NL1015426C2

NL1015426C2 - Ontladingsbuis.

Info

Publication number: NL1015426C2
Application number: NL1015426A
Authority: NL
Inventors: Yoshitaka Ohshima; Shinichi Irisawa; Yasuyoshi Numajiri
Original assignee: Koito Mfg Co Ltd
Priority date: 1999-06-15
Filing date: 2000-06-14
Publication date: 2004-01-22
Also published as: GB2352870A; DE10029107A1; JP2000357492A; GB2352870B; NL1015426A1; GB0014221D0; JP3657461B2

Description

Titel: Ontladingsbuis

De uitvinding heeft betrekking op een ontladingsbuis die voor verlichting wordt gebruikt. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een ontladingsbuis voor koplichten van voertuigen en toepassingen voor verlichting.

5 Recentelijk zijn vaak ontladingsbuizen in koplichten van voertuigen en soortgelijke toepassingen toegepast vanwege hun mogelijkheid voor zeer krachtige verlichting.

Onder verwijzing naar Fig. 7 wordt bij koplichten voor voertuigen een ontladingsbuis toegepast met een boogbuis 102 die zich van voor naar achter 10 uitstrekt en een isolatieplug 104 voor het bevestigen van de achterkant van de boogbuis 102. In deze ontladingsbuizen strekt een geleider 108 zich vanuit het klemafsluitingsdeel 106a uit, dat zich aan de achterzijde van het boogbuislichaam 106 bevindt van boogbuis 102, richting de isolatieplug 104.

Dit type ontladingsbuis verschaft aan de voorzijde van de isolatieplug 104 een 15 bevestigingsdeel 104a voor het bevestigen van het boogbuislichaam 106 (via een huls 110). De achterkant van de isolatieplug 104 verschaft een geleider* passagegat 104b voor het daardoor laten passeren van een geleider. De achterkant van de isolatieplug 104 van de ontladingsbuis verschaft een contactfitting 112 voor het bevestigen van het distale uiteinde van geleider 108. 20 In de ontladingsbuis met een structuur als hierboven beschreven, wordt de geleider 108 waarvan beide uiteinden vast zijn, onderworpen aan grote thermische deformaties vanwege het feit dat de temperatuur van geleider 108 in aanzienlijke mate wisselt al naar gelang de ontladingsbuis aan- of uitgeschakeld is. Een conventionele structuur is bekend uit het Amerikaanse 25 octrooischrift US4295075.

1 Ü : Q £ QJ

2

In de conventionele ontladingsbuis zoals hierboven beschreven heeft geleider 108 echter praktisch geen enkele ruimte voor thermische expansie en contractie aangezien het zich eenvoudigweg lineair uitstrekt zoals in Fig. 7 is weergegeven. De geleider 108 is daardoor aan een aanzienlijke thermische 5 spanning onderhevig. In sommige gevallen kan geleider 108 daardoor beschadigd raken, wat kan leiden tot een geheel defecte ontladingsbuis.

Het is derhalve een doel van de uitvinding om een ontladingsbuis te verschaffen waarbij de geleider wordt beschermd tegen schade ten gevolge van thermische spanning die kan resulteren in een geheel defecte ontladingsbuis.

10 De uitvinding heeft daarvoor tot doel de structuur van de geleider te verbeteren.

Met andere woorden omvat een ontladingsbuis volgens de uitvinding: een boogbuis met een boogbuislichaam dat zich van voor naar achter uitstrekt met een geleider die zich uitstrekt vanaf een klemafsluitingsdeel dat 15 aan de achterzijde van de boogbuis richting de voorzijde is aangebracht; een isolatieplug die aan de voorzijde daarvan is voorzien met een bevestigingsdeel voor het bevestigen van het boogbuislichaam en waarvan aan de achterkant een geleiderpassagegat is aangebracht voor het daardoor laten passeren van de geleider; en 20 een contactfitting die aan de achterzijde van de isolatieplug is bevestigd voor het bevestigen van het uiteinde van de geleider; waarbij een buigstuk is voorzien in het tussendeel van de geleider tussen het achtergelegen klemafsluitingsdeel en het uiteinde en waarbij het buigstuk punt-symmetrisch is.

25 Het "buigstuk" dat hierboven is beschreven is niet beperkt tot een specifieke configuratie. Configuraties hebben een marge voor deformatie die de thermische expansie en contractie van de geleider tussen het achtergelegen klemafsluitingsdeel en het uiterste einddeel kan opvangen. Een zig-zag- of spiraalvormige vorm kan zijn toe gepast.

3

Zoals hierboven is weergegeven, is de ontladingsbuis volgens de uitvinding voorzien van een buigstuk tussen het achtergelegen klem-afsluitingsdeel en het distale einddeel van de geleider dat zich uitstrekt van het achtergelegen klemafsluitingsdeel van het boogbuislichaam naar het 5 uiteinde van de ontladingsbuis. Zelfs wanneer thermische deformaties wegens het aan- en uitschakelen van de ontladingsbuis optreedt, zal derhalve de resulterende expansie of contractie van de geleider kunnen worden geabsorbeerd door de deformatie van het buigstuk en zal aldus kunnen worden voorkomen dat een aanzienlijke thermische spanning op de 10 geleider wordt uitgeoefend.

Volgens de uitvinding wordt daardoor de geleider van de ontladingsbuis beschermd tegen schade als gevolg van thermische spanning waardoor de ontladingsbuis defect kan raken.

Hoewel de configuratie van het buigstuk niet specifiek begrensd is 15 tot de hierboven beschreven vorm, heeft een buigstuk met een punt-symmetrische configuratie de volgende voordelen.

Gedurende het uitvoeren van een buigproces op de geleider, die het buigstuk vormt, wordt na het voltooien van het buigproces de configuratie van het buigstuk door een terugveerwerking gedeformeerd vanaf de 20 oorspronkelijke configuratie. Zo'n deformatie kan een verschil in de asrichting van de geleider tussen het proximale uiteinde en het distale uiteinde tot gevolg hebben, waardoor het moeilijk kan zijn het distale einddeel van de geleider in een geleiderpassagegat te brengen dat in de isolatieplug is gevormd. Door het vormen van het buigstuk met een punt-25 symmetrische vorm, zal de deformatie zelf eveneens nagenoeg punt-symmetrisch zijn, zelfs wanneer de configuratie van het buigstuk door terugveerwerking zou veranderen vanuit de oorspronkelijke configuratie en kunnen derhalve verschillen in asrichting van de geleider tussen het proximale einddeel en het distale einddeel effectief worden voorkomen. Het 30 distale einddeel kan daardoor gemakkelijk door het geleiderpassagegat • 0i 54 26* 4 worden gestoken dat in de isolatieplug is gevormd. Aangezien de richting van de as van de geleider aan het proximale einddeel en het distale einddeel praktisch identiek zijn.

Gedurende het knijpafsluiten van het elektrodesamenstel (inclusief 5 de geleider naar het knijpafsluitingsdeel aan de achterzijde van de boogbuis), kan het elektrodesamenstel gemakkelijk in de kwartsglazen buis worden gestoken dat het boogbuislichaam vormt.

Terwijl het materiaal dat de "geleider" vormt, niet begrensd is tot een specifiek materiaal wordt over het algemeen molybdeen gebruikt.

10 Wanneer de geleider, als hierboven omschreven, van molybdeen wordt gevormd, heeft het de voorkeur om uitgegloeid molybdeendraad toe te passen dat een uitzettingseigenschap heeft van 5 tot 25%. Met andere woorden met een uitzettingseigenschap minder dan 5% kan de geleider de terugveerwerking als gevolg van het buigproces niet onderdrukken.

15 Anderzijds, met een uitzettingseigenschap van meer dan 25%, kan de geleider breekbaar worden wegens re-kristallisatie dat gedurende het uitgloeien optreedt, waarbij wanneer de uitzettingseigenschap dan 25% bedraagt de geleider gemakkelijk gedurende het buigproces kan breken. Het heeft daarom de voorkeur om de uitzettingseigenschap te bepalen binnen 20 het bereik dat hierboven is beschreven, om zulke nadelen te voorkomen. Zoals hierbij gebruikt, betekent de term "uitzettingseigenschap" een deformatie in lengterichting die kan optreden in de molybdeendraad, voordat deze breekt bij het aanbrengen van een trekbelasting op de molybdeendraad.

25 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van de tekening waarbij:

Fig. 1 een zijaanzicht is van een ontladingsbuis volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 2 een vergrote weergave is van het deel II van Fig. 1; 1015426* 5

Fig. 3(a) het proces illustreert van het assembleren van een boogbuiseenheid die een ontladingsbuis vormt op een isolatiebuis-plugeenheid, waarbij de geleider in de isolatieplugeenheid wordt gebracht;

Fig. 3(b) het proces illustreert van het assembleren van een 5 boogbuiseenheid die een ontladingsbuis vormt op een isolatieplugeenheid, waarbij de boogbuiseenheid en de isolatieplugeenheid door middel van laserlassen op elkaar zijn bevestigd;

Fig. 3 (c) het proces illustreert van het assembleren van een boogbuiseenheid die de ontladingsbuis vormt op een isolatieplugeenheid, 10 waarbij de geleider door laserlassen op een contactkap wordt gelast;

Fig. 4 (a) een proces weergeeft van het vormen van een buigstuk van de geleider, waarbij de geleider tussen twee metalen mallen wordt geplaatst;

Fig. 4 (b) een proces weergeeft voor het vormen van een buigstuk 15 van de geleider waarbij de geleider door de twee mallen wordt verkort en een buigproces ondergaat;

Fig. 4 (c) de resulterende configuratie illustreert voor het buigstuk van de geleider zoals deze door de twee metalen mallen is gevormd;

Fig. 5 (a) een buigstuk illustreert van de geleider dat op een punt-20 symmetrische wijze wordt gevormd;

Fig. 5 (b) een buigstuk illustreert van de geleider dat op een punt-symmetrische wijze is gevormd met een centrumlijn;

Fig. 5 (c) een deformatie illustreert van een geleider met een buigstuk die niet was gevormd op een punt-symmetrische wijze; 25 Fig. 5 (d) een ongecompenseerde deformatie illustreert van een geleider met een buigstuk die niet op een punt-symmetrische wijze is gevormd, waarbij de geleider niet terugveert naar de uitgangsconfiguratie;

Fig. 6 (a) een modificatie illustreert van het assembleerproces, waarbij het buigstuk in contact is met het achterste cilindrische deel van de 30 mantel wanneer de geleider in de isolatieplug wordt gebracht; 1015426· 6

Fig. 6 (b) spanning illustreert die op de geleider wordt aangebracht nadat deze door de contactkap wordt gestoken, waarbij wordt voorkomen dat het buigstuk van de geleider contact heeft met het achterste cilindrische deel van de mantel; en 5 Fig. 7 een conventionele ontladingsbuis illustreert.

Onder verwijzing naar de tekening zal een voorkeursuitvoeringsvorm worden beschreven.

Fig. 1 is een zijaanzicht van een doorsnede van de ontladingsbuis 10 10 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding en Fig. 2 is een vergrote weergave van het deel II van Fig. 1.

Zoals in Fig. 1 en 2 is aangegeven, omvat de ontladingsbuis 10 volgens de uitvinding een boogbuiseenheid 12 die zich in voor- en achterwaartse richting uitstrekt en een isolatieplugeenheid 14 voor het 15 bevestigen van de achterzijde van de boogbuiseenheid 12.

De boogbuiseenheid 12 omvat een boogbuis 16 en een mantel 18 die de boogbuis 16 omringt. De boogbuis 16 en de mantel 18 vormen één geheel.

De boogbuis 16 omvat een boogbuislichaam 20 dat wordt gevormd door het bewerken van een kwartsglasbuis in de vorm van een verlengde 20 cilinder met een tweetal elektrodesamenstellen 22A en 22B, die in het voor-en achterdeel van de boogbuis 20 zijn gebed.

Het boogbuislichaam 20 heeft een lichtuitzendend, praktisch ellipsvormig buisdeel 20a in het midden en klemafsluitingsdelen 20bl, 20b2 aan voor- en achterzijde van het lichtuitzendend buisdeel 20a. Zowel voor-25 als achterzijde van deze klemafsluitingsdelen 20b 1 en 20b2 zijn cilindrische delen 20cl en 20c2. In het lichtuitzendende buisdeel 20a van de boogbuis 20 wordt een ontladingsruimte 24 gevormd die is gevuld met xenongas en andere chemicaliën.

De mantel 18 is een cilindrische kwartsglasbuis waarvan voor- en 30 achterzijde op de cilindrische delen 20cl en 20c2 zijn gelast.

1015428* 7

De respectieve elektrodesamenstellen 22A en 22B bestaan uit elektrodestaven 26A, 26B en geleiders 28A, 28B die met elkaar zijn verbonden via een molybdeenfolie 30A, 30B en die klemmend zijn gesloten bij de respectieve klemafsluitingsdelen 20b 1, 20b2 op het boogbuislichaam 5 20. Terwijl de molybdeenfolies 30A, 30B volledig zijn ingebed in de klemafsluitingsdelen 20bl, 20b2, strekken de elektrodestaven 26A, 26B zich vanuit achter- en voorzijde van de klemafsluitingsdelen 20bl, 20b2 in de ontladingsruimte 24 uit, waarbij de uiteinden tegenover elkaar zijn opgesteld. De geleiders 28A, 28B strekken zich uit door de cilindrische delen 10 20cl, 20c2 vanuit de voor- en achterzijde van de het boogbuislichaam 20.

Deze geleiders 28A en 28B zijn beide gevormd van molybdeendraden. De geleider 28B die aan de achterzijde is toegepast, is hitte-behandeld (gesinterd), zodat deze een uitzettingseigenschap van 5 tot 25% bezit.

De geleider 28A, die zich aan de voorzijde van de ontladingsbuis 10 15 bevindt, heeft een lineaire vorm en het deel in de buurt van het voorste uiteinde daarvan is met een puntlas gelast op een L-vormige geleider 32. De L-vormige geleider 32 wordt door een huls 34 omvat en strekt zich evenwijdig aan de boogbuiseenheid 12 naar achter uit.

Anderzijds bevindt geleider 28B zich aan de achterzijde van de 20 ontladingsbuis 10 en is zodanig gevormd dat het proximale uiteinde daarvan (het voorste einddeel) 28Ba en het distale einddeel (achterste einddeel) 28Bb een lineaire vorm hebben, waarbij het middendeel dat in het cilindrische deel 20c2 van het boogbuislichaam 20 is gevat, is gevormd als een buigstuk 28Bc in een zigzag vorm. Het buigstuk 28Bc is symmetrisch 25 rond punt P in Fig. 2. De breedte van het buigstuk 28Bc is kleiner dan de binnendiameter van het cilindrische deel 20c2, zodat het buigstuk 28Bc niet in contact is met de binnenwand van het cilindrische deel 20c2.

Onder verwijzing naar Fig. 2 is op de buitenwand van de huls 18 aan de achterzijde een metalen band 36 bevestigd en is op de metalen band 30 36 een schuiffitting 38 bevestigd door laserlassen. De schuiffitting 38 is op 1015 4 261 8 de metalen band 36 bevestigd na het uitvoeren van het primaire uitlijnen van de boogbuiseenheid met betrekking tot het oppervlak aan de achterzijde van de schuiffitting 38 als referentievlak in de toestand dat de metalen band 36 in contact is met de schuiffitting 38.

5 De isolatieplugeenheid 14 omvat een isolatieplug 40, een contactkap 42, een contactring 44, en een basisplaat 46.

Onder verwijzing naar Fig. 2 omvat de isolatieplug 40 een binnenste cilindrisch deel 40a, een buitenste cilindrisch deel 40b dat is gevormd om het binnenste cilindrische deel 40b te verbinden aan de 10 achterzijde, een kopstukdeel 40c voor het afsluiten van het uiteinde van het binnenste cilindrische deel 40a, een cilindrisch flankdeel 40d dat zich vanuit de zijkant van het kopstukdeel 40c uitstrekt naar achteren, een nokdeel 40e dat vanuit het middelpunt van het kopstuk 40c aan de achterzijde uitsteekt en een ringdeel 40f dat op het buitenste cilindrische deel 40b is gevormd.

15 Het nokdeel 40e is voorzien van een geleiderpassagegat 40g dat zich uitstrekt in voor- en achterwaartse richting in het centrum daarvan. Hoewel de diameter van het geleiderpassagegat 40g iets groter is dan de diameter van de geleider 28B, is de diameter van het achtereinddeel van het geleiderpassagegat 40g nagenoeg hetzelfde als de diameter van de geleider 20 28B. De voorkant van het kopstuk 40c heeft een tapse vorm richting het geleiderpassagegat 40g.

Tussen het binnenste cilindrische deel 40a en buitenste cilindrische deel 40b en het onderuiteinde van de isolatieplug 40 is een insteekgat 40h voorzien voor het insteken van de L-vormige geleider 32 en 25 de achterkant van de kous 34. Aan de achterzijde van het insteekgat 40h is een doorsteekgat 40i voorzien voor het daardoor heen steken van het achtereinddeel van de L-vormige geleider 32.

De contactkap 42 is een contactfitting die het positieve contact van de ontladingsbuis 10 omvat en is op het nokdeel 40e geklemd van de 30 isolatieplug 40 aan de achterzijde. Aan het einddeel van de contactkap 42 1015428· 9 bevindt zich een geleiderpassagegat 42a voor het daarvan passeren van het distale einddeel 28Bb van geleider 28B. Het gat 42a heeft nagenoeg dezelfde diameter als de geleider 28B daar doorheen. De geleider 28B en contactkap 42 zijn op elkaar bevestigd rond het geleiderpassagegat 42a door middel van 5 laserlassen.

De contactring 44 is een contactfitting die het negatieve contact van de ontladingsbuis 10 omvat en is bevestigd aan de buitenomtrek van het kopstuk 40c van de isolatieplug 40. Op de contactring 44 is het achtereinddeel van de L-vormige geleider 32 door middel van laserlassen 10 bevestigd.

De basisplaat 46 is op een voorste einddeel bevestigd van het binnenste cilindrische deel 40 a van de isolatieplug 40. Op de basisplaat 46 is een schuiffitting 38 gemonteerd op de boogbuiseenheid 12 door middel van laserlassen. Op dat moment ligt de basisplaat 46 tegen de schuiffitting 15 38 in een evenwijdig contact en kan het secundaire uitlijnen van de boogbuiseenheid 12 worden uitgevoerd voordat deze wordt vastgezet.

Fig. 3(a)-( c) illustreren een proces voor het assembleren van de boogbuiseenheid 12 op een isolatieplugeenheid 14.

Zoals in Fig. 3(a) is weergegeven, wordt de boogbuiseenheid 12 20 nabij de isolatieplugeenheid 14 gebracht aan de voorzijde (hoewel dit de bovenzijde is in het eigenlijke proces bij het vervaardigen ontladingsbuizen wordt dit aangeduid als de "voorzijde" in deze beschrijving, omdat het de "voorzijde" is wanneer de complete ontladingsbuis 10 normaal wordt gebruikt). Het distale einddeel 28Bb van geleider 28B wordt door 25 geleiderpassagegat 40g gebracht dat op de isolatieplug 40 is gevormd en vervolgens wordt de schuiffitting 38 in contact gebracht met de basisplaat 46.

Op het moment dat de schuiffitting 38 in contact is met de basisplaat 46, zoals in Fig. 3(b) is weergegeven, steekt het distale einddeel 30 28Bb van geleider 28B door het geleiderpassagegat 40g dat op de 1015425· 10 isolatieplug 40 is gevormd en het geleiderpassagegat 42a dat op de contactkap 42 aan de achterkant is gevormd. In deze toestand bestraalt een laserbundel van een YAG laser 2 de schuiffitting 38 om deze aan de basisplaat 46 te lassen.

5 Vervolgens wordt het distale einddeel 28Bb van de geleider 28B

aan de achterkant afgesneden en zoals in Fig. 3(c) is weergegeven, bestraalt een laserbundel van YAG laser 2 het geleiderpassagegat 42a dat op contactkap is gevormd om het distale einddeel 28Bb van geleider 28B op de contactkap 42 te lassen.

10 In het hierboven beschreven proces is het essentieel, om de assemblage van de boogbuiseenheid op de isolatieplugeenheid 14 soepel te laten verlopen, om te zorgen dat, zoals in het proces dat in Fig. 3(a) is weergegeven, het distale einddeel 28Bb van geleider 28B zonder problemen door geleiderpassagegat 40g wordt gestoken dat op de isolatieplug 40 is 15 gevormd.

Wat dit betreft wordt een molybdeendraad die toegepast is voor het vormen van geleider 28B volgens de uitvinding gesinterd, zodat hij een expansie-eigenschap van 5 tot 25% bezit. Het buigstuk dat op geleider 28B is gevormd heeft een punt-symmetrische configuratie, zodat het distale 20 einddeel 28Bb van geleider 28B door geleiderpassagegat 40g steekt dat op de isolatieplug 40 is gevormd.

Het buigstuk 28Bc van geleider 28B is zoals in Fig. 4(a)-4( c) is weergegeven. Een voorgeschreven lengte van een molybdeendraad M wordt door een tweetal metalen mallen 4, 6 vanuit beide kanten verkort en 25 ondergaat een buigproces. Het buigstuk 28Bc van de resulterende geleider 28B die op deze wijze is gevormd, ondervindt een deformatie vanuit deze oorspronkelijke configuratie (de configuratie van de metalen mallen).

Fig. 5(a) illustreert een toestand van geleider 28B die wordt geformeerd door een terugveerwerking. Een denkbeeldige lijn toont de 10154261 11 initiële configuratie en een doortrokken lijn toont de gedeformeerde configuratie door de terugveerwerking.

Zoals in Fig. 4(a)-4(c) is weergegeven is de mate van terugveren gering. Omdat een molybdeendraad en in deze uitvoeringsvorm is toegepast 5 die is gesinterd voor het hebben van een expansie eigenschap van 5 tot 25%, kan aldus de terugveerwerking worden verminderd in vergelijking met het geval dat een niet gesinterde draad wordt toegepast. Het onderdrukken van de terugveerwerking zelf kan alleen worden bereikt door het instellen van een expansie eigenschap van 5% of hoger. Door het instellen van een 10 expansie eigenschap tot 25% of lager, wordt voorkomen dat de draad broos wordt wegens rekristallisatie die optreedt tijdens het sinteren. Dit voorkomt het breken van de molybdeendraad gedurende een buigproces.

In de uitvoeringsvorm zoals in Fig. 4(a)-4( c)is weergegeven, zal het buigstuk, zelfs wanneer dit wordt gedeformeerd, nagenoeg punt-15 symmetrisch verbuigen aangezien buigstuk 28bc symmetrisch is rond punt P. Deformaties in beide uiteinden van geleider 28B worden daardoor nagenoeg geheel gecompenseerd en een verplaatsing van het distale einddeel 28Bb met betrekking tot de as van het proximale einddeel 28Ba zal van geringe invloed zijn, zoals in Fig. 5(b) is weergegeven.

20 Anderzijds kunnen, wanneer het buigstuk niet punt-symmetrisch is, zoals het geval is bij de geleider 128B van Fig. 5 (c ), deformaties in beide uiteinden van geleider 28B niet worden gecompenseerd en zal een verplaatsing van het distale einddeel 28Bb met betrekking tot de as van het proximale einddeel 28Ba aanzienlijk zijn. De mate van terugvering is 25 aanzienlijk in Fig. 5 (c) omdat in dit voorbeeld een geval is weergegeven, waarbij geen gesinterde molybdeendraad is toegepast.

In de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zal een verplaatsing van het distale einddeel 28Bb met betrekking tot het proximale einddeel 28Ba van weinig belang zijn, zoals in Fig. 5(b) is weergegeven. Het is niet 30 waarschijnlijk dat het distale einddeel 28Bb van geleider 28B wegzwenkt 1015426· 12 uit het geleiderpassagegat 40g dat op de isolatieplug 40 is gevormd. Het distale einddeel 28Bb van geleider 28B kan daarom zonder problemen door het geleiderpassagegat 40g worden gestoken dat op de isolatieplug 40 is gevormd, zoals in Fig. 3(a) is weergegeven.

5 Bovendien kan elektrode samenstel 22B gemakkelijk in de kwartsglazen buis worden gestoken (dat de boogbuis 20 zal vormen), aangezien een verplaatsing van het distale einddeel 28Bb met betrekking tot het proximale einddeel 28Bb erg klein kan worden gehouden, voor het klemmend afsluiten van het elektrodesamenstel 22B in het klemafsluitings-10 deel 20b2 van boogbuislichaam 20.

Zoals tot nu toe in detail is beschreven wordt een ontladingsbuis 10 volgens de uitvinding verschaft met een buigstuk tussen het achterste klemafsluitingsdeel 20b2 en het distale einddeel 28Bb van geleider 28B dat zich uitstrekt vanuit het achterste klemafsluitingsdeel 20b2 naar de 15 achterkant van de ontladingsbuis 10. Zelfs wanneer geleider 28B een thermische deformatie ondervindt wegens het aan- en uitschakelen van ontladingsbuis 10, kan de resulterende expansie of contractie van geleider 28B door de deformatie van buigstuk 28Bc worden geabsorbeerd, waardoor een aanzienlijke thermische spanning op geleider 28B wordt voorkomen.

20 Daardoor kan voorkomen worden dat de geleider 28B beschadigd raakt door thermische spanning waardoor de ontladingsbuis 10 defect kan raken.

Volgens de uitvoeringsvorm vormt het buigen van een draad die is gesinterd voor het hebben van een uitzettingseigenschap van 5 tot 25% het buigstuk 28Bc. Het buigstuk 28Bc wordt gevormd met een punt-25 symmetrische configuratie, waarbij veranderingen in axiale richting van geleider 28B tussen het proximale einddeel 28Ba en het distale einddeel 28Bb door terugveerwerking effectief kunnen worden voorkomen. Het distale einddeel 28Bb van geleider 28B kan daardoor gemakkelijk door geleiderpassagegat 40g worden gestoken dat op de isolatieplug 40 is 30 gevormd.

10154 26· 13

Aangezien de richtingen van de as van geleider 28B tussen het proximale einddeel 28Ba en het distale einddeel 28Bb nagenoeg identiek zijn, kan het elektrodesamenstel 22B gemakkelijk in een kwartsglazen huis worden gestoken (dat het boogbuislichaam 20 vormt) voor het knellend 5 afsluiten van het elektrodesamenstel 22B in het klemafsluitingsdeel 20b2 van boogbuislichaam 20.

Hoewel de configuratie van het buigstuk 28Be van geleider 28B een zig-zag vorm heeft door het buigen van een draad gedurende een vervaardigingsproces van de ontladingsbuis 10 in de huidige 10 uitvoeringsvorm, is het ook mogelijk om de configuratie van het buigstuk 28Bc gedurende het vervaardigingsproces zelf te deformeren.

Een deformatie zoals bijvoorbeeld in Fig. 6(a)-(b) is weergegeven, is eveneens mogelijk.

Met andere woorden, zoals in Fig. 6(a) is weergegeven, is het 15 buigstuk 28B( c) van geleider 28B zodanig geconfigureerd dat deze in contact is met de binnenwand van het cilindrische deel 20c2 van het boogbuislichaam 20 in de toestand voordat boogbuiseenheid 12 op isolatieplugeenheid 14 wordt geassembleerd. Zoals vervolgens in Fig. 6(b) is weergegeven, wordt het buigstuk 28Bc enigszins uitgestrekt, nadat 20 schuiffitting 38 op boogbuiseenheid 12 door middel van laserlassen is bevestigd aan de basisplaat 46 op de isolatieplug 14 door het aanbrengen van een trekbelasting op de achterkant van het distale einddeel 28Bb van geleider 28B, zodat het buigstuk 28Bc geen contact meer maakt met de binnenwand van het cilindrische deel 20c2. Het distale einddeel 28Bb van 25 geleider 28B dat door de achterkant uitsteekt wordt vervolgens afgesneden en het distale einddeel 28Bb van de geleider 28B wordt op de contactkap 42 van laserlassen bevestigd.

Op deze wijze kan het buigstuk 28Bc van geleider 28B door het deformeren van de configuratie van het buigstuk 28Bc gedurende het 30 vervaardigingsproces, in contact blijven met de binnenkant van het 10154261 14 cilindrische deel 20c2 in het stadium vóór het assembleren van boogbuiseenheid 12 en isolatieplugeenheid 14. Het elektrodesamenstel 22B kan tijdelijk in een toestand evenwijdig aan boogbuislichaam 20 worden bevestigd, door het gebruik van buigstuk 28Bc wanneer het 5 elektrodesamenstel 22B aan de achterkant in het boogbuislichaam 20 wordt geklemd. Anderzijds heeft buigstuk 28Bc in een voltooide ontladingsbuis 10 geen contact met de binnenwand van het cilindrische deel 20c2. Het buigstuk 28Bc houdt hiervoor een marge voor deformaties die benodigd is voor het absorberen van expansie of contractie van geleider 28B wegens 10 thermische deformatie van de geleider 28B.

Hoewel boogbuislichaam 20 bij deze uitvoeringsvorm wordt bevestigd aan isolatieplug 40 via een huls 18, dient te worden ingezien dat boogbuislichaam 20 ook direct op isolatieplug 40 kan worden bevestigd.

Voorgaande beschrijving van voorkeursuitvoering van de 15 uitvinding is toegelicht ter illustratie en beschrijving. Niet is de bedoeling geweest uitputtend te zijn of de uitvinding te beperken tot de exact beschreven vorm, en modificaties en variaties zijn mogelijk in het kader van bovenstaande beschrijving of kunnen worden verkregen door toepassing van de uitvinding. De uitvoeringsvorm is gekozen en beschreven om de principes 20 van de uitvinding en de praktische toepassing daarvan aan iedere deskundige toe te lichten voor het toepassen van de uitvinding in verscheidene uitvoeringsvormen en verscheidene modificaties, zoals deze voor het specifiek bedoelde gebruik geschikt zijn.

1015426*

Claims

1. Ontladingslamp bevattende: een boogbuis omvattende een boogbuislichaam dat zich in voor- en achterwaartse richting uitstrekt en een geleider dat zich uit een achterste klemafsluitingsdeel uitstrekt dat aan de achterkant van het boogbuislichaam is 5 aangebracht; een isolatieplug die aan de voorkant daarvan is voorzien met een bevestigingsdeel voor het bevestigen van het boogbuislichaam waaraan aan de achterzijde daarvan zich een geleiderpassagegat bevindt voor het daardoor leiden van de geleider; en 10 een contactkap die aan de achterkant van de isolatieplug daarop is bevestigd voor het bevestigen van het distale einddeel van de geleider, waarbij zich een buigstuk in het middengebied van de geleider bevindt tussen het achterste klemafsluitingsdeel en het distale einddeel en waarbij het buigstuk punt-symmetrisch is.

2. Ontladingsbuis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleider uit een molybdeendraad bestaat, die is gesinterd voor het hebben van een uitzettingseigenschap in het bereik van vijf tot vijfentwintig procent.

3. Ontladingsbuis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het buigstuk een spiraalconfiguratie heeft.

4. Werkwijze voor het assembleren van een boogbuis op een isolatieplug, welke boogbuis een boogbuislichaam omvat met een geleider dat zich uitstrekt 25 van een achterste klemafsluitingsdeel, dat zich bevindt aan de achterzijde van 1 0 1 4 4 2.6 dat boogbuislichaam, welke geleider een buigstuk omvat, met het kenmerk, dat de werkwijze de stappen omvatten van: het invoegen van de geleider door een contactkap op de isolatieplugeenheid; 5 het aanbrengen van een trekbelasting op het distale einddeel van de geleider, waardoor het buigstuk van de geleider wordt uitgestrekt in de richting waarin de trekbelasting wordt aangebracht; het vastzetten van het distale einddeel van de geleider op de contactkap.

5. Werkwijze voor het assembleren volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat deze een verdere stap omvat van het verwijderen van elk deel van het distale einddeel dat uit de contactkap uitsteekt.

6. Werkwijze voor het assembleren volgens conclusie 5, met het kenmerk, 15 dat de stap van het vastzetten van het distale einddeel van de geleider op de contactkap laserlassen omvat.

7. Boogbuis omvattende: een boogbuislichaam en een geleider die zich uitstrekt van een achterste 20 klemafsluitingsdeel dat zich bevindt aan de achterzijde van het boogbuislichaam; en een buigstuk dat wordt gevormd door het verkorten van een tussenliggend deel van de geleider tussen het achterste klemafsluitingsdeel en een distaai einddeel daarvan. 25

8. Boogbuis volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de geleider in een zig-zag configuratie is gevormd.

9. Boogbuis volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het buigstuk een 30 spiraalvormige configuratie heeft. .·, Λ , . V k ' ' *

10. Boogbuis volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het buigstuk punt-symmetrisch is.

11. Boogbuis volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het buigstuk wordt gevormd door een metalen mal. - vA .*> \ t l ; ; Λ V ^