NL1025192C2 - Inrichting voor het bevestigen van een goot aan een wand, samenstel omvattende een wand en een inrichting, en een samenstel omvattende een dakgoot en een inrichting. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bevestigen van een goot aan een wand samen stel omvattende een wand en een inrichting, en een samenstel omvattende een dakgoot en een inrichting.

De ondeihavige uitvinding betreft een inrichting voor de bevestiging van een 5 goot aan een wand, zoals een damwand, voorzien van evenwijdig verlopende rillen, waarbij elke ril twee tegenoverliggende zijflanken omvat die bij een topdeel van de ril onderling zijn verbonden, waarbij de inrichting een beugel voor het dragen van de goot en een met de beugel verbindbaar bevestigingsdeel voor bevestiging aan de wand omvat, en waarbij het bevestigingsdeel aan een naar de ril toe te keren zijde een groef 10 omvat voor opname van een deel van de ril, waarbij de groef twee tegenoverliggende zijvlakken omvat voor aanligging tegen de tegenoverliggende zijflanken van de ril.

Een dergelijke inrichting is bekend uit JP-A-10238041. De wand is in deze JP-A-10238041 geen damwand. Volgens JP-A-10238041 verlopen de rillen op de wand in horizontale richting in plaats van in verticale richting zoals bij een damwand. De 13 groeven waarin de rillen worden opgenomen verlopen bij JP-A-10238041 in dezelfde richting als de door de beugel te dragen goot, oftewel in horizontale richting.

De uitvinding betreft verder een samenstel omvattende een wand en een dergelijke inrichting, alsmede een samenstel omvattende een dakgoot en een dergelijke inrichting.

20 Dergelijke gootbevestigingsinrichtingen zonder groef met zijflanken zijn békend.

Bij deze bekende inrichtingen is het bevestigingsdeel vaak tegen een vlak topdeel van de ril bevestigd. Het nadeel van deze constructie is dat onder de werking van een roterend moment rond de richting loodrecht op de wand, dat werkt op een van een goot voorziene inrichting, een belasting optreedt op de bevestiging van het bevestigingsdeel 23 aan de wand. Het bevestigen zal in het algemeen op conventionele wijze gebeuren, zoals via lassen, schroeven, bouten, etc. Het roterende moment geeft aanleiding tot schuif- en torsiespanningen in dergelijke bevestigingsmiddelen.

Een roterend moment op een in de inleiding genoemde inrichting zal in de praktijk regelmatig voorkomen. Deze kan ontstaan wanneer een goot die op de beugel 30 steunt ongelijkmatig over de lengte wordt belast, bijvoorbeeld door opgehoopte bladeren die een vrije doorstroming van de goot blokkeren of door een ander bouwelement, zoals een afvoerpijp, dat op een bepaald punt aan de goot is bevestigd.

1025192 2

Door een roterend moment rond de richting loodrecht op de wand bestaat bij de bekende inrichtingen voor het bevestigden van een goot aan een wand het risico op afbreken van de bevestiging. De sterkte van de bevestiging wordt immers beperkt door de afmetingen (in dwarsrichting) van het vlakke topdeel van de ril.

5 Li de stand van de techniek lost men dit probleem op door het plaatsen van een vlakke steunlat dwars op de lengterichting van de rillen, waarbij de steunlat aanligt tegen de vlakke topdelen van de rillen. In plaats van een directe bevestiging aan de wand bevestigt men eerst de steunlat en vervolgens de afzonderlijke bevestigingsdelen van de inrichting aan de steunlat 10 De steunlat is in langsrichting stijf. De plaatsen waar de steunlat aan de wand is bevestigd zullen daardoor niet althans niet zwaar op torsie belast worden ten gevolge van roterende momenten rond de richting loodrecht op de wand. Immers de bevestigingen links en rechts op enige afstand van een tussen gelegen bevestiging vangen dergelijke roterende momenten al op. Voorts verschaft de lat een groter 15 beschikbaar oppervlak voor de bevestigingsdelen waarmee de goot aan de wand wordt bevestigd. Aldus laat de kans op roterende momenten rond de richting loodrecht op de wand in de bevestiging van de bevestigingsdelen aan de lat zich reduceren. Een verder voordeel van de lat, welke veelal van hout is, is dat deze relatief dik is zodat de bevestigingsdelen zich hier goed met schroeven aan laten monteren zonder grote kans 20 dat de schroeven uit de lat uitbreken. Uitbreken of losbreken ten gevolge van trekbelastingen dwars op de wand of momentbelastingen rond de langshartlijn van de goot is bij directe bevestiging (zonder tussenliggende lat) aan de wand doorgaans een groot probleem. Uitbreken van de lat uit de wand is eenvoudig te verhinderen door de lat middels bouten en moeren aan de wand te verankeren.

25 Het nadeel van deze maatregel uit de stand van de techniek is dat hiervoor een extra montagestap - het plaatsen van de steunlat - vereist is en dat relatief veel bevestigingsdelen benodigd zijn.

De uitvinding heeft tot doel een verbeterde inrichting van het in de eerste alinea vermelde soort te verschaffen, dat de hiervoor genoemde nadelen overkomt en 30 bovendien een eenvoudige en snelle montage mogelijk maakt. Dit wordt, met als fictief uitgangspunt JP-A-10238041, bereikt doordat de groef een evenwijdig aan de tegenoverliggende zijflanken verlopende uitstrekkingsrichting heeft die dwars op de langsrichting van de door de beugel te dragen goot verloopt 1025 1 9 2 3

Door de aanligging van de zijvlakken van het bevestigingsdeel tegen de zij flanken van de ril, wordt bij de werking van een roterend moment rond de richting loodrecht op de wand de inrichting door de zijflanken van de rillen ondersteund, hetgeen de ongewenste belasting op de bevestiging van het bevestigingsdeel aan de 5 wand opheft Hierdoor kunnen de hiervoor genoemde aanvullende maatregelen voor het verbeteren van de bevestiging achterwege blijven.

In een vooikeursuitvoering van de uitvinding komt het dwarsdoorsnedeprofiel van de groef in wezen overeen met althans het bovenste gedeelte van het dwarsdoorsnedeprofiel van de ril. Deze maatregel maakt het mogelijk dat de groef 10 volledig of nagenoeg volledig tegen de ril aanligt, waardoor mogelijke de bevestiging belastende belastingen op het bevestigingdeel in richtingen anders dan de richting loodrecht op de wand zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Bij voorkeur is het bevestigingsdeel voorzien van boringen voor het opnemen van pennen, waarmee de bevestiging aan de wand op eenvoudige en gebruikelijke wijze 15 kan plaatsvinden. De pennen kunnen schroeven of bouten, etc., omvatten.

In een voorkeursuitvoering van de uitvinding zijn de boringen voorzien in de zijvlakken. Zoals reeds opgemerkt vormt het uitbreken van bevestigingspennen tor gevolge van trekbelastingen dwars op de wand een groot probleem.

In de stand van de techniek probeert men dat probleem te ondervangen door het 20 plaatsen van (houten) klosjes voor het opnemen van bevestigingsschroeven in de ruimte aan de achterzijde van de rillen, waardoor de benodigde trekkracht voor het uitbreken van de schroeven groter wordt. In deze uitvoering is een aanvullende maatregel niet langer noodzakelijk. De pennen zullen bij deze uitvoeringsvorm namelijk in hoofdzaak uitsluitend met afschuifkrachten belast worden en daardoor veel minder snel uitbreken. 25 In een andere voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding heeft de groef een groefdiepte, en is het dwarsdoorsnedeprofiel van de groet in breedterichting van de groef, smaller dan het met de groefdiepte overeenkomende bovenste deel van het dwarsdoorsnedeprofiel van de ril zodanig dat het bevestigingsdeel zich op de ril kan vastklemmen. Het voordeel van deze uitvoering is 30 derhalve dat de inrichting klemmend kan aangrijpen op de wand. Aldus kan de inrichting uit zichzelf aan de wand klemmen, voordat aanvullende bevestigingsmiddelen zijn aangebracht. Dit laatste is met name voordelig tijdens de montage.

1 0 2 5 1 9 2 4

Teneinde de inrichting te beschermen tegen corrosie is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de inrichting met een kunststof coating bekleed is. Bij voorkeur omvat de kunststof vinylethylacetaat.

De uitvinding betreft verder een samenstel omvattende een wand met evenwijdig 5 verlopende rillen en een inrichting volgens de uitvinding. Bij voorkeur is hierbij de wand een damwand en verlopen de lengterichtingen van de rillen vanaf de onderzijde van de wand naar de bovenzijde van de wand. In een voorkeursuitvoering van het samenstel zijn meerdere inrichtingen voorzien, waarbij de inrichtingen een goot, zoals een dakgoot, dragen. Hierbij is de dakgoot gemakkelijk aan de meerdere inrichtingen te 10 bevestigen, door deze op de beugels te plaatsen, die gezamenlijk een draagvlak voor de goot bepalen.

In een voorkeursuitvoering van het samenstel is de inrichting voorzien van pennen, die in het bijzonder door de boringen in de zijvlakken en overeenkomstige boringen in de zij flanken steken. Deze uitvoering verhoogt de kwaliteit van de 15 bevestiging van de inrichting aan de wand en is makkelijk en snel te monteren.

De uitvinding betreft eveneens een samenstel omvattende een dak met evenwijdig verlopende rillen en een inrichting. De inrichting volgens de uitvinding maakt het mogelijk om een goot rechtstreeks aan een dergelijk dak te bevestigen.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bij gevoegde 20 figuren, die niet beperkend zijn bedoeld, en waarin:

Figuur 1 in perspectivisch aanzicht een voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding toont bevestigd aan een wand met evenwijdig verlopende rillen;

Figuur 2 A t/m C drie dwarsdoorsnedeprofielen van mogelijke vormen van rillen van een wand, waaraan de inrichting kan worden bevestigd.

25 Fig. 1 toont een inrichting 1 voor een goot aan een wand 2, hier een damwand, waarbij de wand is voorzien van evenwijdig verlopende rillen 3, die elk twee tegenoverliggende zijflanken 4 omvat. De inrichting omvat een bevestigingsdeel 5 voor bevestiging aan de wand en een beugel 8 voor het dragen van de goot. Het bevestigingsdeel omvat een naar de ril toegekeerde groeft die wordt bepaald door twee 30 tegenoverliggende zijvlakken 7 en wordt gekenmerkt door een groefdiepte (D). In de bevestigde toestand liggen deze zijvlakken van het bevestigingsdeel aan tegen de tegenoverliggende zijflanken van de ril.

1025192 5

In de toestand zoals getoond in fig. 1, zal het voor de vakman duidelijk zijn dat de zij flanken 4 van de ril ondersteuning bieden aan de zijvlakken 7 van het bevestigingsdeel 5, wanneer een roterend moment werkt rond een richting loodrecht op het middelste vlak 6 van het bevestigingsdeel 5. Hierbij wordt een maximale 5 ondersteuning bereikt wanneer de vorm van het dwarsdoorsnedeprofiel van de groef in wezen overeenkomt met het bovenste gedeelte van de ril, dat wil zeggen het met de groefdiepte overeenkomende bovenste deel van het dwarsdoorsnedeprofiel van de ril.

Fig. 1 toont verder boringen 9, die bij voorkeur in de zijvlakken 7 zijn voorzien. Deze boringen zijn bestemd voor het opnemen van pennen 12, zoals bijvoorbeeld 10 schroeven of bouten, waarmee het bevestigingsdeel 5 aan de wand 2 kan worden bevestigd. Het voorzien van boringen 9 in de zijvlakken 7 heeft in vergelijking met boringen in het middenvlak 6 het voordeel dat de pennen uitsluitend met afschuifkrachten worden belast, waardoor de pennen minder snel uitbreken. Uitbreken van de pennen kan mogelijk optreden wanneer een zware belasting op de beugel 8 15 wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld in het geval van een met water volgelopen goot

In de stand van de techniek probeert men de vaak ontoereikende bevestiging te verbeteren door het plaatsen van een lat tegen de middelste vlakken van een voldoende aantal aansluitende rillen. Aan deze lat bevestigt men vervolgens een relatief groot aantal beugels die de goot dragen. Een andere mogelijkheid is het gebruik van (houten) 20 klossen, die men voor het opnemen van de bevestigingspennen in de groeven van de ril aan de achterzijde hiervan plaatst. De uitvinding maakt dergelijke aanvullende montagestappen overbodig. Eventueel kan volgens de uitvinding de lat nog wel toegepast worden en laat zich dan het aantal bevestigingsinrichtingen reduceren omdat de lat bij bevestigingsinrichtingen volgens de uitvinding immers als ril benut kan 25 worden.

Bij voorkeur is het dwarsdoorsnedeprofiel van de groef, in breedterichting van de groef, smaller dan het met de groefdiqpte (D) overeenkomende bovenste deel van het dwarsdoorsnedeprofiel van de ril. Hierdoor zal het bevestigingsdeel 5 klemmend aanliggen of aangrijpen op de ril. Het is zelfs mogelijk dat bij voldoende klemkracht de 30 inrichting (voorafgaand aan het plaatsen van de goot) in positie blijft zitten, zonder aanvullende bevestiging(smiddelen). Dit is met name van voordeel tijdens het bevestigen van de inrichting 1 aan de wand 2.

1025192 6

De beugel 8 is met een been 11 verbonden aan het middelste vlak 6 van het bevestigingsdeel 5. Dit kan zowel een vaste als een ontkoppelbare verbinding zijn, maar het is bovendien denkbaar dat de beugel 8 en het bevestigingsdeel 5 uit een stuk plaatmateriaal worden vervaardigd. Aan het andere einde van de beugel 8 is bij 5 voorkeur een afhangende rand 10 voorzien, die is bestemd om samen te werken met een overeenkomstige rand van een goot (niet getoond). De rand van de goot kan hierbij, zoals op zichzelf bekend is, worden vastgeklikt over de rand 10 van de beugel 8.

Fig. 2A tot en met C tonen drie dwarsdoorsnedeprofielen van mogelijke vormen van rillen van een wand, die geschikt zijn voor de inrichting volgens de uitvinding. Het 10 profiel van fig. 2A komt hierbij overeen met het profiel van de rillen van de damwand in fig. 1. Een dergelijke vorm zal in de praktijk het meest worden gebruikt. De uitvinding is echter niet tot deze vorm beperkt en kan eveneens worden toegepast bij een ril met een driehoekige dwarsdoorsnedeprofiel of een cirkelvormige dwarsdoorsnedeprofiel, zoals getoond in de fig. 2B en 2C.

IS De lengterichting van een ril zal in de praktijk verlopen vanaf de onderzijde van de wand naar de bovenzijde van de wand. Het is echter ook denkbaar dat de uitvinding wordt toegepast bij een wand, waarvan de lengterichtingen van de rillen in hoofdzaak evenwijdig verlopen aan onder- en bovenzijde van de wand.

Naast bevestiging van de inrichting aan een wand, is het volgens de uitvinding 20 ook mogelijk om de inrichting te bevestigen aan een dak, in het geval het dak is voorzien van evenwijdig verlopende, eventueel horizontale, rillen.

Bij voorkeur wordt de inrichting vervaardigd uit staal, waarbij het ter voorkoming van corrosie gunstig is de inrichting te voorzien van een beschermlaag van kunststof waarbij de kunststof bij voorkeur vinylethylacetaat omvat 25 Het monteren van een goot, zoals een dakgoot aan de wand met rillen bestaat uit het bevestigen van een aantal op afstand voorziene inrichtingen volgens de uitvinding aan corresponderende rillen. Het aantal, dat minder kan zijn dan bij de stand van de techniek gebruikelijk, zal afhangen van het zelfdragend vermogen van de goot en de inrichtingen zullen hierbij in hoofdzaak op gelijke hoogte zijn voorzien. Vervolgens 30 plaatst men een goot in de beugels, die een draagvlak voor de goot bepalen en klikt men tot slot de rand van de goot vast over de afhangende randen van de beugels.

1 0 2 5 19 2

Claims (14)

1. Inlichting (1) voor het bevestigen van een goot aan een wand (2), zoals een 5 damwand, voorzien van evenwijdig verlopende rillen (3), waarbij elke ril twee tegenoverliggende zij flanken (4) omvat die bij een topdeel van de ril onderling zijn verbonden, waarbij de inrichting een beugel (8) voor het dragen van de goot en een met de beugel verbindbaar bevestigingsdeel (5) voor bevestiging aan de wand omvat, waarbij het bevestigingsdeel aan een naar de ril toe te keren zijde 10 een groef omvat voor opname van een deel van de ril, waarbij de groef twee tegenoverliggende zijvlakken (7) omvat voor aanligging tegen de tegenoverliggende zijflanken (4) van de ril, met het kenmerk, dat de groef een evenwijdig aan de tegenoverliggende zijflanken (7) verlopende uitstrekkingsrichting heeft die dwars op de langsrichting van de door de beugel 15 (18) te dragen goot verloopt

2. Inrichting (1) volgens een conclusie 1, met het kenmerk, dat het dwarsdoorsnedeprofiel van de groef in wezen overeenkomt met althans het bovenste gedeelte van het dwarsdoorsnedeprofiel van de ril (3). 20

3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel (5) is voorzien van boringen (9) voor het opnemen van pennen (12), zoals schroeven, bouten, etc.

4. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de boringen (9) zijn voorzien in de zijvlakken (7).

5. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de groef een groefdiepte heeft, en dat het dwarsdoorsnedeprofiel van de groeft in 30 breedterichting van de groeft smaller is dan het met de groefdiepte overeenkomende bovenste deel van het dwarsdoorsnedeprofiel van de ril zodanig dat het bevestigingsdeel zich op de ril kan vastklemmen. 1025192

6. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting met een kunststof coating bekleed is.

7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de kunststof 5 vinylethylacetaat omvat.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij de groef verder tevens dwars op de breedterichting van de door de beugel (8) te dragen goot verloopt.

9. Samenstel omvattende een wand (2) met evenwijdig verlopende rillen en een inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lengterichtingen van de rillen vanaf de onderzijde van de wand naar de bovenzijde van de wand verlopen.

10. Samenstel volgens conclusie 9, waarbij de wand (2) een damwand is.

11. Samenstel volgens een der conclusies 9-10, waarbij de wand een wand is van een gebouw.

12. Samenstel volgens een der conclusies 9-11, waarbij de inrichting is voorzien van pennen, die in het bijzonder door de boringen (9) in de zijvlakken (7) en overeenkomstige boringen in de zijflanken (4) steken.

13. Samenstel volgens een der conclusies 9-12, waarbij meerdere inrichtingen zijn 25 voorzien, en waarbij de inrichtingen een goot, zoals een dakgoot, dragen.

14. Samenstel omvattende een dak met evenwijdig verlopende rillen en een inrichting volgens een der conclusies 1-7. 30 1025192