NL1015115C2 - Landbouwwerktuig en werkwijze voor het verkruimelen en/of aandrukken van landbouwgrond. - Google Patents

Description

n

LANDBOUWWERKTUIG EN WERKWIJZE VOOR HET VERKRUIMELEN 5 EN/OF AANDRUKKEN VAN LANDBOUWGROND

De uitvinding heeft betrekking op een landbouwwerktuig voor het verkruimelen en/of aandrukken (ook wel verdichten genoemd) van landbouwgrond, welke een 10 roteerbare rol met in hoofdzaak in het oppervlak van een cilinder liggende duwlichamen omvat.

Een dergelijk landbouwwerktuig is bekend. Dit landbouwwerktuig wordt bijvoorbeeld gebruikt om 15 landbouwgrond, die een seizoen lang is gebruikt en is ingeklonken, qua structuur weer geschikt te maken voor het zaaien of poten van gewassen. Daarbij is het landbouwwerktuig middels een hefinrichting gemonteerd op een trekker waarop tevens een zaai- of pootinrichting 20 kan zijn gemonteerd. De rol heeft doorgaans een doorsnede tussen ca. 40 en 80 cm en een lengte tussen ca. 2 en 4 m, waarbij de duwlichamen worden gevormd door ca. 6 tot 12 over de omtrek verdeelde stalen buizen met een diameter tussen ca. 2,5 en 6,0 cm, en wordt over de 25 landbouwgrond gerold om deze te verkruimelen, te egaliseren en te verdichten. Daarbij wordt de rol tijdens het rollen afhankelijk van het doel tot maximaal ongeveer 15 cm.

30 Een probleem dat daarbij optreedt is, dat tijdens het rollen de grond zich verzamelt in de rol, en steeds vaster wordt aangedrukt, waardoor de rol in feite een massieve cilinder wordt en de eigenschappen gaat vertonen van een wals, en daardoor zijn verkruimelende 35 werking verliest. Bovendien zijn de instelmogelijkheden betreffende de verkruimelende en verdichtende werking van de rol slechts beperkt tot het instellen van de diepte waarop de rol door de grond wordt gerold.

10151 15 , » 2

Doel van de uitvinding is een eenvoudig, doelmatig en efficiënt landbouwwerktuig dat minder snel volloopt met grond. Een ander doel van de uitvinding is een landbouwwerktuig dat verschillende instelmogelijkheden 5 biedt om afhankelijk van het gebruiksdoel verschillende structuren van de landbouwgrond te kunnen bewerkstelligen.

Daartoe omvat het landbouwwerktuig voorts een tweede 10 roteerbare rol met in hoofdzaak in het oppervlak van een tweede cilinder liggende duwlichamen, waarbij de as van de tweede cilinder ligt binnen de eerste cilinder en bij voorkeur op afstand van de as van de eerste cilinder.

Een dergelijke excentrische tweede rol, die in bedrijf 15 meedraait met de eerste rol, verkruimelt de grond die zich in de eerste rol verzamelt en duwt deze naar buiten, en voorkomt op efficiënte wijze het vollopen daarvan. Bovendien zorgt de naar buiten geduwde grond voor een efficiënte verdichting van de bewerkte grond.

20 Indien de assen van beide cilinders samenvallen wordt de grond niet naar buiten geduwd, maar kan door de beide rollen tegengesteld te laten draaien wel worden bereikt dat de eerste rol niet volloopt met aangedrukte grond. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 10151 15

Bij voorkeur is in bedrijf de omtreksnelheid van de 2 eerste rol in hoofdzaak gelijk aan de omtreksnelheid van 3 de tweede rol. Eveneens bij voorkeur valt het oppervlak 4 van de eerste cilinder op ten minste een raaklijn 5 althans nagenoeg samen met het oppervlak van de tweede 6 cilinder en bevinden de duwlichamen van de tweede rol 7 zich derhalve tussen de duwlichamen van de eerste rol.

8

Daarbij drijven bij voorkeur de duwlichamen van de 9 eerste rol ter plaatse van de raaklijn de duwlichamen 10 van de tweede rol aan. Op deze wijze wordt op eenvoudige 11 en doeltreffende wijze de aandrijving van de tweede rol bewerkstelligd.

, 1 3

Bij voorkeur is de richting van de radiaal van de as van de eerste cilinder naar de raaklijn instelbaar. Op deze wijze wordt de beoogde variatie in de structuur van de landbouwgrond bewerkstelligd. De raaklijn, dus de plaats 5 waar de duwlichamen van de eerste en tweede rollen bij elkaar komen, kan desgewenst aan de onderkant, de voorkant, de bovenkant of de achterkant, en elke positie daar tussenin, worden ingesteld, met steeds een andere structuur van de grond tot gevolg.

10

Bij voorkeur zijn de duwlichamen van de eerste rol bevestigd op in hoofdzaak ringvormige houders, en bij voorkeur vertoont de tweede rol daarbij ter plaatse van de houders van de eerste rol langs zijn 15 cilinderoppervlak uitsparingen. Op deze wijze wordt het mogelijk gemaakt om de duwlichamen van de eerste rol op regelmatige afstanden te bevestigen op verstevigingsringen, waarbij het toch mogelijk is om de duwlichamen van de tweede rol tussen die -van de eerste 20 rol te laten bewegen.

Bij voorkeur zijn de duwlichamen staaf- of buisvormig, waarbij bij voorkeur de staven onder een hoek ten opzichte van de assen van de cilinders staan, meer bij 25 voorkeur staan de staven in een V-stand. Deze bij de stand van de techniek op zich bekende maatregel bevordert een gelijkmatige loop van de rol omdat er altijd ten minste twee verschillende staven met de grond in aanraking zijn en gaat zijdelingse verplaatsing van 30 de grond naar een kant tegen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het verkruimelen en/of aandrukken van landbouwgrond, waarbij een eerste rol met in hoofdzaak 35 in het oppervlak van een eerste cilinder liggende duwlichamen over de landbouwgrond wordt gerold, waarbij gelijktijdig een tweede rol met in hoofdzaak in het 1n15115 4 oppervlak van een tweede cilinder liggende duwlichamen en waarvan de as ligt binnen de eerste cilinder over de landbouwgrond wordt gerold.

5 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, waarbij:

Figuur 1 een landbouwwerktuig weergeeft voor het 10 verkruimelem en/of aandrukken van landbouwgrond, welke is gemonteerd op een trekker;

Figuur 2 een explosieaanzicht weergeeft van het landbouwwerktuig volgens figuur 1; 15

Figuur 3 een gedeeltelijke doorsnede weergeeft van het landbouwwerktuig volgens figuur 1;

Figuur 4 een gedeeltelijk opengewerkt 20 perspectiefaanzicht weergeeft van het landbouwwerktuig volgens figuur 1; en

Figuur 5 een gedeeltelijk pespectiefaanzicht weergeeft van een deel van het landbouwwerktuig volgens figuur 1. 25

Volgens figuur 1 is een rolsamenstel 1 middels een hydraulische hefinrichting 2 op bekende wijze op een trekker 3 gemonteerd. De trekker 3 is voorts voorzien van een op zich bekende zaai-inrichting 4 (hier slechts 30 gedeeltelijk weergegeven), die voren in de grond kan aanbrengen en daarin zaaigoed kan deponeren. Het rolsamenstel 1 wordt door middel van de hefinrichting 2 terwijl de trekker over de landbouwgrond rijdt afhankelijk van het gewenste resultaat weinig of veel in 35 de grond geduwd, waarbij het rolsamenstel 1 door de interactie met die grond roteert, zodat de grond enerzijds wordt verkruimeld, en anderzijds wordt 1015115 5 aangedrukt, waardoor deze geschikt wordt gemaakt voor in dit geval het zaaien van landbouwgewassen.

Volgens figuur 2 omvat het rolsamenstel 1 een eerste rol 5 11 en een tweede rol 12, waarbij de tweede rol 12 zich binnen de eerste rol 11 bevindt en ten opzichte van deze eerste rol 11 excentrisch is geplaatst.

De eerste rol 11 is in hoofdzaak een op zichzelf bekende 10 rol zoals die tot nu veel wordt toegepast. De rol 11 omvat een aantal in hoofdzaak ringvormig houders 13 waarop langs de omtrek staven of buizen 14 zijn gemonteerd, zodanig dat de rol 11 een cilindervorm heeft. De staven 14 zijn ten opzichte van de as van de 15 cilinder zodanig in een V-vorm geplaatst dat ze daarmee een scherpe hoek maken. Er bestaan ook rollen waarbij de staven 14 parallel aan de as van de cilinder zijn geplaatst, de hier getoonde uitvoeringsvorm heeft echter de voorkeur door de betere krachtverdeling en deze zorgt 20 voor een betere verdeling van de grond.

De rol 11 is aan beide uiteinden middels schijven 15 roteerbaar opgehangen en gelagerd in twee lagers 16 die op assen 17 zijn gemonteerd. Deze assen 17 zijn aan de 25 buitenzijde middels bouten 18 bevestigd en opgehangen aan de hefinrichting 2. .

Aan de assen 17 zijn aan de binnenzijde krukken 19 gelast, waarop tweede assen 20 middels lagers 21 30 roteerbaar zijn bevestigd. Door de krukverbinding middels de krukken 19 zijn de assen 20 excentrisch geplaatst in de rol 11. De rol 11, welke grotendeels overeenkomt met de rol 12, doch een kleinere diameter heeft, omvat in hoofdzaak stervormige houders 22, waarop 35 staven of buizen 23 zijn gemonteerd. Aan beide uiteinden van de rol 12 omvat deze schijven 24 welke vast met de assen 20 zijn verbonden. De staven 23 lopen in hoofdzaak 1015115 6 parallel aan de nabijgelegen staven 14 van de rol 11. De rol 12 is zodanig excentrisch in de rol 11 geplaatst dat de omtrek van de cilinderoppervlakken die door beide rollen 11, 12 worden gevormd een gezamenlijke raaklijn 5 hebben. Op en nabij die raaklijn vallen de staven 23 van de rol 12 tussen de staven 14 van de rol 11, en bij rotatie van de rol 11 duwen de staven 14 daarvan tegen de staven 23 van de rol 12 zodat deze met eenzelfde omtreksnelheid roteert. De stervormige houders 22 10 omvatten langs hun omtrek U-vormige uitsparingen 25 welke om de ringvormige houders 22 kunnen reiken, zodat de staven 14, 23 tussen elkaar kunnen reiken en een vrije rotatie mogelijk is.

15 De oriëntatie van de raaklijn waar de staven 14, 23 van beide rollen 11, 12 tussen elkaar vallen kan, afhankelijk van het gewenste resultaat van het verkruimelen en/of aandrukken van de landbouwgrond, worden ingesteld door de bouten 18 los te nemen, de 20 assen 17 te roteren en deze middels de bouten 18 weer vast te zetten. Op deze wijze kan de oriëntatie (d.w.z. boven, voor, onder, achter) van de raaklijn stapsgewijs worden ingesteld. Middels een andere bevestiging kan eventueel een continue verstelling worden gerealiseerd. 25

Door de excentrisch geplaatste tweede rol 12 wordt voorkomen dat de eerste rol 11 volloopt met grond, omdat de tweede rol 12 de grond die de eerste rol 11 binnendringt tijdens het rollen naar buiten duwt. Tevens 30 kan dit effect gebruikt worden om een extra aandrukwerking van het rolsamenstel 1 te bewerkstelligen. Afhankelijk van de middels de bouten 18 ingestelde oriëntatie van het rolsamenstel 1 kan de verkruimelwerking en/of de aandrukwerking van het 35 rolsamenstel 1 op de bovenste grondlaag en de daaronder gelegen grondlaag worden versterkt of verzwakt. Op deze wijze kan vrijwel onafhankelijk van elkaar de mate van 1015115 7 bovengrondverdichting en ondergrondverdichting worden ingesteld, wat met een enkelvoudige rol niet mogelijk is, en wat een optimale bodemgesteldheid tot gevolg kan hebben.

n 1 r 1 15

Claims (11)

1. Landbouwwerktuig voor het verkruimelen en/of aandrukken van landbouwgrond, welke een eerste 5 roteerbare rol met in hoofdzaak in het oppervlak van een eerste cilinder liggende duwlichamen omvat, met het kenmerk, dat het landbouwwerktuig voorts een tweede roteerbare rol met in hoofdzaak in het oppervlak van een tweede cilinder liggende 10 duwlichamen omvat, waarbij de as van de tweede cilinder ligt binnen de eerste cilinder.

2. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de as van de tweede cilinder ligt op 15 afstand van de as van de eerste cilinder.

3. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in bedrijf de omtreksnelheid van de eerste rol in hoofdzaak gelijk is aan de 20 omtreksnelheid van de tweede rol.

4. Landbouwwerktuig volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het oppervlak van de eerste cilinder op ten minste een raaklijn althans nagenoeg 25 samenvalt met het oppervlak van de tweede cilinder.

5. Landbouwwerktuig volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in bedrijf de duwlichamen van de eerste rol ter plaatse van de raaklijn de 30 duwlichamen van de tweede rol aandrijven.

6. Landbouwwerktuig volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de richting van de radiaal van de as van de eerste cilinder naar de raaklijn instelbaar 35 is.

7. Landbouwwerktuig volgens een van de voorgaande 1 n 1 51 1 5 conclusies, met het kenmerk, dat de duwlichamen van de eerste rol zijn bevestigd op in hoofdzaak ringvormige houders.

8. Landbouwwerktuig volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de tweede rol ter plaatse van de houders van de eerste rol langs zijn cilinderoppervlak uitsparingen vertoont.

9. Landbouwwerktuig volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de duwlichamen staven en/of buizen omvatten.

10. Landbouwwerktuig volgens conclusie 9, met het 15 kenmerk, dat de staven onder een hoek ten opzichte van de assen van de cilinders staan.

11. Werkwijze voor het verkruimelen en/of aandrukken van landbouwgrond, waarbij een eerste rol met in 20 hoofdzaak in het oppervlak van een eerste cilinder liggende duwlichamen over de landbouwgrond wordt gerold, met het kenmerk, dat gelijktijdig een tweede rol met in hoofdzaak in het oppervlak van een tweede cilinder liggende duwlichamen en waarvan 25 de as ligt binnen de eerste cilinder over de landbouwgrond wordt gerold. 1 n 1 R115