NL1011094C2 - Inrichting voor het uit bakblikken verwijderen van brood. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET UIT BAKBLIKKEN VERWIJDEREN VAN BROOD

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uit bakblikken verwijderen van broden, omvattende op een frame bevestigde aangrijpings-middelen voor het aangrijpen van de broden, waarbij het frame is ingericht om met de aangrijpingsmiddelen tenmin-10 ste verticaal te bewegen voor het uit de bakblikken verwijderen van de broden.

Een dergelijke inrichting is bekend uit NL-A-6904226. Deze bekende inrichting werkt met zuignappen, welke de broden aan de_bovenzijde aangrijpen.

15 Dit leidt veelal tot onvoldoende aangrijping van de broden, zodat, bij het naar boven bewegen van de aangrijpinrichtingen de aangrijping loslaat en het brood in het bakblik achterblijft. Ook slijten deze zuignappen bijzonder snel en de veroorzaakt vacuümapparatuur veel 20 geluidsoverlast en vraagt de apparatuur relatief veel elektrisch vermogen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting, waarbij de nadelen van de stand van de techniek worden vermeden.

25 Dit doel wordt bereikt, doordat de aangrij pingsmiddelen tot in het brood beweegbare pennen omvatten .

Het gebruik van pennen, welke tot in het brood beweegbaar zijn, vermijdt de nadelen van zuignappen.

30 Hierbij is het in eerste instantie mogelijk dat de pennen zuiver in verticale richting tot in het brood bewegen. Hierbij zal de hechtkracht tussen de pen en de broodmassa voldoende stevig moeten zijn om het brood uit het bakblik te kunnen verwijderen.

35 Hierbij wordt opgemerkt dat het uit FR-A-2 571 208 bekend is om kluiten van potplanten met pennen aan te grijpen. Dit betreft echter een geheeld ander gebied van de techniek.

10 11094 2

Het is echter veel aantrekkelijker, wanneer de pennen in een richting met een horizontale component tot in de broden beweegbaar zijn. Dit heeft het voordeel dat de overdracht van de hefkrachten tussen de pennen en het 5 brood niet alleen afhankelijk is van de hechting tussen pen en brood, maar tevens door het feit dat de pennen het brood optillen.

Dit effect wordt nog verbeterd, wanneer de pennen zijn ingericht om de broden aan hun korte zijde 10 binnen te treden.

Deze maatregel biedt de mogelijkheid de pennen met een grote horizontale component tot in het brood te bewegen, zodat het hefeffect van de pennen sterk wordt vergroot. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het feit dat 15 de broden tijdens het bakken rijzen. Tijdens het rijzen stijgt het brooddeeg tot boven de bovenrand van het bakblik, ook aan de korte zijde. Dit betekent dat, wanneer de broden uit de bakblikken moeten worden genomen, de pennen de gelegenheid hebben de zijdelingse wanden van 20 het brood boven de bovenrand van het bakblik binnen te treden.

Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting voor elk brood ten minste twee pennen die ingericht zijn voor het binnentreden van de 25 twee tegenover elkaar gelegen korte zijden van het brood.

Deze maatregel leidt tot een goede koppeling tussen de broden en de pennen, zodat het geval van loslaten van het brood, bijvoorbeeld door uitscheuren, wordt vermeden, terwijl de broden verder stevig worden vastge-30 houden, zodat kantelen rondom een horizontale as wordt voorkomen. Anders gesteld wordt de positie van het brood goed bepaald.

Er ontstaat een constructief aantrekkelijke uitvoeringsvorm, wanneer de inrichting aan elke zijde 35 voor elk brood ten minste twee pennen omvat, welke door een gemeenschappelijk lineair element aandrijfbaar zijn. Het geeft een forse besparing op het aantal lineaire .101109« 3 aandrijfelementen. Dit zijn in het algemeen tamelijk kostbare onderdelen.

Volgens weer een andere uitvoeringsvorm is het frame ingericht voor het tegelijkertijd oppakken van een 5 groot aantal broden. _____ _______

In het bijzonder bij industriële bakkerijen is dit van belang. Hierbij komen grote hoeveelheden broden achtereenvolgens uit de oven, zodat in een korte tijd een groot aantal broden uit de bakblikken moet worden verwij-10 derd. Het zal duidelijk zijn dat, wanneer dit met grote aantallen tegelijk gebeurt, de capaciteit kan worden vergroot. -----

Volgens een laatste voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting ingericht voor het oppakken van een reeks 15 naast elkaar in bakblikken op een eerste transportband aangevoerde broden en het plaatsen van de broden op een tweede transportband. De tweede transportband leidt in het algemeen naar een koelinrichting, waar de broden worden afgekoeld en zij vervolgens kunnen worden gesneden 20 en/of worden verpakt.

Hierbij is het mogelijk dat de afvoerende transportband parallel aan de toevoerende transportband is geplaatst, maar het is evenzeer mogelijk dat de afvoerende transportband onder een andere ruimtelijke relatie 25 ten opzichte van de toevoerende transportband is geplaatst. Dit hangt af van de situatie in kwestie, waarbij de beweging van het frame uiteraard hiertoe moet zijn aangepast.

Alhoewel de uitvinding in eerste instantie 30 bedoeld is voor toepassing van broden, is deze evenzeer van toepassing op andere, in bakblikken te bakken produk-ten, zoals cakes, tulbanden enzovoorts.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, 35 waarin voorstellen: figuur 1: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; en 10 1 1 094 4 figuur 2: een doorsnede-aanzicht van de in figuur 1 afgebeelde inrichting volgens de lijn II-II.

De in figuur 1 afgebeelde inrichting omvat een hoofdzakelijk tunnelvormig frame 1 dat over twee trans-5 portbanden 2 en 3 geplaatst is. Dit betreft een toevoer-transportband 2, welke is ingericht voor het vanaf bijvoorbeeld een oven toevoeren van gebakken broden in bakblikken. De afvoertransportband 3 is ingericht om het bijvoorbeeld naar een koelinrichting toevoeren van de uit 10 de bakblikken genomen broden.

De toevoertransportband wordt gevormd door een hulpframe 4, waarin een aantal assen 5 gelagerd is, op elk waarvan twee rollen 6 zijn aangebracht. Rondom elk van de rollen 6 is een band 7 geslagen. Door het aandrij-15 ven van tenminste een van de assen 5, bijvoorbeeld door een elektromotor 8 met een daarbij behorende tandwielkast 9, worden beide banden 7 in een lineaire beweging aangedreven. De twee banden worden gebruikt in verband met de gemakkelijke aanvoer van de bakblikken 10, waarin de 20 broden 11 gebakken zijn. Parallel aan de genoemde toevoertransportband 2 strekt zich een op soortgelijke wijze geconstrueerde, doch slechts van een enkele band 12 voorziene afvoertransportband 3 uit.

Aan het frame 1 is een beweegbaar frame 13 25 bevestigd. Het beweegbare frame 13 is door middel van lineaire bewegingselementen 14, bijvoorbeeld in de vorm van een hydraulische cilinder 14 met een langgerekte drager 15 verbonden. De drager 15 is opgenomen in een framestang 16 en is ten opzichte van deze framestang 16 30 in axiale richting beweegbaar, bijvoorbeeld door middel van een niet in de tekening weergegeven, maar op zich bekend lineair aandrijfelement.

Overigens is een tweede lineair aandrijfelement 14 aangebracht dat wederom aan een drager 15 is bevestigd 35 die heen en weer beweegbaar is in een framestang 16. Als gevolg van deze maatregelen kan het beweegbare frame zowel in horizontale richting dwars op de richting van de transportbanden, als in verticale richting bewegen.

10 1 1 094 5

Het is overigens mogelijk door de desbetreffende constructieve aanpassingen het beweegbare frame bijvoorbeeld te laten roteren ten opzichte van het hoofdframe 1 of in een derde richting lineair te laten bewe-5 gen. Hiertoe zouden bijvoorbeeld in de zich parallel aan de transportbanden uitstrekkende delen van het frame voorzieningen moeten worden getroffen.

Overigens vormen dergelijke onderdelen in het algemeen onderdeel van'_dë_ stand van de techniek, zodat 10 hierop niet nader behoeft te worden ingegaan.

Zoals in het bijzonder goed zichtbaar is in figuur 2, is in het beweegbare frame 13, dat de vorm heeft van een omgezette plaat, een aantal lineaire aandrijf elementen 17 aangebracht, welke bijvoorbeeld kunnen 15 worden gevormd door hydraulische, pneumatische of elektrische lineaire aandrijfelementen.

Aan de beweegbare zuiger 18 van elk van deze elementen zijn twee pennen 19 aangebracht, welke zijn ingericht om tot in de broden 11 te kunnen bewegen.

20 Overigens is het lineaire aandrijfelement 17 door middel van beugels 20, respectievelijk 21 bevestigd aan het beweegbare frame 13. Verder is uiteraard hulpapparatuur aanwezig voor het besturen van de diverse lineaire aandrijf elementen en voor communicatie met de besturingsin-25 richtingen van de transportbanden 2 en 3. Het zal overigens duidelijk zijn dat de gehele besturing voor alle onderdelen in eenzelfde besturingsinrichting kan zijn opgenomen.

Vervolgens zal de werking van de onderhavige 30 inrichting worden toegelicht.

De in de bakblikken 10 gebakken broden worden op de lopende banden 7 aangevoerd. Hierbij wordt de toevoerbeweging voortgezet, totdat een aantal broden, in het onderhavige geval 12, is aangekomen ter plaatse van 35 het hulpframe 13. Het hulpframe 13 is zodanig geplaatst, dat bij bediening van elk van de lineaire aandrijfelementen 17 de desbetreffende pénnen 19 de broden 11 aan hun kopse zijde schuin binnentreden. Zodra de broden deze 1011094 6 betreffende positie hebben aangenomen, worden zij aldus binnengetreden door de pennen 19, waarna door bediening van de lineaire aandrijfelementen 14 de broden naar boven worden bewogen tot boven de bakblikken 10.

5 Afhankelijk van de snelheid van de desbetref fende processen kan het noodzakelijk zijn de toevoer-transportband 2 stop te zetten voor het binnentreden van de pennen 19. Het is evenzeer mogelijk de transportband 2 door te laten draaien en de blikken stil te zetten ten 10 opzichte van de pennen 9 door de blikken tegen te houden, casu quo vast te klemmen met behulp van een stopper.

De aldus boven de bakblikken 10 aan het hulp-frame 13 gehechte broden worden met de beweging van het hulpframe 13, welke wordt veroorzaakt door de niet weer-15 gegeven lineaire inrichtingen voor het bewegen van de dragers 15, tot boven de afvoertransportband 12 geplaatst .

Daarna wordt het hulpframe weer naar beneden bewogen en worden de pennen 19 teruggetrokken. Aldus 20 staan de broden 11 op de transportband 12, zoals met stippellijnen in figuur 1 is weergegeven. Het hulpframe 13 wordt dan terugbewogen naar zijn aanvangspositie voor het aangrijpen van een volgende reeks broden. De op de band 12 geplaatste reeks broden wordt vervolgens afge-25 voerd naar een koelinrichting. Overigens worden de geledigde bakblikken 10 door middel van de toevoertransport-inrichting 2 eveneens toegevoerd aan een inrichting, waarin de bakblikken weer gereed worden gemaakt om te worden gevuld met deeg, zoals een reinigingsinrichting en 30 een inrichting voor het inoliën van het bakblik. Het is overigens mogelijk de afvoertransportband 12 en ook de toevoertransportband 3 onder een andere ruimtelijke relatie ten opzichte van elkaar de uitneeminrichting volgens de onderhavige uitvinding te plaatsen.

35 Uiteraard kunnen diverse wijzigingen worden aangebracht aan de getekende configuratie zonder van de onderhavige uitvinding af te wijken.

10 1 1 094

Claims (7)

1. Inrichting voor het uit bakblikken verwijde-5 ren van broden, omvattende op een frame bevestigde aan- grijpingsmiddelen voor het aangrijpen van de broden, waarbij het frame is ingericht om met de aangrijpingsmid-delen tenminste verticaal te bewegen voor het uit de bakblikken verwijderen van de broden, met het kenmerk, 10 dat de aangrijpingsmiddelen tot in het brood beweegbare pennen omvatten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pennen in een richting met een horizontale component tot in de broden beweegbaar zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de pennen zijn ingericht om de broden aan hun korte zijden binnen te treden.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de inrichting aan elke zijde voor elk 20 brood tenminste twee pennen omvat die zijn ingericht voor het binnentreden van de twee, tegenover elkaar gelegen korte zijden van het brood.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de inrichting aan elke zijde voor elk brood 25 ten minste twee pennen omvat die door een gemeenschappelijk lineair aandrijfelement aandrijfbaar zijn.

6. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame is ingericht voor het tegelijkertijd oppakken van een groot aantal broden.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht voor het oppakken van een reeks naast elkaar in bakblikken op een eerste transportband aangevoerde broden en het plaatsen van de broden op een tweede transportband. 35 10 1 10 94