NL1018380C2 - Koelmachine voor lolly's. - Google Patents

Description

Koelmachine voor lolly's

De uitvinding heeft betrekking op een koelmachine voor lolly's.

In een mogelijke produktievorm worden lolly's na het maken verzameld alvorens op een later tijdstip verpakt 5 te worden. De lolly's moeten na het vormen worden afgekoeld, daar zij anders aan elkaar kunnen plakken en vervormen. Bij ronde lolly's, zoals lolly's met een bolvorm of met een soort van cilindervorm, moet worden voorkomen dat de -na het vormen nog zachte- lolly's aan een 10 kant plat worden omdat ze stil liggen en onder invloed van hun eigen gewicht vervormen. Men tracht dit te voorkomen door het steunvlak waarop de lolly's met koellucht gekoeld worden heen en weer te bewegen, bijvoorbeeld met een frequentie van 150/min. Dit schudden, waardoor de lolly's 15 heen en weer rollen, kost veel vermogen.

Voor het veel energie vragende koelproces is het van gewenst grote aantallen lolly's te koelen waardoor men over een zo groot mogelijk steunoppervlak (lang en breed) zal willen beschikken. Dat heeft echter als nadeel dat de 20 (zwaardere) steunplaat kan gaan doorbuigen, waardoor de lolly's naar elkaar naar het midden zullen neigen, en aan elkaar gaan plakken en vervormen.

Een ander nadeel is dat het gewicht van de steunplaat groter wordt, waardoor meer vermogen nodig is 25 voor het schudden, en een zware - dure - aandrijving nodig is.

1018380' 4 eind geplaatst zijn.

De stuwmiddelen kunnen op voordelige wijze bovenin geplaatst zijn en de stroming van de lucht omzetten van een verticale richting naar een horizontale rich-5 ting.

Indien de invoer smaller is dan de daarop aansluitende steunplaat kan de koellucht gemakkelijk daarlangs stromen in de omloop.

Het kan gebeuren dat gruis op de steunplaten 10 aanwezig is, bijvoorbeeld afkomstig van vliesjes en van resten van een vorige koelgang, bijvoorbeeld met lolly's van een andere kleur. Hoe ouder de machine is waarmee lolly's gemaakt worden, des te meer vlies zal er op de lolly's zitten. Bij overgang naar een andere kleur bestaat 15 het risico dat de lolly's kleurresten van de vorige procesgang aangekleefd krijgen.

Om dit probleem op te lossen voorziet de uitvinding, vanuit een ander aspect, in een lolly-koel-machine met hellende, getrilde, transporterende 20 steunplaten, waarbij aan het benedeneind van elke hellende steunplaat, aan weerszijden van het beneden- of afgif-teeind daarvan, keerwanden aangebracht zijn, die voorzien zijn van parallel aan het steunoppervlak gelegen spleten, waarvan de hoogte kleiner is dan de dikte van de stokjes 25 van de lolly's. Aldus wordt wel gruis afgevoerd, maar kunnen de lolly's niet in de spleten vast komen te zitten. De spleetdoorgang raakt niet verstopt.

Bij voorkeur staan de keerwanden schuin ten opzichte van de hellingrichting, beschouwd in 30 bovenaanzicht, waardoor het onderscheppen van gruis bevorderd wordt. Gruisopvangmiddelen achter de spleten in de keerwanden vergemakkelijken de afvoer daarvan.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een in de bij gevoegde tekeningen weergegeven 35 voorbeelduitvoering. Getoond wordt in:

Figuur 1 een zijaanzicht op een voorbeeld van een koelinrichting volgens de uitvinding; 101 8380 1 3 richtingen hellen. Aldus wordt een soort van verticale zigzagbaan voor de lolly's verschaft, die een lang koeltraject vormt dat weinig ruimtebeslag in horizontale richting behoeft. Bij een oneven aantal steunplaten kan 5 de afvoer aan de aan de invoer tegengestelde zijde van de koelmachine gelegen zijn, waardoor toevoer en afvoer elkaar niet hinderen.

Bij voorkeur zijn de schudmiddelen ingericht voor het tegelijk, op regelmatig in fase verschoven wijze, 10 en bij voorkeur dwars op de helling van de betreffende steunplaat, schudden van opeenvolgende steunplaten, zodat de krachtrichtingen verspreid zijn en onbalans zoveel mogelijk wordt vermeden.

De koelmiddelen omvatten bij voorkeur koel-15 luchtstroomopwekkers, die opgesteld zijn in een koel- luchtcircuit waarin opgenomen de steunoppervlakken in langsrichting, zodat koellucht over de lolly's gedwongen wordt, langs althans nagenoeg het gehele koeltraject, waarbij de luchtstromingsomstandigheden over de 20 steunplaten in hoge mate constant kunnen zijn. Bij bekende koelmachines wordt de omlopende koellucht in verticale zin, nabij het afvoereind, over de steunplaten gedwongen, en dan in het afvoereind weer omhoog gestuwd. Op de meer op afstand van het afvoereind gelegen gedeelten van de 25 steunplaten is de circulatie van koellucht veel minder intensief, en daardoor het rendement lager.

Bij voorkeur omvat het koelluchtcircuit het in-voereind, het afvoereind en een horizontaal retourkanaal, dat boven over de bovenste steunplaat gelegen is, waarbij 30 tussen het retourkanaal en de bovenste steunplaat een scheidingsplaat aangebracht is. Aldus is het koelluchtcircuit omlopend in een verticaal vlak, en wordt voor de retourstroom de ruimte bovenaan de koelmachine benut, waardoor de breedte van de koelmachine beperkt kan blij-35 ven.

Bij voorkeur omvatten de koelmiddelen stuwmid-delen, in het bijzonder ventilatoren, die aan het toevoer- 1 u i o O O -J i 6 len 5, 6 en 7 zijn aldus binnen het gestel 2 gevormd door interne kanalen, waardoor de inrichting niet te breed wordt, hetgeen gunstig is in opstelling van meerdere inrichtingen naast elkaar. Doordat deze kanalen in feite 5 begrensd worden door de geïsoleerde omkasting wordt con-densvorming voorkomen, hetgeen van belang is daar in de gebruiksomgeving met suikerstof gewerkt wordt, hetgeen met condens aanleiding zou geven tot de vorming van ongewenste kleverige massa's. Dit zou anders kunnen plaatsvinden 10 wanneer men vrij liggende buizen zou gebruiken voor de koelluchtbeweging. Het gebruik van de omkasting in de vorming van kanalen volgens de uitvinding is goedkoop en levert weinig problemen op met reiniging.

In de binnenruimte 4 zijn opgesteld vijf steun-15 platen 12a-e, in de vorm van een knikkerbaan. Deze steun-platen 12a-e zijn nader weergegeven in de figuren 4A en 4B. Elke steunplaat 12 bezit een bovenstrooms eind 16 en een benedenstroomseind 17, met een bodem 13, zijranden 18, eindrand 19 aan het bovenstroomseind 16, en aan het bene-20 denstroomseind 17 twee schuine wanden 20, een eindrand 21, en tussen de eindrand 21 en de bodem 13 een valopening 22. De valopening 22 is naar weerszijden begrensd door afhangende rubber schotten 23.

De steunplaten 12a-e zijn in het midden opgelegd 25 op een respectieve dwarsbalken 15a-e, die aan de einden opgelegd zijn op rollen voor beweging in dwarsrichting. De dwarsbalken 15a-e zijn verder via kogelgewricht 40 en drijfstangen 41 verbonden met respectieve excenters op een verticale aandrijfas 42, die gelagerd is in lagers 31a,b 3 0 en geroteerd wordt door motor 60 (zie figuur 1 en figuur 4A) . De excenters voor de respectieve balken 15a-e zijn onderling onder een hoek verschoven ten opzichte van elkaar geplaatst (regelmatig verdeeld over 360°), waardoor onbalans zoveel mogelijk wordt vermeden.

3 5 Aan de einden 16 en 17 zijn de steunplaten voorzien van oplegrollen 34 en 35, die heen en weer kunnen rollen op dwarsliggers 33, die bevestigd zijn op met het 1 0 1 83 8 01 5

Figuur 2 een eindaanzicht op de koelinrichting van figuur 1;

Figuur 3 een schematisch bovenaanzicht op de koelinrichting van de figuren 1 en 2; 5 Figuur 4 een aantal onderdelen van de koelin richting van de figuren 1-3 in schematische, uiteengenomen toestand;

Figuren 4A en 4B enige details van de steunpla-ten van de koelinrichting van de voorgaande figuren; en 10 Figuur 5 een detail van de opbouw van voornoemde steunplaat.

De koelinrichting 1 in figuren 1-3 omvat een gestel 2 dat op een ondergrond geplaatst is met verstelbare poten 3. Het gestel 2 is naar de buitenkant en boven-15 kant geïsoleerd en beplaat, zodat een geïsoleerde omkas-ting gevormd is. Binnen die beplating zijn te onderscheiden een binnenruimte 4, een eindruimte 5, een bovenruimte 6 en een eindruimte 7, alsmede (zie figuren 2 en 3) , zijruimtes 8. De ruimtes 4 en 6 zijn van elkaar gescheiden 20 middels bovenplaat 14, maar de ruimtes 4 en 7 en 4 en 5 staan met elkaar in open verbinding.

Bovenin het eind 5 is een toevoergoot 9 opgesteld, waarlangs lolly's aangevoerd in de richting A naar de binnenruimte 4 kunnen bewegen.

25 Aan de andere zijde bevindt zich benedenaan een afvoergoot 40, waaruit de gekoelde lolly's uit de binnenruimte 4 in de richting D afgevoerd kunnen worden om opgevangen te worden in een verder niet weergegeven trans-portbak.

30 Aan de invoerzijde zijn naast de toevoergoot 9 twee ventilatoren 10a, 10b opgesteld. Bovenstrooms van de ventilatoren 10, 10b bevindt zich een luchtfilter 52. In de bovenruimte 6 zijn een condensor 50 en een verwarmer 51 opgesteld. In het bovenste gedeelte van de eindruimte 7, 35 in de overgang van de bovenruimte 6, is een verder niet gespecificeerde koelruimte 11 gelegen, waarin de omlopende lucht (zie de pijlen Η, I, J) gekoeld wordt. De luchtkana- .101 SS S 0 8 stromen, door filter 52, om dan weer aangedreven te worden door de ventilatoren 10a en 10b aan weerszijden langs de toevoergoot 9, en dan in de richting I, door de bovenruimte 6 en de daarin geplaatste condensor 50 en verwarmer 51 5 te stromen, afgescheiden van de binnenruimte 4 door bovenplaat 14. De lucht buigt neerwaarts in de richting J om vervolgens weer in de richting E in de binnenruimte 4 te stromen, over de platen 12a-e, naar de ruimte 5, een en ander als gevolg van het drukverschil tussen de ruimtes 7 10 en 5.

De stroom net gevormde, nog warme lolly's komt aan uit de richting A, over de toevoergoot 9, en beweegt in de richting B over de steunplaat 12a. Aan het eind van de steunplaat 12a vallen de lolly's in de richting C door 15 de opening 22, en komen terecht op de volgende steunplaat 12b. Dit wordt enige malen herhaald, waarbij de lolly's op de steunplaten 12a, 12c, 12e in tegenstroom zijn met de koellucht, en op de steunplaten 12b en 12d in meestroom daarmee.

20 Uiteindelijk komen de lolly's aan in het bene- denstroomse eind van de onderste steunplaat 12e om afgevoerd te worden in de richting D, via de afvoergoot 40.

Door de vlakheid van de bodems 13 blijven de lolly's mooi verspreid tijdens de bewegingen over de 25 diverse steunplaten 12a-e waardoor lolly's goed rond blijven.

Door de schuine wanden 2 0 en de spleten 24 daarin wordt een zijwaartse opvang- en afvoermiddel verschaft voor gruis van de lolly's. Dit kan afgevoerd 3 0 worden in de richtingen K, L en M, via de goten 25 en dan in een verder niet weergegeven bak. De hoogte van de sleuven is kleiner dan de dikte van de stokjes van de lolly's, zodat de lolly's geheel buiten de spleten 24 blijven.

35 De spleten 24 kunnen ook gebruikt worden bij het met bijvoorbeeld een bezem of veger schoonvegen van de steunplaten 12 tussen arbeidsgangen door.

1 01 8380 * 7 gestel 2 vaste stijlen 32 (figuur 1, links: aan de rech terzijde is een vergelijkbare opstelling aanwezig).

Aan het benedenstroomse eind 17 zijn de schuine wanden 2 0 nabij het bovenoppervlak van de bodem 13 voor-5 zien van een langsspleet 24, die uitmondt in een goot 25.

De steunplaat 12, in het bijzonder de bodem 13 daarvan, is, zoals in figuur 5 te zien is, opgebouwd uit een steunlaag 26 van veerkrachtig kunststofmateriaal, alsmede een daaronder gelegen, daaraan gehechte honing-10 raatplaat 2 7 van aluminium, met een kern 2 8 van honing-raatcellen en een onderste dekplaat 29 en een bovenste dekplaat 30. Een dergelijke bodem is stijf tegen doorbui-ging en blijft vlak, ook bij grotere overspanningen. Bovendien is de bodem 13 licht in gewicht. Het veerkrach-15 tig kunststof materiaal is bestand tegen reinigingsmiddelen en biedt voldoende wrijving ten opzichte van de lolly om de lolly tijdens de schudbeweging in beweging te brengen, zodat de lolly's niet neigen tot stilliggen. Een geschikt materiaal hiervoor is Nonex 2M1 570 FDA, opge- 2 0 bouwd uit een bovenlaag van 0,5 mm PVC Nonex 65 FDA blauw en een onderlaag van weefsel geïmpregneerd met PUR Ropanol blauw, verkrijgbaar bij de firma Ammeraal.

In bedrijf worden de lolly's die voorzien zijn van een stokje aangevoerd in de richting A. Koellucht 25 wordt door de ventilatoren 10a en 10b in omloop gebracht, en stroomt in de richting E in de binnenruimte 4, boven het benedenstroomse eind van de steunplaat 12a, onder het bovenstroomse eind van de steunplaat 12b en tegelijkertijd boven het benedenstroomse eind van de steunplaat 12c, 30 respectievelijk onder het bovenstroomse eind van de steunplaat 12d en boven het benedenstroomse eind van de steunplaat 12e. De luchtstromen kunnen over de schuine wandde-len 20 in de richting F neerwaarts bev/egen om ook over het oppervlak van de steunplaten 12b en 12d te stromen.

35 In figuur 1 is weergegeven dat de luchtstromen plaatsvinden in de richtingen E, F en G, en dan vervolgens aan het invoereind 5 uittreden in de richting H, omhoog 101 ö;^· o u ê 10

CONCLUSIES

1. Koelmachine voor lolly's, omvattend tenminste een steunplaat met een steunoppervlak voor ondersteuning van de lolly's tijdens het koelen, middelen voor het opwekken van een koelluchtstroom langs het steunoppervlak 5 en middelen voor het schudden van het steunoppervlak, waarbij de plaat een honingraatpaneel is met een honingraatkern en een bovenste dekplaat en een onderste dekplaat, waarbij de kern vervaardigd is van metaal en de dekplaten vast gehecht zijn aan de kern en waarbij de 10 bovenste dekplaat al dan niet direct het steunoppervlak vormt.

2. Koelmachine volgens conclusie 1, waarbij de kern en de dekplaten vervaardigd zijn van aluminium.

3. Koelmachine volgens conclusie 1 of 2, waarbij 15 de bovenste dekplaat bekleed is met een laag veerkrachtig kunststof materiaal met een waterafstotend, reinigingsmid-delbestendig, gesloten oppervlak.

4. Koelmachine volgens conclusie 3, waarbij de laag bestaat uit een materiaal met voldoende wrijving ten 20 opzichte van de lolly om tijdens de schudbeweging de lolly in beweging te brengen.

5. Koelmachine volgens conclusie 3 of 4, waarbij de laag over het gehele oppervlak daarvan op de bovenste dekplaat gehecht is.

25 6. Koelmachine volgens een der voorgaande conclusies, omvattend een invoer voor de lolly's en een afvoer voor de lolly' s en een aantal daartussen, van de invoer naar de afvoer hellend opgestelde steunplaten, waarbij de steunplaten in tegengestelde richtingen hellen.

30 7. Koelmachine volgens conclusie 6, waarbij de schudmiddelen ingesteld zijn voor het in dwarsrichting op de helling schudden van de steunplaten.

101 838Ü < 9

Het naar de spleten 24 bewegen van het gruis wordt bevorderd doordat de schudbeweging van de steunpla-ten 12 dwars op de transportrichting B is.

« w 1 ö U "8

Claims (13)

12

17. Koelmachine volgens conclusie 16, waarbij de keerwanden schuin staan ten opzichte van de hel-lingrichting, beschouwd in bovenaanzicht.

18. Koelmachine volgens conclusie 16 of 17, 5 voorts voorzien van gruisopvangmiddelen achter de spleten in de keerwanden.

19. Koelinrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 101 8380 ^

8. Koelmachine volgens conclusie 6 of 7, waarbij de schudmiddelen ingericht zijn voor het tegelijk, op regelmatig in fase verschoven wij ze schudden van opeenvolgende steunplaten.

9. Koelmachine volgens conclusie 6, 7 of 8, waarbij de steunplaten in zijaanzicht een verticale zigzag vorm bepalen, waarbij de invoer bovenaan gelegen is.

10. Koelmachine volgens conclusie 9, waarbij het aantal steunplaten oneven is en de afvoer aan de aan de 10 invoer tegengestelde zijde van de koelmachine gelegen is.

11. Koelmachine volgens conclusie 10, waarbij de koelmiddelen koelluchtstroomopwekkers omvatten, die opgesteld zijn in een koelluchtcircuit waarin opgenomen de steunoppervlakken in langsrichting.

12. Koelmachine volgens conclusie 11, waarbij het koelluchtcircuit het invoereind, het afvoereind en een horizontaal retourkanaal, dat boven over de bovenste steunplaat gelegen is, omvat, waarbij tussen het retourkanaal en de bovenste steunplaat een scheidingsplaat 20 aangebracht is.

13. Koelmachine volgens conclusie 12, waarbij de koelmiddelen stuwmiddelen, in het bijzonder ventilatoren, omvatten, die aan het toevoereind geplaatst zijn.

14. Koelmachine volgens conclusie 13, waarbij de 25 stuwmiddelen bovenaan geplaatst zijn en de stroming van de lucht omzetten van een verticale richting naar een horizontale richting.

15. Koelmachine volgens conclusie 12, 13 of 14, waarbij de invoer smaller is dan de daarop aansluitende 30 steunplaat.

16. Koelmachine volgens een der conclusies 6-15, waarbij aan het benedeneind van elke hellende steunplaat, aan 'weerszijden van het beneden- of afgifteeind daarvan, keerwanden aangebracht zijn, die voorzien zijn van paral- 35 lel aan het steunoppervlak gelegen spleten, waarvan de hoogte kleiner is dan de dikte van de stokjes van de lolly's. 101So o ü1