NL1021914C2 - Inrichting voor het uit houders verwijderen van bakprodukten. - Google Patents

Description

Inrichting voor het uit houders verwin deren van bakpro-dukten

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uit houders verwijderen van bakprodukten.

Bakprodukten, zoals broden of cakes, worden als deeg doorgaans opgenomen in vormen danwel houders, in het 5 bijzonder bakblikken, om dan in de houders gebakken te worden. De houders zijn doorgaans opgesteld in matrixvorm, in een horizontaal vlak.

Na het bakken moeten de gebakken produkten uit de houders gehaald worden, hetgeen vaak met behulp van 10 zuignappen wordt gedaan.

Voor verbeterde aangrijping van langwerpige broden is eerder voorgesteld om in plaats van op de bovenzijde van de broden aangrijpende zuignappen gebruik te maken van in de korte of kopse zijden van de broden 15 indringende rechte pennen. Een nadeel hiervan is echter dat de afstand tussen de verticale opneemkrachten uitgeoefend op het langwerpige brood vrij groot kan zijn, afhankelijk van de afmeting van het brood, en daarmee het buigend moment en de afschuifkrachten in het brood. Dit 20 kan aanleiding geven tot bezwijken van het brood door onder andere afschuiving, ter plaatse van overgangen tussen de deeldeegporties waarmee de houder gevuld is en/of -indien het deeg voorzien is van toeslagdelen zoals krenten of rozijnen- ter plaatse van die toeslagdelen.

ft f : Λ I Een doel van de uitvinding is hierin verbetering I te verschaffen.

Vanuit een aspect voorziet de uitvinding hiertoe B in een inrichting voor het uit langwerpige houders verwij- B 5 deren van langwerpige bakprodukten, omvattend een gestel B met een of meer steunen voor de houders, alsmede middelen B voor het oppakken van de bakprodukten, welke oppakmiddelen B in pensteunen aangebrachte oppakpennen omvatten en midde- B len voor het tussen een uitgangsstand, waarin de oppakpen- B 10 nen vrij zijn van de bakprodukten, en een oppakstand, B waarin de oppakpennen in het bakprodukt zijn gedrongen, I bewegen van de oppakpennen, waarbij de pensteunen in het I gestel opgesteld zijn voor het aan de langszij den van de houders laten ingrijpen in de bakprodukten van de oppak- I 15 pennen, waarbij voor althans een van de langszijden van de houders meerdere oppakpennen voorzien zijn.

Door het op meerdere plaatsen aanpakken van de langszijden van het bakprodukt, zoals een brood of een cake, liggen de hefkrachten op een korte horizontale 20 afstand van elkaar, waardoor het bakprodukt slechts in geringe mate wordt onderworpen aan buigmomenten en uit- trekkrachten.

Bij voorkeur zijn voor beide langszijden van de houders meerdere oppakpennen voorzien, zodat aan beide 25 langszijden een min of meer gelijkmatig verdeelde span- H ningsverdeling bereikbaar is.

Bij voorkeur zijn de pensteunen voor de oppak- pennen ingrijpend op althans een van de langszijden van het bakprodukt op in onderlinge afstand verstelbare wijze 30 aangebracht op het gestel, waardoor afgestemd kan worden H op de langsafmeting van maar ook op de consistentie van H het betreffende bakprodukt, die in langsrichting kan H variëren.

H Bij voorkeur zijn de pensteunen voor de oppak- 35 pennen ingrijpend op beide langszijden van het bakprodukt H op in onderlinge afstand verstelbare wijze aangebracht op H het gestel, waardoor ook op de dwarsafmeting van het 3 bakprodukt afgestemd kan worden.

In een verdere uitwerking van de inrichting volgens de uitvinding zijn de pensteunen voor de in de ene langszijde van het bakprodukt ingrijpende oppakpennen en 5 de pensteunen voor de in de andere langszijde van het bakprodukt ingrijpende oppakpennen in dwarsrichting van de houders op afstand van elkaar aangebracht op het gestel, waardoor zij een goede uitgangsstand bezitten voor het aangrijpen van het bakprodukt.

10 De pensteunen kunnen aangebracht zijn in hoofd zaak aan weerszijden van de houders. Deze opstelling is voordelig indien de oppakpennen lineair beweegbaar gehouden zijn door de pensteunen, en in het bijzonder recht zijn.

15 Een verder doel van de uitvinding is een inrichting voor het uit houders verwijderen van bakprodukten te verschaffen waarvan de oppakkers weinig ruimte innemen.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding 20 daartoe in een inrichting voor het uit houders verwijderen van bakprodukten, omvattend een gestel met een of meer steunen voor de houders, alsmede middelen voor het oppakken van de bakprodukten, welke oppakmiddelen in pensteunen aangebrachte oppakpennen omvatten en middelen voor het 25 tussen een uitgangsstand, waarin de oppakpennen vrij zijn van de bakprodukten, en een oppakstand, waarin de oppakpennen in het bakprodukt zijn gedrongen, bewegen van de oppakpennen, waarbij de pensteunen in hoofdzaak boven de houders aangebracht zijn. Het ruimtebeslag in horizontale 30 zin wordt daardoor beperkt gehouden.

Een dergelijke opstelling is voordelig bij gebruik bij langwerpige bakprodukten, maar kan ook worden toegepast bij vierkante bakprodukten of ronde bakprodukten. In dat laatste geval kunnen de penhouders ook volgens 35 een boog opgesteld zijn.

Het ruimtebeslag kan daarbij verder beperkt worden wanneer de oppakpennen roteerbaar aangebracht zijn 1 J2 I in de pensteunen. De rotatieassen voor de oppakpennen zijn I daarbij bij voorkeur in hoofdzaak parallel aan de langsas van de houder.

I De verstoring van het bakprodukt door de inge- 5 dreven pennen wordt minimaal gehouden indien de oppakpen- I nen voorzien zijn van een ingrijpuiteinde dat concentrisch I is ten opzichte de betreffende rotatieas.

I In een verdere uitwerking van de inrichtingen I volgens de uitvinding vallen de pensteunen voor de in de I 10 ene langszijde van het bakprodukt ingrijpende oppakpennen I en de pensteunen voor de in de andere langszijde van het bakprodukt ingrijpende oppakpennen in dwarsrichting van de houders met elkaar in hoofdzaak samen. Hierbij kan het ruimtebeslag zeer beperkt worden gehouden en kunnen de 15 penhouders en oppakpennen van naastgelegen reeksen geheel I buiten eikaars bereik blijven, in het bijzonder indien de I pensteunen aangebracht zijn in hoofdzaak boven de houders.

I In een ruimtebesparende uitvoering hiervan zijn I de oppakpennen danwel de pensteunen roteerbaar aange- 20 bracht. De rotatieas voor de oppakpennen is daarbij bij voorkeur in hoofdzaak parallel aan de langsas van de houder.

I Ook hierbij heeft het de voorkeur dat de oppak- I pennen voorzien zijn van een ingrijpuiteinde dat concen- 25 trisch is ten opzichte de betreffende rotatieas.

I Vanuit een verder aspect wordt volgens de uit- H vinding voorgesteld een inrichting voor het uit houders verwijderen van bakprodukten, omvattend een gestel met een of meer steunen voor de houders, alsmede middelen voor het 30 oppakken van de bakprodukten, welke oppakmiddelen in pensteunen aangebrachte oppakpennen omvatten en middelen voor het tussen een uitgangsstand, waarin de oppakpennen vrij zijn van de bakprodukten, en een oppakstand, waarin de oppakpennen in het bakprodukt zijn gedrongen, bewegen 35 van de oppakpennen, waarbij de oppakpennen danwel de pensteunen roteerbaar aangebracht zijn.

De rotatieas voor de oppakpennen is dan bij 5 voorkeur in hoofdzaak parallel aan een van de assen van de houder, in het bijzonder de langsas van de houder. De oppakpennen kunnen bij voorkeur voorzien zijn van een in-grijpuiteinde dat concentrisch is ten opzichte de betref-'5 fende rotatieas.

In het algemeen is de inrichting volgens de uitvinding op voordelige wijze voorzien van middelen voor het ten opzichte van de pensteunen op of neer bewegen van de houders.

10 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor-beelduitvoering. Getoond wordt in: figuren 1A-C respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht op een eerste uitvoering van 15 een inrichting volgens de uitvinding; figuren 2A-C respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en een zijaanzicht op een tweede uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding; en figuren 3A-C respectievelijk een vooraanzicht, 20 bovenaanzicht en zijaanzicht op een derde mogelijke uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding.

In figuren 1A-C is een inrichting 1 voor het verwijderen van langwerpige broden, cakes, etcetera uit bakblikken getoond. In dit voorbeeld zijn zogenaamde 25 knipbroden 4 gebakken in houders 3, die in een bepaald aantal ondersteund zijn in een frame 2. Het frame 2 wordt op niet weergegeven wij ze ondersteund in een gestel, waarin ook frame 10 geplaatst is op afstand boven het frame 2.

30 Het frame 10 omvat een reeks parallelle omge keerde U-vormige steunstroken 5, waarbij in schuin opwaarts reikende randstroken 6a, 6b penhouders 7 bevestigd zijn. De penhouders 7 omvatten een pneumatische cilinder 8, om de bijbehorende zuigerstang 12 met daaraan de, via 35 bevestigingskop 13, bevestigde en van een scherpe punt voorziene oppakpen 11 uit te zetten of in te trekken (richtingen B,C). De zuigerstang steekt aan het andere - i ;·'· ^ fi ' * ~ A Ii /1 eind uit met verlengde zuigerstang 9.

I Zoals te zien is in figuur IA zijn de penhouders I 7 in twee richtingen opgesteld, in dit voorbeeld onder 45° I ten opzichte van de horizontaal en 90° ten opzichte van I 5 elkaar. Zoals te zien is voor het brood 4 getekend aan de I rechterzijde van het frame 2 zullen bij uitzetting van I twee schuin boven, aan weerszijden van de langskanten van I het brood 4 in dit frame 2 opgestelde penhouders 7 de I bijbehorende oppakpennen 11 indringen in het boven het 10 frame 2 en de houders 3 uitstekende gedeelte 4a van het I brood 4, boven een eventuele vulling in het brood (of I cake). Wanneer de houders slechts tot aan de rand gevuld I zijn kunnen de beide frames 2 en 10 dichter bij elkaar I gehouden zijn opdat de oppakpennen over de rand in het I 15 bakprodukt kunnen dringen.

I Zoals te zien is in de figuren 1B en 1C wordt het brood 4 dan van de ene langszijde aangegrepen door I twee oppakpennen 11 en van de tegenoverliggende zijde door drie oppakpennen. De afstanden tussen de genoemde drie I 20 oppakpennen zijn hier gelijk aan elkaar, en in dit voor- beeld ook gelijk aan de tussenafstand van de aan de andere zijde gelegen twee oppakpennen die zijn aangebracht op de I betreffende randstrook 6a.

I Voor elk brood zijn aldus drie om twee oppakpen- 25 nen aanwezig. Het brood 4 wordt daarbij op meerdere plaat- I sen langs zijn lengte aangepakt en op stabiele wijze gehouden, met een minimum aan inwendige spanningen. Nadat alle in het frame 2 gehouden broden 4 op deze wijze gepe- netreerd zijn door de betreffende oppakpennen, wordt met 30 verder niet weergegeven middelen het frame 2 neerwaarts bewogen in de richting A, danwel, als alternatief, het H frame 10 opwaarts bewogen in de richting A. Daarbij komen H de broden 4 los uit de houders 3.

Zoals te zien in de figuren IA en 1B is het 35 ruimtebeslag van de schuinstaande penhouders 7 vrij groot.

Voor het aanpakken van één brood is in horizontale rich- ting een ruimtebeslag S nodig. De vrijheid van verplaat- I 4 n o 1 Q 1 4 7 sing van de steunstroken 5, die daartoe demontabel in het frame 10 opgenomen kunnen zijn, is daardoor beperkt. Ook is, zoals duidelijk te zien is in figuur 1B, de vrijheid van verplaatsing van de penhouders in de richting langs de 5 steunstroken 5 beperkt. Voor een dergelijke verstelbaar-heid kunnen de steunstroken 5 voorzien zijn van meerdere gaten dan zijn afgebeeld, in welke gaten de penhouders 7 bevestigd kunnen worden.

Een verdere ontwikkeling volgens welke meer 10 vrijheid op dit punt verkregen kan worden is die volgens figuur 2A-C, waarbij een bovenframe 20 met langsliggers 26 en dwarsliggers 25 geplaatst is boven het van brood- of cakehouders 3 voorziene frame 2. Aan een einddwarsligger 25 is met bevestigingsplaat 27 bevestigd een pneumatische 15 cilinder 28, waarvan de zuigerstang 29 intrekbaar en uitzetbaar is. Aan het eind van de zuigerstang 29 is via bevestigingsplaat 30 een zich horizontaal uitstrekkende translatiestaaf 31. Aan de translatiestaaf 31 zijn op regelmatige tussenafstanden hefboomarmen 32 bevestigd, die 20 vervolgens bevestigd zijn aan assen 33a (zie figuur 2B) , die aan de einden gelagerd zijn in met het frame 20 vaste langsliggers 34. Dit is duidelijker te zien in figuur 2B, waarbij te zien is dat de assen 33a met het ene eind 3 5 gelagerd zijn in een langsligger 34, en aan het andere 25 eind ook in de andere langsligger 34 gelagerd zijn, maar daar doorlopen en voorzien zijn van een tandwiel 36 met tanden 38. Daarnaast, evenwijdig daaraan, strekt zich uit een vergelijkbare as 33b, die voorzien is van een tandwiel 37 met tanden 39, die ineengrijpen met tanden 38. Een 30 dergelijke twee-assige 33a, 33b, opstelling is voorzien boven elke broodhouder 3.

Op de assen 33a, 33b zijn bevestigd penhouders 36a, b, waar vanuit pennen 40 reiken, die voorzien zijn van een min of meer recht deel 41 en een volgens een 35 cirkelvorm gebogen, van een scherp prikeind 43 voorzien gedeelte 41, dat de feitelijke oppakpen vormt. De straal R1 van het gekromde gedeelte 42 heeft als centrum de i r. 4 I rotatiehartlijn van de betreffende as 33a danwel 33b.

I Uitgaande van de beginstand weergegeven voor het I rechter brood in figuur 2A wordt de cilinder 28 bediend,.

zodat de zuigstang 29 uitgezet wordt. Daarbij wordt de I 5 translatiestaaf 31 in de richting D naar links bewogen, I waardoor de hefboomarmen 32 van een schuine stand, weerge- I geven aan de rechter zijde van figuur 32a, gedraaid worden naar een verticale stand, weergegeven links daarvan.

I Hierdoor worden de assen 33a geroteerd in de richting F, I 10 en worden door de tandingrijping van de tandwielen 36, 37 de assen 33b in tegengestelde richting E geroteerd. Met I die rotaties worden ook de penhouders 36a, b, in de rich- I tingen F en E geroteerd, waardoor de gekromde pengedeelten H 41 in het bovenste deel 4a van het brood 4 geprikt worden.

I 15 Door de relatie met het draaipunt zal het brood slechts beroerd worden door de oppakpennen volgens een lijn die samenvalt met de cirkel bepaald door het gekromde penge- deelte 41.

Nadat de pengedeelten 42 aldus in de broden 4 2 0 zijn gedrongen, zoals aan de linkerzijde van figuur 2A te H zien is, kan het feitelijke uit de houders 3 halen van de H broden 4 beginnen, door ofwel het frame 2 te laten dalen danwel het frame 20 te heffen.

Zoals te zien is in figuur 2B kan met deze 25 opstelling een veelvoud aan oppakpunten in de langsrich- ting van het brood verschaft worden. Ook is te zien dat men meer vrijheid heeft dan in de uitvoering van de figu- ren 1A-C in de positionering van de penhouders.

H Opgemerkt wordt dat de cilinder 28 danwel de H 30 stang 29 ook op andere wijze bediend kan worden, zoals elektrisch of magnetisch.

H De plaatsingsvrijheid in de richting dwars op de H lengterichting van de broden wordt nog verder vergroot met.

H de uitvoering van de figuren 3A-C. Boven het frame 2 met H 35 de houders 3 is een frame 50 geplaatst, met langsliggers H 62 en dwarsliggers 61. Aan één dwarsligger 61 is, op met H de opstelling van de figuren 2A-C vergelijkbare wijze, een 9 pneumatische cilinder 28 bevestigd, waarvan de zuigerstang 2 9 aan het eind bevestigd is aan een hoekprofiel 51a, waaraan (zie ook de figuren 3B en 3C) een aantal horizontale translatiestaven 52a bevestigd is. De staven 52a zijn 5 om en om geplaatst met staven 52b, die aan het eind bevestigd zijn aan een hoekprofiel 51b, dat bevestigd is aan het eind van een zuigerstang van een cilindersamenstel overeenkomstig de getoonde cilinder 28, die echter opgesteld is voor werking in tegengestelde richting.

10 Aan de translatiestaven 52a, 52b zijn op schar- nierbare wijze bevestigd hefboomarmen 53a, 53b, die rota-tievast bevestigd zijn aan als penhouders dienende bussen 66a, 66b, die roteerbaar gelagerd zijn op de assen 54. De assen 54 zijn aan de einden draaibaar gelagerd in met het 15 frame 50 vaste langsliggers 60 (zie figuren 3B en 3C).

Oppakpennen 56 zijn middels van borgschroefjes voorziene insteekbusjes 55 bevestigd op de bussen 66a, 66b. De oppakpennen 56 zijn voorzien van een recht gedeelte 57 en een van een scherpe punt 59 voorzien gekromd 20 gedeelte 58, waarvan het kromtemiddelpunt samenvalt met de rotatiehartlijn van de as 54.

In de situatie weergegeven in figuur 3A zijn alle pennen met de scherpe punt 59 en een aanzienlijk gedeelte van de gekromde gedeelten 58 in de broden 4 25 gedrongen. Om dit te bereiken zijn de zuigerstangen 39 van de cilinders 28 uitgezet, als gevolg waarvan de translatiestaven 52a en 52b respectievelijk in de richtingen G en H verplaatst zijn. Daarmee zijn ook de hefboomarmen 53a, 53b geroteerd, en daarmee de bussen 66a, 66b, te beschou-3 0 wen als penhouders, die daarbij de gekromde gedeelten 58 in de broden 4 hebben doen dringen. In de daaruit resulterende situatie weergegeven in figuur 3A kan weer ofwel het frame 2 neergelaten worden ofwel het frame 50 geheven worden om de broden 4 daadwerkelijk uit de houders 3 te 35 lichten.

Zoals duidelijk te zien is in figuur 3A is het horizontale ruimtebeslag van de penhouders en de rotatie-

4' a·* .1^. yj λ A

i 'iJ ',r s i & I 10 assen daarvoor zeer beperkt, en nauwelijks meer dan de

breedte van een houder 3. Zoals te zien in figuur 3B

zullen de broden 4 op vele plaatsen langs hun lengte I kunnen worden aangegrepen. Men kan de opstelling wijzigen I 5 door pennen 56 uit de daarvoor bestemde busjes 55 te I verwijderen. Ook kan men tussen de houders 66a, 66b ge- I plaatste afstandbussen bijplaatsen of verwijderen voor het I wijzigen van de onderlinge afstand tussen de oppakpennen.

Claims (21)

1. Inrichting voor het uit langwerpige houders verwijderen van langwerpige bakprodukten, omvattend een gestel met een of meer steunen voor de houders, alsmede middelen voor het oppakken van de bakprodukten, welke 5 oppakmiddelen in pensteunen aangebrachte oppakpennen omvatten en middelen voor het tussen een uitgangsstand, waarin de oppakpennen vrij zijn van de bakprodukten, en een oppakstand, waarin de oppakpennen in het bakprodukt zijn gedrongen, bewegen van de oppakpennen, waarbij de 10 pensteunen in het gestel opgesteld zijn voor het aan de langszij den van de houders laten ingrijpen in de bakprodukten van de oppakpennen, waarbij voor althans een van de langszijden van de houders meerdere oppakpennen voorzien zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij voor beide langszijden van de houders meerdere oppakpennen voorzien zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de pensteunen voor de oppakpennen ingrijpend op althans 20 een van de langszijden van het bakprodukt op in onderlinge afstand verstelbare wijze zijn aangebracht op het gestel.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de pensteunen voor de oppakpennen ingrijpend op beide langszijden van het bakprodukt op in onderlinge afstand 25 verstelbare wijze zijn aangebracht op het gestel.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pensteunen voor de in de ene langszijde van het bakprodukt ingrijpende oppakpennen en de pensteunen voor de in de andere langszijde van het 30 bakprodukt ingrijpende oppakpennen in dwarsrichting van de houders op afstand van elkaar aangebracht zijn op het ' .1 ''~ï i 4 12. gestel.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de I pensteunen aangebracht zijn in hoofdzaak boven de houders.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij I 5 de oppakpennen danwel de pensteunen roteerbaar aangebracht H zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de I rotatieassen voor de oppakpennen in hoofdzaak parallel aan de langsas van de houder zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de oppakpennen voorzien zijn van een ingrijpuiteinde dat I concentrisch is ten opzichte de betreffende rotatieas.

10. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de I pensteunen aangebracht zijn in hoofdzaak aan weerszijden I 15 van de houders.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de oppakpennen lineair beweegbaar gehouden zijn door de pensteunen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de 20 oppakpennen recht zijn.

13. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, waarbij de pensteunen voor de in de ene langszijde van het bakprodukt ingrijpende oppakpennen en de pensteunen voor H de in de andere langszijde van het bakprodukt ingrijpende 25 oppakpennen in dwarsrichting van de houders met elkaar in hoofdzaak samenvallen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de pensteunen aangebracht zijn in hoofdzaak boven de houders.

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, waar- H 30 bij de oppakpennen danwel de pensteunen roteerbaar aange- bracht.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de H rotatieas voor de oppakpennen in hoofdzaak parallel aan de langsas van de houder is.

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, waar- H bij de oppakpennen voorzien zijn van een ingrijpuiteinde H dat concentrisch is ten opzichte de betreffende rotatieas.

18. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, waarbij de oppakpennen roteerbaar aangebracht zijn in de pensteunen.

19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de 5 rotatieas voor de oppakpennen in hoofdzaak parallel aan de langsas van de houder.is.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, waarbij de oppakpennen voorzien zijn van een ingrijpuiteinde dat concentrisch is ten opzichte de betreffende rotatieas.

21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts voorzien van middelen voor het ten opzichte van de pensteunen op of neer bewegen van de houders.

21. Inrichting voorzien van een of meer van de 15 in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij- gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. ; 1 α i 4