NL1024467C2 - Carrosseriesamenstel. - Google Patents

Description

·. ...··

Carrosseriesamenstel

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

1. Gebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een carrosseriesamenstel voor de opbouw van een carrosserie op een 5 voertuig dat is voorzien van chassislangsliggers, welke carrosserie op het chassis met bevestigingskopbouten monteerbaar is en althans een grondraam omvat met op de chassislangsliggers geplaatste grondraamlangsliggers en in dwarsrichting verlopende grondraamdwarsliggers en onder meer bestaat uit geëx-10 trudeerde aluminium profielen, waarbij: ♦ de grondraamlangsliggers een, meerdere grondraamdwarsliggers overspannend, ononderbroken grondraamlangsligger-profiel omvatten, met een voor oplegging op een chassislangs-ligger van een voertuig bestemde onderzijde en een evenwijdige 15 tegenovergelegen voor het opleggen van grondraamdwarsliggers bedoelde bovenzijde, ♦ het grondraamlangsliggerprofiel aan de bovenzijde een in de lengterichting verlopend doorlopend bovenkanaal omvat van een zekere breedte, dat via een open gleuf van kleine- 20 re breedte uitkomt bij de bovenzijde van het grondraamlangsliggerprofiel, welk bovenkanaal en welke gleuf respectievelijk geschikt zijn voor het in de lengterichting van het grondraamlangsliggerprofiel verschuifbaar opnemen van een kop, respectievelijk het doorlaten van een bijbehorende steel, van een 25 bevestigingskopbout, ♦ de grondraamdwarsliggers een, meerder grondraamlangsliggers overspannend, grondraamdwarsliggerprofiel omvatten met een voor oplegging op een variabele positie op grondraamlangsliggers bestemde onderzijde en een evenwijdige tegen- 30 overgelegen bovenzijde en ♦ het grondraamdwarsliggerprofiel aan de onderzijde minstens een in de lengterichting en evenwijdig aan de bovenzijde lopende bevestigingsflens omvat.

Het bekende carrosseriesamenstel is onder meer be-35 doeld om als een pakket van onderdelen aan carrosseriebouwers te worden gleleverd, die op basis daarvan een carrosserieopbouw kunnen samenstellen.

N

1 0244 67*

I - 2 - I

I 2. Beschrijving van de bekende stand van de techniek I

I Een carrosseriesamenstel van de bovenbeschreven soort I

I is bekend uit het Nederlandse octrooischrift 1 002 090, even- I

I eens van aanvrager, waarvan de inhoud hierin door verwijzing I

I 5 wordt geacht te zijn opgenomen. Het bekende carrosseriesamen- I

I stel omvat een grondraamconstructie met grondraamlangsligger- I

I profielen, grondraamdwarsliggerprofielen en stukken vloerop- I

I leggingsprofielen die tussen de grondraamdwarsliggerprofielen I

I worden geplaatst. Voor de bevestiging van grondraamdwarslig- I

I 10 gerprofielen op de grondraamlangsliggerprofielen worden speci- I

I ale montageplaten met bevestigingsgaten gebruikt in de vorm I

I van klemplaten. De kop van een bevestigingskopbout wordt in I

I het bovenkanaal en door de open gleuf aan de bovenzijde van I

I het grondraamlangsliggerprofiel geschoven en door het bevesti- I

15 gingsgat van een klemplaat gestoken, waarna een moer op de I

I steel van de bevestigingsbout wordt geschroefd die op de klem- I

I plaat komt te rusten. De klemplaat drukt met zijrand op een I

I speciaal gevormde zijrand van de flens aan de onderzijde van I

I de grondraamdwarsligger. I

I 20 In de wereld van de carrosseriebouw bestaat het alge- I

I mene streven zo optimaal mogelijk gebruik te maken van het I

I draagvermogen van een chassis. De carrosserieopbouw moet dus I

I zo licht mogelijk zijn, maar tevens sterk. Deze eisen hebben I

I geleid tot een toenemend gebruik van geëxtrudeerde aluminium I

I 25 profielen in de carrosseriebouw. Verder bestaat immer het I

I streven tot rationalisatie en het drukken van de kosten. Een I

I carrosseriesamenstel moet dus zo licht en sterk mogelijk zijn, I

I gemakkelijk te monteren, weinig onderdelen omvatten en zo min I

I mogelijk extra bewerkingen vergen zoals lassen, boren, draad I

I 30 tappen, afkorten, spuiten, etc. I

I SAMENVATTING VAN DE UITVINDING I

I Het is een doel van de uitvinding om een carrosserie- I

I samenstel van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen I

I 35 met minder onderdelen, een geringer gewicht en verdere belang- I

I rijke voordelen die hieronder nog aan de orde zullen komen. I

I Het carrosseriesamenstel volgens de uitvinding heeft I

I daartoe het kenmerk, dat I

I ♦ de genoemde minstens aanwezige bevestigingsflens van I

I 40 de grondraamdwarsligger is voorzien van bevestigingsgaten en I

I 1024467 I

I 1 - 3 - ♦ de grondraamdwarsliggers op grondraamlangsliggers bevestigbaar zijn met behulp van bevestigingskopbouten en op de steel daarvan geschroefde moeren, waarbij de kop van de be-vestigingskopbout zich in het bovenkanaal van een grondraam-5 langsligger bevindt, de steel door de gleuf in de grondraam-langsligger en door een bevestigingsgat in de bevestigings-flens van een grondraamdwarsligger steekt en de moer tegen de bevestigingsflens van de grondraamdwarsligger drukt.

Aldus wordt door de uitvinding het gebruik van aparte 10 klemplaten voorkomen, waardoor tevens gewicht wordt bespaard. De grondraamdwarsliggers zijn voorzien van bevestigingsgaten, hetgeen eveneens gewicht bespaard.

Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding volgens conclusie 2. Een 15 grondraamdwarsliggerprofiel van deze vorm bezit een grote stijfheid, is voorzien van twee bevestigingsflenzen ter weerszijden voor een goede en flexibele bevestiging op de grond-raamlangsliggerprofielen en is licht en sterk.

Conclusie 3 heeft betrekking op een verdere uitvoe-20 ringsvorm. Deze uitvoeringsvorm is vooral van belang voor het verkleinen van het gewicht van de grondraamdwarsliggerprofie-len door het verkleinen van de breedte op de plaatsen waar deze niet worden opgelegd op grondraamlangsliggerprofielen.

Door onderzoek aan de hand van een groot aantal raoge-25 lijke toepassingen bij verschillende soorten chassis is een uitvoeringsvorm volgens conclusie 4 interessant gebleken. Aldus uitgevoerde grondraamdwarsliggerprofielen kunnen in alle in de praktijk voorkomende gevallen gemakkelijk op de juiste positie zonder uitvoering van extra werkzaamheden op de grond-30 raamlangsliggerprofielen worden gemonteerd.

Conclusie 5 heeft eveneens betrekking op een zeer belangrijke uitvoeringsvorm van de uitvinding. De verhouding tussen sterkte en gewicht van de grondraamdwarsliggers is bij deze uitvoeringsvorm zeer gunstig. Bovendien zijn grondraam-35 dwarsliggerprofielen voorzien van de kenmerken van de conclusies 3 en 4 makkelijker te vervaardigen in de vorm van een grondraamdwarsligger met de kenmerken van conclusie 5. De gal-vanisering zorgt voor de noodzakelijke roestbestendigheid.

Bij voorkeur wordt de uitvoeringsvorm van conclusie 6 40 gebruikt. Als plaatstaal van hoge sterkte komt bijvoorbeeld 1024467

I - 4 - I

I het HSS-plaatmateriaal Dogal 420 YP in aanmerking, dat ver- I

I krijgbaar is bij de firma Swedish Steel BV te Wijchen. I

I Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt omschreven I

I in conclusie 7. Door studie is gebleken dat het grondraam- I

5 dwarsliggerprofiel slechts in een beperkt aantal standaardma- I

I ten behoeft te worden geleverd, bijvoorbeeld zes standaardma- I

I ten. Dergelijke standaard grondraamdwarsliggerprofielen behoe- I

I ven dus niet op lengte te worden afgekort maar kunnen kant en I

I klaar door een toeleverancier worden vervaardigd en geleverd. I

I 10 Het is daardoor ook mogelijk geworden om speciale grondraam- I

I zijregelsteunen aan de uiteinden van de grondraamdwarsliggers I

I te voorzien, gezien het feit dat deze immers altijd volgens I

I hun standaardlengte worden toegepast. I

Door de aanwezigheid van de grondraamzijregelsteunen I

I 15 aan de uiteinden van de grondraamdwarsliggers is een uitvoe- I

I ringsvorm van de uitvinding volgens conclusie 8 mogelijk. Het I

I gaat hier om een speciale aanpassing van de gebruikelijke I

I grondraamzijregelprofielen uit geëxtrudeerd aluminium. De aan- I

I passing betreft de overbrugging van niveauverschil tussen de I

I 20 bovenzijde van de grondraamzijregelsteun en de grondraamdwars- I

I liggers. I

I De aanwezigheid van het overbruggingsdeel maakt een I

zeer interessante verdere uitvoeringsvorm mogelijk volgens I

I conclusie 9. Hierbij wordt het overbruggingsdeel gebruikt om I

I 25 via een in de lengterichting verlopend doorlopend bovenkanaal I

I en een daarop aansluitende open gleuf op een gemakkelijke wij- I

I ze, door middel van in het bovenkanaal en de gleuf aangebrach- I

I te bevestigingskopbouten, de grondraamzijregel op de grond- I

I raamzijregelsteunen te monteren. I

I 30 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de I

I hand van de tekening die, uitsluitend bij wijze van voorbeeld, I

I betrekking heeft op een mogelijke uitvoeringsvorm van de uit- I

I vinding, waartoe deze overigens niet is beperkt. I

I 35 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN I

I Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van achteren en I

I opzij van een voertuig met een carrosseriesamenstel, I

I Fig. 2 is een isometrisch aanzicht van boven en opzij I

I van een grondraam voor een carrosseriesamenstel zoals in Fig. I

I 40 1, I

11024467 I

- 5 -

Fig. 3 is een perspectivisch aanzicht van een deel van een grondraamlangsliggerprofiel gebruikt in het grondraam van Fig. 2,

Fig. 4 is een aanzicht als in Fig. 3 van een grond-5 raamlangsliggerprofiel van grotere hoogte,

Fig. 5 is een zijaanzicht van een bevestigingskopbout met slotring en moer gebruikt bij de opbouw van het grondraam van Fig. 2,

Fig. 6 is een zijaanzicht van een grondraamdwarslig-10 gerprofiel gebruikt in het grondraam van Fig. 2,

Fig. 7 is een bovenaanzicht op het grondraamdwarslig-gerprofiel van Fig. 6,

Fig. 8 is een perspectivisch aanzicht vanaf de bovenkant en de voorkant op een deel van een grondraamdwarsligger 15 bij een grondraamzijregelsteun,

Fig. 9 is een vooraanzicht tegen een grondraamdwars-liggerprofiel,

Fig. 10 is een zijaanzicht tegen een deel van een grondraamdwarsliggerprofiel ter plaatse van de grondraamzijre-20 gelsteun,

Fig. 11 is een perspectivisch aanzicht dat de bevestiging toont van een grondraamdwarsligger op een grondraam-langsligger,

Fig. 12 is een perspectivisch vooraanzicht tegen een 25 deel van een grondraamzijregel,

Fig. 13 is een perspectivisch aanzicht op een beves-tigingsplaat,

Fig. 14 is een aanzicht in doorsnede door een chassi-slangsligger met daarop gemonteerde delen van een grondraam.

30

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VOORKEURSUITVOERINGSVORMEN

In de figuren worden gelijke onderdelen aangeduid met gelijke verwijzingsnummers. De figuren zijn op een willekeuri-35 ge en niet altijd gelijke schaal.

Het carrosseriesamenstel 1 is in Fig. 1 opgebouwd op een voertuig 2 dat is voorzien van stalen chassislangsliggers 3, zie ook Fig. 2. De getekende carrosserie bestaat in hoofdzaak uit een dakpaneel 7, een voorwandpaneel 8, een tweetal 40 deuren 9, een tweetal zijwandpanelen 10 alsmede een vloercon- 1024467

Η I

I - 6 - I

I structie 11 die is aangebracht op een nog te bespreken grond- I

I raam. Rondom de deuren 9 bevindt zich een achterportaal 12 be- I

I staande uit een onderdorpel 13, een bovendorpel 14 en twee I

staanders 15. De vloerconstructie 11 is bevestigd op een I

I 5 grondraam 4 dat wordt getoond in Fig. 2 en hieronder nader zal I

I worden besproken. I

I Het grondraam 4 omvat op de chassislangsliggers 3 ge- I

I plaatste grondraamlangsliggers 5 en in dwarsrichting verlopen- I

I de grondraamdwarsliggers 6. De grondraamlangsliggers 5 omvat- I

I 10 ten een, meerdere grondraamdwarsliggers 6 overspannend, onon- I

I derbroken grondraamlangsliggerprofiel 16A of 16B, zie de res- I

I pectievelijke figuren Fig. 3 en 4. Deze grondraamlangsligger- I

I profielen zijn in alle opzichten gelijk behalve de hoogte, er I

I zullen daarom voor de verschillende delen daarvan dezelfde I

I 15 verwijzingsnummers worden gebruikt. De grondraamlangsligger- I

I profielen 16A en 16B zijn voorzien van een voor oplegging op I

I een chassislangsligger 3 van een voertuig 2 bestemde onderzij- I

I de 17 en een evenwijdige tegenovergelegen voor het opleggen I

I van grondraamdwarsliggers 6 bedoelde bovenzijde 18. I

I 20 Het grondraamlangsliggerprofiel 16A,B is aan de bo- I

I venzijde 18 voorzien van een in de lengterichting verlopend I

I doorlopend bovenkanaal 19 van een zekere breedte dat via een I

I open bovengleuf 70 van kleinere breedte uitkomt bij de boven- I

I zijde 18. Dit bovenkanaal 19 en deze bovengleuf 70 zijn res- I

I 25 pectievelijk geschikt voor het in de lengterichting van het I

I grondraamlangsliggerprofiel 5 verschuifbaar opnemen van een I

I kop 20 respectievelijk het doorlaten van een bijbehorende I

I steel 21 van een bevestigingskopbout 23, zie Fig. 5. De kop 20 I

I bestaat uit een bolle kop die aansluit op een vierkant 24. De I

I 30 bolle kop 20 heeft een zodanige hoogte en diameter dat deze I

I met geringe speling past in het bovenkanaal 19 aan de boven- I

I zijde van het grondraamlangsliggerprofiel 16A,B. Het vierkant I

I 24 past met geringe speling in de bovengleuf 70 die op het bo- I

I venkanaal 19 aansluit en kan in de bovengleuf 70 niet draaien. I

I 35 Op de bevestigingskopbout 23 wordt een moer 25 geschroefd, I

I eventueel na tussenlegging van een slotplaat 22, een borgring, I

I etc. I

I De grondraamdwarsliggers 6, zie ook de Fig. 6 en 7, I

I omvatten een, meerdere grondraamlangsliggers 5 overspannend, I

I 40 grondraamdwarsliggerprofiel 26 met een voor oplegging op een I

I 1024467 I

- 7 - variabele positie op grondraamlangsliggers 5 bestemde onderzijde 27 en een evenwijdige tegenovergelegen bovenzijde 28.

Het grondraamdwarsliggerprofiel is aan de onderzijde 27 voorzien van twee in de lengterichting evenwijdig aan de bovenzij -5 de 28 verlopende bevestigingsflenzen 29.

De bevestigingsflenzen 29 van de grondraamdwarslig-gers 6 zijn voorzien van bevestigingsgaten 30, 31 en 32. De grondraamdwarsliggers 6 zijn op de grondraamlangsliggers 5 be-vestigbaar met behulp van bevestigingskopbouten van de vorm 10 van de bevestigingskopbout 23 uit Fig. 5, maar eventueel van een andere maat, met op de steel 21 daarvan geschroefde moeren 25, waarbij de kop 20 van de bevestigingskopbout zich in het bovenkanaal 19 bevindt van een grondraamlangsligger 16A of 16B, de steel door de bovengleuf 70 in de grondraamlangsligger 15 16A of 16B gaat en door een bevestigingsgat 30, 31 of 32 in de bevestigingsflens 29 van een grondraamdwarsligger 6 steekt en de moer 25 tegen de bevestigingsflens 29 van de grondraamdwarsligger 6 drukt.

Het grondraamdwarsliggerprofiel 26 is in doorsnede 20 bij ruwe benadering JL-vormig. Het bezit evenwel een vlak bovendeel 33, verticale lijfdelen 34 ter weerszijden van het bovendeel 33 en vlakke bevestigingsflenzen 29 ter weerszijden van de lijfdelen 34, ieder voorzien van bevestigingsgaten 30, 31 en 32.

25 De bevestigingsflenzen 29 van de grondraamdwarslig- gerprofielen 26 omvatten op afstand van elkaar gelegen beves-tigingsgebieden 35 die komen te liggen op grondraamlangslig-gerprofielen 5. Deze bevestigingsgebieden zijn voorzien van een speciaal patroon van bevestigingsgaten 30, 31 en 32. Tus-30 sen de bevestigingsgebieden 35 zijn verdere gebieden36 aanwezig die zijn voorzien van bevestigingsgaten 37, in dit geval een patroon van ronde bevestigingsgaten 37. Vooral in Fig. 7 is goed te zien dat het grondraamdwarsliggerprofiel 26 drie van dergelijke verdere gebieden36 omvat, waarbij de buitenste 35 twee verdere gebieden36 zijn voorzien van bevestigingsgaten 37 volgens een patroon met een kleinere steek en het middelste verder gebied volgens een patroon met een grotere steek. Deze bevestigingsgaten 37 maken het grondraamdwarsliggerprofiel 26 lichter en dienen voor de eventuele bevestiging van allerhande J 024467 I ι

I - 8 - I

I eventueel nodige of gewenste niet tot de grondraamconstructie I

I behorende onderdelen. I

I Zoals goed valt te zien in de Fig. 8, 9 en 10 bestaan I

I de grondraamdwarsliggers 6 uit omgezette dwarsliggerprofielen I

I 5 26 uit staalplaat, bij voorkeur van hoge sterkte. I

I De grondraamdwarsliggerprofielen 26 worden in een be- I

I perkt aantal standaardlengtes gebruikt. Een dergelijke stan- I

I daardlengte wordt getoond in de Fig. 6 en 7. De lengte daarvan I

I bedraagt 2480 mm bij een grootste breedte over de bevesti- I

I 10 gingsflenzen 29 van 140 mm en een totale hoogte van 70 mm. Er I

I kunnen standaard grondraamdwarsliggerprofielen worden ver- I

I schaft van enkele andere afmetingen zodat gekozen kan worden I

I uit enkele standaardafmetingen. Door het feit dat standaard I

I dwarsliggerprofielen 26 worden gebruikt die dus niet door de I

I 15 carrosseriebouwer op lengte behoeven te worden afgekort of an- I

I derszins behoeven te worden bewerkt, is het mogelijk om de I

I uiteinden van de standaard dwarsliggerprofielen een bijzondere I

I vorm te geven met extra functies. Het carrosseriesamenstel om- I

I vat namelijk zoals gebruikelijk ter weerszijden een grondraam- I

I 20 zij regel 38, zie Fig. 12. Dit is, zoals eveneens gebruikelijk, I

I een uit aluminium geëxtrudeerd profiel dat aan de buitenzijde I

I is voorzien van een goot 39 waarin een zijwandpaneel 10 van de I

I carrosserieopbouw kan worden geplaatst. De uiteinden van de I

I grondraamdwarsliggers 6 zijn voorzien van een ten opzichte van I

I 25 de bovenzijde 28 op afstand op een lager niveau gelegen grond- I

I raamzijregelsteun 40. Deze is voorzien van een bovenzijde 41 I

I voor het ondersteunen van een grondraamzijregel 38 en van een I

I tegenovergelegen onderzijde 42. Vooral in Fig. 9 valt goed te I

I zien dat de bovenkant van de grondraamzijregelsteun 40 is ge- I

I 30 vormd door het over elkaar vouwen van delen van de linker en I

I rechter lijfdelen van de grondraamdwarsligger. De verdere I

I vormgeving spreekt zo duidelijk uit de tekening dat een verde- I

I re toelichting hier achterwege wordt gelaten. I

I De grondraamzijregels 38 bestaan uit een grondraam- I

I 35 zijregelprofiel 43 van geëxtrudeerd aluminium met een buiten- I

I ste afdekdeel 44, een voorste wanddeel 45 van de goot 39, een I

I tegenovergelegen wandpaneelsteunplaat 46 en een overbruggings- I

I deel 47. Het overbruggingsdeel bezit een bovenzijde 48 en een I

I evenwijdige tegenovergelegen onderzijde 49 die is bedoeld voor I

I 40 oplegging op de grondraamzijregelsteunen 40 van de grondraam- I

I 1 024467 j

I I

- 9 - dwarsliggers 6. De bovenzijde 48 en de onderzijde 49 bevinden zich op een afstand d van elkaar die gelijk is aan de afstand d tussen de bovenzijde 28 van de grondraamdwarsliggerprofielen 26 en de bovenzijde 41 van de grondraamzijregelsteunen 40 van 5 de grondraamdwarsliggers 6. Het overbruggingsdeel 47 overbrugt dus deze afstand d. Dit is van belang voor het later monteren van een vloer op de grondraamdwarsliggers 6, reikende tot aan de grondraamzijregel 38.

Voor een gemakkelijke en snelle bevestiging van de 10 grondraamzijregelprofielen 38 op de overbruggingsdelen 40 van de grondraamdwarsliggers 6 is in het overbruggingsdeel 47 een in de lengterichting verlopend doorlopend onderkanaal 50 aanwezig van een breedte en een hoogte die weer is aangepast aan de afmetingen van de kop 20 van een bevestigingskopbout 23.

15 Het onderkanaal 50 komt via een open ondergleuf 51 van kleinere breedte, aangepast aan de diameter van de steel 21 van de bevestigingskopbout, uit bij de onderzijde 49 van het overbruggingsdeel 47. Het onderkanaal 50 en de ondergleuf 51 zijn dus respectievelijk geschikt voor het in de lengterichting van 20 het grondraamzijregelprofiel 38 verschuifbaar opnemen van de kop 20 respectievelijk het doorlaten van de steel 21 van een bevestigingskopbout 23.

De grondraamzijregelsteunen 40 van de grondraamdwarsliggers zijn op hun beurt voorzien van een of meer bevesti-25 gingsgaten, in het huidige geval een enkel gleufvormig gat 52, zie Fig. 8. De grondraamzijregels 38 zijn op de bovenzijde van de grondraamzijregelsteunen 40 bevestigbaar met behulp van de bevestigingskopbouten 23 en op de steel daarvan geschroefde moeren 25 zodat de kop 20 van de bevestigingskopbout 23 zich 30 in het onderkanaal 50 van het overbruggingsdeel 47 van de grondraamzijregel 38 bevindt en de steel 21 door de ondergleuf 51 in het overbruggingsdeel 47 en tevens door het bevesti-gingsgat 52 in de grondraamzijregelsteun 40 van een grondraam-dwarsligger 6 steekt. De moer 25 drukt, eventueel via een 35 slotplaat 22, tegen de onderzijde 42 van de grondraamzijregelsteun 40.

Zoals de figuren 3 en 4 tonen zijn de grondraamlangs-liggerprofielen 16A, 16B voorzien van linker en rechter zijop-pervlakken die respectievelijk zijn aangeduid met 53L en 53R. 40 Verder zijn in de lengterichting verlopende doorlopende zij ka- 1024467

Η I

I - ίο - I

I nalen 54L en 54R aanwezig met een zekere breedte, die ieder I

I via een open zijgleuf 55L respectievelijk 55R van kleinere I

breedte uitkomen bij een desbetreffend zijoppervlak 53L of 53R I

I van het grondraamlangsliggerprofiel 16A, B. I

I 5 Het genoemde zij kanaal en de genoemde zijgleuf zijn I

I respectievelijk geschikt voor het opnemen van een boutkop 20, I

I respectievelijk het doorlaten van de bijbehorende boutsteel 21 I

I van een bevestigingskopbout 23. I

I Fig. 13 toont een montageplaat voor het bevestigen I

I 10 van de grondraamlangsliggers 5 op de chassislangsliggers 3. De I

I montageplaat wordt aangeduid met het verwijzingsnummer 56. De I

I gatenplaat 56 bezit een bovenkant 57 en een tegenovergelegen I

I onderkant 58 en bezit afmetingen die een montage meer nabij de I

I bovenkant 57 mogelijk maken tegen een zijkant 53 van een I

I 15 grondraamlangsligger 5 en tegelijk meer nabij de onderkant 58 I

I tegen een zijkant van een chassislangsligger 3. De gatenplaat I

I 56 is voorzien van een patroon van bevestigingsgaten, omvat- I

I tende meer nabij de bovenkant 57 twee loodrecht op elkaar I

I staande schuine sleufgaten 59, alsmede meer nabij de onderkant I

I 20 58 verdere bevestigingsgaten 60, 61 en 62. Het bevestigingsgat I

I 60 is een rond gat en de bevestigingsgaten 61 en 62 zijn I

I sleufgaten van verschillende lengte die op afstand van en on- I

I der een hoek van 45* verlopen ten opzichte van de beide schui- I

I ne sleufgaten 59. I

I 25 De gatenplaat 56 is op de grondraamlangsligger 5 ver- I

I schuifbaar in de lengterichting en dwars daarop variabel in de I

I hoogterichting bevestigbaar met behulp van bevestigingsbouten I

I 23 die met een kop 20 in een doorlopend zij kanaal 54 en met I

I een steel 21 door de open zijgleuf 55 van de grondraamlangs- I

I 30 ligger 5 is geschoven. Verder zijn deze tevens door een schuin I

I sleufgat 59 van de gatenplaat 56 gestoken en zijn op de steel I

I daarvan moeren 25 geschroefd die tegen de gatenplaat 56 druk- I

I ken. Zie ook Fig. 14 die een en ander in doorsnede toont. De I

I gatenplaten 56 zijn verder op de chassislangsligger 3 beves- I

I 35 tigbaar met behulp van een of meer door een verder gat 60 tot I

I 62 van de gatenplaat en tevens in een corresponderend gat 63 I

I aanwezig in de chassislangsligger 3 aangebrachte bevesti- I

I gingskopbouten 64. Deze worden niet nader omschreven en zijn I

I van bekende soort met een zeskante kop 69. Op de bevesti- I

1024467 I

- 11 - gingskopbout 64 is een moer 65 geschroefd met tussenlegging van een slotring 66.

Zoals in Fig. 13 duidelijk valt te zien bestaat de gatenplaat 56 uit een vlak stuk van bevestigingsgaten 59 tot 5 62 voorzien stuk staalplaat. De schuine sleufgaten 59 zijn met hun meer nabij de onderkant 58 gelegen uiteinden 67 op afstand van elkaar gelegen.

Zoals duidelijk valt te zien in de Fig. 3 en 4 is de doorsnede van het langsliggerprofiel 16, ten opzichte van een 10 in de lengterichting en loodrecht op de bovenzijde 18 en de onderzijde 17 verlopend symmetrievlak (niet in de tekening weergegeven), spiegelsymmetrisch en dus ter weerszijden daarvan voorzien van een doorlopend zij kanaal 54L respectievelijk 54R met een bijbehorende doorlopende zijgleuf 55L, respectie-15 velijk 55R. Ter verkleining van het gewicht is het grondraam-langsliggerprofiel 16 voorzien van minstens één holle ruimte 68 tussen de doorlopende zij kanalen 54 en de bovenkant. De holle ruimte 68 strekt zich uit tot tussen de genoemde beide doorlopende zij kanalen 54.

20 Alhoewel in het bovenstaande de uitvinding werd toe gelicht aan de hand van slechts een enkel uitvoeringsvoorbeeld is de uitvinding daartoe geenszins beperkt. Het grondraampro-fiel kan bijvoorbeeld zijn voorzien van slechts een enkel verticaal lijfdeel, een bevestigingsflens bezitten aan slechts 25 een enkele zijde, uit aluminium of nog een ander materiaal zijn vervaardigd, etc. Het kan voordelig zijn om op de bodem van een of meer kanalen van een of meer van de gebruikte profielen een in de lengte van het kanaal lopende plaatselijke verhoging te voorzien van bijvoorbeeld halfcirkelvormige door-30 snede en van zodanige hoogte dat de kop van de bevestigings-bout niet te veel hoogtespeling bezit in het kanaal maar daarin wel enigszins kan kantelen. Verder zou zo nodig bijvoorbeeld het grondraamzijregelprofiel in aansluiting op de bovenzijde in zijrichting kunnen zijn verlengd door een zijflens om 35 de daarop aan te brengen vloer beter te kunnen vastzetten. De uitvinding omvat aldus alle mogelijke uitvoeringsvormen die worden omvat door de reikwijdte van de nu volgende conclusies.

1024467

Claims (10)

1. Carrosseriesamenstel (1) voor de opbouw van een I I carrosserie op een voertuig (2) dat is voorzien van chassis- I I 5 langsliggers (3), welke carrosserie op het chassis met beves- I I tigingskopbouten monteerbaar is en althans een grondraam (4) I I omvat met op de chassislangsliggers (3) geplaatste grondraam- I I langsliggers (5) en in dwarsrichting verlopende grondraam- I I dwarsliggers (6) en onder meer bestaat uit geëxtrudeerde alu- I I 10 minium profielen, waarbij: I I ♦ de grondraamlangsliggers (5) een, meerdere grond- I I raamdwarsliggers (6) overspannend, ononderbroken grondraam- I I langsliggerprofiel (16A,B) omvatten, met een voor oplegging op I I een chassislangsligger (3) van een voertuig (2) bestemde on- I I 15 derzijde (17) en een evenwijdige tegenovergelegen voor het op- I I . leggen van grondraamdwarsliggers (6) bedoelde bovenzijde (18), I I ♦ het grondraamlangsliggerprofiel (16A,B) aan de bo- I I venzijde (18) een in de lengterichting verlopend doorlopend I I bovenkanaal (19) omvat van een zekere breedte, dat via een I I 20 open bovengleuf (70) van kleinere breedte uitkomt bij de bo- I I venzijde (18) van het grondraamlangsliggerprofiel, welk boven- I I kanaal (19) en welke bovengleuf (70) respectievelijk geschikt I I zijn voor het in de lengterichting van het grondraamlangslig- I I gerprofiel (5) verschuifbaar opnemen van een kop (20), respec- I I 25 tievelijk het doorlaten van een bijbehorende steel (21), van I I een bevestigingskopbout (23), I I ♦ de grondraamdwarsliggers (6) een, meerdere grond- I I raamlangsliggers (5) overspannend, grondraamdwarsliggerprofiel I I (26) omvatten met een voor oplegging op een variabele positie I I 30 op grondraamlangsliggers (5) bestemde onderzijde (27) en een I I evenwijdige tegenovergelegen bovenzijde (28) en I I ♦ het grondraamdwarsliggerprofiel aan de onderzijde I I (27) minstens een in de lengterichting en evenwijdig aan de I I bovenzijde (28) lopende bevestigingsflens (29) omvat, met het I I 35 kenmerk, dat: I I ♦ de genoemde minstens aanwezige bevestigingsflens I I (29) van de grondraamdwarsligger (6) is voorzien van bevesti- I I gingsgaten (30-32) en I I 1024467 I - 13 - ♦ de grondraamdwarsliggers (6) op grondraamlangslig-gers (5) bevestigbaar zijn met behulp van bevestigingskopbou-ten (23) en op de steel (21) daarvan geschroefde moeren (25), waarbij de kop (20) van de bevestigingskopbout (23) zich in 5 het bovenkanaal (19) van een grondraamlangsligger (16AfB) bevindt, de steel door de bovengleuf (70) in de grondraamlangsligger (16A,B) en door een bevestigingsgat (30-32) in de be-vestigingsflens (29) van een grondraamdwarsligger (6) steekt en de moer (25) tegen de bevestigingsflens (29) van de grond-10 raamdwarsligger drukt.

2. Carrosseriesamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het grondraamdwarsliggerprofiel (26) in doorsnede ruwweg J"L-vormig is, met een vlak bovendeel (33), verticale lijfdelen (34) ter weerszijden van het bovendeel (33) en vlak- 15 ke bevestigingsflenzen (29) ter weerszijden van de lijfdelen (34), ieder voorzien van bevestigingsgaten (30-32).

3. Carrosseriesamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat: ♦ elk van de bevestigingsflenzen (29) op afstand van 20 elkaar gelegen bevestigingsgebieden (35) omvat voorzien van een patroon van bevestigingsgaten (30-32) en ♦ verdere gebieden van kleinere breedte.

4. Carrosseriesamenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat: 25. het genoemde patroon van bevestigingsgaten in de bevestigingsgebieden in de lengterichting lopende gleufvormige bevestigingsgaten omvat en ♦ ook in de genoemde verdere gebieden(36) bevestigingsgaten (37) aanwezig zijn.

5. Carrosseriesamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grondraamdwarsliggers (6) bestaan uit omgezette grondraamdwarsliggerprofielen (26) van gegalvaniseerde staalplaat.

6. Carrosseriesamenstel volgens conclusie 5, met het 35 kenmerk, dat de staalplaat bestaat uit plaatstaal van hoge sterkte.

7. Carrosseriesamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat: ♦ het grondraam ter weerszijden grondraamzijregels 40 (38) omvat, 1024467 I - 14 - I I ♦ de uiteinden van de grondraamdwarsliggers (6) zijn I I voorzien van een ten opzichte van de bovenzijde (28) op af- I I stand op een lager niveau gelegen grondraamzijregelsteun (40) I I met een bovenzijde (41) voor het ondersteunen van een grond- I I 5 raarazijregel (38) en een tegenovergelegen onderzijde (42) en I ♦ de grondraamdwarsliggers (6) een standaardlengte I I bezitten uit een beperkte verzameling van standaardlengtes. I

8. Carrosseriesamenstel volgens conclusie 7, met het I I kenmerk, dat: I I 10 ♦ de grondraamzijregels (38) bestaan uit een geëxtru- I I deerd aluminium grondraamzijregelprofiel (43) en I I ♦ het grondraamzijregelprofiel is voorzien van een I overbruggingsdeel (47) met een bovenzijde (48) en een evenwij- I I dige tegenovergelegen onderzijde (49) bedoeld voor oplegging I I 15 op de grondraamzijregelsteunen (40) van grondraamdwarsliggers I I (6) en met een afstand (d) tussen de onderzijde en de boven- I I zijde die de afstand tussen de bovenzijde van de grondraamzij- I I regelsteun en van een grondraamdwarsligger (6) overbrugt, zo- I I dat de bovenzijde (48) van het overbruggingsdeel (47) van een I I 20 op een grondraamzijregelsteun (40) ondersteunde grondraamzij- I I regel (38) zich bevindt op het niveau van de bovenzijde (28) I I van de grondraamdwarsligger (6). I

9. Carrosseriesamenstel volgens conclusie 1, met het I I kenmerk, dat: I 25. het grondraamzijregelprofiel (38) in het overbrug- I I gingsdeel (47) een in de lengterichting verlopend doorlopend I I onderkanaal (50) omvat van een zekere breedte dat via een open I I ondergleuf (51) van kleinere breedte uitkomt bij de onderzijde I I (49) van het overbruggingsdeel (47), welk onderkanaal (50) en I I 30 welke ondergleuf (51) respectievelijk geschikt zijn voor het I I in de lengterichting van het grondraamzijregelprofiel (38) I I verschuifbaar opnemen van de kop (20), respectievelijk het I I doorlaten van de steel (21), van een bevestigingskopbout (23), I I ♦ de grondraamzijregelsteunen (40) van de grondraam- I I 35 dwarsliggers (6) zijn voorzien van een of meer bevestigingsga- I I ten (52) en I I ♦ de grondraamzijregels (38) op de bovenzijden van de I I grondraamzijregelsteunen bevestigbaar zijn met behulp van be- I I vestigingskopbouten (23) en op de steel daarvan geschroefde I I 40 moeren (25), waarbij de kop (20) van de bevestigingskopbout I I j024467 • · - 15 - (23) zich in het onderkanaal (50) van het overbruggingsdeel (47) van de grondraamzijregel (38) bevindt, de steel (21) door de ondergleuf (51) in het overbruggingsdeel (49) en door een bevestigingsgat (52) in een grondraamzijregelsteun (40) van 5 een grondraamdwarsligger (6) steekt en de moer (25) tegen de onderzijde (42) van de grondraamzijregelsteun (40) drukt.

10. Grondraamdwarsliggerprofiel voor een carrosserie-samenstel, voorzien van kenmerken van een of meer van de voorgaande conclusies. 10 1024467