NL1019711C2 - Werkwijze voor het maken van een vloer van beton, en bekistingsplaat daarvoor. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het maken van een vloer van beton, en bekistingsplaat daarvoor.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het maken van een vloer van beton, onder gebruikmaking van prefab elementen. De uitvinding heeft voorts betrekking op een prefab bekistingsvloer voor die 5 werkwijze.

Het is bekend om vloeren van gebouwen van beton te maken met behulp van een prefab vloerplaat, die bestaat uit een betonnen basisplaat waarin een wapening, met vanaf de bovenzijde uitstekende, zich in een hoofdrichting 10 uitstrekkende tralieliggers. De vloerplaten worden in het werk op reeds gemaakte muren, balken en/of kolommen geplaatst, en in het veld ondersteund met behulp van stempels. Daarna wordt waar nodig een bovenwapeningsnet op de tralieliggers geplaatst, en wordt vervolgens de vloer 15 afgestort met beton.

Teneinde de buigsterkte van de vloerplaat of bekistingsplaat te verhogen en onderstempeling te beperken danwel overbodig te maken, is in de Duitse octrooiaanvrage 30 45 663 voorgesteld om langwerpige, omgekeerd kanaal- 20 vormige verdringingslichamen van een licht materiaal, zoals PS, in het nog niet geharde beton van de basisplaat te drukken, tussen de tralieliggers. Daarna worden de kanalen waarin zich de tralieliggers uitstrekken met beton

1019711J

2 gevuld. De aldus verkregen vloerplaat wordt naar het werk gebracht, daar geplaatst en vervolgens wordt de bovenwapening aangebracht, waarna de vloer wordt afgestort.

Het indrukken van de lange verdringingslichamen 5 vergt vrij veel handigheid. Scheefstand van de verdringingslichamen kan hierbij voorkomen, waardoor deze lichamen tot boven de tralieliggers kunnen reiken, en het aanbrengen van de bovenwapening bemoeilijkt wordt. Voorts zal de afgestorte vloer slechts ter plaatse van de einden 10 van de langwerpige lichamen een zich dwars op de kanalen uitstrekkende betonverbinding bezitten tussen de basisplaat met wapening en de opgestorte plaat met bovenwapening. De buigsterkte in een richting dwars op de kanalen is daardoor gering.

15 Een doel van de uitvinding is om tenminste in een van deze tekortkomingen verbetering te brengen.

Een verder doel van de uitvinding is om een plaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die licht in gewicht is maar toch een hoge buigsterkte 20 bezit.

Een verder doel van de uitvinding is om een plaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarin op gemakkelijke wijze leidingen kunnen worden opgenomen in meerdere richtingen.

25 Een verder doel van de uitvinding is om een plaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarin op gemakkelijke wijze leidingen kunnen worden opgenomen en na het storten van de vloer bereikbaar en uitwisselbaar blijven.

30 Een verder doel van de uitvinding is om een plaat van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die gemakkelijk te vervaardigen is en maatvast is.

Een ander doel van de uitvinding is een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaf-35 fen waarin een dergelijke plaat gebruikt wordt.

Voor het bereiken van althans een van deze doelen, voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een 1019711 3 werkwi j ze voor het van beton vervaardigen van een vloerplaat, waarbij uitgegaan wordt van een betonnen basisplaat met daarin een wapening, waarbij op de basisplaat een aantal reeksen dozen, in twee richtingen op 5 onderlinge tussenafstanden, opgesteld wordt, welke dozen in hun wanden voorzien zijn van poorten, waarbij aangren-. zende dozen met de poorten op elkaar aansluiten, waarbij tussen, in een eerste richting opeenvolgende dozen schotten worden voorzien, voor het met de in die richting 10 lopende dooswanden vormen van in die richting lopende kanalen, waarbij tralieliggers voorzien zijn in die kanalen, waarbij de kanalen worden gevuld met beton.

Vanuit een ander aspect voorziet de uitvinding in een bekistingsplaat voor vloeren, omvattend een beton-15 nen basisplaat met wapening en daarop opgesteld een aantal reeksen dozen, in twee richtingen op onderlinge tussenafstanden, welke dozen in hun wanden voorzien zijn van poorten, waarbij aangrenzende dozen met de poorten op elkaar aansluiten, waarbij tussen, in een eerste richting opeen-20 volgende dozen schotten worden voorzien, voor het met de in die richting lopende dooswanden vormen van in die richting lopende kanalen, met in die kanalen tralieliggers, welke kanalen gevuld zijn met beton.

Door het gebruik van de dozen worden zich in 25 dwarsrichting uitstrekkende ruimtes vrijgehouden die tijdens het afstorten met beton gevuld worden en zo een verstijving vormen van de vloerplaat in dwarsrichting.

Het gebruik van dozen biedt echter ook voordelen voor het doorvoeren van leidingen. Het gebruik van dozen 30 met poorten gericht in een richting (de eerste richting) evenwijdig aan de kanalen is voordelig voor het doorvoeren van leidingen met behoudt van de dwarsversterking. Bij voorkeur worden daarbij dozen gebruikt met poorten gericht in een (tweede) richting loodrecht op de kanalen, zodat 35 het leggen van leidingen binnen de plaat, in dwarsrichting vergemakkelijkt wordt.

In een combinatie hiervan biedt de matrix van . i 0 1 a ; b i.

4 holle dozen, die in twee loodrecht op elkaar staande richtingen met elkaar verbonden zijn, een groot aantal mogelijkheden voor het trekken van leidingen in allerlei richtingen.

5 Bij voorkeur worden de tralieliggers op de poorten ondersteund, waardoor niet alleen op materiaal voor de tralieliggers bespaard wordt (deze kan op zich een lagere hoogte hebben), maar ook wordt zeker gesteld dat deze steeds in eenzelfde mate naar boven reiken ten op-10 zichte van de dozen, hoe deze ook geplaatst zijn.

Het heeft daarbij de voorkeur dat de tralieliggers geplaatst worden om tot boven de dozen te reiken, zodat de bovenwapening op zekere wijze vrij van de dozen kan blijven.

15 Bij voorkeur worden dozen gebruikt met een rechthoekige, bij voorkeur vierkante doorsnede, zodat de hoeveelheid aan te storten beton gering kan worden gehouden. Bovendien heeft men dan bij het maken van de plaat langere tijd, tot de plaatsing van de tralieliggers, 20 in de keuze in de kanaalrichting, hetgeen in het bijzonder van voordeel kan zijn bij vierkante platen.

Bij voorkeur worden dozen gebruikt met een open bodem. Op voordelige wijze kunnen de dozen voorzien zijn van bevestigingsvoeten of -lippen voor plaatsing van de 25 dozen over de basisplaatwapening, vrij daarvan. De bevestigingsvoeten maken het mogelijk de dozen al voor het storten van de basisplaat te plaatsen, waardoor de bovenzijden van de dozen gelijk zullen liggen, en de tralieliggers eveneens.

3 0 In een uitvoering worden dozen gebruikt met een gesloten bovenwand. In een alternatieve uitvoering worden dozen gebruikt met een losneembare bovenwand, waardoor de binnenruimte van de doos bereikbaar is wanneer de leidingen worden getrokken.

35 In een verdere uitvoering wordt gebruik gemaakt van een of meerdere dozen met losneembare bovenwand, waarbij de bovenwapening althans ter plaatse van enige van .1019711 5 die dozen wordt weggelaten. Het heeft daarbij de voorkeur dat de bovenwand voorzien is van een afhangende rand, en omgekeerd op derest van de doos geplaatst wordt, waarbij met het afstorten de ruimte binnen de rand wordt volges-5 tort, waarbij de rand reikt tot bovenvlak beton na het afstorten van de vloer met beton. De ruimte binnen de dozen blijft dan ook na oplevering werk bereikbaar.

In een verdere ontwikkeling van de werkwijze volgens de uitvinding wordt er in voorzien, dat de 10 vloerplaat in het werk geplaatst wordt en een bovenwapening op afstand boven over de dozen wordt gelegd, waarna de vloer wordt afgestort met beton.

Indien gebruik wordt gemaakt van een of meerdere dozen met losneembare bovenwand, wordt bij voorkeur de 15 bovenwapening ter plaatse van die dozen weggelaten, om de bereikbaarheid bij het leggen van leidingen zo lang mogelijk optimaal te houden.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor-20 beelduitvoering. Getoond wordt in:

Figuur 1 een voorbeelduitvoering van een doos voor opname in een bekistingsvloer volgens de uitvinding, in perspectief; figuur 2 een zij-aanzicht in dwarsrichting op 25 een bekistingsvloer volgens de uitvinding, waarin opgenomen dozen volgens figuur 1; figuur 3 een bovenaanzicht op de bekistingsvloer van f iguur 2; en figuur 4 een op figuur 2 gelijkende doorsnede, 30 maar dan ter plaatse van een overgang tussen twee bekis-tingsvloeren volgens de uitvinding.

De doos 1 weergegeven in figuur 1 is vervaardigd van kunststofmateriaal (ofschoon andere materialen, zoals metaal of geperste houtvezels ook mogelijk zijn), en bezit 35 een omtrekswand 2, met vier zijden van gelijke lengte, die een vierkantvorm bepalen, en een deksel 3, dat op de bovenrand van de omtrekswand 2 geplaatst is. De deksel 3 . 1 0 1 9 ? 1 ij 6 is afneembaar om ingang te krijgen tot het inwendige van de doos 1 en bezit een versterking 21 en een afhangende omtreksrand 20. De deksel 3 kan eventueel omgekeerd geplaatst worden, zoals weergegeven in figuur 2, waarop 5 nog zal worden ingegaan.

De omtrekswand 2 bezit bovenaan een vierkante doorsnede die kleiner is dan benedenaan, zodat er sprake is van een licht tapse vorm van de doos 1.

In elke zijde van de omtrekswand 2 is in het 10 midden, benedenaan een poort 6 gevormd, middels een portaalvormig aanvormsel 4, met omgezette flens 5. De flens 5 ligt in een vlak dat loodrecht staat op het bovenvlak 10 van deksel 3, en ook loodrecht op het -open- ondervlak van de doos 1.

15 Zoals te zien is zijn de portalen 4 trapezium vormig. Met de tapse vorm van de omtrekswand 2 van de doos wordt hiermee bereikt dat de dozen nestbaar of stapelbaar zijn.

Ter plaatse van de hoeken in de omtrekswand 2 2 0 zijn schotten 9 aangevormd, zodanig, dat zij zich steeds twee aan twee evenwijdig aan één van twee tegenover elkaar gelegen zijden uitstrekken, zoals zijde 2a en de tegenovergelegen zijde (niet weergegeven).

Ter plaatse van de hoeken is de omtrekswand in 25 elke zijde voorts voorzien van een aangevormde, neerhangende voet of lip 8, die naar beneden uitsteekt van de holle rand 7 van de omtrekswand 2.

In figuur 2 is de bekistingsplaat 11 weergegeven, omvattend een betonnen basisplaat 12, waarin opgeno-30 men onderwapening 13, die roostervormig zal zijn. Voorafgaande aan het storten van de basisplaat zijn de dozen 1 opgesteld, in een regelmatige matrix, zoals te zien is in figuur 3. De lippen 8 zijn daarbij op de vormbodem voor de basisplaat 12 geplaatst. De lippen 8 zijn zodanig hoog, 35 dat de onderrand 7 van de doos 1 vrij blijft van de wapening 13.

De dozen 1 zijn zodanig geplaatst, dat zij met 1019711 7 de poorten 6 in eikaars verlengde liggen, waarbij de flenzen 5 van de portalen 4 van naast elkaar gelegen dozen I strak tegen elkaar zijn geplaatst, en elkaar ontmoeten in een verticaal vlak.

5 Vervolgens zijn in een voorkeursrichting van de te maken bekistingsplaat tralieliggers 16 in een parallelle opstelling geplaatst, waarbij de tralieliggers 16 op de bovenzijden van de portalen 4 steunen. Waar de tralieliggers 16 zijn geplaatst vormen de schotten 9 aan de dozen 10 1, die even ver van de omtrekswand uit steken als de flen zen 5, met de tussen hen gelegen zijden van de omtrekswan-den 2 begrenzingen van een langskanaal, dat opgestort wordt met beton, om langsribben 18 te vormen, waarin de tralieliggers 16 met een onderste gedeelte ingebed zijn.

15 Zoals in figuur 2 te zien is reiken de tralie liggers 16 boven de langsribben 18, en eveneens tot boven de deksels 3 van de dozen 1.

De bekistingsvloer 11 is dan gereed voor transport naar het werk, en om daar op blijvende en eventueel 20 tijdelijke ondersteuningen geplaatst te worden.

Er kan daarbij voor gekozen worden om leidingen 14, te zien in figuur 2, reeds vooraf in de bekistingsvloer op te nemen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de wegneembare deksels 3. Men kan er ook voor kiezen om de 25 leidingen 14 pas op het werk aan te brengen. Doordat de poorten 6 in elke zijde van de omtrekswand 2 aangebracht zijn, wordt een stelsel van mogelijke doorgangen voor leidingen verschaft, in twee loodrecht op elkaar staande richtingen. Hierdoor wordt een grote keuzevrijheid verkre-30 gen in het leggen van de leidingen.

Door de langsribben 18 bezit de bekistingsplaat II een aanzienlijke sterkte tegen doorbuiging, zodat onderstempeling niet of in slechts in beperkte mate nodig behoeft te zijn.

35 Tenslotte wordt de bovenwapening 17 aangebracht, opgelegd en verbonden met de tralieliggers 16. Daarna wordt beton 19 afgestort, welk beton 19 de ruimtes tussen 1 0 1 i 7 Π 8 de in de richting evenwijdig aan de tralieliggers 16 aan elkaar grenzende dozen vult, met het gevolg dat de verkregen vloer zich als één gewapende betonnen plaat zal gaan gedragen, en eveneens een soort van langsribben in de 5 andere richting gevormd zijn.

In figuur 4 is de overgang tussen twee bekis-tingsvloeren weergegeven, waarbij te zien is dat de dwarswapeningstaven 13 vanuit de basisplaat 12 zijn verlengd naar een boven de aanliggende vloer uitstekend, 10 omhoog omgezet eindgedeelte 13a. Boven de beide basisplaten 12, ter plaatse van de overgang, zijn in het werk koppelstaven of beugels 25 geplaatst, alsmede een op paren portalen 4 steunende, in langsrichting lopende tralieliggers. Met de eindgedeelten 13a en de beugels 25 15 wordt een voldoende sterkte in een richting dwars op die van de tralieliggers.

Rechts in figuur 4 is een doos 1 weergegeven, waarvan de deksle 3 omgekeerd geplaatst is. De.omtreksrand 20 reikt tot in het bovenoppervlak van de opgestorte of 20 afgewerkte vloer. De ruimte binnen de omtreksrand 20 is volgestort met het beton van de laag 19, mogelijk nadat de buitenzijde van de rand 20 is voorzien van een onthech-tingsmiddel. Hierdoor kan de deksel 3 niet alleen in de in het werk aangevoerde bekistingvloer gemakkelijk worden 25 weggehaald voor leidingtrekken en -installatie, maar kan dat ook na voltooien van de vloer, voor inspectie of het aanbrengen van veranderingen in het leidingennet. Het is hierbij mogelijk om -bij overigens gelijke dozen- deksels te gebruiken met randen 20 van verschillende hoogte, 30 afgestemd op de dikte van de vloer.

De dozen 1 vervullen niet alleen de functie van gewichts- en materiaalbesparing voor de plaat, maar ook die van doorvoermiddel voor leidingen die op eenvoudige wijze bereikbaar en aanpasbaar blijven -eventueel zelfs na 35 gereedkomen van de vloer-, en de functie van bekisting voor het vormen van langsribben in de prefab bekis-tingsplaat 11.

1019711

Claims (22)

1. Werkwijze voor het van beton vervaardigen van een vloerplaat, waarbij uitgegaan wordt van een betonnen basisplaat met daarin een wapening, waarbij op de basisplaat een aantal reeksen dozen, in twee richtingen op 5 onderlinge tussenafstanden, opgesteld wordt, welke dozen in hun wanden voorzien zijn van poorten, waarbij aangrenzende dozen met de poorten op elkaar aansluiten, waarbij tussen, in een eerste richting opeenvolgende dozen schotten worden voorzien, voor het met de in die richting 10 lopende dooswanden vormen van in die richting lopende kanalen, waarbij tralieliggers voorzien zijn in die kanalen, waarbij de kanalen worden gevuld met beton.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij dozen worden gebruikt met poorten gericht in een richting even- 15 wij dig aan de kanalen.

. 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij dozen worden gebruikt met poorten gericht in een richting loodrecht op de kanalen.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waar-20 bij de tralieliggers op de poorten ondersteund worden.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de tralieliggers geplaatst worden om tot boven de dozen te reiken.

6. Werkwij ze volgens een der voorgaande 25 conclusies, waarbij dozen worden gebruikt met een rechthoekige , bij voorkeur vierkante doorsnede.

7. Werkwij ze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij dozen worden gebruikt met een open bodem.

8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de dozen voorzien zijn van beves-tigingsvoeten voor plaatsing van de dozen over de wapening, vrij daarvan. 1 0 1 9 7 t h

9. Werkwij ze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij dozen worden gebruikt met een gesloten bovenwand.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij dozen 5 worden gebruikt met een losneembare bovenwand.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de bovenwand voorzien is van een afhangende rand.

12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vloerplaat in het werk geplaatst 10 wordt en een bovenwapening op afstand boven over de dozen wordt gelegd, waarna de vloer wordt afgestort met beton.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij gebruik wordt gemaakt van een of meerdere dozen met los-neembare bovenwand, waarbij de bovenwapening althans ter 15 plaatse van enige van die dozen wordt weggelaten.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij gebruik van de genoemde dozen de bovenwand voorzien is van een afhangende rand, en omgekeerd op derest van de doos geplaatst wordt, waarbij met het afstorten de ruimte 20 binnen de rand wordt volgestort, waarbij de rand reikt tot bovenvlak beton.

15. Werkwijze volgens een der conclusies 11-14, waarbij leidingen door de poorten en de dozen worden gevoerd.

16. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ter plaatse van een aansluiting van met de tralieliggers evenwijdige randen van twee vloeren koppelstaven of -beugels worden aangebracht, die samen met eventueel voorziene omgezette einden van de dwarswapeing 30 in de basisplaat, welke omgezette einden zich tot boven de naastliggende basisplaat uitstrekken, opgenomen worden in de afgestorte betonmassa.

17. Bekistingsplaat voor vloeren, omvattend een basisplaat met wapening en daarop opgesteld een aantal 35 reeksen dozen, op onderlinge tussenafstanden, welke dozen in hun wanden voorzien zijn van poorten, waarbij aangrenzende dozen met de poorten op elkaar aansluiten, waarbij 1019711 tussen, in een eerste richting opeenvolgende dozen schotten worden voorzien, voor het met de in die richting lopende dooswanden vormen van in die richting lopende kanalen, met in die kanalen tralieliggers, welke kanalen 5 gevuld zijn met beton.

18. Bekistingsplaat volgens conclusie 17, waarbij de tralieliggers op de poorten liggen, en boven de bovenzijde van de dozen reiken.

19. Plaat, kennelijk geschikt en bestemd voor 10 toepassing als basisplaat in de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1-16 .

20. Bekistingsplaat voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

21. Werkwijze omvattend een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij-gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende stappen.

22. Doos kennelijk geschikt en bestemd voor een bekistingsplaat volgens conclusie 17, 18, 19 of 20. -o-o-o-o-o-o-o-o- AF/MB 101 y 7 11