NL1018718C2 - Inrichting voor het bewerken van een grasmat. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bewerken van een grasmat.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van een grasmat, welke inrichting een aan een 5 trekker te koppelen frame omvat, welk frame een aandrijfbare as ondersteunt die, bij het gebruik van de inrichting, haaks op de bewegings-richting van het frame en nagenoeg horizontaal loopt, welke as op een aantal, op afstand van elkaar gelegen, plaatsen is voorzien van haaks op de hart-10 lijn van de as staande bewerkings-organen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit NL-A-9401654. Bij deze inrichting worden de bewerkings-organen gevormd door freesmessen, die tijdens het bedrijf over een zeker afstand in de grasmat steken en de grond er onder omhoog tot 15 boven de grasmat brengen.

Met deze bekende inrichting wordt een goed resultaat bereikt bij het bewerken van sportvelden, zoals bijvoorbeeld voetbalvelden. De door de freesmessen omhoog geworpen grond wordt over de grasmat verspreid en de in de grond gemaakte 20 sleuven kunnen voldoende worden dicht gedrukt zodat na een aantal weken het sportveld weer gebruikt kan worden. Wel kunnen ter plaatse van de gemaakte sleuven oneffenheden aanwezig blijven. Dit kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt, doordat bij het maken van de sleuven delen van de grasmat 25 door de freesmessen zijn weggeduwd of stuk gemaakt. De freesmessen moeten uiteraard een zekere dikte bezitten om grond naar boven toe te kunnen verplaatsen.

Hoewel voor een voetbalveld de aanwezigheid van kleine oneffenheden niet van veel belang is, is dit bijvoorbeeld 30 wel hinderlijk in het geval van een golf veld. Een, kleine oneffenheid kan de loop van een golfbal aanmerkelijk beïnvloeden.

De uitvinding beoogt nu dit bezwaar op te heffen en voorziet er daartoe in, dat vóór de plaats waar zich op de 35 aandrijfbare as een bewerkings-orgaan bevindt, een snij-schijf aanwezig is die via een steunas draaibaar wordt ondersteund door het frame, waarbij op elke snij schijf een opwerk-kouter volgt, met daarna een draaibaar aangedreven bewerkings-orgaan en vervolgens middelen voor het aandrukken 1018718« 2 van de door het opwerk-kouter omhoog gezette delen van de grasmat.

De snij schijf maakt dus een snede in de grasmat en door het er op volgende opwerk-kouter worden de naast de 5 snede liggende delen van de grasmat enigszins naar boven toe gedrukt zodat in de grasmat een sleuf ontstaat. Het er na komende freesmes zal daardoor niet of nauwelijks met de grasmat zelf in aanraking komen en deze dus niet beschadigen. Wel kan het freesmes de grond gemakkelijk omhoog tot 10 boven de grasmat werpen en tevens voor vermenging van de grond onder de grasmat en voor beluchting daarvan zorg dragen. De na het freesmes komende aandrukmiddelen zullen er voor zorgen, dat weer een egale grasmat wordt verkregen, terwijl nauwelijks of geen zichtbare sporen van de bewerking 15 in de grasmat achterblijven.

Om er voor te zorgen dat het opwerk-kouter de delen van de grasmat na de snij schijf geleidelijk aan weg drukt, zodat de grasmat niet wordt beschadigd, zal de naar de snij-schijf gerichte voorrand van het opwerk-kouter zich vanaf 2 0 het voorste en laagste punt schuin naar achteren en naar boven toe uitstrekken.

De hoek die de voorrand van het opwerk-kouter met de onderrand er van maakt kan bijvoorbeeld tussen 30° en 60° bedragen.

2 5 De dikte van de snij schijf zal uiteraard zo minimaal mogelijk zijn om beschadiging van de grasmat te voorkomen. Het opwerk-kouter zal echter wel een zekere dikte moeten bezitten om de delen van de grasmat naast de insnijding naar boven toe weg te drukken.

3 0 Om te voorkomen dat het opwerk-kouter zelf de grond open gaat scheuren zal er in worden voorzien, dat in de ge-bruiksstand van de inrichting de onderrand van het opwerk-kouter zich op een geringere diepte in de grond bevindt dan de snij schijf.

35 In het algemeen zal tijdens het bedrijf het onderste punt van de snij schijf zich op maximaal 50 mm diepte in de grond bevinden.

Om te bereiken, dat het laagste punt van de snij schijf zich steeds bijvoorbeeld 10 mm dieper in de grond bevindt, Ï01871SÉ 3 dan de onderrand van het opwerk-kouter zal er bij voorkeur in worden voorzien, dat het opwerk-kouter en de steunas waarop zich de snij schijf bevindt, met een zelfde steunor-gaan van het frame zijn verbonden.

5 Bij voorkeur zal het steunorgaan, dienende voor het ondersteunen van de steunas waarop zich de snij schijf bevindt en voor het ondersteunen van het opwerk-kouter, in verticale richting ten opzichte van het frame instelbaar zijn.

10 Hierdoor kan dan de diepte waarover de freesmessen zich in de grasmat moeten bevinden worden ingesteld, terwijl het opwerk-kouter zich tegelijkertijd op de gewenste minder grote diepte dan de snij schijf bevindt.

Daar de door het opwerk-kouter omhoog gedrukte delen 15 van de grasmat na het passeren van het opwerk-kouter enigszins terug zullen veren, zal er bij voorkeur in worden voorzien, dat het opwerk-kouter een grotere dikte bezit, dan het er op volgende freesmes.

Zo kan bijvoorbeeld de dikte van het opwerk-kouter 8 20 mm bedragen en die van het freesmes 4 mm. Hierbij zal uiteraard rekening worden gehouden met de soort grasmat, de toestand daarvan en dergelijke omstandigheden.

Voor het aandrukken van de delen van de grasmat nadat het freesmes zijn werk heeft gedaan, kan gebruik worden ge-25 maakt van een rol, die zich over de gehele breedte van het frame uitstrekt, dan wel van afzonderlijke rollen die zich paarsgewijs direkt naast elkaar en ter weerszijden van een door een snij schijf gemaakte snede bevinden. Ook kan gebruik worden gemaakt van over de grasmat heen bewegende drukplaten 3 0 met een zodanige vorm, dat de delen van de grasmat naast een snede weer naar hun oorspronkelijke stand worden gedrukt.

Deze verschillende delen zullen bij voorkeur verend met het frame zijn verbonden, zodat zij gemakkelijk het bovenvlak van de grasmat kunnen volgen en de gewenste druk 35 op de grasmat uit zullen oefenen.

De snij schijven behoeven niet te worden aangedreven, maar zullen wel bij voorkeur draaiingsvast op een draaibaar door het frame ondersteunde steunas worden aangebracht.

Hierdoor wordt bereikt dat tijdens het bedrijf alle f018718· 4 snij schijven zullen draaien en dat niet een snij schijf op een bepaald moment stil zal blijven staan doordat de er door de grasmat op uitgeoefende weerstand te gering is.

Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt, doordat de draai-5 baar door het frame ondersteunde steunas een onronde dwarsdoorsnede bezit en dat de snij schijven zijn voorzien van een opening waarvan de vorm is aangepast op die van de as.

Om de snij schijven op de gewenste plaats op de steunas aan te brengen kunnen tussen en naast de zich bij de einden 10 van de steunas bevindende snij schijven buisstukken op de steunas worden geschoven, waarvan er ten minste enkele ten opzichte van de steunas worden vastgezet.

Door elke snij schijf los op de steunas aan te brengen kan een snij schijf na beschadiging of na bot worden, gemak-15 kelijk worden vervangen.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld, getoond in de tekening, waarin;

Fig. 1 schematisch een zijaanzicht toont van een inrichting volgens de uitvinding; 20 Fig. 2 schematisch een bovenaanzicht toont van enkele delen van de inrichting van figuur 1: en

Fig. 3 een zijaanzicht toont van een opwerk-kouter toegepast bij de inrichting volgens de figuren 1 en 2.

De in figuur 1 getoonde inrichting omvat het frame 1, 25 dat door middel van een bekende driepunts-ophanging, aangeduid met 2, kan worden verbonden met een trekker 3. De vanaf de trekker lopende aandrijfas 4 kan worden gekoppeld met een aandrijfas 5, die wordt ondersteund in het frame 1.

Het frame 1 kan eventueel aan zijn voor- en/of achter-30 zijde zijn voorzien van wielen ter ondersteuning van het frame bij het verrijden er van en wel in de richting als aangegeven met de pijl V. Het toepassen van wielen is echter niet absoluut noodzakelijk, zoals uit het onderstaande zal blijken.

35 Een steunas 6 is aan zijn einden draaibaar opgenomen in een steunorgaan 7, dat zich in de vorm van een U uit-strekt. Het steunorgaan 7 is voorzien van ten minste één schuifstuk 8, dat verschuifbaar is in een geleider 9, die is verbonden met het frame 1. In de geleider 9 bevindt zich f018718· 5 een draadstang 10, die verdraaibaar is door middel van een handgreep dan wel door middel van een motor. De draadstang 10 is gekoppeld met het schuifstuk 8 voor de verticale verplaatsing van het steunorgaan 7. Uiteraard kan het steun-5 orgaan 7 zijn voorzien van meer dan één schuifstuk 8 met geleiders 9 en verdere delen.

De steunas 6 kan een vierkante dwarsdoorsnede bezitten en op de steunas kunnen buisstukken 11 worden geschoven met daar tussen snij schijven 12, zoals in het bijzonder blijkt 10 uit figuur 2. De buisstukken 11 en de in de snij schijven 12 aangebrachte openingen zullen inwendig een vierkante dwarsdoorsnede bezitten, zodat zij niet op de as 6 draaibaar zijn. Op deze wijze kunnen de snijschijven gemakkelijk worden vervangen wanneer zij beschadigd zijn of wel bot zijn 15 geworden.

Het steunorgaan 7 is verder voorzien van een U-vormige console 13 waarmee door middel van niet nader aangeduide bouten opwerk-kouters 14 kunnen worden verbonden, waarvan er één in detail is getoond in figuur 3. De opwerk-kouters 20 bevinden zich direct achter de snijschijven 12. De onderrand 15 van een opwerk-kouter 14 zal tijdens het bedrijf van de inrichting nagenoeg horizontaal lopen terwijl de voorrand 16 er van een hoek α tussen ongeveer 30° en 60° zal maken met de onderrand 15. Daarbij zal de onderrand 15 van een opwerk-25 kouter zich op een geringere diepte bevinden dan het onderste punt van de bijbehorende snij schijf 12.

Het frame 1 is verder voorzien van een draaibaar ondersteunde as 17 waaraan freesmessen 18 zijn aangebracht zoals dit is beschreven in het genoemde NL-A-9401654. De 30 freesmessen kunnen worden verdraaid in de richting van de pijl R. De mogelijkheid bestaat ook de freesmessen 18 in de andere stand te monteren en in tegengestelde richting te laten draaien. De rotatie-snelheid R zal worden aangepast op de snelheid V waarmee de inrichting door de trekker 3 over 35 de grasmat 19 wordt verplaatst.

Door het gewicht van het frame 1 met de steunas 6 en de daaraan bevestigde en verdere onderdelen zullen de snij -schijven 12 in het algemeen over een diepte van ongeveer 50 mm in de grasmat zakken. De diepte waarover de freesmessen 1018718· 6 18 in de grond steken kan dan worden ingesteld door het laten kantelen van het frame 1 door het in hoogte verstellen van het schuifstuk 8 zodat de snij schijven ten opzichte van het frame in hoogte worden versteld.

5 Na de freesmessen 18 zijn middelen aanwezig om de in de grasmat gemaakte sleuf dicht te drukken. Deze middelen kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door rollen 20, die zijn aangebracht aan verende strippen 21, die met het frame 1 zijn verbonden. De rollen liggen dicht naast elkaar en kun-10 nen een kleine hoek met elkaar maken. De rollen kunnen ook worden vervangen door drukplaten, zoals reeds hiervoor aangegeven. De rollen 20 dan wel de drukplaten kunnen gelijktijdig dienen voor het ondersteunen van het achtereinde van het frame 1.

15 Zoals beschreven in het genoemde NL-A-9401654 kunnen met het frame nog verdere meskouters 22 zijn verbonden, die zich tussen de freesmessen 18 in bevinden en dienen om de grond zijdelings naar de gemaakte sleuven toe te drukken. Uiteraard zal dit slechts dan plaats vinden, wanneer dit in 20 een bepaald geval zin heeft.

De uit de sleuf opgeworpen grond kan eventueel worden opgevangen op een transporteur 23 die slechts schematisch is aangeduid. De werking er van werd reeds beschreven in NL-A-9401654.

25 Het zal duidelijk zijn, dat het samenstel van snij- schijven en opwerk-kouters ook bij andere dan de hiervoor beschreven inrichting kan worden toegepast en dat slechts een enkele mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in de tekening is getoond en hierboven 30 beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindings-gedachte te vallen, zoals deze in de conclusies is aangegeven.

conclusies 35 1018718É

Claims (12)

1. Inrichting voor het bewerken van een grasmat (19), welke inrichting een aan een trekker (3) te koppelen frame 5 (1) omvat, welk frame een. aandrijf bare as (17) ondersteunt die, bij het gebruik van de inrichting, haaks op de bewe-gings-richting van het frame en nagenoeg horizontaal loopt, welke as (17) op een aantal, op afstand van elkaar gelegen, plaatsen is voorzien van haaks op de hartlijn van de as 10 staande bewerkings-organen (18), met het kenmerk, dat vóór de plaats waar zich op de aandrijfbare as (17) een bewer-kings-orgaan (18) bevindt, een snijschijf (12) aanwezig is die via een steunas (6) draaibaar wordt ondersteund door het frame (1), waarbij op elke snijschijf (12) een opwerk-kouter 15 (14) volgt, met daarna een draaibaar aangedreven bewerkings-orgaan (18) en vervolgens middelen (20) voor het aandrukken van de door het opwerk-kouter (14) omhoog gezette delen van de grasmat (19).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 20 de naar de snijschijf (12) gerichte voorrand (16) van het opwerk-kouter (14) zich vanaf het voorste en laagste punt schuin naar achteren en naar boven toe uitstrekt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hoek (a) die de voorrand (16) van het opwerk-kouter (14) 25 met de onderrand (15) er van maakt tussen 30° en 60° bedraagt .

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de gebruiksstand van de inrichting de onderrand (15) van het opwerk-kouter (14) zich op een ge- 30 ringere diepte in de grond bevindt dan de snijschijf (12).

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opwerk-kouter (14) en de steunas (6) waarop zich de snijschijf (12) bevindt, met een zelfde steunorgaan (7) van het frame (1) zijn verbonden.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het steunorgaan (7), dienende voor het ondersteunen van de steunas (6) waarop zich de snijschijf (12) bevindt en voor het ondersteunen van het opwerk-kouter (14), in verticale richting ten opzichte van het frame (1) instelbaar is. 10187T8É

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opwerk-kouter (14) een grotere dikte bezit, dan het er op volgende bewerkings-orgaan (18).

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voor het aandrukken van de delen van de grasmat (19) na het passeren van het bewerkings-orgaan (18), gebruik wordt gemaakt van een zich over de breedte van het frame (1) uitstrekkende rol, dan wel van afzonderlijke 10 rollen (20), die zich paarsgewijs naast de door een snij-schijf (12) gemaakte snede bevinden, dan wel van drukplaten.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de onderdelen (20) , die zorgen voor het aandrukken van de delen van de grasmat (19) na het passeren van het bewer- 15 kings-orgaan (18), verend met het frame (1) zijn verbonden.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de snij schijven (12) draaiingsvast op een draaibaar door het frame (1) ondersteunde steunas (6) zijn aangebracht.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de draaibaar door het frame (1) ondersteunde steunas (6) een onronde dwarsdoorsnede bezit en dat de snij schijven (12) zijn voorzien van een opening waarvan de vorm is aangepast , op die van de steunas (6).

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat tussen en naast de zich bij de einden van de steunas (6) bevindende snijschijven (12) buisstukken (11), waarvan de inwendige dwarsdoorsnede is aangepast op de uitwendige dwarsdoorsnede van de steunas (6) , op de steunas zijn ge- 30 schoven, waarvan er ten minste enkele ten opzichte van de steunas (6) zijn vastgezet. 1018718·