NL1020200C2 - Afgifte-eenheid. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Afgifte-eenheid.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een combinatie van een eerste houder en een tweede houder voor het vormen van een afgifte-eenheid voor vloeibare substanties volgens de aanhef van conclusie 1.

5 Uit EP-0 243 667 is een afgifte-eenheid bekend met twee houders die elk een reservoir hebben voor een vloeibare substantie. Elk van de houders heeft aan de bovenzijde een opening, waarin een pomp is geplaatst. De houders zijn in een opstelling naast elkaar onderling verbonden door een 10 gemeenschappelijk brugstuk. Het brugstuk heeft twee openingen waarin de respectieve houders met hun open einde kunnen worden geplaatst en bevestigd door middel van een schroefdraad of een bajonetsluiting. Hierbij worden de pompen telkens ingeklemd tussen het brugstuk en de bovenrand van de bijbehorende houder. 15 Bij de bekende afgifte-eenheid worden de pompen bediend met behulp van een gemeenschappelijke pompbedieningsknop.

Een nadeel van de bekende afgifte-eenheid ligt met name op het gebied van de productie van gevulde afgifte-eenheden. Zo moeten de reservoirs bij de bekende eenheid direct na het 20 vullen aan het brugstuk worden bevestigd, zodat de reservoirs door middel van de pompen zijn afgesloten. Een alternatief zou kunnen zijn dat de gevulde reservoirs eerst worden afgesloten met een tijdelijk deksel of dergelijke, dat dan later in het productieproces weer verwijderd moet worden om de reservoirs 25 aan het brugstuk te bevestigen. Dit tijdelijk sluiten en weer openen van een reservoir is ongewenst.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een combinatie van houders voor het samenstellen van een afgifte-eenheid, waarbij de houders niet direct na het vullen hoeven te 30 worden gekoppeld (alhoewel de vinding die optie wel toelaat).

Het doel wordt bereikt met een combinatie van houders volgens conclusie 1.

102 02()- - 2 -

De combinatie van houders volgens de uitvinding laat verschillende wijzen van productie dan wel handelen door de gebruiker toe, mede afhankelijk van de uitvoering van de koppelorganen. Bij de bekende afgifte-eenheid is dat niet het 5 geval.

Zo is het denkbaar dat de reservoirs worden gevuld, en de pompen worden geplaatst en de gevulde houders dan in ongekoppelde toestand worden opgeslagen om in een later stadium in de gewenste combinatie te worden gekoppeld. Ook kunnen de 10 houders wel direct na het vullen worden gekoppeld, waarbij er dan reeds een vloeistofdichte toestand kan worden bereikt direct na het vullen en het plaatsen van de pomp, zodat morsen en/of binnendringen van vloeistof van verontreinigingen in het reservoir wordt tegengegaan.

15 Het is verder denkbaar dat de houders in ongekoppelde toestand in de handel worden gebracht, zodat de gebruiker de gewenste combinaties kan maken. Anderzijds is het ook mogelijk dat de koppeling fabrieksmatig tot stand wordt gebracht en juist min of meer permanent is en door de gebruiker niet of 20 nauwelijks kan worden losgenomen.

In een versie waarbij latere ontkoppeling van de houders mogelijk is, bestaat ook de mogelijkheid allerlei combinaties te maken, lege houders te vullen en/of te vervangen, etc.

De pomp of pompen kunnen eventueel schuimvormende pompen 25 zijn.

Bij voorkeur zijn de koppelmiddelen voor verschillende afmetingen van houders uniform uitgevoerd zodat houders van verschillende afmetingen aan elkaar kunnen worden gekoppeld. De mogelijkheden bij het samenstellen van afgifte-eenheden zijn 30 dan niet beperkt door afmetingen van de houders zoals bij de stand van de techniek, waarbij een bepaald brugstuk slechts geschikt is voor een bepaalde doorsnede van de aansluiting van de reservoirs.

Bij voorkeur zijn de koppelorganen aan de betreffende 35 onderdelen van de houders aangevormd, bijvoorbeeld tijdens het spuitgieten van geschikt kunststofmateriaal, en bij verdere i fcjfi '*·«' *·· · V Λ - 3 - voorkeur omvatten de koppelorganen haakelementen die koppelbaar zijn met complementaire koppelorganen.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is elke houder voorzien van een blokkeerelement voor het blokkeren van de 5 pompbedieningsknop, zodat de pomp niet onbedoeld in werking kan worden gesteld. Dit is in het bijzonder voordelig bij opslag van de houders, waarbij het mogelijk is dat er een kracht op de bedieningsknop van de pomp kan worden uitgeoefend. Bovendien kan een dergelijk blokkeerelement als "tamper-evident" worden 10 gebruikt. Het blokkeerelement is bij voorkeur verwijderbaar uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat het uitbreekbaar is.

De combinatie van houders voor het samenstellen van een afgifte-eenheid volgens de uitvinding zal hiernavolgend worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: 15 fig. 1 een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding, fig. 2 een eerste en een tweede houder (reservoirs niet getoond) die zijn weergegeven in een begintoestand van het aan elkaar koppelen van de beide houders tot een samenstel volgens 20 de uitvinding, fig. 3 een eerste en een tweede houder (reservoirs niet getoond) die zijn weergegeven tijdens het koppelen van de twee houders, en fig. 4 een afgifte-eenheid samengesteld uit twee aan elkaar 25 gekoppelde houders volgens de uitvinding.

In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding getoond, die in het geheel is aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De houder 1 omvat een reservoir 2 voor een vloeibare substantie, die uit het reservoir 2 kan worden 30 gepompt en afgegeven door middel van een met de hand bedienbare pomp 3, bijvoorbeeld in de vorm van een schuim.

Het reservoir 2 heeft een bodem en een opening aan de bovenzijde, waar het huis van de pomp 3 in past.

De pomp 3 kan worden bediend met een op en neer beweegbare 35 pompbedieningsknop 4 aan de bovenzijde van de pomp 3, waarbij er een vloeistof, bijvoorbeeld in schuimvorm, door een afgiftekanaal naar een afgifteopening 5 in de knop 4 stroomt en 1020200 - 4 - daar wordt afgegeven. Het afgiftekanaal loopt daarbij door de knop 4.

In het geval van schuim kan deze worden verkregen door het mengen van een vloeistof in het reservoir met lucht.

5 Een van de reservoirs of beide reservoirs kunnen ook van het zogenaamde "airless" type zijn, waarbij de bodem van het reservoir tenminste gedeeltelijk wordt gevormd door een zuiger. Deze zuiger beweegt naar mate vloeistof uit het reservoir wordt gepompt, in de richting van de pomp om de ruimte die werd 10 ingenomen door de weggepompte vloeistof, te compenseren.

Verder omvat de houder een bevestigingskraag 6 waarmee de pomp 3 is vastgezet aan het reservoir 2. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de bevestigingskraag 6 aan de hals van het reservoir 2 geschroefd en deze klemt dan een flensrand van 15 de pomp 3 in. Een bajonetsluiting, snapverbinding of andere uitvoeringsvorm is echter ook mogelijk.

Aan de bevestigingskraag 6 zijn twee haakvormige eerste koppelorganen 7, 8 aangebracht, die aan een zijkant van de houder 1 uitsteken, voor het koppelen van de bevestigingskraag 20 6 van de houder 1 aan een bevestigingskraag van een tweede houder tot een afgifte-eenheid volgens de uitvinding. De haakvormige koppelorganen 7, 8 koppelen daarbij met complementaire tweede koppelorganen in de vorm van haakranden 17, 18 (niet zichtbaar in figuur 1) aan een bevestigingskraag 25 6' van de tweede houder 1'. De positioneringslippen 9, 10 grijpen onder een rand van de bevestigingskraag 6 van de tweede houder 1' .

Omdat koppelorganen 7, 8 en bijbehorende haakranden 18', 30 17' van de kraag 6 complementair zijn aan elkaar, kunnen de bevestigingskragen 6, 6' van de beide aan elkaar te koppelen houders identiek zijn uitgevoerd. Het is hierbij niet noodzakelijk dat de reservoirs gelijk zijn. Er kan bijvoorbeeld een houder voor een basisvloeistof met een groot reservoir 35 worden gecombineerd met een houder voor een bepaald concentraat dat zich dan in een kleiner reservoir bevindt. Meerdere houders : ::=. -:-)0 - 5 - met concentraten kunnen als gevolg van de in dat geval losneembare koppelmiddelen eenvoudig worden uitgewisseld.

Aan de pompbedieningsknop 4 is een koppelorgaan 11 5 aangevormd dat koppelbaar is met een pompbedieningsknop 4' van de tweede houder 1' . Hiertoe is op het koppelorgaan 11 een haakrand 11a aangebracht.

Aan de bevestigingskraag 6 is een blokkeerelement 12 10 aangebracht dat er voor zorgt dat de pompbedieningsknop 4 niet in te drukken is zodat de pomp bij aanwezigheid van het blokkeerelement 12 niet in werking kan worden gebracht. Het blokkeerelement 12 is uitbreekbaar zodat na verwijdering van het blokkeerelement 12 de pomp weer te activeren is door het 15 gebruik van de pompbedieningsknop 4. Het blokkeerelement 12 kan daarbij ook dienst doen als "tamper-evident" voor het gebruik van de houder. Na het uitbreken van het blokkeerelement 12 is deze immers niet in zijn oude toestand te herstellen.

Aan het blokkeerelement 12 is verder nog een koppelorgaan 20 13 aangebracht, dat bij koppeling van de houder 1 aan een tweede houder 1' koppelt met een koppelorgaan 13' aan een blokkeerelement 12' van de tweede houder 1' . Ook dit koppelorgaan 12' is complementair uitgevoerd, zodat een zelfde bevestigingskraag 6 met een aangevormd blokkeerelement 12 voor 25 beide aan elkaar te koppelen houders 1, 1' kan worden gebruikt.

In figuur 2 is een beginpositie gegeven van een eerste houder 1 en een soortgelijke echter niet identieke tweede houder 1', welke houders 1, l'aan elkaar kunnen worden 30 gekoppeld voor het vormen van een afgifte-eenheid. Van de houders 1, 1' zijn de reservoirs niet getoond om de koppeling tussen de houders duidelijk zichtbaar te maken.

De bevestigingskragen 6, 6' van de beide houders 1, 1' zijn hier identiek uitgevoerd. Dit is mogelijk omdat bij elk 35 paar koppelorganen 7, 8 en 7', 8' van een kraag 6 respectievelijk 6' sprake is van complementaire koppelorganen.

H r r' ·

’! V

- 6 -

In de tekening is verder duidelijk te zien dat de pompbedieningsknoppen 4, 4' van de beide houders 1,1' in hoofdzaak in spiegelbeeld zijn uitgevoerd. De afgifteopening 5 ligt dicht bij het aanligvlak van de houder, zodat de 5 afgifteopening 5 naast een afgifteopening 5' van de tweede houder 1' ligt, wanneer ze aan elkaar gekoppeld zijn. De vloeistoffen die dan bij bediening van de pompbedieningsknoppen 4, 4' worden afgegeven, worden in de nabijheid van elkaar afgegeven, zodat de vloeistoffen eenvoudig door middel van een 10 hand of dergelijke kunnen worden opgevangen..

Bij het koppelen van de beide houders 1, 1' worden eerst de pompbedieningsknoppen 4 met elkaar in ingrijping gebracht middels de koppelorganen 11, 11' , die elk achter een naar 15 beneden stekende haakrand van de andere knop 4', 4 grijpen. Hierbij staan de houders 1, 1' onder een schuine hoek. Vervolgens worden de houders 1, 1' naar elkaar toe gezwenkt (zoals aangegeven met de pijlen A in figuur 2), waarbij de in elkaar hakende knoppen 4, 4' een scharnier vormen, zodat de 20 overige koppelorganen 7, 8, 7', 8', 17, 17', 18, 18' van de beide houders 1, 1' met elkaar koppelen.

Figuur 3 toont de houders 1, 1' vlak voor de volledige koppeling. Ook hier zijn de reservoirs niet afgebeeld. Te zien 25 is dat het haakvormige koppelorgaan 7' achter de bijbehorende haakrand 18' kan haken en het koppelorgaan 8 achter de haakrand 17' . De haakvormige koppelorganen 7', 8' van de tweede houder 1' koppelen verder met de haakranden 18, 17 van de eerste houder 1. Tevens zijn de aanslagen 19, 20 en 19', 20' van de 30 kragen 6 respectievelijk 6' te herkennen, die in gekoppelde toestand tegen elkaar liggen.

In figuur 4 zijn de beide houders 1, 1' van figuur 3 getoond, maar nu in volledig gekoppelde toestand. De beschreven 35 uitvoering van de koppelmiddelen levert een sterke en torsiestijve koppeling op. Deze torsiestijfheid is van voordeel bij het bedienen van de pompen.

1020750 - 7 -

In figuur 4 is goed te zien dat de twee blokkeerelementen 12, 12' tegen elkaar aanliggen. Door de aanwezigheid van deze blokkeerelementen 12, 12' kunnen de pompen 3, 3' niet worden 5 bediend. De getoonde blokkeerelementen 12, 12' zijn hier met elkaar gekoppeld door middel van koppelorganen 13 zoals deze zijn getoond in figuur 1. Na het uitbreken van de blokkeerorganen 12, 12' kunnen de pompen 3, 3' in werking worden gebracht.

10

De koppeling tussen de beide houders van de getoonde afgifte-eenheid volgens de uitvinding kan losneembaar zijn. Dit is van voordeel wanneer bijvoorbeeld een basismateriaal moet kunnen worden gemengd met verschillende concentraten, 15 bijvoorbeeld voor verschillende kleuren of dergelijke. De houder met een dan bij voorkeur groter reservoir met basismateriaal kan dan naar behoefte worden gecombineerd met de verschillende houders met concentraten.

20 Het is ook mogelijk dat de beide houders moeilijk van elkaar zijn los te koppelen. Het kan ook zijn dat het loskoppelen alleen gaat met het gebruik van speciale hulpmiddelen.

25 Het is verder mogelijk de houders op andere manieren aan elkaar te koppelen dan op de hierboven aangegeven methode, maar de hier getoonde methode is voor de getoonde uitvoeringsvorm van het samenstel van de twee houders het eenvoudigst.

30 Het moge duidelijk zijn dat er op vele manieren de verschillende houders aan elkaar kunnen worden gekoppeld tot een samenstel volgens de uitvinding door middel van koppelorganen die bij voorkeur aan de houders zijn aangevormd. De in de tekening getoonde uitvoeringsvorm is een 35 voorkeursuitvoeringsvorm.

*· Λ · ' 0

Claims (15)

1. In combinatie een eerste en een tweede houder voor het vormen van een afgifte-eenheid, welke eerste en tweede houder elk een reservoir hebben voor een vloeibare substantie alsmede een aan het reservoir bevestigde en met de hand bedienbare pomp 5 met een afgifteopening en met een pompbedieningsknop voor het afgeven van substantie uit het reservoir, welke combinatie verder koppelmiddelen omvat voor het onderling koppelen van de eerste en tweede houder in een opstelling naast elkaar, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen omvatten: 10 een of meer eerste koppelorganen, die elk aan de eerste houder zijn aangebracht, en een of meer tweede koppelorganen, die elk aan de tweede houder zijn aangebracht en die elk rechtstreeks koppelbaar zijn met een bijbehorend eerste koppelorgaan van de eerste houder. 15

2. Combinatie volgens conclusie 1, waarbij een eerste koppelorgaan en een bijbehorend tweede koppelorgaan elk vast zijn aangebracht aan het samenstel van reservoir en pomp van de betreffende houder voor het verschaffen van een stabiele 20 koppeling tussen de samenstellen van reservoir en pomp van beide houders.

3. Combinatie volgens conclusie 1 of 2, waarbij een eerste koppelorgaan en bijbehorend tweede koppelorgaan elk vast zijn 25 aangebracht aan de pompbedieningsknop van de betreffende houder voor het verschaffen van een stabiele koppeling tussen de pompbedieningsknoppen van beide houders.

4. Combinatie volgens een of meer van de voorgaande 30 conclusies, waarbij bijeenhorende eerste en tweede koppelorganen zijn ingericht voor het vormen van een onderlinge al dan niet losneembare klikverbinding. 1 . Combinatie volgens een of meer van de voorgaande 35 conclusies, waarbij elk reservoir een opening aan de bovenzijde - 9 - heeft, waarin de pomp door middel van een bevestigingskraag is bevestigd, en waarbij een eerste koppelorgaan en bijbehorend tweede koppelorgaan zijn aangebracht aan de bevestigingskraag van respectievelijk de eerste en de tweede houder. 5

6. Combinatie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij aan het samenstel van reservoir en pomp van de eerste en de tweede houder een paar eerste resp. tweede koppelorganen is aangebracht, waarbij de koppelorganen van elk 10 paar complementair zijn aan elkaar en waarbij de paren koppelorganen identiek zijn aan elkaar.

7. Combinatie volgens conclusies 5 en 6, waarbij de bevestigingskragen van de eerste en tweede houder identiek 15 zijn.

8. Combinatie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de pomp van elke houder een afgiftekanaal heeft dat zich door de pompbedieningsknop uitstrekt. 20

9. Combinatie volgens conclusie 8, waarbij de pompbedieningsknoppen van de eerste en tweede houder elk een aanligvlak voor de andere pompbedieningsknop hebben, en waarbij het afgiftekanaal van elke pompbedieningsknop een afgiftemond 25 heeft nabij het aanligvlak, zodat in gekoppelde toestand de afgiftemonden naast elkaar liggen.

10. Combinatie volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste en tweede koppelorganen zijn 30 ingericht voor het vormen van een door een gebruiker niet meer losneembare koppeling.

11. Combinatie volgens conclusies 2 en 3, waarbij de eerste en tweede koppelorganen zijn ingericht om de eerste en tweede 35 houder onder een schuine hoek ten opzichte van elkaar te houden met de pompbedieningsknoppen bij elkaar en dan de houders eerst te koppelen middels de bij hun pompbedieningsknoppen behorende 102 0.? Dg - 10 - koppelorganen en vervolgens de eerste en tweede houder naar elkaar toe te zwenken om een door de koppelorganen van de pompbedieningsknoppen verkregen scharnier, zodanig dat de bij het samenstel van reservoir en pomp van elk de houders 5 behorende koppelorganen met elkaar koppelen.

12. Afgifte-eenheid omvattende de combinatie van een eerste houder en daaraan gekoppelde tweede houder volgens een of meer van de voorgaande conclusies.

13. Afgifte-eenheid volgens conclusie 12, waarbij het afgiftekanaal van de eerste houder tenminste gedeeltelijk samenloopt met het afgiftekanaal van de tweede houder, en waarbij de afgiftekanalen een gemeenschappelijke afgiftemond 15 hebben.

14. Combinatie of afgifte-eenheid volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een verwijderbaar blokkeerelement is voorzien voor het blokkeren van ten minste 20 een van de pompbedieningsknoppen van de eerste of tweede houder.

15. Combinatie of afgifte-eenheid volgens conclusies 8 en 14, waarbij aan elke bevestigingskraag een verwijderbaar, 25 bijvoorbeeld los te breken, blokkeerelement is aangevormd.

16. Houder voor een vloeibare substantie kennelijk bestemd voor een combinatie of afgifte-eenheid volgens een of meer van de voorgaande conclusies. 30 ΐ üa