NL1022651C2

NL1022651C2 - Inrichting alsmede werkwijze voor het aanbrengen van folie.

Info

Publication number: NL1022651C2
Application number: NL1022651A
Authority: NL
Inventors: Wouter Hendrik Hogervorst; Martinus Franciscus Mensink; Arjan Johannes Anton Bovenmars; Joost Tijs; Edwin Johannes Gerardu Kruiper; Paul Wilhelmus Gerardu Reimert
Original assignee: Crest Engineering B V
Priority date: 2003-02-12
Filing date: 2003-02-12
Publication date: 2004-08-16

Description

Inrichting alsmede werkwijze voor het aanbrengen van folie

De uitvinding betreft een inrichting voor het aanbrengen van een folie op een voorwerp, zoals een automobiel, omvattende een gestel dat een folie-voorraadrol 5 draagt, alsmede aanbrengmiddelen voor het aanbrengen van de folie vanaf de voorraadrol op het voorwerp.

Een dergelijke inrichting is bekend uit NL-A-1010319. Bij deze bekende inrichting wordt een baan foliemateriaal opgespannen boven bijvoorbeeld een voertuig, en door middel van mallen in vorm gebracht die is aangepast aan dat voertuig. 10 Vervolgens wordt de aldus gevormde folie in zijn geheel in een keer op het voertuig neergelaten. Hoewel op deze wijze een goede bescherming van het voertuig tegen beschadigingen kan worden gerealiseerd, is een dergelijke inrichting minder geschikt voor het op hoog tempo aanbrengen van beschermende folie. Dat is vooral een nadeel bij toepassing in de automobielindustrie. De gerede voertuigen die op het punt staan de 15 productielijn te verlaten, moeten op betrouwbare en snelle wijze kunnen worden behandeld, zodanig dat het productietempo van de fabriek kan worden bijgehouden. Vaak leidt dit er echter alsnog toe dat daarvoor relatief veel handarbeid nodig is. De kosten daarvan zijn hoog, vooral in vergelijking met de verregaand geautomatiseerde werkwijze in de huidige fabrieken.

20 Doel van de uitvinding is daarom allereerst een inrichting van het hiervoor beschreven type te verschaffen die deze nadelen niet heeft. Dat doel wordt bereikt doordat de aanbrengmiddelen een aanbrengrol omvatten alsmede een draagarm die de aanbrengrol draagt en die beweeglijk is opgehangen aan het gestel, zodanig dat de folie vanaf de voorraadrol over de aanbrengrol leidbaar is voor het door afrollen van de 25 aanbrengrol over het voorwerp aanbrengen van de folie op dat voorwerp.

Bij de inrichting volgens de uitvinding kan de folie op nauwkeurige wijze en snel worden aangebracht op het voorwerp. De foliebaan wordt direct vanaf de rol opgebracht, waardoor de stap van het opspannen en in de vorm brengen komt te vervallen. Daardoor kan een hoog productietempo worden verkregen. Bovendien komt 30 aan het aldus aanbrengen van de folie nauwelijks handarbeid te pas, hetgeen de snelheid en nauwkeurigheid ten goede komt.

De aanbrengrol moet er voor zorgen dat de folie gelijkmatig en zoveel mogelijk zonder plooien en luchtinsluitsels op het oppervlak terecht komt. Dat kan in het 1 02265 1 - H bijzonder bereikt worden bij een aanbrengrol die tenminste een drukkamer bevat die is gevuld met een drukmedium, zoals een gas of een vloeistof. Indien nodig kan het betreffende fluïdum worden verwarmd, zodanig dat de eigenschappen van de folie kunnen worden afgestemd op het voorwerp, in het bijzonder op een speciale vorm of 5 lastige contouren en dergelijke daarvan. De drukkamers zijn bij voorkeur via een drukleiding verbonden met een regelbare drukbron voor het instellen van een bepaalde druk in de drukkamer. Door het instellen van bepaalde drukverdeling in de kamers kan de gewenste aandrukking worden verzekerd. Het doel daarbij is om de lucht die zich onvermijdelijk tussen de folie en het voorwerp bevindt geleidelijk en volledig weg te 10 persen, zowel naar de voorzijde als de zijkanten van de foliebaan die nog niet zijn vastgehecht.

In dit verband is het gunstig indien meerdere drukkamers zijn voorzien die zich I in de axiale richting van de aanbrengrol naast elkaar bevinden. Verder kan een I drukkamer zijn voorzien die zich in de radiale richting van de aanbrengrol verder naar I 15 buiten bevindt. Bij voorkeur omvat de aanbrengrol een omhulsel waarin zich alle I drukkamers bevinden. Dat omhulsel kan eveneens een drukkamer vormen.

I De drukkamers zijn ondersteund op een stijve kem die door middel van lagers draaibaar is ondersteund op een draagas. Deze draagas is vrijdragend, en aan een eind ondersteund op de draagarm. Hetzelfde is het geval met de draagas waarop de folie 20 voorraadrol zich bevindt. Het voordeel daarvan is dat de rol foliemateriaal gemakkelijk kan worden verwisseld.

I Volgens een verdere verbetering is een behandelingsarm voorzien die zich evenwijdig op afstand van de aanbrengrol uitstrekt, welke behandelingsarm door middel van een radiaal ten opzichte van de aanbrengrol gerichte uithouder om de I 25 aanbrengrol beweegbaar is en vasthoudmiddelen heeft voor het vasthouden van de van de folie-voorraadrol afkomstige foliebaan en voor het om de aanbrengrol slaan daarvan.

Doordat de foliebaan een hechtzijde heeft met een hechtmiddel, en de vasthoudmiddelen zich bevinden aan de andere zijde van de foliebaan, kan het begin I van de folie door aandrukken met de behandelingsarm stevig op het voorwerp worden I 30 vastgezet. Vervolgens kunnen de vasthoudmiddelen worden uitgeschakeld, waarna de I inrichting gereed is voor het volledig vasthechten van de folie.

I In dat verband is de uitvoering van de behandelingsarm van groot belang.

Volgens de uitvinding bevat deze een eerste balk voorzien van vacuümopeningen die in I 0 2 2 B 5 1 - 3 verbinding zijn met een onderdrukbron voor het door middel van onderdruk vasthouden van de foliebaan, alsmede een tweede balk die zich evenwijdig op afstand van de eerste balk uitstrekt en die is voorzien van vacuümopeningen voor het door onderdruk vasthouden van de foliebaan.

5 Door middel van de eerste balk kan de foliebaan worden vastgehouden; daartoe zijn de vacuümopeningen van de eerste balk gericht naar de foliebaan, in de draaipositie van de eerste balk waarin deze zich bevindt nabij het traject van de foliebaan tussen de voorraadrol en de aanbrengrol. Verder zijn de vacuümopeningen van de tweede balk gericht naar het voorwerp, in de draaipositie van de tweede balk 10 waarin deze zich bevindt nabij het voorwerp; daardoor kan de tweede balk de folie stevig aandrukken op het voorwerp.

Tevens zijn snijmiddelen voorzien voor het doorsnijden van de foliebaan ter plaatse van het gedeelte daarvan dat zich uitstrekt tussen de eerste en de tweede balk. De snijmiddelen omvatten een snijkop die evenwijdig aan de balken heen en weer 15 beweegbaar is gemonteerd op de draagarm.

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het bedrijven van de inrichting zoals hiervoor beschreven. Deze werkwijze omvat de stappen van: -het verdraaien van de behandelingsarm naar en in aanraking met de foliebaan voor het vasthouden daarvan, 20 -het verder verdraaien van de behandelingsarm onder meeneming van de foliebaan over een gedeelte van de omtrek van de aanbrengrol, -het stoppen van de draaibeweging van de behandelingsarm wanneer het vastgehouden eind van de foliebaan zich nabij het voorwerp bevindt, -het naar elkaar toe bewegen van het voorwerp en de aanbrengrol met foliebaan, 25 onder aandrukking van de foliebaan op het voorwerp door de behandelingsarm zodanig dat het eind van de foliebaan gehecht wordt aan het voorwerp, -het opheffen van de vasthoudwerking van de behandelingsarm op de foliebaan, -het doen afrollen van de aanbrengrol over de foliebaan in de richting van het gehechte eind af, onder voortschrijdende aandrukking van de foliebaan op het 30 voorwerp.

In het bijzonder omvat de werkwijze volgens de uitvinding het aanbrengen van een foliebaan die smaller is dan het voorwerp. Als gevolg daarvan kunnen ook 1 02265 1 - H ingewikkeld gevormde oppervlakken worden bekleed met folie; daarbij kunnen ook H meerdere stukken folie naast elkaar worden aangebracht op het voorwerp.

Vervolgens zal de inrichting volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan H de hand van een in de .figuren weergegeven uitvoeringsvorm.

5 Figuur la toont een zij-aanzicht van de inrichting volgens de uitvinding in perspectief.

Figuur lb toont een aanzicht in perspectief van een deel van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 2 toont het zij-aanzicht volgens II-II van figuur 1, zonder folie.

10 Figuur 3a toont een eerste vooraanzicht.

Figuur 3b toont een tweede vooraanzicht volgens III-III van figuur lb.

Figuur 4 toont een axiale doorsnede door de aanbrengrol.

Figuur 5 toont een radiale doorsnede volgens V-V van figuur 4.

De in figuren 1 a en lb weergegeven inrichting volgens de uitvinding omvat een I 15 gestel 1 met een draagarm 2 waaraan een voorraadrol 3 met foliemateriaal is I opgehangen. De draagarm 2 is beweegbaar in verschillende richtingen door middel van I op zich bekende mechanismen in het gestel 1, die verder niet zijn beschreven. De draagarm 2 kan daardoor zodanig worden gemanipuleerd dat het foliemateriaal kan worden aangebracht op het voorwerp 4, zoals een automobiel.

20 Op de draagarm is verder een aanbrengrol 5 aangebracht, waar overheen de baan 6 uit foliemateriaal is geleid. Deze baan 6 is met zijn eind 7 reeds gedeeltelijk gehecht aan het voorwerp 4. Dit is ook de toestand zoals weergegeven in figuren lb en 3a.

I Zoals daar te zien, is in verband met het aanbrengen van de baan 6 rond de aanbrengrol I en op het voorwerp 4, een behandelingsarm 8 voorzien. Deze behandelingsarm 8 bezit I 25 een eerste balk 9 en een tweede balk 10, die evenwijdig en op enige afstand van elkaar I zijn bevestigd aan de uithouder 11. Deze uithouder is draaibaar rond de hartlijn van de I aanbrengrol 5; zie ook figuur 2.

Bij het aanbrengen van de folie houdt de behandelingsarm in de stand volgens I figuur 3a de folie tegen het voorwerp 4 aangedrukt door de tweede balk 10. Nadat de I 30 eerste hechting aldus tot stand is gekomen, wordt de aandrukking van de tweede balk 10 opgeheven en de via de vacuümgaten 15 ervan op de folie uitgeoefende onderdruk I opgeheven. De aanbrengrol 5 kan nu afrollen over de baan foliemateriaal 6, in de I richting van het reeds gehechte deel 7 af. Bij steeds verder affollen van de aanbrengrol I 1022651- 5 5 over de baan foliemateriaal 6 en over het voorwerp 4 wordt uiteindelijk de gehele baan 6 aan het voorweip 4 gehecht.

De behandelingsarm is inmiddels linksom gedraaid in figuur 2, naar de stand volgens figuur 3b. De eerste balk 9 komt dan tegen de baan foliemateriaal 6 aan komt 5 te liggen. In de balk 9 wordt een onderdruk opgewekt, zodanig dat via de vacuümopeningen 14 een verbinding met de baan foliemateriaal 6 tot stand wordt gebracht. Ondertussen is ook de tweede balk 10 in aanraking gekomen met de baan folie materiaal 6, en via de vacuümopeningen 15 heeft de in die balk 10 opgewekte onderdruk de baan foliemateriaal 6 vastgezogen.

10 In de stand volgens figuur 3b treedt vervolgens de snijkop 13 in werking die evenwijdig langs de balken 9,10 beweegbaar in het gestel 1 is opgehangen door middel van geleiding 17: zie figuur 3. Deze snijkop 13 snijdt het gedeelte 16 van de baan foliemateriaal 6 dat zich tussen beide balken 9,10 bevindt door. De snijkop bezit een op zich bekend roterend mes. Verder kan een spuitinrichting aanwezig zijn, waarmee 15 een siliconennevel op het mes kan worden gespoten ter verbetering van de snij werking.

De aanbrengrol 5 is nader weergegeven in de figuren 4 en 5. Hij bezit een koker 18 waaromheen een aantal drukkamers 20 naast elkaar is aangebracht. Deze drukkamers 20 zijn uitwendig omgeven door een verder drukkamer 21. Het geheel bevindt zich in een omhulsel 19. De drukkamers 20,21 zijn elk aangesloten op een 20 regelbare drukbron (niet getoond), en kunnen individueel op druk worden gebracht.

Ook het omhulsel 19 vormt een dergelijke drukkamer. Door de juist drukverdeling over de drukkamers 20,21 en in het omhulsel te kiezen, kunnen uiteenlopende oppervlakken met verschillende contouren goed worden bekleed.

102265 1 -

Claims

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de aanbrengrol (5) tenminste een drakkamer (20) bevat die is gevuld met een drukmedium, zoals een gas of een 15 vloeistof.
3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de tenminste ene drukkamer (20) via een drukleiding is verbonden met een regelbare drukbron voor het instellen van een bepaalde druk in de drukkamer (20).
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij meerdere drukkamers (20) zijn voorzien die zich in de axiale richting van de aanbrengrol (5) naast elkaar bevinden.
5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij meerdere drukkamers (20, 21) 25 zijn voorzien die zich in de radiale richting van de aanbrengrol (5) naast elkaar I bevinden.
6. Inrichting volgens conclusie 4 en 5, waarbij meerder zich in axiale richting naast elkaar bevindende drukkamers (20) zijn voorzien, alsmede een verdere I 30 drukkamer (21) die zich in radiale richting buiten de zich in axiale richting naast elkaar I bevindende drukkamers (20) bevindt en die zich uitstrekt over meerdere van die I drukkamers (20). I ΐ O ) c ς 1 - j £ / O D i
7. Inrichting volgens een der conclusies 2-6, waarbij de aanbrengrol (5) een omhulsel (19) omvat waarin zich alle drukkamers (20, 21) bevinden.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij het omhulsel (19) een drukkamer 5 vormt.
9. Inrichting volgens een der conclusies 2-9, waarbij de drukkamers (20, 21) zijn ondersteund op een stijve kern (18) die door middel van lagers (22) draaibaar is ondersteund op een draagas (23). 10
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de draagas (23) vrijdragend is, en aan een eind is ondersteund op de draagarm (2).
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de folie- 15 voorraadrol (3) is opgehangen aan de draagarm (2).
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een behandelingsarm (8) is voorzien die zich evenwijdig op afstand van de aanbrengrol (5) uitstrekt, welke behandelingsarm (8) door middel van een radiaal ten opzichte van de 20 aanbrengrol gerichte uithouder (11) om de aanbrengrol (5) beweegbaar is en vasthoudmiddelen (14, 15) heeft voor het vasthouden van de van de folie-voorraadrol (3) afkomstige foliebaan (6) en voor het om de aanbrengrol (5) slaan daarvan.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de foliebaan (5) een hechtzijde heeft 25 voorzien van een hechtmiddel, en de vasthoudmiddelen (14, 15) zich bevinden aan de andere zijde van de foliebaan (6).
14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij de behandelingsarm (8) een eerste balk (9) omvat voorzien van vacuümopeningen (14) die in verbinding zijn met 30 een onderdrukbron voor het door middel van onderdruk vasthouden van de foliebaan (6). ’0/2851- Η 15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de behandelingsarm (8) een tweede balk (10) omvat die zich evenwijdig op afstand van de eerste balk (9) uitstrekt en die is H voorzien van vacuümopeningen (15) voor het door middel van onderdruk vasthouden H van de foliebaan (6).
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij de vacuümopeningen (12) van de eerste balk (9) zijn gericht naar de foliebaan (6) in de draaipositie van de eerste balk (9) waarin deze zich bevindt nabij het traject van de foliebaan (6) tussen de voorraadrol (3) en de aanbrengrol (5).
17. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de vacuümopeningen (15) van de H tweede balk (10) zijn gericht naar het voorwerp (4) in de draaipositie van de tweede balk (10) waarin deze zich bevindt nabij het voorwerp (4).
18. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij snijmiddelen (13) zijn voorzien voor het doorsnijden van de foliebaan (6) ter plaatse van het gedeelte (16) daarvan dat zich uitstrekt tussen de eerste (9) en de tweede balk (10).
19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de snijmiddelen (distale schacht 13) 20 een snijkop omvatten die evenwijdig aan de balken (9, 10) heen en weer beweegbaar is I gemonteerd op de draagarm (2).
20. Werkwijze voor het bedrijven van de inrichting volgens een der conclusies 12-19, omvattende de stappen van: I 25 -het verdraaien van de behandelingsarm (8) naar en in aanraking met de foliebaan I (6) voor het vasthouden daarvan, -het verder verdraaien van de behandelingsarm (8) onder meeneming van de foliebaan (6) over een gedeelte van de omtrek van de aanbrengrol (5), -het stoppen van de draaibeweging van de behandelingsarm (8) wanneer het 30 vastgehouden eind van de foliebaan (6) zich nabij het voorwerp (4) bevindt, -het naar elkaar toe bewegen van het voorwerp (4) en de aanbrengrol (5) met I foliebaan (6), onder aandrukking van de foliebaan (6) op het voorwerp (4) door de I 1 n 9 9 & k 1 - behandelingsarm (8) zodanig dat het eind (7) van de foliebaan (6) gehecht wordt aan het voorwerp (4), -het opheffen van de vasthoudwerking van de behandelingsarm (8) op de foliebaan (4), 5 -het doen afrollen van de aanbrengrol (5) over de foliebaan (6) in de richting van het gehechte eind (7) af, onder voortschrijdende aandrukking van de foliebaan (6) op het voorwerp (5).
21. Werkwijze volgens conclusie 20, omvattende het losmaken van een stuk folie 10 van de foliebaan (6) nadat tenminste een gedeelte (7) van dat stuk folie is gehecht aan het voorwerp.
22. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, omvattende het aanbrengen van een foliebaan (6) die smaller is dan het voorwerp (4). 15
23. Werkwijze volgens conclusie 21 en 22, waarbij meerdere stukken folie naast elkaar worden aangebracht op het voorwerp (4).
24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij de meerdere stukken folie 20 overlappend worden aangebracht. ί 02265 1 “