NL1010368C2

NL1010368C2 - Middel voor het afdekken van een bodemoppervlak.

Info

Publication number: NL1010368C2
Application number: NL1010368A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Theodorus J Adriaanse
Original assignee: Lac B V
Priority date: 1998-10-21
Filing date: 1998-10-21
Publication date: 2000-04-25
Also published as: HK1040159A1; ID29022A; DE69909314D1; MXPA01003993A; JP2002527084A; EP1122996A1; PL347393A1; ZA200103140B; EP1122996B1; WO2000022916A1; ATE243922T1; CN1324210A; BR9914700A; OA11668A; NO20011979D0; IL142718A0; DK1122996T3; AU6372499A; CA2347157A1; KR20010087376A

Description

Korte aanduiding: Middel voor het afdekken van een bodemoppervlak.

Beschrijving.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een middel 5 voor het afdekken van een bodemoppervlak, dat water, koolzwart, een bindmiddel, een versterkend middel en vezels bevat.

Een dergelijk middel is bekend uit Nederlands octrooi nr. 1002374, en wordt gebruikt om de groei van onkruid te voorkomen. Daartoe wordt het bekende middel in een vloeibare vorm aangebracht op een 10 in hoofdzaak van onkruid ontdane bodem waarin reeds gewenste sierplanten of teeltplanten groeien. Een bindmiddel, bijvoorbeeld waterglas, is aanwezig om de vloeibare vorm van het middel homogeen te houden. Door uitdamping op de bodem wordt het middel vast, en voorkomt het de groei van onkruid, doordat het onder meer door de aanwezigheid van koolzwart 15 de doorgang van licht belemmert, en zodoende de fotosynthese van eventueel ontkiemend onkruid remt. Een versterkend middel verleent stevigheid aan de gedroogde vorm van het middel. De vaste vorm van het middel is doorlaatbaar voor lucht en water. Een dergelijk middel is biologisch afbreekbaar en leidt niet tot milieuverontreiniging.

20 Uit onderzoek van aanvraagster is gebleken dat de werkzaamheid van het bekende middel niet volledig tevredenstellend is, aangezien het op de bodem aangebrachte bekende middel, vooral in vochtige toestand, te zwak is. Doordat het bovendien onvoldoende lichtdicht is, biedt het dan onvoldoende weerstand aan eventueel ontkiemend onkruid. 25 Doordat in het bekende middel ter versterking eiwitproducten aanwezig zijn, is het slechts beperkt houdbaar en veroorzaakt het bovendien geuroverlast bij het aanbrengen op de bodem.

Een middel dat in uitgedampte toestand leidt tot een beter afdekkende laag met hogere stevigheid en flexibiliteit kan worden 30 verkregen door de uitvinding, die is gekenmerkt doordat het als versterkend middel een ethyleenvinylacetaat-copolymeer omvat.

Gebleken is dat het het op de bodem aangebrachte en gedroogde middel door de aanwezigheid van ethyl eenvinylacetaat-copolymeer steviger en flexibeler is, hetgeen tot gevolg heeft dat de beloopbaarheid 35 aanzienlijk beter is. Een verhoogde beloopbaarheid is uiteraard gewenst, omdat de behandelde bodem dan bijvoorbeeld beter kan worden betreden om 1010368 2 handelingen te verrichten met de hierboven vermelde sierplanten of teeltplanten. Het middel volgens de uitvinding is ook langer werkzaam. Een bijkomend voordeel van ethyleenvinylacetaat-copolymeer is dat het de natsterkte bevordert.

5 Uit onderzoek aanvraagster blijkt dat het de voorkeur verdient dat het ethyleenvinylacetaat-copolymeer aanwezig is in een hoeveelheid van 1-20 gew.% van het middel.

Om het middel gedurende het transport naar de plaats van gebruik, of onder anderszins fysisch belastende omstandigheden, in 10 stand te houden is gebleken dat de aanwezigheid van xanthaangom de voorkeur verdient. Bijkomende voordelen van xanthaangom zijn dat het een thixotrope werking heeft en dat het een natuurlijk product is. Bijzonder goede resultaten worden verkregen wanneer als hulpmiddel xanthaangom aanwezig is in een hoeveelheid van 0,02-2 gew.% van het middel.

15 Als vezels zijn katoenvezels in het bijzonder geschikt.

Niet alleen zijn het natuurlijke, biologisch afbreekbare vezels, maar bovendien hebben ze ook een goede natsterkte. Bij voorkeur zijn in het middel natuurlijke vezels zoals katoenvezels aanwezig in een hoeveelheid van 0,2-6 gew.% van het middel.

20 Kokosvezels hebben niet alleen dezelfde goede eigenschappen als katoenvezels, maar bieden bovendien het voordeel dat ze het koolzwart beter hechten, zodat het gedroogde middel met kokosvezels nog minder licht doorlaat. Het verdient de voorkeur dat in het middel tevens kokosvezels aanwezig zijn in een hoeveelheid van 0,1-5 gew.% van 25 het middel.

Om de natsterkte van katoenvezels, die als zodanig reeds goed is, nog te verbeteren, verdient het de voorkeur dat een product voor het verbeteren van de natsterkte aanwezig is in een hoeveelheid van 0,01-1 gew.% van het middel. Een voorbeeld van een dergelijk middel is 30 een polyamidoamine/epichloorhydrinehars zoals Cartabond(merk).

Eventuele samenklontering van de vezels in het middel kan worden tegengegaan door de aanwezigheid van 0,05-5 gew.% van een oppervlakte-actieve stof, bijvoorbeeld een polysorbaat zoals Tween 80 (merk).

35 De groei van het eventueel ontkiemende onkruid kan nog doelmatiger worden geremd door in het middel een stof op te nemen die de 1010368 3 voor het ontkiemen noodzakelijke sporenelementen onbeschikbaar maakt door chelaatvorming. Voor dit doel verdient het de voorkeur dat het middel een chelerende stof bevat in een hoeveelheid van 0,01-1 gew.% van het middel. Een voorbeeld van een chelerende stof is EDTA of een zoutvorm 5 daarvan.

Het verdient aanbeveling dat het middel in op de bodem aangebrachte en gedroogde toestand zo weinig mogelijk gevoelig is voor brand. Uit onderzoek van aanvraagster is op verrassende wijze gebleken dat een duidelijk brandwerend effect wordt verkregen door als bindmiddel 10 kalium-waterglas te gebruiken. Het verdient de voorkeur dat het kalium-waterglas, dat de brandwerende eigenschappen verleent, aanwezig is in een hoeveelheid van 0,3-30 gew.% van het middel.

Om de noodzakelijke dichtheid van het middel beter te verzekeren, verdient het de voorkeur dat in het middel een vulmiddel 15 aanwezig is, bijvoorbeeld een (kalium,magnesium,ijzer,alumiminium)-silicaat zoals Mica 200(merk). Als drager voor het pigment koolzwart, en tevens als vulmiddel, kan aardappelzetmeel aanwezig zijn. Door de aanwezigheid van een plantaardige olie, zoals bijvoorbeeld soja-olie, kan de goede natsterkte van de katoenvezels nog worden verbeterd en kan tevens de kleur 20 van het middel worden versterkt.

De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het voorkomen van de groei van onkruid door een bodemoppervlak dat nagenoeg geen onkruid bevat, maar waarin gewenste sier-of teeltplanten groeien, af te dekken met een vloeibaar middel volgens 25 de uitvinding, en het middel vervolgens door uitdampen in een vaste toestand te brengen.

Bij voorkeur wordt het middel op de bodem aangebracht met behulp van een spuitinstallatie die een spuitlans met ten minste twee sproeikoppen met afzonderlijke toevoerleidingen heeft.

30 De onderhavige uitvinding heeft ook betrekking op een spuitinstallatie voor het versproeien van een vloeibaar middel die een pomp, een lucht-compressor en een spuitlans omvat.

Een dergelijke spuitinstallatie is eveneens bekend uit Nederlands octrooi nr. 1002374. Uit onderzoek van aanvraagster is gebleken 35 dat onder gebruikmaking van de bekende spuitinstallatie een spuitpatroon wordt verkregen dat onvoldoende is om de bodem met het middel af te dekken.

1010368 4

De spuitinstallatie volgens de onderhavige uitvinding is gekenmerkt doordat de spuitlans eindigt op een vertakking met ten minste twee sproeikoppen, die ieder afzonderlijk in verbinding staan met de pomp en met de lucht-compressor.

5 Om de sproeikoppen tijdens het aanbrengen van het middel tegen mechanische schade te beschermen, verdient het de voorkeur dat de sproeikoppen zijn beschermd door een met de spuitlans verbonden kapvormig orgaan. Een bijkomend voordeel van dit kapvormige orgaan is dat het met behulp daarvan mogelijk wordt de bestaande beplanting van sier- en/of 10 teeltgewassen bij het aanbrengen van het middel enigszins opzij te duwen, om het middel aan de voet van de planten te kunnen aanbrengen, zonder dat het middel op noemenswaardige wijze op bijvoorbeeld de bladeren van de bestaande planten terecht komt.

In de bijgevoegde tekening is een voorbeeld van een 15 uitvoering van de spuitinstallatie volgens de onderhavige uitvinding voorgesteld. In een houder (1) is vloeibaar middel aanwezig dat op bekende wijze met behulp van een pomp (2) en een lucht-compressor (3) in spuitlans (4) wordt gevoerd. De lucht wordt via pijl (11a) aangezogen en met behulp van compressor (3) naar sproeikoppen (6, 7) gevoerd. De luchtleiding 20 volgens pijl (11a) eindigt op een vertakking (5), waarvan de uiteinden uitmonden in twee sproeikoppen (6, 7). Het middel wordt met behulp van pomp (2) via afzonderlijke leidingen volgens pijl (11b) naar sproeikoppen (6, 7) gevoerd. De sproeikoppen (6, 7) zijn ieder afzonderlijk voorzien van toevoerleidingen (9) voor het toevoeren van lucht en toevoerleidingen 25 (12) voor het toevoeren van het middel. De sproeikoppen zijn eventueel beschermd door een kapvormig orgaan (8), dat bijvoorbeeld bestaat uit aluminium. Bij het op de bodem aanbrengen van het middel kan de spuitlans (4) worden bewogen met handvatten (10).

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht 30 aan de hand van de hiernavolgende voorbeelden.

Voorbeelden.

Voorbeeld 1.

De hiernavolgende bestanddelen werden in de aangegeven volgorde grondig gemengd: water (90,8 gew.%), katoenvezels (2 gew.%), 35 kalium-waterglas (3,4 gew.%), koolzwart (0,2 gew.%) en ethyleenvinyl-acetaat-copolymeer (3,6 gew.%).

1010368 5

Het donker gekleurde middel werd met een spuitinstal-latie aangebracht op een bodem waarin sierplanten groeiden en die nagenoeg was ontdaan van onkruid. Door verdampen werd het middel uitgehard en remde het gedurende één jaar de groei van onkruid. Het middel was goed 5 beloopbaar, zodat de sierplanten in de loop van het jaar konden worden behandeld.

Voorbeeld 2.

Op dezelfde wijze als beschreven in Voorbeeld 1 werd een vloeibaar middel bereid dat dezelfde bestanddelen bevatte, behalve 10 dat de hoeveelheid water 90,6 gew.% bedroeg en dat vóór het toevoegen van het copolymeer een hoeveelheid van 0,2 gew.% xanthaangom werd bijgemengd.

Het aldus verkregen middel kon langer worden instandgehouden, en bleek ook bestand te zijn tegen de mechanische invloeden van een langdurig transport naar de plaats van het toepassen 15 van het middel.

Voorbeeld 3.

Een vloeibaar middel werd bereid door het grondig mengen van de hiernavolgende bestanddelen: water (76,2 gew.%), koolzwart (0,2 gew.%), katoenvezels (2,5 gew.%), xanthaangom (0,2 gew.%), EDTA-2 Na 20 (0,1 gew.%), kalium-waterglas (3,4 gew.%), Tween 80(merk) (0,5 gew.%), aardappelzetmeel (2,4 gew.%), plantaardige olie (0,9 gew.%) en tenslotte ethyleenvinylacetaat-copolymeer (3,6 gew.%).

Het aldus verkregen middel was veel donkerder dan de middelen volgens Voorbeelden 1 en 2.

25 Voorbeeld 4.

Een vloeibaar middel werd bereid door het grondig mengen van de hiernavolgende bestanddelen: water (76,2 gew.%), koolzwart (0,2 gew.%), katoenvezels (2,0 gew.%), kokosvezels (1,5 gew.%), xanthaangom (0,2 gew.%), EDTA-2 Na (0,1 gew.%), kal ium-watergl as (3,4 gew.%), Mica-200 30 (merk) (0,2 gew.%) en tenslotte ethyleenvinylacetaat-copolymeer (3,6 gew.%).

Voorbeeld 5.

35 Een vloeibaar middel werd bereid door het grondig mengen van de hiernavolgende bestanddelen: water (78,9 gew.%), koolzwart 1010368 6 (0,2 gew.%), katoenvezels (2,0 gew.%), kokosvezels (1,5 gew.%), xanthaangom (0,2 gew.%), EDTA-2 Na (0,1 gew.%), kalium-waterglas (3,4 gew.%), Mica-200 (merk) (0,2 gew.%), Cartabond(merk) (0,1 gew.%) en tenslotte ethyleenvinyl-acetaat-copolymeer (3,6 gew.%).

5 Door de aanwezigheid van het laatstvermelde bestanddeel hadden de natuurlijke vezels een duidelijk hogere natsterkte.

101C368

Claims

1. Middel voor het afdekken van een bodemoppen/!ak, dat water, koolzwart, een bindmiddel, een versterkend middel en vezels bevat, 5 met het kenmerk, dat het als versterkend middel een ethyleenvinylacetaat-copolymeer omvat.

2. Middel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ethyleenvinylacetaat-copolymeer aanwezig is in een hoeveelheid van 1-20 gew.% van het middel.

3. Middel volgens conclusie 1 of conclusie 2, met het kenmerk, dat als hulpmiddel xanthaangom aanwezig is in een hoeveelheid van 0,02-2 gew.% van het middel.

4. Middel volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat in het middel natuurlijke vezels zoals katoenvezels aanwezig zijn in 15 een hoeveelheid van 0,2-6 gew.% van het middel.

5. Middel volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat tevens kokosvezels aanwezig zijn in een hoeveelheid van 0,1-5 gew.% van het middel.

6. Middel volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, 20 dat het een product voor het verbeteren van de natsterkte van de vezels bevat in een hoeveelheid van 0,01-1 gew.% van het middel.

7. Middel volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het een oppervlakte-actieve stof bevat in een hoeveelheid van 0,05-5 gew.% van het middel.

8. Middel volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het een chelerende stof bevat in een hoeveelheid van 0,01-1 gew.% van het middel.

9. Middel volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat als bindmiddel kalium-waterglas aanwezig is in een hoeveelheid van 30 0,3-30 gew.% van het middel.

10. Middel volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat tevens een hulpmiddel behorende tot de groep bestaande uit aardappelzetmeel, een plantaardige olie, en/of een vulmiddel aanwezig is.

11. Werkwijze voor het voorkomen van de groei van onkruid 35 door een bodemoppervlak dat nagenoeg geen onkruid bevat, maar waarin gewenste sier- of teeltplanten groeien, af te dekken met een vloeibaar 1010368 middel dat water, koolzwart, een bindmiddel en vezels bevat, en het middel vervolgens door uitdampen in een vaste toestand te brengen, met het kenmerk, dat het middel volgens een der conclusies 1-10 wordt toegepast.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat 5 het middel op de bodem wordt aangebracht met behulp van een spuitinstalla- tie die een spuitlans met ten minste twee sproeikoppen met afzonderlijke toevoerleidingen heeft.

13. Spuitinstallatie voor het versproeien van een vloeibaar middel voor het afdekken van een bodemoppervlak, die een pomp, een lucht- 10 compressor en een spuitlans omvat, met het kenmerk, dat de spuitlans eindigt op een vertakking met ten minste twee sproeikoppen, die ieder afzonderlijk in verbinding staan met de pomp en met de 1ucht-compressor.

14. Spuitinstallatie volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de sproeikoppen zijn beschermd door een met de spuitlans verbonden 15 kapvormig orgaan. 1010368