NL1017645C2

NL1017645C2 - Montage-samenstel en montageblok voor een centraal verwarmingssysteem.

Info

Publication number: NL1017645C2
Application number: NL1017645A
Authority: NL
Inventors: Egbert Piust
Original assignee: Brinic B V
Priority date: 2001-03-19
Filing date: 2001-03-19
Publication date: 2002-09-26
Also published as: EP1370811A2; WO2002075223A2; AU2002241394A1; US20040104281A1; WO2002075223A3

Description

Montage-samenstel en montageblok voor een centraal verwarmingssysteem

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een montage-samenstel voor een 5 centraal verwarmingssysteem, in hoofdzaak bestaande uit een verwarmingsbron, een meervoudig aantal verwarmingseenheden, in het bijzonder radiatoren, en een systeem van aanvoer- en retourleidingen tussen de verwarmingsbron en de verwarmingseenheden.

Het aanleggen en aansluiten van centrale verwarmingssystemen in woonhuizen en bedrijfsgebouwen is in het algemeen tijdrovend en duur. Tijdens de bouw worden aanvoer- en 10 retourleidingen van de centrale verwarming al zoveel mogelijk in vloeren en wanden opgenomen, waarna verdere montage plaatsvindt, bijvoorbeeld door het aanbrengen van leidingen door en langs vloeren en wanden, het aanbrengen van verwarmingseenheden, zoals radiatoren, en tenslotte het koppelen van de leidingen aan de verwarmingseenheden, al of niet via additionele voorzieningen, zoals afsluiters, ventielen, etc.

15 Volgens een typische werkwijze volgens de stand van de techniek worden aanvoer- en retourleidingen tijdens de bouw van een woonhuis of bedrijfspand in de afwerk-vloer aangebracht en op geschikte plaatsen van aansluitbuisjes voorzien, die bijvoorbeeld door middel van T-stukken met de hoofdleidingen worden verbonden. De afwerkvloer wordt vervolgens gestort, waarna de vloer verder wordt afgewerkt. Uit de vloer van een woning of 20 pand in aanbouw steken dus dikwijls aansluitpijpjes voor de centrale verwarming uit, die in een later stadium met de nog te plaatsen verwarmingseenheden moeten worden verbonden. Deze pijpjes veroorzaken dikwijls problemen, doordat men deze tijdens de bouw niet opmerkt, erover struikelt of anderszins beschadigt, met alle nadelige gevolgen van dien. Ook is de verbinding van de pijpjes met de verschillende verwarmingseenheden tijdrovend en daarom 25 kostbaar, omdat alle aansluitingen afzonderlijk op maat moeten worden aangelegd. Verder worden in dit systeem groepsverdelers toegepast, d.w.z. dat meerdere aansluitingen van verwarmingseenheden naar deze groepsverdelers moeten worden geleid, hetgeen relatief veel extra materiaal aan leidingen vergt en bovendien het risico van lekkages etc. vergroot.

In de literatuur worden verschillende oplossingen vermeld om de hierboven 30 geschetse problemen op te lossen. Zo wordt in het Europese octrooischrift EP-B-0 934 492 een aansluitkast voor verwarmingsinstallaties beschreven, zoals radiatoren en met name vloerverwarmingssytemen, dat een huis met een afdekorgaan omvat, dat van gaten voor de aansluiting van aan- en afvoerleidingen voor de centrale verwarmingsinstallatie is voorzien. De beschreven inrichting omvat verder een bypass, alsmede regelorganen om de vertakking van 35 de stroom door de verwarmingseenheid te regelen of de stroom kort te sluiten, wanneer geen effect van de verwarmingseenheid nodig is.

1017645 2 EP-A-0 695 916 beschrijft een verdeellichaam van metaal of plastic, dat op een centraal verwarmingssysteem met dubbele leidingen (aanvoer en retour) kan worden gemonteerd, waarbij de aanvoer- en retourstroom door het verdeelblok kunnen stromen, waarbij dit blok twee vertakkingsplaatsen voor stromingspijpen naar en van een verwarmingseenheid 5 omvat, zodanig dat één van deze pijpen met de dichtstbij gelegen leiding in verbinding staat, terwijl de andere pijp op een afgesloten manier via de eerste pijp kan lopen en met de verste leiding in verbinding staat om een stroom mogelijk te maken, die de aanvoer- en de retourleidingen via de verwarmingseenheid en de regelafsluiter, die zich op de verwarmingseenheid bevindt, verbindt. Dit is een verdeelblok met een vaste configuratie. AT-B-0392829, DE-A-10 197 13 953, DE-A-36 32 223, EP-A-0 441 761, EP-A-0 862 026 en US-A-5,111,875 illustreren alle verbindingsblokken, die met een regelklep zijn uitgerust, voor centrale verwarmings-systemen van het type met dubbele leidingen (aanvoer en retour).

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een montage-samenstel voor een centraal verwarmingssysteem te verschaffen, dat de aanleg en montage van een dergelijk systeem 15 aanzienlijk vereenvoudigt, materiaal bespaart, milieuvriendelijker is en minder kans op storingen (zoals lekkages) geeft dan de thans bestaande systemen en bovendien een esthetisch uiterlijk heeft.

Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt thans een montage-samenstel voor een centraal verwarmingssysteem verschaft, in hoofdzaak bestaan-20 de uit een verwarmingsbron, een meervoudig aantal verwarmingseenheden, in het bijzonder radiatoren, en een systeem van aanvoer- en retourleidingen tussen de verwarmingsbron en de verwarmingseenheden, waarbij het montage-samenstel (a) ten minste één montage-eenheid omvat, die in het systeem van aanvoer- en retourleidingen is opgenomen en die ieder een aansluitpunt op een aanvoerleiding en een aansluitpunt op een retourleiding van het 25 systeem van aanvoer- en retourleidingen tussen de verwarmingsbron en de verwarmingseenheden omvat, en (b) ten minste één montageblok omvat, dat functioneel met een respectievelijke montage-eenheid is verbonden en dat ieder een huis omvat met een aanvoer-kamer met ten minste een aansluiting voor een aanvoerleiding vanaf de montage-eenheid en een retourkamer met ten minste een aansluiting voor een retourleiding naar de eerste 30 montage-eenheid, waarbij de aanvoerkamer verder een aansluiting omvat voor verbinding met de toevoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmingssysteem, en de retourkamer verder een aansluiting omvat voor verbinding met de afvoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmingssysteem.

Ê *_1 ·· .J tv.- Ü 3

In een tweede aspect van de onderhavige uitvinding wordt een montageblok voor een centraal verwarmingssysteem verschaft, dat een huis omvat met een aanvoerkamer met ten minste een aansluiting voor een aanvoerleiding vanaf het centrale verwarmingssysteem en een retourkamer met ten minste een aansluiting voor een retourleiding naar het centrale 5 verwarmingssysteem, waarbij de aanvoerkamer verder een aansluiting omvat voor verbinding met de toevoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmingssysteem en de retourkamer verder een aansluiting omvat voor verbinding met de afvoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmingssysteem. Dit montageblok kan deel uitmaken van het totale montage-samenstel, zoals hierboven gedefinieerd, door dit op een eerste montage-10 eenheid van dit samenstel aan te sluiten. Het montageblok kan echter ook afzonderlijk worden toegepast, door dit op andere wijze met de aanvoer- en retourleidingen van het centrale verwarmingssysteem te verbinden.

Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt het montageblok rechtstreeks met de toevoer en/of met de afvoer van een verwarmingseenheid van het centrale 15 verwarmingssysteem verbonden. Met meer voorkeur is het montageblok op de afvoer van een verwarmingseenheid aangebracht, waarbij tevens de verbinding tussen het montageblok en de toevoer van de verwarmingseenheid gemakkelijk kan worden gemaakt en ook kan worden gestandaardiseerd. Desgewenst kan het montageblok op de verwarmingseenheid worden geprefabriceerd, waarna de aanvoer- en retourleiding van het montageblok slechts behoeven 20 te worden aangesloten op de eerste montage-eenheid van het montage-samenstel volgens de uitvinding, of anderszins. Met de meeste voorkeur wordt het montageblok dwars op de verwarmingseenheid aangebracht, waardoor de aansluiting op de aanvoer- en retourleidingen van het centrale verwarmingssysteem in principe altijd met korte verbindingen kan plaatsvinden, zonder dat er leidingen gekruist moeten worden aangelegd. Door het montage-25 samenstel volgens de uitvinding is het bovendien mogelijk om het tot nu toe meestal toegepaste leidingsysteem met groepsverdelers en daaruit ontspringende meerdere aansluitingen te vervangen door een dubbele ringleiding langs de wanden of ramen waar verwarmings-eenheden, zoals radiatoren, zijn beoogd en deze ringleidingen op plaatsen van de beoogde aansluitingen te voorzien van T-stukken om aldus eerste montage-eenheden te vormen, zoals 30 hierboven gedefinieerd.

Volgens een voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding worden de eerste montage-eenheden in een box, een kastje of een soortgelijke omhulling aangebracht, dat bij voorkeur in de vloer is aangebracht en dat voorzien is van een afdekplaat, waarin desgewenst uitsparingen voor aansluitleidingen met de tweede montage-eenheid zijn aangebracht.

1017645 4

In een verdere voorkeursuitvoering zijn de aanvoer· en retourleidingen van het centrale verwarmingssysteem voorzien van mantelbuizen, bijvoorbeeld beschermde ribbuizen, die met de boxen, kastjes e.d. van de eerste montage-eenheden zijn verbonden. Daardoor is het mogelijk, dat de leidingen die met de eerste montage-eenheden zijn verbonden, relatief 5 kort zijn en van de T-stukken kunnen worden losgemaakt en zonodig kunnen worden vervangen. Bij voorkeur worden de leidingen aan de T-stukken van de eerste montage-eenheid bevestigd door middel van "push-in" koppelingen of knelfittingen. Dit geldt ook voor de aansluitingen aan de tweede montage-eenheid (of montageblok of onderblok), meestal met uitzondering van het staartstuk, dat bijvoorbeeld door middel van een schroefdraadverbinding 10 met de onderkant (afvoer) van de verwarmingseenheid is verbonden.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het montageblok een omschakelorgaan, waardoor de stroomrichting in het blok kan worden omgekeerd. Hierdoor is het mogelijk om de verwarmingseenheden met het montageblok "linksom" of "rechtsom" te monteren, zodat geen ingewikkelde voorzieningen of gekruiste 15 aansluitleidingen nodig zijn. Het omschakelorgaan is in het algemeen draaibaar in het huis van het montageblok aangebracht, bij voorkeur op een zodanige wijze dat het orgaan gemakkelijk van buitenaf kan worden geregeld, bijvoorbeeld met behulp van één of meer regelschroeven die door middel van een spindel met omschakelorgaan zijn verbonden. Bij voorkeur is het omschakelorgaan zodanig uitgevoerd, dat de stroom niet alleen kan worden omgedraaid, 20 maar ook kan worden gestopt of dat de stroomsnelheid door verdraaiing kan worden geregeld.

Volgens een verdere voorkeursuitvoering kan het montageblok verder één of meer meet- en/of regelorganen omvatten voor het controleren van één of meer fysische parameters in het blok, zoals bijvoorbeeld de stroomsnelheid en/of de temperatuur.

De uitvinding wordt nu verder geïllustreerd aan de hand van de volgende 25 tekeningen, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch vooraanzicht van een montageblok volgens de uitvinding is.

Figuur 2 een perspectivisch zijaanzicht is van het montageblok van Figuur 1.

Figuur 3 een schematisch doorsnede-aanzicht is van een uitvoeringsvorm van een 30 montageblok volgens de uitvinding, gezien vanaf lijn Ill-Ill van Figuur 2.

Figuur 4 een schematisch doorsnede-aanzicht is van een uitvoeringsvorm van een montageblok volgens de uitvinding, gezien vanaf lijn IV-IV van Figuur 1.

Figuur 5 een schetsmatige weergave is van een montageblok volgens de uitvinding, in aangesloten toestand op de onderzijde van een centrale verwarmingseenheid.

10 1ïv.^ 5

Figuur 6 een schetsmatige weergave is van een uitvoeringsvorm van een eerste montage-eenheid ("instortdoos"), die onderdeel vormt van een montage-samenstel volgens de uitvinding.

Opgemerkt wordt, dat dezelfde verwijzingscijfers in de verschillende Figuren 5 betrekking hebben op dezelfde elementen, die soms echter in een ander perspectief worden getoond.

Onder verwijzing naar de Figuren 1 en 2 wordt een uitvoering getoond van een montageblok, ook wel "onderblok" genoemd, dat een huis 1 omvat met de openingen 2 en 3, voor aansluiting met een aanvoerleiding, respectievelijk een retourleiding van het centrale ver-10 warmingssysteem. Het huis 1 omvat verder een opening 4 voor aansluiting met de toevoer van de verwarmingseenheid, die met het betreffende onderblok is geassocieerd, alsmede aan de achterkant een opening 6 voor aansluiting met en bij voorkeur een rechtstreekse aansluiting op de afvoer van de verwarmingseenheid van het onderblok. Bij voorkeur is het onderblok dwars op de verwarmingseenheid geplaatst, zoals het best in Figuur 5 kan worden 15 gezien. Verder zijn twee afsluitdoppen 5 aangegeven, die losmaakbaar op het huis zijn bevestigd en die toegang geven tot regelorganen voor het regelen van het omschakelorgaan 7 (zie de Figuren 3 en 4).

Figuur 3 geeft een duidelijk schematisch beeld van de meest essentiële onderdelen van het montageblok: behalve de reeds besproken delen, te weten het huis 1, de 20 openingen 2, 3 en 4 voor de aansluiting van de verschillende leidingen en de afsluitdoppen 5, worden hier vermeld het draaibare omschakelorgaan 7 met een centrale kamer en een scheidingswand 11, waarmee de stroomrichting in het huis 1 kan worden omgedraaid. Dit gebeurt met behulp van een regelorgaan 28, bijvoorbeeld een steischroef, die door middel van een spindel 8 met het omschakelorgaan 7 is verbonden. Verder worden in Figuur 3 de diverse 25 aansluitleidingen 21 op het montageblok getoond, die op het huis 1 zijn aangesloten door middel van de push-in koppelingen 22, alsmede een toevoerkamer 31 en een toevoerkamer 32, die functioneel met de toevoer naar een verwarmingseenheid, resp. met de afvoer van een verwarmingseenheid zijn verbonden.

In de getoonde uitvoeringsvorm stroomt het CV-water uit het leidingsysteem het 30 huis 1 binnen via opening 2 naar de toevoerkamer 31. Het omschakelorgaan 7 staat in een zodanige stand, dat het water langs de scheidingswand 11 verder stroomt en bij opening 4 het huis weer verlaat. Opening 4 is functioneel verbonden met de toevoer van een verwarmingseenheid, zoals het beste te zien is in Figuur 5. Via deze eenheid komt het water door het staartstuk 6 weer in het huis 1, waar het vervolgens door het omschakelorgaan 7 naar de 1017545 6 retourkamer 32 loopt en vervolgens het huis weer verlaat via opening 3 naar een retourleiding van het CV-systeem. Bij het omkeren van de stroomrichting stroomt het water niet bij 2, maar bij 3 het huis 1 binnen, waarna het water door het omschakelorgaan stroomt en bij opening 4 het huis weer verlaat. Evenals in het hierboven beschreven gevai is opening 4 functioneel 5 verbonden met de toevoer van een verwarmingseenheid en komt het water via de afvoer van de verwarmingseenheid en het staartstuk van montageblok weer terug in het huis, loopt door het omschakelorgaan 7 via de opening 2, die nu als uitstroomopening fungeert, naar de retourleiding van het CV-systeem. Door de voorziening van het omschakelorgaan kan het montageblok "linksom" en "rechtsom" functioneren en behoeven er geen aanpassingen aan 10 de leidingen te worden gemaakt.

Ook kan het omschakelorgaan 7 in een zodanige stand worden geplaatst, dat de doorstroming door het orgaan hetzij volledig wordt geblokkeerd, d.w.z. in de beide stroomrichtingen, hetzij alleen vanaf het staartstuk of alleen naar de toevoer van de verwarmingseenheid. In al deze gevallen is het mogelijk om de verwarmingseenheid los te koppelen, 15 zonder dat het gehele CV-systeem behoeft te worden afgetapt (bij een enkelvoudige afsluiting door het omschakelorgaan 7 zal de afsluiter bij de invoer of - in voorkomende gevallen - bij de afvoer van de verwarmingseenheid eveneens gesloten dienen te worden. Bij voorkeur is het omschakelorgaan 7 aan weerskanten voorzien van een spindel 8 en een regelorgaan 28 (bijvoorbeeld een stelschroef), zodat het omschakelorgaan gemakkelijk vanaf één van beide 20 kanten kan worden geregeld. Het is echter ook mogelijk om het omschakelorgaan 7 slechts aan één kant van een spindel te voorzien, zodat één van de regelorganen 28 achterwege kan blijven en de betreffende kant van het huis 1 in plaats van met een dop 5 desgewenst dicht kan worden uitgevoerd.

Figuur 4 geeft een verdere illustratie in zijaanzicht van de werking van het om-25 schakelorgaan 7, waarbij een uitvoeringsvorm van de scheidingswand 11 nader is geïllustreerd. Figuur 4 toont het omschakelorgaan 7 in een stand die 90° is gedraaid ten opzichte van de configuratie die in Figuur 3 is getoond. Terwijl Figuur 3 enerzijds de inlaatopening 2 laat zien, die met de uitlaatopening 4 in verbinding staat naar de verwarmingseenheid, en anderzijds de uitlaatopening 3 toont, die met de retour-opening van het staartstuk 6 in 30 verbinding staat, dat op zijn beurt met de uitlaat van de verwarmingseenheid is verbonden, is de in Figuur 4 getoonde scheidingswand verticaal opgesteld en vallen de diametraal tegenover elkaar liggende openingen in de kern van het omschakelorgaan 7 niet langer gelijk met hetzij de uitlaatopening 4 of met de kniebocht van het staartstuk 6. Met andere woorden, Figuur 4 toont een situatie waarin de verwarmingseenheid van het centrale verwarmings- ] Ü I J tJ 'V sj/ 7 systeem is gescheiden, terwijl in Figuur 3 de verwarmingseenheid in volledige verbinding staat met het centrale verwarmingssysteem. Rotatie van de kern van het omschakelorgaan 7 vanuit de positie in Figuur 4 met minder dan een rechte hoek, geeft de gewenste verbinding tussen enerzijds de inlaatopeningen 2 en 3 en anderzijds de opening van de uitlaat 4, resp. die van 5 het staartstuk 6, maar met een verminderd doorstroomprofiel, zodat een zekere mate van regeling van de doorstroming wordt bereikt.

Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van een montageblok in gemonteerde toestand op de onderzijde van een centrale verwarmingseenheid. De opening 4 van het montageblok is door middel van een leiding verbonden met de toevoer 14 van de verwarmingseenheid, 10 waarbij deze toevoer gewoonlijk door middel van een regelbare afsluiter (bijvoorbeeld een thermostaatkraan) wordt geregeld.

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn, dat het omschakelorgaan kan worden gemodificeerd om andere afsluit- en/of doorstroommogelijkheden mogelijk te maken. Dergelijke alternatieven zijn niet in de figuren geïllustreerd.

15 In Figuur 6 wordt de plaats en functie van de eerste montage-eenheid nader geïl lustreerd. Het T-stuk 15, dat bij voorkeur in dubbele uitvoering wordt uitgevoerd (als alternatief kan men twee enkele T-stukken gebruiken) wordt aangebracht in een zogenaamde instort-doos en verbonden met de doorlopende aan- en afvoerleidingen 19 en 20 van het centrale verwarmingssysteem. Deze leidingen lopen bij voorkeur door vaste buitenmantels, waardoor 20 het gehele systeem zeer flexibel is en de leidingen gemakkelijk kunnen worden gemonteerd en eventueel worden vervangen. De aansluiting van de leidingen 19 en 20 op het T-stuk 15 kan op iedere gewenste manier worden gemaakt, bijvoorbeeld met behulp van knelfittingen of, bij voorkeur, push-in fittingen. De aansluiting van het T-stuk 15 op het montageblok 1 geschiedt gewoonlijk door verbindingsleidingen tussen de aan- en afvoeropeningen 16 en 17 25 van het T-stuk en de respectievelijke aan- en afvoeropeningen 2 en 3 van het montageblok. Bij voorkeur zijn deze verbindingsleidingen kort en met meer voorkeur bevinden de openingen 2 en 3 van het montageblok zich loodrecht boven de openingen 16 en 17 van het T-stuk en lopen de verbindingsleidingen in hoofdzaak veritcaal. De aansluiting van de leidingen op het T-stuk en het montageblok kan op iedere gewenste manier geschieden, zoals hiervoor al is 30 beschreven. De instortdoos wordt bij voorkeur afgedekt met een afdekplaat 18.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hier beschreven uitvoeringsvormen, maar omvat mede alle varianten die op deze beschrijving zijn gebaseerd en die binnen het bereik van de vakman liggen. Dergelijke uitvoeringsvormen zijn mede in deze uitvinding begrepen. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies.

1017645

Claims

1. Montage-samenstel voor een centraal verwarmingssysteem, in hoofdzaak bestaande uit een verwarmingsbron, een meervoudig aantal verwarmingseenheden, in het bijzonder radiatoren, en een systeem van aanvoer- en retourieidingen tussen ue verwarmings- 5 bron en de verwarmingseenheden, met het kenmerk, dat het montage-samenstel (a) ten minste één montage-eenheid omvat, die in het systeem van aanvoer- en retourieidingen is opgenomen en die ieder een aansluitpunt op een aanvoerleiding en een aansluitpunt op een retourleiding van het systeem van aanvoer- en retourieidingen tussen de verwarmingsbron en de verwarmingseenheden omvat, en (b) ten minste één montageblok omvat, dat functioneel 10 met een respectievelijke montage-eenheid is verbonden en dat ieder een huis omvat met een aanvoerkamer met ten minste een aansluiting voor een aanvoerleiding vanaf de montage-eenheid en een retourkamer met ten minste een aansluiting voor een retourleiding naar de eerste montage-eenheid, waarbij de aanvoerkamer verder een aansluiting omvat voor verbinding met de toevoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmings- 15 systeem, en de retourkamer verder een aansluiting omvat voor verbinding met de afvoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmingssysteem.

2. Montageblok voor een centraal verwarmingssysteem, omvattende een huis met een aanvoerkamer met ten minste een aansluiting voor een aanvoerleiding vanaf het centrale 20 verwarmingssysteem en een retourkamer, die ten minste een aansluiting voor een retourleiding naar het centrale verwarmingssysteem heeft, waarbij de aanvoerkamer verder een aansluiting omvat voor verbinding met de toevoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmingssysteem en de retourkamer verder een aansluiting omvat voor verbinding met de afvoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmingssysteem. 25

3. Montageblok volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het blok rechtstreeks met de toevoer en/of met de afvoer van een verwarmingseenheid van het centrale verwarmingssysteem is verbonden.

4. Montageblok volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het blok rechtstreeks op de afvoer van een verwarmingseenheid is aangebracht.

5. Montageblok volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het blok dwars op de afvoer van een verwarmingseenheid is aangebracht. 101 fy-i • 9 Λ

6. Montageblok volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het blok verder een omschakelorgaan omvat, waardoor de stroomrichting in het blok kan worden omgekeerd, de stroomsnelheid kan worden geregeld en de stroom kan worden 5 afgesloten.

7. Montageblok volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het blok verder één of meer meet- en/of regelorganen omvat voor het controleren van één of meer fysische parameters in het blok. 10

8. Montageblok volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één of meer aanvoer- en retourleidingen door middel van push-in koppelingen of knelfittingen aan het blok zijn gekoppeld.

9. Montageblok volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het blok is omgeven door een omhulling, waarin uitsparingen voor de aansluitleidingen zijn aangebracht

10. Montage-eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aansluitpunten 20 zodanig zijn uitgevoerd, dat de aansluitingen naar en van ten minste één montage-eenheid en naar en van ten minste één montageblok door middel van push-in koppelingen of knelfittingen zijn uitgevoerd.

11. Montage-eenheid volgens conclusie 1 of 10, met het kenmerk, dat de eenheid 25 door een afdekplaat wordt afgedekt, waarin desgewenst één of meer uitsparingen voor aansluitleidingen met het montageblok zijn aangebracht. 1 fa i ;! 30