NL1021845C2 - Meegroeiende plantpot. - Google Patents

Description

Meegroeiende plantpot

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstel omvattende een wortelhouder en een voet, waarbij de voet is voorzien van een zitting voor de 5 wortelhouder. Toepassing van de uitvinding zal hoofdzakelijk plaatsvinden in de glastuinbouw voor het kweken van diverse types gewas. In de glastuinbouw wordt het plaatsen van een kleinere wortelhouder, zoals een plantpot, een substraatblok of een kokosblok in een wortelhouder met een grotere afmeting, zoals een grotere plantpot of een groter substraatblok al langere tijd toegepast, vanwege de winst in het 10 ruimtebeslag.

Het gebruik van transportsystemen, zoals rollenbanen, transportgoten of kweektafels, ter verhoging van de efficiency van het kweekproces is echter van meer recente datum. Met name de laatste j aren worden dergelijke systemen op steeds grotere schaal toegepast. Het Europees octrooi EP 0 658 012 BI beschrijft een 15 transportsysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van een hoofdtransportband die een aantal parallel geplaatste kweektransportbanden met elkaar verbindt.

In de glastuinbouw ondervindt men in de dagelijkse praktijk het probleem dat de beschikbare plantpotten of substraathouders veelal onvoldoende stabiel zijn om te worden toegepast bij transportsystemen. Dit probleem doet zich met name voor bij 20 hoge vruchtdragende gewassen. Vooral bij het in gang zetten of stopzetten van de transportband, of het verplaatsen van de ene naar de andere transportband bestaat er een niet geringe kans op omvallen van dergelijke gewassen. Het stabiliteitsprobleem doet zich reeds voor bij enkelvoudige wortelhouders, maar wordt erger wanneer men een kleinere wortelhouder in een grotere wortelhouder plaatst.

25 Het doel van de uitvinding is te voorzien in een houder die het mogelijk maakt hogere (dat wil zeggen vanaf circa 70 cm) vruchtdragende gewassen, in het bijzonder oogstproduct leverende gewassen, zoals bloemen en planten, te kweken met behulp van transportsystemen zoals bijvoorbeeld het systeem beschreven in Europees octrooi EP 0668012 BI. De uitvinding overkomt het gebrek aan stabiliteit door een samenstel te 30 gebruiken omvattende een wortelhouder en een ten opzichte van de ondergrond stabiel te plaatsen voet, met het kenmerk, dat - de voet is voorzien van een zitting voor de wortelhouder, waarbij de zitting de H wortelhouder, in het horizontale vlak beschouwd, star ten opzichte van de voet opsluit.

H De uitvinding kent meerdere uitvoeringsvormen zoals toegelicht in de beschrijving van H de bij gevoegde figuren. Kenmerkend voor al deze uitvoeringsvormen is de stabiliteit H van zowel de koppeling tussen wortelhouder en voet als de stabiliteit van de voet 5 afzonderlijk. De uitvinding laat zich, zoals duidelijk zal zijn, ook met voordeel toepassen bij lage gewassen of geen oogstproduct dragende gewassen.

Een van de voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding is die waarbij de voet in een richting van boven naar onder in breedte toeneemt. Afhankelijk van de precieze verhouding tussen bovenvlak en ondervlak zal het zwaartepunt van een met substraat of 10 potgrond gevulde voet lager komen te liggen, waardoor de stabiliteit toeneemt. Door te variëren in deze verhouding kan men afhankelijk van gewas het zwaartepunt instellen.

Dit is voorts van voordeel voor de wortelgroei en algemene plantgroei. Er is onderin, dus daar waar de voedingsstoffen aangevoerd worden, extra mimte voor wortelgroei.

Vanwege de beoogde starre opsluiting van de wortelhouder is het volgens de 15 uitvinding van voordeel wanneer de zitting is gemaakt van metaal en/of kunststof. In dat geval zal de zitting altijd een wortelhouder star kunnen opsluiten of deze nu zelf gemaakt is van een stijf materiaal, zoals in het geval dat de wortelhouder een plantpot omvat, of bestaat uit natuurlijk, relatief slapper materiaal, zoals in het geval dat de wortelhouder een substraatblok omvat.

20 Aan de onderzijde is de voet volgens de uitvinding voorzien van openingen voor H bewatering en/of wortelgroei. Gegeven het feit dat het samenstel volgens de uitvinding I voldoende stabiliteit biedt om te worden toegepast in combinatie met I transportsystemen, zal de bewatering bij voorkeur plaatsvinden aan de onderzijde van I de voet. De voeten zullen in dit geval in transportgoten of gewoon bakken staan met 25 aan beide zijden recht opstaande wanden, geplaatst op een zogenaamde afschot, waarbij I de bewatering door de goten langs en door de onderzijde van de voet loopt.

In samenhang met een geautomatiseerde watertoevoer wordt hiermee een goed I gecontroleerde bewatering mogelijk. Voor een goede doorstroom van het water door I de transportgoten is het volgens de uitvinding verder van belang dat de onderzijde van I 30 de voet, gevormd door de onderkant van ophogingsmiddelen zoals ribben of nokken in I hoofdzaak vlak is. Een bijkomend voordeel van het gebruik van transportgoten waarbij de planten op afschot zijn geplaatst is dat het water kan worden gerecycled.

3

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de wortelhouder en de voet op losneembare wijze aan elkaar koppelbaar. In de huidige praktijk van de glastuinbouw zal het koppelen en ontkoppelen of losnemen van wortelhouder en voet in hoofdzaak handmatig gebeuren. Het is derhalve van belang dat deze handeling op 5 een gemakkelijke handzame wijze kan plaatsvinden. Hierin is volgens de uitvinding te voorzien door de zitting eenvoudig ontkoppelbaar uit te voeren.

Volgens een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de voet voorzien van bevestigingsmiddelen voor, een of meer gewassteunen, zoals stokken of een frame. Ondersteuningsmiddelen bij het kweken van hoge vruchtdragende gewassen 10 is in de glastuinbouw eerder regel dan uitzondering. De uitvinding voorziet daarom in bevestigingsmiddelen, die het mogelijk maken, naar keuze een of meer stokken of andersoortige ondersteuning, handmatig aan de voet te koppelen en te ontkoppelen, zonder het gebruik van hulpmiddelen, zoals een tang of hamer. Ook de wortelhouder zelf kan optioneel worden voorzien van dergelijke bevestigingsmiddelen.

15 Gezien de beoogde stabiliteit van de voet is de onderzijde van de voet voorzien van gripmiddelen, zoals ribben of nokken. Door een juiste verdeling van deze middelen over de bodem van de voet en een nauwkeurige dimensionering (hoogtemaat) wordt een stabiele plaatsing van de voet op bijvoorbeeld een transportband of kweektafel mogelijk. Deze middelen zijn dezelfde als de hiervoor genoemde ophogingsmiddelen 20 en dienen eveneens voor een goede bewatering langs de onderzijde van de voet.

Volgens een verder aspect van de uitvinding kan de wortelhouder uit een substraatlichaam bestaan dan wel bestaan uit een plantpot gevuld met substraat, zoals potgrond of glaswol. Om dit mogelijk te maken heeft de zitting in de voet meerdere uitvoeringsvormen of afmetingen. Kenmerkend voor alle typen zitting is dat deze zijn 25 voorzien van gaten of openingen voor het watertransport en het doorgroeien van de wortels naar het inwendige van de voet.

Bij het gebruik van meerdere samenstellen voor het kweken van planten is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer men in een stap A, de planten in een wortelhouder zonder de voet laat groeien, waarbij men in een stap B, de plant met 30 wortelhouder en al aan de voet koppelt en verder laat groeien en waarbij men gedurende stap A in vergelijking met stap B, de wortelhouders dicht op elkaar heeft staan. Door het verschil in afmeting tussen wortelhouder en voet is dit altijd in zekere mate mogelijk en kan er een aanzienlijke ruimtebesparing worden behaald.

Bij het gebruik van meerdere samenstellen voor het kweken van planten is het H volgens de uitvinding van verder voordeel wanneer men in een stap C de planten terugknipt tot een bepaalde geringe lengte, waarbij men, in een stap D, de planten met H wortelhouder en al van de voet ontkoppelt waarbij men, in een stap E, de planten met H 5 wortelhouder en al opslaat waarbij, men in een stap F, de planten, in de vorm zoals die ontstaat na uitvoering van stap E, na een zekere periode aan een voet koppelt en verder laat groeien, waarbij men bij stap E in vergelijking met stappen B of C, de potten dicht op elkaar heeft staan. Hoewel in omgekeerde volgorde - eerst groeien dan koppelen versus knippen dan ontkoppelen - zal het duidelijk zijn dat hier op een soortgelijke 10 wijze als beschreven in de vorige alinea, ruimte wordt bespaard. Een bijkomend voordeel bij deze serie processtappen is echter dat men bij de opslag van stap E de planten ook buiten de kas kan opslaan, bijvoorbeeld bij het overwinteren tijdens een zogenaamde koude behandeling, waardoor extra kasruimte vrijkomt.

Een ander voordeel bij het gebruik van meerdere samenstellen volgens de 15 uitvinding voor het kweken van planten wordt bereikt wanneer in de bovengenoemde stappen A t/m D en F de wortelhouders of van wortelhouder voorziene voeten plaatst I op een kweektransportbaan, die de planten in een horizontale richting kan I transporteren, en waarbij men kweektransportbanen in een aantal rijen parallel aan elkaar plaatst en waarbij men deze kweektransportbanen onderling verbindt met een I 20 hoofdtransportbaan, die dwars ten opzichte van de onderling parallelle I kweektransportbanen verloopt. Zoals in de inleiding gesteld is het doel van de I uitvinding te voorzien in een houder die het mogelijk maakt hoge vruchtdragende gewassen, in het bijzonder oogstproduct leverende gewassen, zoals bloemen en planten, te kweken met behulp van transportsystemen; het samenstel, omvattende een voet en I 25 een wortelhouder, van de uitvinding biedt hiervoor de benodigde stabiliteit.

I Bij de hiervoor beschreven configuratie wordt het mogelijk om de planten van de I ene kweektransportbaan naar een andere verder gelegen kweektransportbaan te verplaatsen. Voordeel hiervan is dat men het kweekproces kan verdelen in een aantal secties of kweekstappen waarbij bijvoorbeeld de bewatering of de belichting zodanig I 30 wordt aangepast dat voor de betreffende sectie of kweekstap ideale omstandigheden I ontstaan. Verder kan men gedurende het transport van de ene naar de andere I transportbaan op de hoofdtransportbaan diverse bewerkingen uitvoeren aan de planten H zoals het toppen, klippen of oogsten van het gewas. Dit maakt dat men extra ruimte 5 bespaart omdat tussen het gewas geen ruimte voor personeel of oogstinstallaties nodig is.

Op een soortgelijke wijze als de eerder genoemde ruimtebesparing kan bij het gebruik van parallel geplaatste kweektransportbanen ruimte worden bespaard, namelijk 5 door ofwel de kweektransportbanen dichter op elkaar te plaatsen ofwel door kweektransportbanen met een kleinere breedte te gebruiken in het geval dat de kweektransportbanen enkel zijn gevuld met (kleinere) wortelhouders.

De hiervoor genoemde voordelen van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van de beschrijving bij de volgende figuren.

10 Figuur la toont in dwarsdoorsnede van een mogelijke uitvoeringsvorm van de voet, waarbij de voet van boven naar onder in breedte toeneemt.

Figuur lb toont in dwarsdoorsnede in wezen de voet uit figuur la echter voorzien van een wortelhouder met plant.

Figuur 2 toont in dwarsdoorsnede een variant op figuur lb, met als belangrijkste 15 verschil dat de voet van boven naar onder in breedte afiieemt.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een mogelijke uitvoeringsvorm van de voet, waarbij de voet een vlakke plaat met een verende klemverbinding omvat, met een aan de voet gekoppelde wortelhouder in de vorm van een plantpot.

Figuur 4 toont een schematische voorstelling van een configuratie van een aantal 20 transportbanden in bovenaanzicht.

De figuren 1 tot en met 3 tonen mogelijke uitvoeringsvormen van de voet met elk hun eigen specifieke kenmerken en voor- en nadelen. Figuur la en figuur lb betreft een voet 1, waarbij de diameter of breedte, afhankelijk of de pot rond of vierkant is, in de richting van bovenvlak 2 naar ondervlak 3 steeds groter wordt. Bij een toenemende 25 verhouding tussen ondervlak en bovenvlak zal, in een gevulde toestand ook de stabiliteit van de voet toenemen. Verder toont figuur la een zitting 4 met optioneel een onderzijde 5 voorzien van gaten 6. De gaten dienen voor bewatering en wortelgroei, maar een uitvoeringsvorm waarbij de onderzijde geheel open is, is eveneens denkbaar. De lossingshoek a, in de zitting 4 dient er toe om een wortelhouder die in de zitting is 30 geplaatst gemakkelijk op te kunnen nemen.

Figuur lb toont een wortelhouder 7, hier een plantpot, die is gekoppeld aan de zitting. Door de afmetingen van de zitting zodanig te kiezen dat bij een gekoppelde toestand van de wortelhouder en de voet (zitting) de rand 8 van de wortelhouder en op ι zekere afstand is geplaatst van bovenvlak 2, is het eenvoudig de wortelhouder vast te I pakken en op te nemen uit de zitting 4. In figuur lb is, in tegenstelling tot figuur la (zie I onderdeel 5), de zitting uitgevoerd zonder onderzijde.

In figuur 1 a vormt een bus 9 en een aanslag 10 de eerder genoemde I 5 bevestigingsmiddelen voor een met een stippellijn aangegeven stok 11, die dient ter I ondersteuning. Figuur 1 a toont een mogelijke uitvoeringsvorm van het I bevestigingsmiddel, waarbij ook andere vormen denkbaar zijn zoals bijvoorbeeld een I snapverbinding. Dit geldt tevens voor het ondersteuningsmiddel, dat hier is getekend in de vorm van een stok, maar bijvoorbeeld ook kan bestaan uit een frame. De specifieke I 10 uitvoering van de bevestiging zal logischer wijze worden bepaald door het te prefereren I ondersteuningsmiddel dat weer wordt bepaald door het type gewas. Verder valt in deze I figuren nog te onderscheiden: substraat 12, gaten 13 aan de onderzijde van de voet voor bewatering, in zowel figuur la en lb, gaten 15 in de wortelhouder in figuur lb en een bodem 14. De bodem is hier getekend als los onderdeel dat volgens de uitvinding op I 15 de voet kan worden geschroefd of geklikt. Een losse koppelbare bodem is een van de mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding. Men kan ook heel goed een losse I koppelbare deksel, gevormd door bovenvlak 2 en zitting 4 kunnen toepassen, of zelfs I zowel een losse koppelbare bodem als een losse koppelbare deksel toepassen.

I Aan de bodem 14 zitten nokken 18, die de hiervoor genoemde grip- of I 20 ophogingsmiddelen vormen. Naast een onbelemmerde doorstroming van water, is het I hierbij van belang dat een vlak 19, gevormd door de onderkant van de nokken, in hoofdzaak vlak is. Dit om een stabiele plaatsing van de voet op bijvoorbeeld een kweektransportband of kweektafel mogelijk te maken. Figuur 16 toont verder nog wortels 16 en een plant 17. Verder toont figuur lb wortels 16 en een plant 17.

25 Figuur 2 toont een andere uitvoeringsvorm van de voet, waarbij de voet van boven naar onderen in breedte afheemt. Een voet 20 heeft hierbij een zitting 22 met een I open bodem 21 en is eendelig. Optioneel is het hier om een losneembare deksel of I bodem toe te passen die aan de voet koppelbaar is. In dit geval kan voor de voet een I plantpot met standaard afmetingen worden gebruikt, waarop men de zitting 22, I 30 inclusief bovenvlak 23 klikt of schroeft. In de zitting 22 is een wortelhouder 24 getekend, die door de zitting wordt omsloten en waarbij de rand 25 van de I wortelhouder 24 op zekere afstand is geplaatst van bovenvlak 23 van de voet om de I wortelhouder gemakkelijk vast te kunnen pakken en op te kunnen nemen. Verder valt 7 in figuur 2 te onderscheiden; gaten 26 in de wortelhouder en gaten 27 in de voet voor wortelgroei en/of bewatering, wortels 28, substraat 29 en een plant 30. Naast een met substraat gevulde voet is het volgens de uitvinding goed mogelijk dat een voet zonder substraat wordt toegepast. In dat geval dient de voet als houder voor stabiele plaatsing 5 op bijvoorbeeld een kweektransportband of een kweektafel en zal een hoogte 30 in figuur 2 aanzienlijk lager zijn en is een bodem van de voet niet nodig. Ook bij de I uitvoeringsvorm zoals getekend in figuur la en lb is toepassing van een voet zonder I substraat goed denkbaar.

I Figuur 3 toont een derde uitvoeringsvorm van het samenstel omvattende een I 10 wortelhouder en een voet volgens de uitvinding. In deze uitvoering bestaat de voet 40 I uit een plaat 41, waaraan een aantal klemveren 42 in sleuven 47 zijn bevestigd. De I klemveren klemmen respectievelijk een stok 43 ter ondersteuning van een plant 44 en I een plantpot of wortelhouder 45. De stok 43 en plantpot 45 klikt men handmatig vast I aan de klemveren 42 door een verticale neerwaartse verplaatsing. De veren 42 kunnen I 15 in verschillende sleuven 47 van de plaat 41 worden geklikt, waardoor stokken en potten I van verschillende afmetingen kunnen worden toegepast. Via een verbindingsdraad 46 I verbindt men de plant 44 met de ondersteuningsstok 43.

I Bij toepassing van ondersteuningsmiddelen 43 is de klemverbinding 42 tussen I voet en wortelhouder toereikend. Echter, bijvoorbeeld bij afwezigheid van de I 20 ondersteuningsmiddelen, kan het van groot voordeel zijn de klemverbinding door een I snapverbinding te vervangen.

Figuur 4 toont schematisch een configuratie van kweektransportbanden voor het I gebruik van meerdere samenstellen of afzonderlijke wortelhouders voor het kweken I van planten volgens de uitvinding. Hierin is zichtbaar een zestal van wortelhouders I 25 voorziene voeten 50 en een achttiental wortelhouders 51 die in het horizontale vlak, I hier het vlak van tekening, kunnen bewegen op een aantal parallel aan elkaar geplaatste kweektransportbanen 52 en 53 (in twee breedtes) die onderling worden verbonden door B een hoofdtransportbaan 54. Deze schematische weergave toont de te behalen winst in B ruimte; de transportbanen 53 voor alleen de wortelhouders zijn smaller en dichter op B 30 elkaar geplaatst in vergelijking met de kweektransportbanen 52. Optioneel kan men de B kweektransportbanen ook van gelijke breedte maken en deze alleen dichter bij elkaar plaatsen, indien voorzien van wortelhouders. Verder toont figuur 4 een kweeksectie 55 I en een kweeksectie 56. Hierbij is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de I omstandigheden (belichting, bewatering) aangepast zijn aan een bepaalde kweekstap die in de desbetreffende sectie plaatsvindt.

In een transportsectie 57 op de hoofdtransportbaan kan men diverse bewerkingsstappen aan de planten uitvoeren zoals het koppelen van wortelhouders aan 5 voeten, toppen, klippen of oogsten.

Claims (15)

1. Samenstel omvattende een wortelhouder en een ten opzichte van de ondergrond stabiel te plaatsen voet, met het kenmerk, dat 5. de voet is voorzien van een zitting voor de wortelhouder, waarbij de zitting de wortelhouder, in het horizontale vlak beschouwd, star ten opzichte van de voet opsluit.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de voet in een richting van boven naar onder in breedte toeneemt, bijvoorbeeld taps toeneemt. 10

3. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zitting van kunststof en/of metaal is.

4. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de onderzijde van de 15 voet is voorzien van openingen voor bewatering en/of wortelgroei.

5. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de voet en de wortelhouder op een losneembare wijze aan elkaar koppelbaar zijn.

6. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de voet is voorzien van bevestigingsmiddelen voor, een of meer gewassteunen, zoals stokken of een frame.

7. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de voet aan de onderzijde is voorzien van gripmiddelen, zoals ribben of nokken. 25

8. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de wortelhouder een substraatlichaam is.

9. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de wortelhouder een 30 plantpot is.

10. Gebruik van samenstellen volgens een der voorgaande conclusies voor het kweken van planten, ι 10 I - waarbij men, in een stap A, de planten in een wortelhouder zonder de voet laat I groeien, I en waarbij men in een stap B, de plant met wortelhouder en al aan de voet koppelt I en verder laat groeien.

11. Gebruik van samenstellen volgens een der voorgaande conclusies voor het I kweken van planten, waarbij men gedurende stap A in vergelijking met stap B, de I wortelhouders dicht op elkaar heeft staan.

12. Gebruik van samenstellen volgens een der voorgaande conclusies voor het I kweken van planten, I - waarbij men, in een stap C de planten terugknipt tot een bepaalde geringe lengte, I - waarbij men, in een stap D, de planten met wortelhouder en al van de voet ontkoppelt 15. en waarbij men, in een stap E, de planten met wortelhouder en al opslaat.

13. Gebruik van samenstellen volgens een der voorgaande conclusies voor het I kweken van planten, waarbij men bij stap E in vergelijking met stappen B of C, de I potten dicht op elkaar heeft staan. 20

14. Gebruik van samenstellen volgens een der voorgaande conclusies voor het I kweken van planten, I - waarbij, men in een stap F, de planten, in de vorm zoals die ontstaat na uitvoering I van stap E, na een zekere periode aan een voet koppelt en verder laat groeien.

15. Gebruik van samenstellen volgens een der voorgaande conclusies voor het kweken van planten, - waarbij men in de stappen A t/m D en F de wortelhouders of van wortelhouder voorziene voeten plaatst op een kweektransportbaan, die de planten in een horizontale 30 richting kan transporteren, - en waarbij men kweektransportbanen in een aantal rijen parallel aan elkaar plaatst - waarbij men deze kweektransportbanen onderling verbindt met een hoofdtransportbaan, die dwars ten opzichte van de onderling parallelle kweektransportbanen verloopt.