeeld evenwijdig aan elkaar en deels in eikaars verlengden zijn gelegen.
2 0 Bij voorkeur is daarbij de insteekopening in de inzetrichting op afstand gelegen van een voorlopend gedeelte van de eerste en/of tweede borgmiddelen. Hierdoor kan worden bewerkstelligd dat de eerste en of tweede borgmiddelen pas in werking treden in of op korte afstand van 25 de bepaalde standen. Het voorlopende gedeelte van de eerste en/of tweede borgmiddelen hoeft derhalve niet te worden overwonnen bij het inzetten in de inzetopening.
De verbinding tussen het inzetstuk en de wand kan vormgesloten worden geborgd indien de eerste en tweede 30 borgmiddelen zijn ingericht voor een onderlinge aangrijping in een richting dwars op de inzetrichting.
Bij voorkeur zijn de eerste en tweede borgmiddelen daarbij ingericht voor een onderlinge hol-bol aangrijping.
35 Alternatief of daarbij de eerste en tweede borg middelen zijn ingericht voor een onderlinge pen-gat aangrijping en/of een onderlinge man-vrouw aangrijping. Hier 5 onder valt bijvoorbeeld ook een nok-gat aangrijping, waarbij de nok een ten opzichte van de insteekrichting schuin oplopend en schuin aflopend aangrijpvlak bezit.
Bij voorkeur omvat de installatiedoos elastisch 5 vervormbare gebieden bij de eerste en/of tweede borgmidde-len voor elastische vervorming tijdens het aangaan van de samenwerking van de eerste en tweede borgmiddelen en het vervolgens instandhouden van de samenwerking.
De bepaalde standen kunnen in de inzetrichting 10 over een groot bereik zijn verdeeld indien de eerste borgmiddelen in inzetrichting meervoudig zijn uitgevoerd, waarbij de eerste borgmiddelen in inzetrichting zijn gelegen aan beide zijden van de doorvoeropening.
Evenzo kunnen de tweede borgmiddelen in inzet-15 richting meervoudig zijn uitgevoerd, waarbij de tweede borgmiddelen in inzetrichting zijn gelegen aan beide zijden van de tuit.
Bij voorkeur zijn de tweede borgmiddelen in inzetrichting meervoudig uitgevoerd, waarbij een gedeelte 2 0 van de tweede borgmiddelen is gelegen aan een bij voorkeur dwars op de inzetrichting gelegen afbreekdeel van het inzetstuk, waarbij het gedeelte van de tweede borgmiddelen verwijderbaar is door het afbreken van het afbreekdeel. Een gedeelte van de tweede borgmiddelen dat in een bepaalde 25 stand geen houdfunctie heeft, kan dan naar behoefte met het verwijderbare afbreekdeel worden verwijderd.
Bij voorkeur begrenst een bodemwand en een om-trekswand waarvan een rand een installatieopening, waarbij de inzetrichting dwars op het vlak van de installatie-30 opening is gericht.
Het afbreekdeel kan eenvoudig na inzetten van het inzetstuk worden afgebroken door vanaf de bodemwand van de installatiedoos tegen het afbreekdeel te drukken indien het afbreekdeel is gepositioneerd ten opzichte van de tuit om 35 in verbonden toestand van de verbindingsmiddelen bij de bodemwand van de installatiedoos te liggen en/of daarvan uit te steken.
6
In een universelere uitvoeringsvorm zijn de eerste verbindingsmiddelen tevens ingericht voor het aangaan van een verbinding met de eerste verbindingsmiddelen van een vergelijkbare installatiedoos.
5 Bij voorkeur omvat het inzetstuk tussen de tweede verbindingsmiddelen een in hoofdzaak dwars op de tuit gerichte afdekwand waarvan een binnenzijde in verbonden toestand van de tuit ten minste gedeeltelijk is teruggelegen van een begrenzing van de doorvoeropening voor het 10 bepalen van een voorruimte tussen de tuit en de dooswand.
De voorruimte kan een gelijkmatige overgang tussen de tuit en het inwendige van de installatiedoos verzorgen, waardoor kabels beheerst in de installatiedoos kunnen worden gevoerd.
15 Schade aan de isolatiemantel van de kabels kan in het bij zonder worden tegengegaan indien de tuit aan de binnenzijde volgens een gebogen vlak, bij voorkeur een convex gebogen vlak, overgaat in het plaatdeel.
Bij voorkeur bezit de tuit naar de wand toe een 20 zich verwijdende doorsnede.
De tuit kan in meerdere standen ten opzichte van de wand worden geplaatst indien de tweede verbindingsmiddelen en de afdekwand een in hoofdzaak rechthoekige afdekking bepalen voor de doorvoeropening, waarbij de hartlijn van de 25 tuit uit het midden van de afdekking is gelegen.
De uitvinding verschaft voorts, volgens een verder aspect, een samenstel van eên eerste en een tweede installatiedoos, bij voorkeur zoals voornoemd, beide omvattend een wand met een al dan niet gesloten doorvoeropening, 30 waarbij de wand van de eerste installatiedoos eerste verbindingsmiddelen omvat, en de wand van de tweede installatiedoos tweede, daarmee samenwerkende verbindingsmiddelen omvat voor verbinding van de dozen door een onderlinge verplaatsing in een inzetrichting van de eerste en tweede 35 verbindingsmiddelen, waarbij de eerste en/of tweede verbindingsmiddelen eerste respectievelijk tweede borgmiddelen omvatten voor het vastleggen van de onderlinge positie van 7 de eerste en tweede installatiedoos, waarbij de eerste en/of tweede borgmiddelen in de inzetrichting aan weerszijden van de doorvoeropening van de eerste respectievelijk tweede installatiedoos gelegen zijn.
5 De ligging van de eerste en/of tweede borgmidde len aan weerszijden van de doorvoeropening kan een verbinding tussen de eerste en tweede doos mogelijk die ook betrouwbaar kan blijven indien onverhoopt buigmomenten worden uitgeoefend op de verbonden dozen.
10 De eerste en tweede doos kunnen na het bewerk stelligen in deze verbonden toestand worden gehouden indien de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het vastleggen van de eerste en tweede installatiedoos tegen onderlinge beweging in de inzetrichting en in daaraan 15 tegenovergestelde richting.
Bij voorkeur omvatten de eerste en tweede installatiedoos beide een omtrekswand waarvan een rand een in-stallatieopening begrenst, waarbij de inzetrichting dwars op het vlak van de installatieopeningen is gericht.
20 Bij voorkeur zijn daarbij de eerste en tweede borgmiddelen afgestemd op het borgen in een onderlinge stand van de dozen waarin de installatieopeningen in hoofdzaak in hetzelfde vlak gelegen zijn. Op te bouwen schakel-materiaal kan daardoor met slechts een lengtemaat schroeven 25 aan de installatiedozen worden bevestigd.
De verbinding kan door een vormgesloten opsluiting worden geborgd indien de eerste borgmiddelen een in inzetrichting uitstrekkende, in zijn lengterichting begrensde sleuf omvatten, en de tweede borgmiddelen twee bij 30 het inzetten in de sleuf plaatsbare uitsteeksels omvatten, waarbij de hart op hart afstand tussen de uitsteeksels kleiner is dan de afstand tussen de begrenzingen van de sleuf.
Bij voorkeur omvatten de eerste en tweede verbin-35 dingsmiddelen een eerste respectievelijk tweede in inzetrichting uitstrekkende rails, waarbij de eerste en tweede rails zijn afgestemd om onderling in elkaar te grijpen.
8
Door de ingrijping van de rails kan over de lengte van deze rails een gesloten verbinding worden gevormd, waardoor binnentreden van bijvoorbeeld gipspleister tijdens het vastzetten van de installatiedozen kan worden tegengegaan.
5 De eerste en tweede rails kunnen met overzicht in ingrijping worden gebracht indien de eerste en/of tweede rails aan een inzet zij de een dwars op de inzetrichting georiënteerde inzetopening vrijhouden voor het dwars op de inzetrichting in een onderlinge positioneerstand brengen 10 van de eerste en tweede rails. De eerste en tweede rails kunnen in de onderlinge positioneerstand bijvoorbeeld evenwijdig aan elkaar en deels in eikaars verlengden zijn gelegen.
Bij voorkeur is daarbij de insteekopening in de 15 inzetrichting op afstand gelegen van een voorlopend ge deelte van de eerste en/of tweede borgmiddelen. Hierdoor kan worden bewerkstelligd dat de eerste en of tweede borgmiddelen pas in werking treden in of op korte afstand van de gekoppelde eindstand. Het voorlopende gedeelte van de 20 eerste en/of tweede borgmiddelen hoeft derhalve niet te worden overwonnen bij het inzetten in de inzetopening.
In een vervaardigingstechnisch goed te vervaardigen uitvoeringsvorm zijn de eerste en/of tweede borgmiddelen naast de eerste respectievelijk tweede rails gelegen.
25 In een universelere uitvoeringsvorm zijn de eerste en/of tweede verbindingsmiddelen tevens ingericht voor het verbinden van een inzetstuk met een tuit aan de eerste respectievelijk tweede installatiedoos.
De uitvinding verschaft voorts, vanuit een verder 3 0 aspect, een installatiedoos omvattend een wand met een al dan niet gesloten doorvoeropening, en een inzetstuk met een tuit voor plaatsing voor de invoeropening in een inzetrichting, waarbij de wand eerste verbindingsmiddelen met eerste borgmiddelen, en het inzetstuk daarmee samenwerkende tweede 35 verbindingsmiddelen met tweede borgmiddelen omvat voor het verbinden van het inzetstuk met de wand en het daarbij borgen van de verbindingsmiddelen, waarbij de eerste en 9 tweede borgmiddelen zijn ingericht voor het binnen de samenwerking van de eerste en tweede verbindingsmiddelen in de inzetrichting van het inzetstuk trapsgewijs borgen van het inzetstuk ten opzichte van de wand.
5 De uitvinding verschaft voorts, vanuit een verder aspect, een installatiedoos omvattend een wand met een al dan niet gesloten doorvoeropening, en een inzetstuk met een tuit voor plaatsing voor de invoeropening in een inzetrichting, waarbij de wand eerste verbindingsmiddelen met eerste 10 borgmiddelen, en het inzetstuk daarmee samenwerkende tweede verbindingsmiddelen met tweede borgmiddelen omvat voor het verbinden van het inzetstuk met de wand en het daarbij borgen van de verbindingsmiddelen, waarbij de eerste en tweede borgmiddelen zijn ingericht voor het binnen de 15 samenwerking van de eerste en tweede verbindingsmiddelen in de inzetrichting van het inzetstuk in meerdere borgstanden borgen van het inzetstuk ten opzichte van de wand.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze 20 aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
25
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven 30 voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur 1 een aanzicht in perspectief van een installatiedoos met opschuiftuit volgens de uitvinding, waaraan tevens een tweede installatiedoos is gekoppeld;
Figuur 2 een aanzicht in perspectief van de 35 installatiedozen volgens figuur 1, zonder de opschuiftuit;
Figuur 3 een aanzicht in perspectief van de koppelzijde van de opschuiftuit volgens figuur 1; 10
Figuur 4 een aanzicht in perspectief van een verticale dwarsdoorsnede van de installatiedoos en de opschuiftuit volgens de lijnen IV-IV in figuur 1; en
Figuren 5A-5C verticale dwarsdoorsneden van de 5 installatiedoos en de opschuiftuit volgens de lijnen V-V in figuur 1, in drie mogelijke borgstanden van de opschuiftuit .
10 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De installatiedoos 1 volgens figuren 1 en 2 omvat een bodemwand 5 en een omtrekswand 4 met een van schroeven 15 en schroefbussen voorziene installatierand 6 voor de opbouw van schakelmateriaal. De installatiedoos 1 is vervaardigd van spuitgietbaar kunststof. De omtrekswand 4 omvat vier rondom verdeelde doorvoeropeningen 10 voor leidingen, en enkele uitbreekpoorten 11 voor het gesloten houden van de 20 doorvoeropeningen 10. Aan de buitenzijde van de omtrekswand 4 omvat de installatiedoos 1 ter plaatse van de doorvoeropeningen 10 vier schuifkoppelingen 7 voor het koppelen van de installatiedoos 1 aan een in dit voorbeeld identieke installatiedoos 2, of voor het aan de installatiedoos 1 25 koppelen van een losse opschuiftuit 3.
Zoals weergegeven in figuur 2 omvat elke schuif-koppeling 7 een rondom de opening 10 gelegen aanligvlak 15 en langs de dwars op het vlak van de installatiering 6 gelegen langszijden 12a, 12b twee evenwijdige, haakvormige 30 rails 13a, 13b die gelijkvormige haaksleuven 14a, 14b begrenzen. De haakrails 13a, 13b zijn aan de bodemzijde korter dan de haaksleuven 14a, 14b voor het verschaffen van in inzetrichting A langgerekte inzetopeningen 40a, 40b. De haakrails 13a, 13b omvatten een schuine zoekrand 41a, 41b 35 voor het vergemakkelijken van de toegang onder de haakrails 13a, 13b.
Op korte afstand van de haakrail 13b aan één 11 zijde van de schuifkoppeling 7 is evenwijdig daarmee een reeks borgnokken 16a, 16b, 16c gelegen die uitsteken van het aanligvlak 15. Elke borgnok 16a, 16b, 16c omvat in inzetrichting A een oplopend vlak dat via een rand of 5 ronding overgaat in een aflopend vlak. De eerste en tweede borgnok 16a, 16b zijn in insteekrichting A boven de door- voeropening 10 gelegen, en de derde borgnok 16c onder de doorvoeropening 10.
Tegenover de borgnokken 16a, 16b, 16c, en even- 10 wijdig daarmee, omvat de schuifkoppeling 7 een ten opzichte van het aanligvlak 15 verdiept gelegen sleuf 17 die aan de boven- en onderzijde is begrensd met einddrempels 18a, 18b. De uiterste afstand B in insteekrichting A tussen de buitenste nokken 16a, 16c is in hoofdzaak gelijk aan de uiter-15 ste lengte C van de begrensde sleuf 17 tussen de einddrempels 18a, 18b. De hart op hart afstand, gemeten tussen de overgangsranden van deze nokken 16a, 16c is kleiner dan de uiterste lengte C van de begrensde sleuf 17. De afstand D tussen het midden van de borgnokken 16a, 16b, 16c en de 20 haakrail 13b is in hoofdzaak gelijk aan de afstand E tussen het midden van de sleuf 17 en de zijde van de haaksleuf 14a.
De opschuiftuit 3 zoals weer gegeven in figuren 3 en 4 omvat een schuif koppeling 8 en een tuitdeel 9 met aan 25 de binnenwand 34 aansluitribben 35 en eindaanslagen 33 voor het vastzetten van een starre leiding in het tuitdeel 9. Het tuitdeel 9 is excentrisch gepositioneerd ten opzichte van een afdekwanddeel 31 met een in hoofdzaak rechthoekige contour voor het volledig kunnen bedekken van één van de 30 doorvoeropeningen 10. Het afdekwanddeel 31 bezit een kromming die vergelijkbaar is met de kromming van de omtreks-wand 4. De binnenwand 34 van het tuitdeel 9 gaat met een convexe ronding 2 9 over in het vlak van het afdekwanddeel 31. Rondom het afdekwanddeel 31 omvat de opschuiftuit 3 een 35 aanligvlak 19, waarbij het afdekwanddeel 31 met een omlopende sponning 30 verdiept is gelegen ten opzichte van dat aanligvlak 19 om een tussenruimte 40 te bepalen tussen het 12 afdekwanddeel 31 en de overgang naar het aanligvlak 19.
De schuif koppeling 8 van de opschuiftuit 3 omvat aan de langszijden 21a, 21b haakrails 22a, 22b, waarbij aan één zijde de haakrails 22b een gelijkvormige haaksleuf 23b 5 begrenst. Op korte afstand van één haakrail 22a zijn aan de onderzijde en de bovenzijde van de tuitovergang 2 9 op het aanligvlak 19 een eerste en een twee borgnok 30a, 30b gelegen. Aan de tegenovergelegen langzijde 21b omvat de schuifkoppeling 8 een evenwijdig daarmee gelegen reeks 10 borggaten 20a, 2 0b, 20c, waarvan het eerste borggat 2 0a boven het tuitdeel 9 is gelegen, en de tweede en derde onder het tuitdeel 9. Het derde borggat 20c is gelegen in een afbreekstuk 28 aan de onderzijde van de opschuiftuit 3.
Het afbreekstuk 28 is met een breekstrook of filmscharnier 15 2 9 verbonden om daar eventueel van de rest van de op schuiftuit 3 te worden afgebroken, of om daar te worden weggedraaid.
Figuur 4 en figuren 5A tot en met 5C tonen de opschuiftuit 3 die met de schuif koppeling 8 is gekoppeld 20 met de schuif koppeling 7 van de installatiedoos 1. Daartoe zijn de haakrails 22a, 22b van de schuif koppeling 8 vanaf de bodemzijde in schuif richting A passend in de haaksleuven 14a, 14b achter de haakrails 13a, 13b van de schuif koppe ling 7 gestoken. De derde borgnok 16c is daarbij buiten 25 ingrijping gebleven van het voorlopende eerste borggat 20a doordat de haakrails 22a, 22b dwars op de schuifrichting A via de inzetopeningen 40a, 40b in de haaksleuven 14a, 14b zijn gevoerd.
Figuur 5A toont een doorsnede van installatiedoos 30 1 en de daaraan geschoven opschuiftuit 3 volgens de lijnen V-V in figuur 1 in een bovenste stand. Slechts de eerste borgnok 16a is hierbij in aangrijping met de eerste borg-opening 20a. De eerste borgnok 30a ligt aan tegen de bovenste drempel 18a. Het afdekwanddeel 31 en het afbreekstuk 28 35 sluiten samen de doorvoeropening 10 af.
In figuur 5B is de opschuiftuit 3 in een tussenstand geborgd, waarbij de tweede borgpen 16b in aangrijping 13 is met de eerste borgopening 20a om de inschuiftuit 3 in de getoonde stand te houden, en de derde borgnok 16c onder slechts lichte druk van de breekstrook 36 in ingrijping is met de derde borgopening 20c.
5 In figuur 5C is de opschuiftuit 3 in de onderste stand geborgd, waarbij de derde borgpen 16c in ingrijping is met de tweede borgopening 20b. De tweede borgnok 30b ligt aan tegen de onderste drempel 18b. Het afdekwanddeel 31 dekt de doorvoeropening 10 af, en het afbreekdeel 2 8 10 steekt uit voorbij het vlak van de bodem 5. Het afbreekdeel 28 heeft hier geen werking, waardoor deze kan worden afgebroken .
Bij het aangaan van de schuif koppeling tussen de dozen 1, 2 zoals weergegeven in figuur 1 zijn de uiterste 15 delen van de eerste en derde borgnok 16a, 16c in opsluiting tussen de einddrempels 18a, 18b van de sleuf 17. Bij het in elkaar schuiven van de schuifkoppelingen 7 zijn daartoe de rails 13a, 13b via de inzetopeningen 40a, 40b in de haaksleuven 14a, 14b gevoerd, waarbij de eerste en tweede 20 borgnok 16a, 16b dwars op de inschuifrichting A voorbij de onderste einddrempel 18b in de sleuf 17 zijn geplaatst. Bij het verder inschuiven tot de eindstand volgens figuur 1 zijn de borgnokken 16a-c van beide installatiedozen 1, 2 door klikken binnen de einddrempels 18a, 18b gekomen.
1 03 1 9 07 ’

Claims (40)

1. Installatiedoos omvattend een wand met een al dan niet gesloten doorvoeropening, en een inzetstuk met een tuit voor plaatsing voor de doorvoeropening, waarbij de wand eerste verbindingsmiddelen omvat, en het inzetstuk 5 tweede, daarmee samenwerkende verbindingsmiddelen omvat voor verbinding van het inzetstuk aan de wand door verplaatsing van het inzetstuk in een inzetrichting ten opzichte van de wand, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het binnen de samenwer- 10 king van de eerste en tweede verbindingsmiddelen in de inzetrichting in ten minste twee bepaalde standen houden van het inzetstuk ten opzichte van de wand.
2. Installatiedoos volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor 15 het binnen de samenwerking in ten minste drie bepaalde standen houden van het inzetstuk ten opzichte van de wand.
3. Installatiedoos volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het vastleggen van het inzetstuk tegen verplaat- 20 sing in de inzetrichting en in daaraan tegenovergestelde richting.
4. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het in de bepaalde standen in dezelfde 25 ruimtelijke oriëntatie houden van het inzetstuk ten opzichte van de wand.
5. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bepaalde standen in de inzetrichting opeenvolgend zijn, waarbij het inzetstuk verplaatsbaar is 30 naar een volgende stand door het overwinnen van een drem-pelkracht.
6. Installatiedoos volgens conclusie 5, waarbij I0319 07 ' de drempelkracht door een klikverbinding wordt verschaft.
7. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste verbindingsmiddelen eerste geleidingsmiddelen en eerste borgmiddelen omvatten, en de 5 tweede verbindingsmiddelen tweede geleidingsmiddelen en tweede borgmiddelen omvatten voor samenwerking met de eerste geleidingsmiddelen respectievelijk eerste borgmiddelen .
8. Installatiedoos volgens conclusie 7, waarbij 10 de eerste en tweede borgmiddelen naast de eerste respectievelijk tweede geleidingsmiddelen zijn gelegen.
9. Installatiedoos volgens conclusie 7 of 8, waarbij de eerste en tweede geleidingsmiddelen eerste respectievelijk tweede in inzetrichting uitstrekkende rails 15 omvatten, waarbij de eerste en tweede rails zijn afgestemd om onderling in elkaar te grijpen.
10. Installatiedoos volgens conclusie 9, waarbij de eerste en/of tweede rails aan een inzetzij de een dwars op de inzetrichting georiënteerde inzetopening vrijhouden 2. voor het dwars op de inzetrichting in een onderlinge posi-tioneerstand brengen van de eerste en tweede rails.
11. Installatiedoos volgens conclusie 10, waarbij de insteekopening in de inzetrichting op afstand is gelegen van een voorlopend gedeelte van de eerste en/of tweede 25 borgmiddelen.
12. Installatiedoos volgens een der conclusies 7- 11, waarbij de eerste en tweede borgmiddelen zijn ingericht voor een onderlinge aangrijping in een richting dwars op de inzetrichting.
13. Installatiedoos volgens een der conclusies 7- 12, waarbij de eerste en tweede borgmiddelen zijn ingericht voor een onderlinge hol-bol aangrijping.
14. Installatiedoos volgens een der conclusies 7- 13, waarbij de eerste en tweede borgmiddelen zijn ingericht 35 voor een onderlinge pen-gat aangrijping.
15. Installatiedoos volgens een der conclusies 7- 14, waarbij de eerste en tweede borgmiddelen zijn ingericht voor een onderlinge man-vrouw aangrijping.
16. Installatiedoos volgens een der conclusies 7- 15, omvattend elastisch vervormbare gebieden bij de eerste en/of tweede borgmiddelen voor elastische vervorming tij- 5 dens het aangaan van de samenwerking van de eerste en tweede borgmiddelen en het vervolgens instandhouden van de samenwerking.
17. Installatiedoos volgens een der conclusies 7- 16, waarbij de eerste borgmiddelen in inzetrichting meer-10 voudig zijn uitgevoerd, waarbij de eerste borgmiddelen in inzetrichting zijn gelegen aan beide zijden van de door-voeropening.
18. Installatiedoos volgens een der conclusies 7- 17, waarbij de tweede borgmiddelen in inzetrichting meer-15 voudig zijn uitgevoerd, waarbij de tweede borgmiddelen in inzetrichting zijn gelegen aan beide zijden van de tuit.
19. Installatiedoos volgens een der conclusies 7-16, waarbij de tweede borgmiddelen in inzetrichting meervoudig zijn uitgevoerd, waarbij een gedeelte van de tweede 20 borgmiddelen is gelegen aan een bij voorkeur dwars op de inzetrichting gelegen afbreekdeel van het inzetstuk, waarbij het gedeelte van de tweede borgmiddelen verwijderbaar is door het afbreken van het afbreekdeel.
20. Installatiedoos volgens een der voorgaande 25 conclusies, omvattend een bodemwand en een omtrekswand waarvan een rand een installatieopening begrenst, waarbij de inzetrichting dwars op het vlak van de installatieopening is gericht.
21. Installatiedoos volgens conclusies 19 en 20, 30 waarbij het afbreekdeel is gepositioneerd ten opzichte van de tuit om in verbonden toestand van de verbindingsmiddelen bij de bodemwand van de installatiedoos te liggen en/of daarvan uit te steken.
22. Installatiedoos volgens een der voorgaande 35 conclusies, waarbij de eerste verbindingsmiddelen tevens zijn ingericht voor het aangaan van een verbinding met de eerste verbindingsmiddelen van een vergelijkbare installa- tiedoos.
23. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het inzetstuk tussen de tweede verbindingsmiddelen een in hoofdzaak dwars op de tuit gerichte 5 afdekwand omvat waarvan een binnenzijde in verbonden toestand van de tuit ten minste gedeeltelijk is teruggelegen van een begrenzing van de doorvoeropening voor het bepalen van een voorruimte tussen de tuit en de dooswand.
24. Installatiedoos volgens conclusie 23, waarbij 10 de tuit aan de binnenzijde volgens een gebogen vlak, bij voorkeur een convex gebogen vlak, overgaat in het plaat-deel.
25. Installatiedoos volgens conclusie 23 of 24, waarbij de tuit naar de wand toe een zich verwijdende 15 doorsnede bezit.
26. Installatiedoos volgens een der conclusies 23-25, waarbij de tweede verbindingsmiddelen en de afdekwand een in hoofdzaak rechthoekige afdekking bepalen voor de doorvoeropening, waarbij de hartlijn van de tuit 20 uit het midden van de afdekking is gelegen.
27. Samenstel van een eerste en een tweede installatiedoos, bij voorkeur volgens een der voorgaande conclusies, beide omvattend een wand met een al dan niet gesloten doorvoeropening, waarbij de wand van de eerste 25 installatiedoos eerste verbindingsmiddelen omvat, en de wand van de tweede installatiedoos tweede, daarmee samenwerkende verbindingsmiddelen omvat voor verbinding van de dozen door een onderlinge verplaatsing in een inzetrichting van de eerste en tweede verbindingsmiddelen, waarbij de 30 eerste en/of tweede verbindingsmiddelen eerste respectievelijk tweede borgmiddelen omvatten voor het vastleggen van de onderlinge positie van de eerste en tweede installatiedoos, waarbij de eerste en/of tweede borgmiddelen in de inzetrichting aan weerszijden van de doorvoeropening van de 35 eerste respectievelijk tweede installatiedoos gelegen zijn.
28. Samenstel volgens conclusie 27, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen zijn ingericht voor het vastleggen van de eerste en tweede installatiedoos tegen onderlinge beweging in de inzetrichting en in daaraan tegenovergestelde richting.
29. Samenstel volgens conclusie 27 of 28, waarbij 5 de eerste en tweede installatiedoos beide een omtrekswand omvatten waarvan een rand een installatieopening begrenst, waarbij de inzetrichting dwars op het vlak van de installa-tieopeningen is gericht.
30. Samenstel volgens conclusie 29, waarbij de 10 eerste en tweede borgmiddelen zijn afgestemd op het borgen in een onderlinge stand van de dozen waarin de installatie-openingen in hoofdzaak in hetzelfde vlak gelegen zijn.
31. Samenstel volgens een der conclusies 27-30, waarbij de eerste borgmiddelen een in inzetrichting uit- 15 strekkende, in zijn lengterichting begrensde sleuf omvatten, en de tweede borgmiddelen twee bij het inzetten in de sleuf plaatsbare uitsteeksels omvatten, waarbij de hart op hart afstand tussen de uitsteeksels kleiner is dan de afstand tussen de begrenzingen van de sleuf.
32. Samenstel volgens een der conclusies 27-31, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen een eerste respectievelijk tweede in inzetrichting uitstrekkende rails omvatten, waarbij de eerste en tweede rails zijn afgestemd om onderling in elkaar te grijpen.
33. Samenstel volgens conclusie 32, waarbij de eerste en/of tweede rails aan een inzetzij de een dwars op de inzetrichting georiënteerde inzetopening vrijhouden voor het dwars op de inzetrichting in een onderlinge positio-neerstand brengen van de eerste en tweede rails.
34. Samenstel volgens conclusie 33, waarbij de insteekopening in de inzetrichting op afstand is gelegen van een voorlopend gedeelte van de eerste en/of tweede borgmiddelen.
35. Samenstel volgens een der conclusies 27-34, 35 waarbij de eerste en/of tweede borgmiddelen naast de eerste respectievelijk tweede rails zijn gelegen.
36. Samenstel volgens een der conclusies 27-35, waarbij de eerste en/of tweede verbindingsmiddelen tevens zijn ingericht voor het verbinden van een inzetstuk met een tuit aan de eerste respectievelijk tweede installatiedoos.
37. Installatiedoos omvattend een wand met een al 5 dan niet gesloten doorvoeropening, en een inzetstuk met een tuit voor plaatsing voor de invoeropening in een inzetrich-ting, waarbij de wand eerste verbindingsmiddelen met eerste borgmiddelen, en het inzetstuk daarmee samenwerkende tweede verbindingsmiddelen met tweede borgmiddelen omvat voor het 10 verbinden van het inzetstuk met de wand en het daarbij borgen van de verbindingsmiddelen, waarbij de eerste en tweede borgmiddelen zijn ingericht voor het binnen de samenwerking van de eerste en tweede verbindingsmiddelen in de inzetrichting van het inzetstuk trapsgewijs borgen van 15 het inzetstuk ten opzichte van de wand.
38. Installatiedoos omvattend een wand met een al dan niet gesloten doorvoeropening, en een inzetstuk met een tuit voor plaatsing voor de invoeropening in een inzetrichting, waarbij de wand eerste verbindingsmiddelen met eerste 20 borgmiddelen, en het inzetstuk daarmee samenwerkende tweede verbindingsmiddelen met tweede borgmiddelen omvat voor het verbinden van het inzetstuk met de wand en het daarbij borgen van de verbindingsmiddelen, waarbij de eerste en tweede borgmiddelen zijn ingericht voor het binnen de 25 samenwerking van de eerste en tweede verbindingsmiddelen in de inzetrichting van het inzetstuk in meerdere borgstanden borgen van het inzetstuk ten opzichte van de wand.
39. Installatiedoos kennelijk bestemd en geschikt voor het samenstel volgens een der conclusies 27-36.
40. Installatiedoos voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1031907'
NL1031907A 2006-05-30 2006-05-30 Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit. NL1031907C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031907A NL1031907C2 (nl) 2006-05-30 2006-05-30 Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit.
EP07075413.0A EP1863144B1 (en) 2006-05-30 2007-05-30 Installation box including connection means for a spout
EP15194286.9A EP3002839B1 (en) 2006-05-30 2007-05-30 Assembly of a first and a second installation box

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031907 2006-05-30
NL1031907A NL1031907C2 (nl) 2006-05-30 2006-05-30 Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1031907C2 true NL1031907C2 (nl) 2007-12-03

Family

ID=37580359

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1031907A NL1031907C2 (nl) 2006-05-30 2006-05-30 Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit.

Country Status (2)

Country Link
EP (2) EP1863144B1 (nl)
NL (1) NL1031907C2 (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FI122793B (fi) * 2009-12-31 2012-07-13 Abb Oy Modulaarinen läpivientiholkki
ES2826851T3 (es) * 2016-11-10 2021-05-19 Guenther Spelsberg Gmbh & Co Kg Disposición con una caja de instalación eléctrica y un adaptador de tubos que se puede conectar a la caja de instalación eléctrica
DE102016121586B3 (de) * 2016-11-10 2017-09-07 Günther Spelsberg GmbH & Co. KG Anordnung mit einer Elektroinstallationsdose und einem mit der Elektroinstallationsdose verbindbaren Rohradapter
DE202018102368U1 (de) 2018-04-27 2019-07-30 OBO Bettermann Hungary Kft. Installationsdose
DE102018110444B3 (de) 2018-05-02 2019-02-14 OBO Bettermann Produktion Deutschland GmbH & Co. KG Installationsdose
DE102018133659A1 (de) * 2018-12-28 2020-07-02 Schneider Electric Industries Sas Hohlwanddose mit Anlegeelementen
CN110247348B (zh) * 2019-06-19 2020-08-11 合肥流明新能源科技有限公司 一种多安装方式的组合拆分式接线设备
NL2029888B1 (en) * 2021-11-24 2023-06-15 Attema B V Insert for an installation box
EP4293843A1 (en) * 2022-06-16 2023-12-20 Abb Schweiz Ag Installation box and installation box assembly

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6902781A (nl) * 1969-02-21 1970-08-25
DE3518109A1 (de) * 1984-05-23 1985-11-28 MPE-Legrand GmbH, Villach Unterputzdose
EP1587196A1 (en) * 2004-04-15 2005-10-19 B.V. Kunststoffenindustrie Attema Junction box

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1655296U (de) * 1953-02-02 1953-05-07 Berker Geb Unterputzdose.
AT350137B (de) * 1975-04-04 1979-05-10 Seiwald Nikolaus Dr Unterputzdose
AT383913B (de) * 1984-04-12 1987-09-10 Arno Wallpach Ges M B H Unterputzdose fuer elektrische installationen
DE10249289A1 (de) * 2002-10-23 2004-05-19 Kaiser Gmbh & Co. Kommanditgesellschaft Installationsdose aus Kunststoff für elektrotechnische Zwecke

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6902781A (nl) * 1969-02-21 1970-08-25
DE3518109A1 (de) * 1984-05-23 1985-11-28 MPE-Legrand GmbH, Villach Unterputzdose
EP1587196A1 (en) * 2004-04-15 2005-10-19 B.V. Kunststoffenindustrie Attema Junction box

Also Published As

Publication number Publication date
EP1863144A1 (en) 2007-12-05
EP1863144B1 (en) 2016-01-06
EP3002839B1 (en) 2019-03-20
EP3002839A1 (en) 2016-04-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1031907C2 (nl) Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit.
US10103528B2 (en) Cable duct
US9108595B2 (en) Windshield wiper connector
KR101037681B1 (ko) 슬라이딩 도어용 연동 개폐장치
CA2898928C (en) Windshield wiper connector
JPH06211329A (ja) モジュール型のプラスティック製のベルトコンベヤーシステム、そのためのモジュール、ベルト、及び駆動装置
EP3152077B1 (en) Sealing for a movable vehicle roof panel
CA2436283C (en) Latching and assembly structure of a cover and duct base in a wiring duct assembly
KR101237159B1 (ko) 횡단 날개 및 횡단 날개를 가지는 라인 안내 장치의 부재
NL2017151B1 (en) A kit for the articulated connection between dividing panels in stables or sheds
CN102013649B (zh) 用于电缆配件基部的盖子
JP6158653B2 (ja) 車両のサンルーフ装置
EP2643166B1 (en) Paint distributing plate system
JP6158654B2 (ja) サンルーフリッドの支持構造
NL2001024C2 (nl) Installatiedoos met verbindingsmiddelen voor een tuit.
EP3459143B1 (en) Cable grip for housing system for electrical connectors
NL1033126C2 (nl) Installatiedoos met verankeringsmiddelen.
NL1019049C2 (nl) Inbouwdoos.
NL1025955C2 (nl) Lasdoos.
NL1016989C2 (nl) Verbindingselement, werkwijze voor het bevestigen van een kabeldoos aan een verbindingselement.
NL1031831C2 (nl) Installatiedoos met afbreekbaar plaatsingsuitsteeksel.
GB2535732A (en) Barrier connector
EP4361392A1 (en) Furniture leaf
EP1995734A3 (en) Optical disc package
EP1250866A1 (en) Guide means to be fitted between two leg members of a telescopic leg

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
PD Change of ownership

Owner name: ABB SCHWEIZ AG; CH

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: ABB TECHNOLOGY AG

Effective date: 20240112