NL1015152C2 - Werkwijze en inrichting voor het spoelen van wortelgroenten. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het spoelen van wortelgroenten.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het spoelen van wortelgroenten, in het bijzonder aardappelen, bij voorkeur volgend op het schillen van de wortelgroenten.

Wanneer aardappelen worden geschild, worden de cellen van de 5 aardappelen beschadigd en zorgt de in de cellen aanwezige substantie voor een verkleuring van de aardappelen en voor het feit dat aardappelen met beperkte houdbaarheidseigenschappen worden verkregen. Om deze nadelen te vermijden worden de aardappelen volgend op het schillen gespoeld in bijvoorbeeld een spoelvloeistof waaraan natriumbisulfiet is toegevoegd om de 10 substantie die bij het schillen uit de cellen vrij is gekomen van het oppervlak van de aardappelen te verwijderen. Eerder bekende werkwijzen en inrichtingen voor een dergelijk spoelen hebben een beperkte efficiency en leiden er toe dat de aardappelen niet de benodigde houdbaarheidseigenschappen hebben.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en 15 een inrichting voor het spoelen van wortelgroenten, in het bijzonder aardappelen, waardoor de wortelgroenten verbeterde houdbaarheidseigenschappen bezitten.

Om dit doel te bereiken worden de wortelgroenten in een spoelbad gebracht en heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat de 20 spoelvloeistof tijdens het spoelen op krachtige wijze in beweging wordt gebracht. Het verdient daarbij de voorkeur dat de wortelgroenten in houders worden gebracht die zijn voorzien van openingen, waarbij de houders in de spoelvloeistof worden geplaatst en de spoelvloeistof in beweging wordt gebracht door middel van stuwmiddelen buiten de houders.

101 51 52 2

Door een krachtige spoelvloeistofbeweging worden de substanties, die vrij komen uit de beschadigde cellen, op efficiënte wijze direct afgevoerd, terwijl de wortelgroenten niet in contact komen met enig mechanisch element dat er toe zou kunnen leiden dat verdere cellen worden beschadigd en dat de 5 substantie uit de cellen daarvan vrijkomt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm worden de wortelgroenten tijdens het spoelen naar een eerste houder geleid en telkens na een gedeeltelijk spoelen naar opvolgende houders geleid en uiteindelijk vanuit de laatste houder afgevoerd. Het is daarbij gunstig wanneer de spoelvloeistof wordt toegevoerd 10 aan de laatste houder en via de onderscheiden houders naar de eerste houder vanwaar de spoelvloeistof wordt afgevoerd, zodat de wortelgroenten en de spoelvloeistof in tegengestelde richting bewegen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het spoelen van wortelgroenten, voorzien van een houder voor spoelvloeistof waarin de 15 wortelgroenten zijn aangebracht. Deze inrichting heeft het kenmerk, dat stuwmiddelen aanwezig zijn om de spoelvloeistof op krachtige wijze in beweging te houden. Het is daarbij van voordeel dat de houder is voorzien van een tussenbodem waarop de wortelgroenten kunnen worden geplaatst, welke tussenbodem is voorzien van openingen en is aangebracht op een afstand boven 20 de bodem van de houder, waarbij de stuwmiddelen beneden de tussenbodem zijn gelegen. Voorts is het gunstig wanneer de stuwmiddelen worden gevormd door een draaibare peddel die aan zijn rotatiebeweging is aangepast om de spoelvloeistof door de tussenbodem in en uit het gedeelte van de houder waarin de wortelgroenten zijn aangebracht te bewegen.

25 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van meerdere achter elkaar geplaatste houders zijn, alsmede van middelen voor het tijdens het spoelen opeenvolgend verplaatsen van de wortelgroenten van een eerste naar een laatste houder. Het is daarbij gunstig wanneer de tussenbodems van de houders in overeenstemming met het 30 aantal houders beweegbaar zijn van bovenin de houders naar een positie in het |0151 52 3 onderste gedeelte van ruimten die van elkaar worden gescheiden door tussenwanden, en wanneer de tussenwanden verplaatsbaar zijn om de wortelgroenten in de houders te verplaatsen naar een positie boven de volgende houder, en wanneer verder de tussenbodems geschikt zijn om omlaag in de 5 houder te worden bewogen, waarbij de wortelgroenten achtereenvolgens van de eerste naar de laatste houder worden gebracht.

Het is verder gunstig wanneer de inrichting volgens de uitvinding volgens het tegenstroom principe werkt, dat wil zeggen zodanig werkt dat de spoelvloeistof in de inrichting in een richting stroomt die tegengesteld is aan de 10 beweging van de wortelgroenten van de eerste naar de laatste houder. In overeenstemming daarmee is een op de laatste houder aangesloten leiding voor de toevoer van spoelvloeistof aanwezig, terwijl een overlaat voor spoelvloeistof aan de eerste houder is aangebracht. Voorts zijn van keerkleppen voorziene openingen tussen de houders zijn aangebracht om het mogelijk te maken dat 15 spoelvloeistof door de houders heen van de eerste naar de laatste houder kan stromen

De werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding voorziet in een efficiënt spoelen van geschilde aardappelen, waarbij de aardappelen daarna zeer goede houdbaarheidseigenschappen hebben.

20

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. In deze tekening toont:

Fig. 1 een zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 en 3 de inrichting, gezien vanuit tegenover elkaar gelegen 25 uiteinden;

Fig. 4 een bovenaanzicht van de inrichting;

Fig. 5 een doorsnede van de inrichting volgens de lijn A-A in fig. 4; en

Fig. 6 een doorsnede van de inrichting volgens de lijn B-B in fig. 4.

i 01 51 52 4

De inrichting volgens de uitvinding is geschikt voor het spoelen van met een mes geschilde aardappelen en heeft als doel het verwijderen van de substanties die aanwezig zijn in die cellen van aardappelen, die beschadigd zijn door het schillen, en waarbij de substanties verkleuring en verkorte 5 houdbaarheidseigenschappen bij de geschilde aardappelen veroorzaken.

De inrichting omhouder een toevoergedeelte 2, vier houders 4 voor spoelvloeistof en voor het spoelen van de aardappelen en een afvoergedeelte 6. Vanuit het afvoergedeelte 6 worden de aardappelen toegevoerd aan een systeem voor het wegen en verpakken van de aardappelen.

10 De houders 4 voor het spoelen van de aardappelen hebben elk een onderste gedeelte 8 met een half-cirkelvormige doorsnede en een bovenste gedeelte 10 waarin de aardappelen kunnen worden gebracht. In elke houder is een tussenbodem 12, die in verticale richting beweegbaar is en die is voorzien van openingen. De tussenbodems zijn in de figuren in een bovenste positie 15 weergegeven en zijn van de bovenste positie verplaatsbaar naar een onderste positie net boven de onderste gedeelten 8 van de houders. De verticale beweging van de tussenbodems 12 geschiedt door middel van een stang 14 die via een tandwiel 16 wordt aangedreven door een motor.

In het onderste gedeelte van elke houder 4 is een peddel 18, die door een 20 as 20 wordt gedragen. De assen 20 zijn elk verbonden met een arm 22, welke armen 22 op hun beurt zijn verbonden met een balk 24 die naar voren en naar achteren wordt aangedreven door middel van een arm 28 die is verbonden met een draaibaar wiel 26. Wanneer het wiel 26 draait en de balk 24 naar voren en naar achteren wordt bewogen door de arm 28, dan worden de assen 20 25 gedraaid, welke assen op hun beurt bewerkstelligen dat de peddels 18 naar voren en naar achteren worden gedraaid in het onderste gedeelte 8 van de houders tussen in hoofdzaak horizontale posities, waarbij de draaiingshoek bij voorkeur ongeveer 150° bedraagt. De rotatiebeweging van de peddels 18 bewerkstelligt dat de spoelvloeistof in de houders 4 aan de ene zijde van de 30 houders gedwongen wordt opwaarts te bewegen door de openingen in de 1015152 5 bodems 12 en dat aan de andere zijde de spoelvloeistof door deze openingen vanuit de bovenste gedeelten 10 wordt aangezogen in de onderste gedeelten 8 van de houders en omgekeerd. Hierdoor wordt een krachtige stroming van de spoelvloeistof door de bovenste gedeelten 10 van de houders 4 verkregen, welke 5 stroming weer zorg draagt voor een efficiënt spoelen van de daarin gebrachte aardappelen.

Tijdens het spoelen worden de aardappelen intermitterend verplaatst van de linker houder in fig. 5 naar de rechts daarvan gelegen houders. Deze verplaatsing geschiedt door middel van wanden 30 die zijn verbonden met een 10 aandrijfsysteem dat werkt met behulp van een plunjer 32. In de in fig. 5 weergegeven positie waarin de tussenbodems 12 zich in hun bovenste positie bevinden, worden de wanden 30 naar rechts verplaatst in overeenstemming met de breedte van een houder 4, welke beweging er voor zorg draagt dat de aardappelen in het toe voer gedeelte 2 worden verplaatst naar een positie boven 15 de linker houder 4, terwijl de aardappelen die omhoog zijn gebracht in de linker houder 4 door middel van een opwaartse beweging van de tussenbodem 12 in een positie worden gebracht boven de volgende rechts daarvan gelegen houder 4, enz., terwijl de aardappelen die in de meest rechtse houder 4 omhoog zijn gebracht, in een positie boven de drainage houder 34 worden gebracht. De 20 aardappelen die in de drainage houder 34 omhoog zijn gebracht, worden door middel van de tussenwand 30 in fig. 5 rechts gepositioneerd en naar het afvoergedeelte 6 geleid. De tussenbodems 12 worden vervolgens omlaag gebracht in de positie boven de houder gedeelten 8, waarna de wanden 30 in de oorspronkelijke positie links terugkeren en het spoelen van de aardappelen in 25 de houders 4 wordt voortgezet door het aandrijven van de peddels 18.

De spoelvloeistof bestaat uit water met een toevoeging van natriumbisulfiet in een hoeveelheid van bijvoorbeeld 0,5 - 1% en wordt toegevoerd aan in fig. 5 de meest rechtse houder 4. Het water stroomt vervolgens naar links naar de volgende houders 4 door openingen 36 die zijn 30 voorzien van keerkleppen in de wanden tussen de bovenste gedeelten 10 van de 1 Ö1 51 5 'È 6 houders 4. De spoelvloeistof stroomt uit de in fig. 5 meest linkse houder via een afvoerleiding. Het tegenstroom principe bewerkstelligt dat de aardappelen bij een opeenvolgende verplaatsing van de linker houder in fig. 5 naar de volgende rechts daarvan gelegen houders worden behandeld door een steeds schonere 5 spoelvloeistof.

Voor het spoelen van 1000 kg aardappelen is in het normale geval 500 liter water nodig en wordt in de hiervoor beschreven inrichting ongeveer een uur in beslag genomen. De hoeveelheid aardappelen in elk houder bedraagt in het normale geval ongeveer 10-15 kg.

10 De vloeistofstroming die door de peddels 18 wordt teweeggebracht resulteert tot een uiterst efficiënte verwijdering van de substanties die door beschadiging van de cellen van de aardappelen bij het schillen zijn vrijgekomen. Deze efficiënte verwijdering van genoemde substanties leidt er toe dat de geschilde aardappelen veel langer kunnen worden bewaard dan 15 voorheen mogelijk was.

Binnen de beschermingsomvang van de hiernavolgende conclusies zijn modificaties op de hier beschreven inrichting mogelijk.

1015152

Claims (10)

1. Werkwijze voor het spoelen van wortelgroenten, waarbij de wortelgroenten in een spoelbad worden gebracht en de spoelvloeistof tijdens het 5 spoelen op krachtige wijze in beweging wordt gebracht, waarbij de wortelgroenten tijdens het spoelen naar een eerste houder worden geleid en telkens na een gedeeltelijk spoelen naar opvolgende houders worden geleid en uiteindelijk vanuit de laatste houder worden afgevoerd, met het kenmerk dat de spoelvloeistof wordt toegevoerd aan de laatste houder en via de 10 onderscheiden houders naar de eerste houder vanwaar de spoelvloeistof wordt afgevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wortelgroenten in houders worden gebracht, die zijn voorzien van openingen, waarbij de houders in de spoelvloeistof worden geplaatst.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de spoelvloeistof in beweging wordt gebracht door middel van stuwmiddelen buiten de houders.

4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het spoelen na schillen van de wortelgroenten plaatsvindt.

5. Inrichting voor het spoelen van wortelgroenten voorzien van een houder 20 (4) voor spoelvloeistof waarin de wortelgroenten aangebracht moeten worden, met het kenmerk, dat stuwmiddelen (18) aanwezig zijn om de spoelvloeistof op krachtige wijze in beweging te houden, waarin meerdere achter elkaar geplaatste houders (4) aanwezig zijn, alsmede middelen (30, 32) voor het tijdens het spoelen opeenvolgend verplaatsen van de wortelgroenten van een 25 eerste naar een laatste houder, een op de laatste houder aangesloten leiding voor de toevoer van spoelvloeistof aanwezig is, terwijl voorts openingen (36) tussen de houders zijn aangebracht om het mogelijk te maken dat spoelvloeistof door de houders (4) heen van de eerste naar de laatste houder kan stromen l 0 t w ü o κι

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de openingen (36) tussen houders zijn voorzien van keerkleppen.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat een overlaat voor spoelvloeistof aan de eerste houder is aangebracht.

8. Inrichting volgens één der conclusies conclusie 5 tot 7, met het kenmerk, dat de houder (4) is voorzien van een tussenbodem (12) waarop de wortelgroenten kunnen worden geplaatst, welke tussenbodem is voorzien van openingen en is aangebracht op een afstand boven de bodem van de houder, waarbij de stuwmiddelen (18) beneden de tussenbodem zijn gelegen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de stuwmiddelen worden gevormd door een draaibare peddel (18) die aan zijn rotatiebeweging is aangepast om de spoelvloeistof door de tussenbodem (12) in en uit het gedeelte van de houder waarin de wortelgroenten zijn aangebracht te bewegen.

10. Inrichting volgen een van de conclusies 8 of 9, met het kenmerk, dat de 15 tussenbodems (12) van de houders in overeenstemming met het aantal houders beweegbaar zijn van bovenin de houders (4) naar een positie in het onderste gedeelte van ruimten die van elkaar worden gescheiden door tussenwanden (30), en dat de tussenwanden (30) verplaatsbaar zijn om de wortelgroenten in de houders te verplaatsen naar een positie boven de volgende houder (4), en dat 20 de tussenbodems (12) geschikt zijn om omlaag in de houders (4) te worden bewogen, waarbij de wortelgroenten achtereenvolgens van de eerste naar de laatste houder worden gebracht. 10151 52