NL1010358C2 - Emmerbeugelmachine. - Google Patents

Emmerbeugelmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL1010358C2
NL1010358C2 NL1010358A NL1010358A NL1010358C2 NL 1010358 C2 NL1010358 C2 NL 1010358C2 NL 1010358 A NL1010358 A NL 1010358A NL 1010358 A NL1010358 A NL 1010358A NL 1010358 C2 NL1010358 C2 NL 1010358C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
handle
module
bucket
rod
plate
Prior art date
Application number
NL1010358A
Other languages
English (en)
Inventor
Willem Teunis Verwoerd
Original Assignee
Brink Bv Van Den
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Brink Bv Van Den filed Critical Brink Bv Van Den
Priority to NL1010358A priority Critical patent/NL1010358C2/nl
Priority to DK99203384T priority patent/DK1002733T3/da
Priority to DE1999602736 priority patent/DE69902736T2/de
Priority to EP19990203384 priority patent/EP1002733B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1010358C2 publication Critical patent/NL1010358C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21FWORKING OR PROCESSING OF METAL WIRE
    • B21F5/00Upsetting wire or pressing operations affecting the wire cross-section
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21FWORKING OR PROCESSING OF METAL WIRE
    • B21F45/00Wire-working in the manufacture of other particular articles
    • B21F45/004Mounting bails on containers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D25/00Details of other kinds or types of rigid or semi-rigid containers
    • B65D25/28Handles
    • B65D25/32Bail handles, i.e. pivoted rigid handles of generally semi-circular shape with pivot points on two opposed sides or wall parts of the conainter

Description

*
Titel: Emmerbeugelmachine
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van een metalen hengsel en het plaatsen van dat hengsel op een emmer. Op zichzelf zijn uit de praktijk inrichtingen bekend met behulp waarvan emmers 5 uit kunststof van een hengsel uit metaal kunnen worden voorzien. De bekende inrichtingen zijn echter zogenaamde dedicated machines die speciaal voor een specifieke emmer met een daarbij behorende specifiek hengsel zijn vervaardigd. De machines kunnen niet eenvoudig geschikt 10 gemaakt worden voor het verwerken van andere typen emmers met anders gevormde hengsels.
De uitvinding beoogt een inrichting van een totaal nieuw ontwerp die op eenvoudige wijze geschikt is te maken voor het verwerken van verschillende typen emmers en 15 verschillende typen hengsels.
De uitvinding verschaft hiertoe een inrichting die is voorzien van een emmerverplaatsingsmodule voor het aanvoeren van hengselloze emmers en het afvoeren van van hengsels voorziene emmers, een hengselvervaardigingsmodule 20 voor het uit metalen staafelementen vervaardigen van hengsels, een staaftoevoermodule voor het toevoeren van metalen staafelementen aan de hengselvervaardigingsmodule en een hengselmontagemodule voor het monteren van een hengsel op een hengselloze emmer.
25 Als gevolg van de modulaire opbouw kan bijvoorbeeld een buigkop van de hengselvervaardigingsmodule eenvoudig worden uitgewisseld voor een ander exemplaar dat geschikt is voor het vervaardigen van hengsels met een andere vorm en/of afmeting. De modulaire opbouw verschaft derhalve de 30 mogelijkheid van een hoge mate van flexibiliteit.
Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is het bijzonder gunstig wanneer de staaftoevoermodule omstelbaar is voor het toevoeren van staafelementen met verschillende lengtes, waarbij de hengselvervaardigings- 1010358 2 module omstelbaar is voor het vervaardigen van hengsels van verschillende afmetingen en/of vormen, waarbij de emmerverplaatsingsmodule omstelbaar is voor het toe-respectievelijk afvoeren van emmers met verschillende 5 afmetingen.
Bij een dergelijke uitvoering behoeft niet een gehele module te worden uitgewisseld maar kan de module worden omgesteld ter verwerking van bijvoorbeeld staafelementen van verschillende lengtes en emmers van 10 verschillende afmetingen en/of vormen.
Eventueel kunnen de hengsels worden voorzien van een handvat. Hiertoe dient de inrichting volgens een nadere uitwerking van de uitvinding te zijn voorzien van een handvattoevoermodule voor het toevoeren van handvatten aan 15 de hengselvervaardigingsmodule.
Zoals bekend zijn bij emmers waarvan de hengsels zijn vervaardigd uit metalen staven, de uiteinden van deze hengsels veelal voorzien van een knopvormige verdikking. Deze knopvormige verdikking werd bij de bekende 20 inrichtingen met grote kracht gevormd. Min of meer op de wijze waarop de kop aan een klinknagel wordt gevormd. Bij deze bekende methode voor het vervaardigen van de knopvormige uiteinden, dient de staaf zeer stevig te worden ingeklemd, hetgeen tot beschadiging van de staaf en daarmee 25 tevens tot beschadiging van het uiteindelijk uit de staaf te vormen hengsel leidt. Aangezien bij het vormen van de knopvormige uiteinden veelal gebruik werd gemaakt van hydraulische persinrichtingen, bestaat verder het gevaar dat hydrauliekolie de emmers vervuilt. Ook kunnen bij het 30 bekende knopvormingsproces vrijkomende metaaldeeltjes van de staafelementen loslaten en in het inwendige van de emmers belanden. Aangezien de emmers vaak worden gebruikt voor het verpakken van voedsel, is een dergelijke vervuiling bijzonder ongewenst.
35 Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding wordt deze problematiek opgelost doordat de 1010858 3 hengselvervaardigingsmodule een tweetal knopvormingskoppen omvat die tegenover elkaar zijn opgesteld en elk roteerbaar zijn rond een gemeenschappelijke rotatiehartlijn en axiaal verplaatsbaar zijn opgesteld in de richting van de 5 rotatiehartlijn, waarbij de knopvormingskoppen elk zijn voorzien van een knopvormingselement en ten minste één steunelement waarbij het knopvormingselement is voorzien van een vormoppervlak dat de rotatiehartlijn snijdt en een hoek insluit met de rotatiehartlijn, waarbij het ten minste 10 ene steunelement bestemd is voor aanligging tegen het manteloppervlak van het staafelement voor het opvangen van door het vormoppervlak op het staafuiteinde uitgeoefende krachten.
Door de rotatie van de koppen en de daarbij op het 15 staafuiteinde uitgeoefende drukkracht, die via het vormoppervlak wordt overgedragen, zal zich op zeer geleidelijke wijze een knop aan het uiteinde van de staaf vormen met een uitstekende kwaliteit. De knop heeft een bijzonder glad oppervlak, zodat plaatsing van de staaf in 20 de emmer gemakkelijk zal geschieden. Bovendien behoeft het manteloppervlak van de staaf niet met grote kracht te worden ingeklemd, zodat beschadigingen van dit manteloppervlak niet optreden. Het knopvormingsproces verloopt dermate geleidelijk en krachtarm dat er geen 25 metaaldeeltjes van de staafelementen vrijkomen en bovendien het gebruik van hydrauliekolie ten behoeve van het opwekken van grote krachten achterwege kan blijven.
Bij de met de bekende emmerbeugelmachines vervaardigde hengsels werd het staafelement in een zekere 30 fase van het proces gebogen ter vorming van een hengsel. Zoals bekend heeft metaal elastische eigenschappen. Als gevolg hiervan dient ter vorming van een hengsel met een zekere kromming, de staaf tijdens de buigbewerking te worden gebogen met een sterkere kromming. Na deze 35 buigbewerking zal de staaf als gevolg van de elasticiteit enigszins terugveren. Daarbij werd de sterkere kromming 1010358 4 tijdens de buigbewerking zodanig gekozen dat de terugvering zodanig was dat een hengsel werd verkregen met de beoogde kromming. Dit is van groot belang aangezien de kromming de afstand tussen de twee uiteinden van de staaf bepaalt.
5 Indien deze afstand niet past bij de diameter van de emmer, zal het hengsel in gemonteerde toestand niet eenvoudig ten opzichte van de emmer kunnen verzwenken. In de praktijk vormt dit een aanzienlijk probleem aangezien niet alle staven over eenzelfde mate van elasticiteit beschikken.
10 Zelfs binnen een batch staafelementen kunnen hierin aanzienlijke afwijkingen optreden. Voor deze problematiek verschaft een nadere uitwerking van de onderhavige uitvinding de oplossing doordat de hengselvervaardigings-module is voorzien van een buigeenheid, met behulp waarvan 15 het staafelement tot hengsel wordt gebogen, waarbij de buigeenheid is voorzien van een relaxatievoorziening die is ingericht voor het doorvoeren van een aantal plastische vervormingshandelingen, waarbij de vervormingshandelingen uiteindelijk geen definitieve vervorming tot stand brengen, 20 maar slechts een relaxatie bewerkstelligen van de in het gebogen staafelement aanwezige spanningen als gevolg van de door de buigeenheid doorgevoerde verbuiging van het staafelement.
De plastische vervormingen die door de 25 relaxatievoorziening worden uitgevoerd, worden door diezelfde relaxatievoorziening in daaropvolgende plastische vervormingshandelingen weer ongedaan gemaakt. Als gevolg van het op deze wijze behandelen van het tot hengsel gebogen staafelement zullen de als gevolg van het buigen in 30 het hengsel aanwezige spanningen grotendeels worden weggenomen. Dit heeft als groot voordeel, dat bij het buigen van de staaf tot hengsel de kromming kan worden gekozen waarover het hengsel uiteindelijk dient te beschikken. De elastische terugveereigenschappen van de tot 35 hengsel gebogen staaf worden immers weggenomen onder 1010358 5 invloed van de plastische vervormingshandelingen die de relaxatievoorziening uitvoert.
Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna, onder 5 verwijzing naar de tekening, aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld verder worden besproken.
Fig. 1 toont een zij-aanzicht van een emmer volgens een eerste uitvoeringsvoorbeeld; fig. 2 toont een zij-aanzicht van een emmer volgens 10 een tweede uitvoeringsvoorbeeld; fig. 3, 3A tonen respectievelijk een voor- en zijaanzicht van een machine voor het vormen en plaatsen van een hengsel op een emmer; fig. 4 en 4A tonen een voor- en zij-aanzicht van het 15 frame van de in fig. 3 weergegeven machine; fig. 5 en 5A tonen een voor- en zij-aanzicht van de staaftoevoermodule, de handvattoevoermodule en een gedeelte van de hengselvervaardigingsmodule; fig. 6, 6A en 6B tonen een voor- en zij-aanzicht van 20 de staaf-, respectievelijk handvattoevoermodule alsmede een deel van de hengselvervaardigingsmodule; fig. 7A-7C tonen de werking van een deel van de staaftoevoermodule; fig. 8 toont een zij-aanzicht van de opnameschijf 25 aan de bovenzijde van de staaftoevoermodule; fig. 9A-9C tonen de werking van een deel van de handvattoevoermodule; fig. 10 toont een zijaanzicht van de schijf die zich aan de bovenzijde van de handvattoevoermodule bevindt; 30 fig. 11 en 11A tonen een voor- en zij-aanzicht van een gedeelte van de hengselvervaardigingsmodule; fig. 12 toont een doorsnede-aanzicht van de knopvormingskop; fig. 12A toont een rechter zij-aanzicht van de in 35 fig. 12 in doorsnede weergegeven knopvormingskop; 1010358 6 fig. 13 toont de wijze waarop een knop aan een staafuiteinde wordt gevormd; fig. 14 en 14A tonen een voor- en zij-aanzicht van een ander gedeelte van de hengselvervaardigingsmodule voor 5 het buigen van de staaf met daaraan gevormde knopvormige uiteinden; fig. 15 en 15A tonen het in fig. 14 weergegeven gedeelte van de hengselvervaardigingsmodule in meer detail; fig. 16, 16A en 16B tonen respectievelijk een voor-, 10 zij- en doorsnede-aanzicht van een arm van het in fig. 15 weergegeven gedeelte van de hengselvervaardigingsmodule; fig. 17A-17F toont de verschillende fasen van het buigen van de staaf tot een hengsel en het omzetten van de uiteinden daarvan; 15 fig· 17G toont een vooraanzicht van de rechter omzetkop; fig. 171 toont een linkerzij-aanzicht van de in fig. 17G weergegeven omzetkop; fig. 17H toont een rechterzij-aanzicht van de in 20 fig. 17G weergegeven; fig. 17K1-17K5 tonen een vooraanzicht van de omzetkop tijdens de verschillende buigstadia; fig. 17J1-17J5 tonen een doorsnede-aanzicht over lijn J-J uit fig. 17H in de verschillende buigstadia; 25 fig. 17L1 toont het linkerzij-aanzicht van de omzetkop voor aanvang van het buigproces; fig. 17L5 toont een linkerzij-aanzicht van de omzetkop na afloop van het buigproces; fig. 18 toont de relaxatievoorziening van de 30 hengselvervaardigingsmodule; fig. 19 toont een doorsnede over lijn XIX-XIX van de in fig. 18 weergegeven hengselvervaardigingsmodule; fig. 20 toont een uitslag van de aanligelementen van de relaxatievoorziening tijdens het relaxatieproces; 35 fig. 21 en 2IA tonen een overnamemechanisme voor het verplaatsen van een staafelement vanuit de knopvormings- 1010358 7 koppen naar de buiginrichting van de hengselvervaardigings-module; fig. 22 en 22A tonen het overnamemechanisme in meer detail; 5 fig. 23 en 23A tonen de hengselmontagemodule voor het opnemen van het gebogen hengsel uit de buiginrichting en het overbrengen van dit hengsel naar de emmer; fig. 24 en 24A tonen de wijze waarop de in fig. 23 en 23A weergegeven mengselmontagemodule is gepositioneerd 10 ten opzichte van de buiginrichting van de hengselvervaar-digingsmodule en de emmer waarin een gevormd hengsel dient te worden geplaatst; fig. 25 en 25A tonen respectievelijk een zij- en bovenaanzicht van de hengselmontagemodule; 15 fig. 26A-26E tonen de verschillende fasen van het opnemen van een hengsel en het plaatsen van dit hengsel op een emmer; fig. 27 en 27A tonen een voor- en zij-aanzicht van de staaftoevoermodule, de handvattoevoermodule, de 20 hengselvervaardigingsmodule en het overnamemechanisme voor het overnemen van een staaf uit de knopvormingskoppen en het brengen van deze staaf naar de buig/relaxatievoor-ziening; fig. 28 en 28A tonen een voor- en zijaanzicht van 25 het frame met een invoertransporteur; fig. 29 en 29A tonen een voor- en zijaanzicht van de ophefeenheid in het frame; fig. 30 toont een zijaanzicht van de ophefeenheid in meer detail; 30 fig. 31 en 3IA tonen een voor- en zij-aanzicht van de in horizontale richting verplaatsbaar opgestelde steunplaat; fig. 32 toont een bovenaanzicht van de in horizontale richting verplaatsbare steunplaat; 1010358 8 fig. 33 en 33A tonen een voor- en zij-aanzicht van een in verticale richting verplaatsbare roteerbare centreerplaat; fig. 34 toont een zij-aanzicht van de in de fig. 33 5 weergegeven centreerplaat in meer detail; fig. 35 toont een bovenaanzicht van de in fig. 34 weergegeven centreerplaat; fig. 36 en 36A tonen een voor- en zij-aanzicht van een stapeleenheid; 10 fig· 37 toont een vooraanzicht van de stapeleenheid in meer detail; fig. 38 toont een zijaanzicht van de stapeleenheid in meer detail; fig. 39 en 39A tonen een voor- en zij-aanzicht van 15 de afvoertransporteur; fig. 40 en 40A tonen de diverse onderdelen van de emmerverplaatsingsmodule in samenhang met elkaar, waarbij tevens de hengselmontagemodule is weergegeven.
Het hierna te beschrijven uitvoeringsvoorbeeld van 20 een inrichting volgens de uitvinding is met name bestemd voor emmers zoals weergegeven in fig. 1 en 2. De emmer is voorzien van een emmerlichaam E en een hengsel H. Het hengsel H is bevestigd aan de emmerrand R van het emmerlichaam E. Eventueel kan op het hengsel H nog een 25 handvat G zijn bevestigd, hetgeen is weergegeven in fig. 1. Zoals duidelijk is weergegeven, is het hengsel H aan de vrije uiteinden voorzien van knopvormige verdikkingen K die ervoor zorgen dat de uiteinden van het hengsel H niet uit de emmerrand R kunnen glijden. Het hengsel H wordt gevormd 30 uit een metalen staaf S en wordt na het aanvormen van de knopvormige verdikkingen en het uitvoeren van de verschillende buighandelingen geplaatst op het emmerlichaam E. Al deze werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van de inrichting volgens de uitvinding waarvan een 35 uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven in fig. 3 en 3A in respectievelijk voor- en zijaanzicht.
1 0 1 03 58 9
Gezien het grote aantal onderdelen waaruit de inrichting is opgebouwd, zullen hierna de diverse onderdelen apart worden besproken aan de hand van de tekeningen. Hiertoe zijn telkens in soortgelijke 5 overzichtsfiguren als weergegeven in fig. 3 en 3A de posities van de betreffende individuele onderdelen ten opzichte van het frame weergegeven onder weglating van de andere onderdelen van de inrichting.
Het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld toont een 10 inrichting die is voorzien van een emmerverplaatsingsmodule voor het aanvoeren van hengselloze emmerlichamen E en voor het afvoeren van van hengsels H voorziene emmers E. De inrichting omvat verder een hengselvervaardigingsmodule 150-180 voor het uit metalen staafelementen S vervaardigen 15 van hengsels H. Verder is de inrichting voorzien van een staaftoevoermodule 90-110 voor het toevoeren van metalen staafelementen S aan de hengselvervaardigingsmodule 150-1250. Tenslotte is een hengselmontagemodule 260 voorzien voor het monteren van een hengsel H op het 20 hengselloze emmerlichaam E.
Fig. 4 en 4A tonen een voor- en zijaanzicht van het frame 10 van de inrichting. Fig. 5 en 5A tonen een soortgelijk aanzicht als weergegeven in fig. 4 en 4A, waarbij de staaftoevoermodule 90-110, een gedeelte 150-180 25 van de hengselvervaardigingsmodule en de handvattoevoer-module 120-140 voor het toevoeren van handvatten G aan de hengselvervaardigingsmodule 150-180 zijn weergegeven. Fig.
5 en 5A dienen slechts voor de weergave van de positionering van deze onderdelen in het frame 10. Voor een 30 nauwkeurige weergave van de genoemde onderdelen zij verwezen naar fig. 6, 6A, 6B, 7A, 7B, 7C, 8, 9A, 9B, 9C, 10, 11, 11A, 12, 12A en 13 onder verwijzing waarvan de hierna volgende beschrijving plaatsvindt.
De staaftoevoermodule 90-110 omvat een 35 opvoerinrichting 90 die is voorzien van dakpansgewijs tegen elkaar gelegen plaatelementen 100. Met behulp van een 1010358 10 aandrijving 101 kunnen de posities van de dakpansgewijs tegen elkaar gelegen plaatelementen 100 ten opzichte van elkaar worden verschoven. Een aantal verschillende posities is weergegeven in fig. 7A-7C. Zoals duidelijk uit deze 5 opeenvolgende figuren blijkt, kan door de onderlinge verplaatsing van de dakpansgewijs tegen elkaar gelegen plaatelementen 100 een staaf S geleidelijk worden opgevoerd. Een dergelijke wijze van opvoeren van staaf-elementen heeft tot bijzonder voordeel dat aan de 10 bovenzijde van de opvoerinrichting 90 telkens slechts één staafelement tegelijk wordt aangevoerd. Immers, de breedte van de bovenrand 105 van de dakpansgewijs tegen elkaar gelegen plaatelementen 100 is zodanig dat hier slechts één staaf S op kan worden geplaatst. Mochten aan de onderzijde 15 van de opvoerinrichting 90 van de staaftoevoermodule
bijvoorbeeld twee staven S worden opgenomen, dan valt één van deze twee staven tijdens het opvoerproces weer naar beneden. Bovendien heeft deze wijze van opvoeren tot voordeel dat kromme staven S tijdens het opvoerproces naar 20 beneden zullen vallen, zodat uiteindelijk slechts rechte staven S verder zullen worden verwerkt. Aan de bovenzijde van de opvoerinrichting 90 bevinden zich schijven 110 voor opname van de staafelementen S. De schijf 110 is in detail weergegeven in fig. 8. Aan de omtrekszijde is elke schijf 25 110 voorzien van uitsparingen 111 waarin een staaf S
opneembaar is. De schijf 110 roteert intermitterend, zodat telkens een uitsparing 111 gereed staat voor het opnemen van een volgend staafelement S. Opgemerkt zij dat de staaftoevoermodule 90-110 is voorzien van twee 30 opvoerinrichtingen 90, 90' waarvan de onderlinge afstand instelbaar is, zodat staafelementen S met verschillende lengtes kunnen worden verwerkt. Het spreekt vanzelf dat bij het omstellen van de onderlinge positie van de opvoerinrichtingen 90, 90' tevens de schijven 110 moeten 35 worden omgesteld door verplaatsing daarvan langs de as 112.
1010358 11
De handvattoevoermodule 120-140 omvat eveneens een opvoerinrichting 120 die is voorzien van dakpansgewijs tegen elkaar gelegen plaatelementen 130. De werking van deze opvoerinrichting 120 is vergelijkbaar met de 5 opvoerinrichting 90 van de staaftoevoermodule 90-110. Fig. 6B toont het zij-aanzicht van de handvattoevoermodule, waaruit duidelijk blijkt dat de dakpansgewijs tegen elkaar gelegen plaatelementen 130 daarvan over een grotere breedte beschikken dan die van de staaftoevoermodule 90-110. Aan de 10 bovenzijde van de opvoerinrichting 120 van de handvattoevoermodule bevindt zich eveneens een schijf 140 voor opname van handvatten G. De dakpansgewijs tegen elkaar gelegen plaatelementen 130 en de onderlinge positieveranderingen daarvan zijn nog eens duidelijk 15 weergegeven in fig. 9a-9c. Uit deze figuren blijkt duidelijk of een handvat G op de bovenzijde 135 van een plaatelement 130 rust en van de bovenrand 135 van een lagergelegen plaatelement 130 wordt overgedragen op de bovenrand 135 van een hogergelegen plaatelement 130. Ter 20 verduidelijking is in fig. 10 nog de opnameschijf 140 voor de handvatten G weergegeven. Deze opnameschijf 140 is aan zijn omtrek voorzien van uitsparingen 141 waarin telkens één handvat G opneembaar is Nadat een staafelement S en een handvat G zijn opgevoerd en in de respectieve schijven 25 110, 140 zijn opgenomen, wordt het staafelement in axiale richting naar rechts bewogen door daartoe aanwezige middelen. Het staafelement S schuift daarbij door het handvat G, zodat het handvat G ongeveer in het midden van het staafelement S is gepositioneerd.
30 In de nabijheid van de schijven 140 bevindt zich tevens een gedeelte 150-180 van de hengselvervaardigings-module. Deze hengselvervaardigingsmodule is namelijk voorzien van een tweetal knopvormingskoppen 150, 160 met behulp waarvan de knopvormige verdikkingen K aan de 35 uiteinden van het staafvormige element S worden gevormd. De schijven 110, 140 brengen een staafvormig element S al dan 1010358 12 niet met een daarop gemonteerd handvat G in een positie die ligt in het verlengde van de rotatiehartlijn van de knopvormingskoppen 150, 160. Met behulp van een klem 165 (zie fig. 11, 11A) wordt het staafelement S tegen de 5 schijven 110 aangedrukt teneinde meedraaien en axiale verschuiving van het staafelement S tijdens, respectievelijk na het knopvormingsproces te verhinderen.
De knopvormingskoppen 150, 160 zijn in axiale richting A verplaatsbaar opgesteld en zijn roteerbaar. De klem 165 10 wordt bekrachtigd door een zuiger/cilindersamenstel 166 of door uitoefening van een veerkracht. De knopvormingskop 150 is in detail weergegeven in fig. 12. De knopvormingskop 150, 160 is voorzien van een knopvormingselement 170 dat roteerbaar is gelegerd in de roteerbare kop 150. Het knop-15 vormingselement 170 is voorzien van een vormoppervlak 175 dat de rotatiehartlijn L van de kop 150 snijdt en daarmee een hoek insluit. Verder is de kop 150, 160 voorzien van steunelementen 180 die bestemd zijn voor aanligging tegen het manteloppervlak van het staafelement S voor het 20 opvangen van de door het vormoppervlak 175 op het staaf- uiteinde uitgeoefende krachten. Door rotatie van de kop 150 en het uitoefenen van een geringe axiale kracht door het bewegen van de kop 150 in axiale richting A zal, zoals weergegeven in fig. 13, een verdikking K aan het uiteinde 25 van de staaf S worden gevormd. De kop 150 wordt aangedreven via een riemoverbrenging 151 door een motor 152. Voor de kop 160 is een aparte motor 162 voorzien. De axiale verplaatsing van de knopvormingskoppen 150, 160 is telkens tegengesteld gericht en wordt bewerkstelligd door een motor 30 153 die met behulp van een tweetal curves via twee stuurstangen de knopvormingskoppen 150, 160 in axiale richting verplaatst.
Na het vormen van de knopvormige verdikkingen K aan de staafuiteinden wordt de staaf met behulp van een 35 overbrengmechanisme 280 uit de uitsparingen 111 in de schijven 110 opgepakt en overgebracht naar een buigeenheid 1010358 τ 13 190-250. De positie van de buigeenheid 190-250 in het frame is weergegeven in fig. 14 en 14a, terwijl de constructieve details van de buigeenheid 190-250 is weergegeven in fig. 15, 15a, 16, 16a, 16b, 18, 19 en 20. De werking van de 5 buighandeling is weergegeven in fig. 17. Het overbreng- mechanisme 280 voor het verplaatsen van een staaf S uit de schijven 110 naar de buiginrichting 190-250 is weergegeven in fig. 21, 21A en in meer detail in fig. 22, 22a.
Het overbrengmechanisme (zie fig. 22) is voorzien 10 van een viertal klemmen 281 die zijn gemonteerd op een asstel 82 waarbinnen een stuuras 285 is opgenomen, waarbij de stuuras 285 met behulp van een zuiger/cilindersamenstel 286 kan worden geroteerd ten opzichte van de buitenas 282. De binnenas 285 is werkzaam verbonden met de klauwen 287 15 van de klemmen 281, zodat deze kunnen worden geopend en gesloten. Verder is dit gehele samenstel gemonteerd op een slee 284 die omhoog en omlaag beweegbaar is opgesteld langs een geleiding 283. De figuren 22 tonen de klemmen 281 in een bovenste stand in getrokken lijnen en in een benedenste 20 stand in stippellijnen. Vanuit de benedenste stand nemen de klemmen 281 de staaf op uit de uitsparingen 111 in de schijven 110. Vervolgens bewegen de klemmen omhoog in de bovenste stand, zodat de uiteinden van de klemmen in omzetkoppen 200 van armen 190 van de buigeenheid 190-250 25 worden opgenomen.
De armen 190 zijn verplaatsbaar verbonden met een framedeel 191 (zie fig. 15). Deze verbinding maakt een horizontale verplaatsing van de armen 190 naar elkaar toe en van elkaar af mogelijk. In de armen 190 zijn omzetkoppen 30 200 aangebracht met behulp waarvan de uiteinden van een staaf S over 90° kunnen worden omgezet. Ter verduidelijking is in fig. 16, 16a, 16B een enkele arm 190 in meer detail weergegeven. De omzetkop 200 is aan een vrij uiteinde voorzien van een groef waarin een staafuiteinde opneembaar 35 is. De omzetkop 200 is roteerbaar gelegerd in de arm 190 en wordt aangedreven met behulp van een tandriem 193 die met 1010358 14 behulp van een zuiger/cilindersamenstel 192 wordt aangedreven. Het zuiger/cilindersamenstel 192 en de tandriem 193 zijn opgenomen in de arm 190. Door verandering van de stand van het zuiger/cilindersamenstel 192 wordt de 5 riem 193 verplaatst, hetgeen een rotatie van de omzetkop 200 tot gevolg heeft. Aan de frameplaat 192 is verder een buigeenheid 215 opgehangen die in verticale richting verplaatsbaar is opgesteld. De buigeenheid 215 is hiertoe voorzien van een geleiding 216 waarvan de hoogteverstelling 10 plaatsvindt met behulp van een elektromotor 244 en een daarbij behorende tandriem 218. De buigeenheid omvat een buigkop 219 met een kromtestraal die overeenstemt met de beoogde kromtestraal van het hengsel H. De wijze waarop van de staaf S een hengsel H wordt gebogen, is weergegeven in 15 fig. 17.
De staaf S wordt opgenomen in de omzetkop 200, zoals weergegeven in fig. 17K1-17K5 en fig. 17J1-17J5. Fig. 17 G toont een vooraanzicht van de in fig. 17A-F rechts weergegeven omzetkop 200. Duidelijk is de inbrenggroef 201 20 te zien. Bij het plaatsen van de staaf S in de kop wordt deze via de inbrengopening van de groef 201 in de omzetkop 200 geplaatst. Uit het linker- en rechterzij aanzicht van de omzetkop 200 (figs. 171 en 17H) blijkt duidelijk dat de inbrenggroef 201 een sleutelgatvorm heeft. Uit de doorsnede 25 over lijn J-J uit fig. 17H, welke doorsnede is weergegeven in fig. 17J, blijkt duidelijk hoe de kop 200 is uitgevoerd ter hoogte van de staaf S. Duidelijk zichtbaar is het aanlegvlak 202 waar de knopvormige verdikking K van het staafelement S tijdens het buigproces tegenaan wordt 30 getrokken. Tevens is in het doorsnede-aanzicht duidelijk de neus 203 weergegeven die bij het omzetten van de uiteinden van de staaf S een cruciale rol speelt. Uit de vooraanzichten die zijn weergegeven in figs. 17K1-17K5 blijkt duidelijk dat na aanvang van het buigproces de staaf 35 S niet meer uit de omzetkop 200 kan worden weggenomen. Na afloop van het buigproces kan de staaf slechts in de i η ί n ^ £ p, * \j o 'vj 'J ij 15 langsrichting van het omgezette uiteinde uit de groef 201 worden geschoven. De sleutelgatvorm van de groef 201 verhindert het in voorwaartse richting uitnemen van de staaf S uit de omzetkop 200. Bij het buigproces vinden na 5 het inbrengen van de staaf S in de omzetkoppen 200 de volgende handelingen plaats: de omzetkoppen 200 worden een achtste slag gedraaid, zodat er een op wrijving gebaseerde aangrijping tussen de omzetkoppen 200 en de staaf ontstaat. Vervolgens wordt de buigeenheid 215 naar beneden bewogen 10 terwijl tegelijkertijd de armen 190 naar elkaar toe bewegen. Daarbij vindt tevens een verdere rotatie van de omzetkoppen 200 plaats, hetgeen duidelijk is weergegeven in fig. 17C, 17D, en fig. 17K2 en fig. 17K3. Teneinde de uiteinden van de staaf over 90° om te zetten, roteren de 15 omzetkoppen 200 nog een kwartslag verder, zodat de toestand in fig. 17E en 17K4 wordt bereikt. Vervolgens worden de omzetkoppen over 45° teruggedraaid, zodat de staaf S in axiale richting van het omgezette uiteinde daarvan uit de groef 201 in de omzetkop 200 kan worden bewogen en 20 vervolgens naar de emmer kan worden overgebracht. Als gevolg van het aanligvlak 202, waartegen de knopvormige verdikking K van de staaf S tijdens het buigproces wordt aangetrokken, vinden de buigbehandelingen van de staaf alsmede het omzetten van de uiteinden daarvan plaats onder 25 trekspanning. Als gevolg van deze in de staaf heersende trekspanning kunnen bijzonder strakke bochten in de staaf S worden gebogen. Wanneer in dit stadium de gebogen staaf S uit de omzetkoppen 200 van de armen 190 zou worden genomen, zou deze gedeeltelijk terugbuigen in verband met de in de 30 staaf aanwezige spanningen. Teneinde dit te verhinderen, is de vormkop 215 voorzien van een relaxatievoorziening.
De relaxatievoorziening is in meer detail weergegeven in fig. 18, 19 en 20. De relaxatievoorziening van de buigkop 219 omvat een aantal naast elkaar opgestelde 35 aanligelementen 220 die zijn voorzien van een opnamegleuf 230 voor het gedeeltelijk daarin opnemen van het gebogen 1010358 16 staafelement S. De aanligelementen 220 zijn beweegbaar opgesteld. In het onderhavige geval in een richting loodrecht op het vlak waarin de staaf S is gebogen. Elk aanligelement 220 is verder voorzien van een nokbaangroef 5 240 met een ruime inloopzijde en een ruime uitloopzijde.
Verder is de relaxatievoorziening voorzien van een roteerbaar aandrijfbare schijf 241 die een aantal nokken 250 draagt die in een richting loodrecht op het vlak waarin de gebogen staaf zich bevindt ten opzichte van elkaar 10 versprongen zijn aangebracht. Door rotatie van de schijf 241 bewegen de nokken 250 achtereenvolgens door de nokbaangroeven 240 van de naast elkaar gelegen aanligelementen 220, zodat de nokken 250 achtereenvolgens een verplaatsing aan de aanligelementen 220 opleggen. Als 15 gevolg van deze verplaatsing wordt de staaf S plaatselijk plastisch vervormd, waarbij deze vervormingshandelingen geen definitieve vervorming tot stand brengen, maar slechts een relaxatie bewerkstelligen van de in het gebogen staafelement S aanwezige spanningen als gevolg van de door 20 de buigeenheid doorgevoerde verbuiging van het staafelement S. De bij de relaxatiebewerking voorlopende nokken 250 leggen de grootste plastische vervorming op terwijl de nalopende nokken 250 een steeds kleinere vervorming opleggen totdat uiteindelijk in het geheel geen vervorming 25 meer aanwezig is. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is de schijf 241 slechts over de helft van zijn omtrek bezet met nokken 250. De andere helft van de omtrek is glad uitgevoerd. Fig. 19 toont een doorsnede-aanzicht waarin de schijf 241, de aanligelementen 220 en de nokken 250 30 zichtbaar zijn. Fig. 20 is een uitslag van de aanligelementen tijdens het vervormingsproces. In die uitslag is duidelijk te zien dat de vervorming links in de figuur nog groot is, terwijl de vervorming rechts in de figuur vrijwel nihil is. Het uitvoeringsvoorbeeld van de 35 buigkop, die is weergegeven in fig. 18-20 wijkt af van de buigkop 219 uit fig. 15 doordat de eerstgenoemde geschikt 1010358 17
is voor het vervaardigen van hengsels H zonder handgreep G, terwijl de tweede geschikt is voor het vervaardigen van hengsels H met handgreep G. De buigkop 219 uit fig. 15 is hiertoe voorzien van een persblok 217 dat omhoog en omlaag 5 verplaatsbaar is ten opzichte van de buigkop 219 en met behulp waarvan het hengsel H aan weerszijden van het handvat G van een knik kan worden voorzien ter beperking van de zijdelingse beweging van het handvat G. Fig. 15A toont nog de motor 242 met behulp waarvan de schijf 241 10 wordt aangedreven. Verder toont fig. 15A
nog een motor 243 met behulp waarvan het persblok 217 in verticale richting verplaatsbaar is.
Nadat het hengsel H aldus is gevormd, neemt een hengselmontagemodule 260 (zie fig. 23-25) voorzien van een 15 tweetal hengselmontagekoppen 265 het hengsel op uit de armen 190 van de buigeenheid 215. De positie van de hengselmontagemodule 260 ten opzichte van het frame is duidelijk weergegeven in fig. 23, 23A. Fig. 25 toont een zij-aanzicht van de hengselmontagemodule 260 in meer 20 detail, waarbij fig. 25A een bovenaanzicht toont van de hengselmontagemodule 260. De beide hengselmontagekoppen 265 zijn verbonden met de uiteinden van zwenkarmen 266. De hengselmontagekoppen 265 zijn elk voorzien van een buitencilinder 267 en een binnencilinder 268. Zie hiertoe 25 fig. 26a-26e. De buitencilinder 267 is roteerbaar ten opzichte van de binnencilinder 268. De buitencilinder 267 is voorzien van een rechte langsgroef en de binnencilinder 268 is voorzien van een spiraalvormige groef. Door rotatie van de buitencilinder 267 ten opzichte van de 30 binnencilinder 268 kunnen de uiteinden van een hengsel H door een hengselmontagekop 265 worden opgenomen en in axiale richting worden verplaatst. Bovendien kunnen de koppen 265 in zijn geheel met behulp van de zwenkarmen 266 worden verplaatst. Zowel de buitencilinder 267 als de 35 binnencilinder 268 zijn ten opzichte van de zwenkarmen 266 roteerbaar. De beweging van de zwenkarmen 266, de 1010358 18 buitencilinder 267 de binnencilinder 268 wordt bestuurd met behulp van een nokkenkast 269 die wordt aangedreven door een motor 270. Via een aantal tandriemoverbrengingen die door de armen 266 lopen, wordt de door de nokkenkast 269 5 gestuurde verplaatsing overgedragen aan de buitencilinder 267 en de binnencilinder 268. Fig. 26a-26e tonen de wijze waarop het hengsel wordt opgenomen uit de armen 190 van de buigeenheid en vervolgens weer worden geplaatst in de rand R van de emmer E waarin twee gaten voor opname van de 10 uiteinden van het hengsel H zijn voorzien. Bij het plaatsen van het hengsel H worden de uiteinden daarvan niet alleen in axiale richting naar elkaar toe gedrukt, maar wordt door een licht heen en weer verzwenken van de buitencilinder 267 tevens een soort wrikbeweging bewerkstelligd, waardoor de 15 knopvormige verdikkingen K gemakkelijker door de openingen in de rand R van de emmer E bewegen. De emmer E dient vanzelfsprekend wel nauwkeurig gepositioneerd te worden alvorens het hengsel hierin kan worden gemonteerd.
De inrichting is hiertoe voorzien van een emmer-20 verplaatsingsmodule die hierna onder verwijzing naar fig. 27-40 verder zal worden besproken.
Fig. 27 en 27A tonen nogmaals een voor- en zijaanzicht van de hiervoor besproken modulen onder weglating van de hengselmontagemodule 260.
25 De staafelementen S bevinden zich in een magazijn 97 nabij de onderzijde van de opvoerinrichting 90 terwijl de handvatten G zijn opgeslagen in een reservoir 129 dat is voorzien van een schuine bodem, zodat de handvatten G naar de onderzijde van de opvoerinrichting 120 worden geleid.
30 Fig. 28-40 tonen de verschillende onderdelen van de emmer-verplaatsingsmodule en de posities van deze onderdelen ten opzichte van het frame 10. De emmerverplaatsingsmodule 20-80 is voorzien van een invoertransporteur 20 met behulp waarvan een emmer E in de inrichting kan worden gebracht 35 (zie fig. 28 en 28a). Boven het vrije uiteinde van de invoertransporteur 20 is een ophefeenheid 30 (zie fig. 29, ! 01 0358 19 30) opgesteld met behulp waarvan een zich op de invoertransporteur 20 bevindende emmer E kan worden opgelicht. De ophefeenheid 30 is hiertoe voorzien van een zuigplaat 31 die via een arm 32 is verbonden met een 5 verticale geleiding 33. Op de zuigplaat 31 is een zuigleiding 34 aangesloten met behulp waarvan een onderdruk onder de plaat 31 kan worden gecreëerd voor het daartegenaan zuigen van een emmer E. In plaats van de zuigplaat 31 kan ook gebruik worden gemaakt van een op de 10 bodem van de emmer E aangrijpende zuignap. Met behulp van deze ophefeenheid 30 kan de emmer E vervolgens worden geplaatst op een in horizontale richting verplaatsbaar opgestelde steunplaat 40 waarvan de positie ten opzichte van het frame 10 duidelijk is weergegeven in fig. 31 en 15 31a. Een bovenaanzicht van de in horizontale richting verplaatsbare plaat 40 met de daarbij behorende geleiding 41 is weergegeven in fig. 32. De plaat 40 zal zich in een rechter positie bevinden wanneer de ophefeenheid 30 hierop een emmer E plaatst. Vervolgens beweegt de plaat 40 naar 20 een linker positie die is weergegeven in fig. 31, zodat de emmer zich ongeveer in het midden van de inrichting bevindt. Aldaar is de inrichting voorzien van een roteerbare centreerplaat 50 (zie fig. 33, 34, 35) die omhoog en omlaag beweegbaar is opgesteld. De positie van de 25 in verticale richting verplaatsbare, roteerbare centreerplaat 50 ten opzichte van het frame 10 is duidelijk zichtbaar in fig. 33 en 33a. Fig. 34 toont een zijaanzicht van de centreerplaat 50. Het is duidelijk dat de plaat via de geleiding 51 in verticale richting omhoog en omlaag 30 beweegbaar is. De rotationele positie van de plaat wordt gestuurd met behulp van een tandriem 52. Op deze centreerplaat 50 is eveneens een vacuümleiding aangesloten, zodat de emmer E daartegen kan worden aangezogen. Rotatie van de emmer E is noodzakelijk om de gaten in de rand R van 35 de emmer E op een zodanige positie te kunnen brengen dat de uiteinden van het hengsel H hierin kunnen worden gedrukt.
1010358 20
Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van een elektronisch oog dat de gaten waarneemt en dat naar aanleiding van deze meting aan de besturing van de motor ten behoeve van de rotatie van de centreerplaat 50 een zodanig signaal 5 doorgeeft, dat de gaten in de rand R op de gewenste positie terechtkomen. De centreerplaat 50 is voorzien van een rand die valt binnen de omtreksrand R van de emmer E, zodat de rand van de centreerplaat 50 de vervorming van de emmer E als gevolg van de daarop uitgeoefende kracht bij het 10 plaatsen van het hengsel H verhindert.
Nadat het hengsel H is aangebracht beweegt de centreerplaat 50 weer naar beneden en wordt het vacuüm vrijgegeven, zodat de emmer E weer op de in horizontale richting verplaatsbaar opgestelde steunplaat 40 wordt 15 geplaatst. Deze steunplaat 40 bevindt zich dan wederom in de rechter positie, zodat ondertussen een tweede emmer op de rechter zijde van de steunplaat 40 kan zijn geplaatst. Vervolgens beweegt de in horizontale richting verplaatsbaar opgestelde steunplaat 40 weer naar links en kan de zich op 20 de linker zijde van deze plaat opgestelde emmer E worden opgenomen door een stapeleenheid 70 waarvan de positie ten opzichte van het frame 10 is weergegeven in fig. 36 en 36a.
Deze stapeleenheid 70, die in detail is weergegeven in fig. 37 en 38, omvat een tweetal draagarmen 71. Deze 25 draagarmen 71 zijn vrij beweegbaar verbonden met een schuin opgestelde langsgeleiding 72. Beide langsgeleidingen 72 en de daarmee verbonden draagarmen 71 zijn verbonden met een plaat 73 die op en neer beweegbaar is verbonden met een langsgeleiding 74. De draagarmen 71 hebben een enigszins 30 schuine oplooprand 75. Bij het naar beneden bewegen van de plaat 73 raken de draagarmen 71 op een gegeven moment de bovenrand R van een emmer E die op de plaat 40 is opgesteld. Bij het verder naar beneden bewegen van de plaat 73 zullen de draagarmen 71 langs de schuin opgestelde 35 geleidingen 72 naar buiten bewegen, totdat deze een
zodanige positie hebben dat ze de rand van de emmer E
(010388 21 kunnen passeren. De plaat 73 zal nog enigszins naar beneden bewegen en vervolgens weer omhoog worden bewogen. Met deze omhooggaande beweging zullen de draagarmen 71 automatisch de laagst mogelijke positie op de geleidingen 72 aannemen 5 en daarbij tegen de mantelrand van de emmer aanliggen. Bij het verder omhoog bewegen van de plaat 73 langs de geleiding 74 zullen de draagarmen 71 op enig moment tegen de onderzijde van de rand R van de emmer E aanlopen en de emmer E bij het verder omhoog bewegen van de plaat 73 10 optillen. Door deze handelingen te herhalen wordt automatisch een stapel emmers E gevormd. Deze stapel emmers wordt door de draagarmen 71 getild, totdat de stapel een zodanige hoogte heeft dat deze kan worden afgevoerd. De inrichting is hiertoe voorzien van een afvoertransporteur 15 80 die is weergegeven in fig. 39 en 39A. De plaat 73 beweegt hiertoe via de verticale rechtgeleiding 74 geheel naar beneden totdat de onderste emmer van de stapel op het transportvlak van de afvoertransporteur 80 rust. Teneinde te verhinderen dat bij het omhoog bewegen van de plaat 73 20 met de daarmee verbonden draagarmen 71 de stapel weer wordt opgelicht, kunnen nog twee bekrachtigde zuiger/cilindersamenstellen 76 aanwezig die de draagarmen 71 tijdelijk naar een buitenste positie kunnen duwen.
De positie van de verschillende onderdelen van de 25 emmerverplaatsingsmodule alsmede de positie van de hengsel-montagemodule is nogmaals duidelijk weergegeven in fig. 40, 40A, waarbij de onderdelen van de staaftoevoermodule 90-110, de handvattoevoermodule 120-140 en de hengselvervaar-digingsmodule 150-250 ten behoeve van de duidelijkheid zijn 30 weggelaten.
Dankzij de modulaire opbouw van de inrichting kunnen de verschillende onderdelen daarvan eenvoudig worden aangepast aan de vorm en afmetingen van de te verwerken emmers, staafelementen, handvatten en te vormen hengsels.
35 Dit levert derhalve een universeel toepasbare inrichting op die emmers aflevert met hengsels die over een zeer hoge 1010358 22 kwaliteit beschikken. Door de bijzondere uitvoering van de omzetkoppen 200 kunnen de omgezette einden bovendien een geringere lengte hebben, hetgeen weer gunstig is voor de breedte van de rand R van de emmer E die nodig is om de 5 uiteinden van het hengsel H op te nemen. Met behulp van de inrichting volgens de uitvinding kunnen derhalve emmers E met een relatief smalle rand R worden vervaardigd.
Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld maar dat 10 diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.
1010358

Claims (15)

1. Inrichting voorzien van een emmerverplaatsingsmodule (20-80) voor het aanvoeren van hengselloze emmers (E) en afvoeren van van hengsels (H) voorziene emmers (E), een hengselvervaardigingsmodule (150-250) voor het uit metalen 5 staafelement (S) vervaardigen van hengsels (H), een staaftoevoermodule (90-110) voor het toevoeren van metalen staafelementen (S) aan de hengselvervaardigingsmodule (150-250) en een hengselmontagemodule (260) voor het monteren van een hengsel (H) op de hengselloze emmer (E).
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de staaftoevoermodule (90-110) omstelbaar is voor het toevoeren van staafelementen (S) met verschillende lengtes, waarbij de hengselvervaardigingsmodule (150-250) omstelbaar is voor het vervaardigen van hengsels (H) van verschillende 15 afmetingen en/of vormen, waarbij de emmerverplaatsingsmodule (20-80) omstelbaar is voor het toe-, respectievelijk afvoeren van emmers (E) met verschillende afmetingen.
3. Inrichting volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een handvattoevoermodule 20 (120-140) voor het toevoeren van handvatten (G) aan de hengselvervaardigingsmodule (150-250).
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de handvattoevoermodule (120-140) omstelbaar is voor het toevoeren van verschillende typen handvatten (G).
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hengselvervaardigingsmodule (150-180) een tweetal knopvormingskoppen (150, 160) omvat die tegenover elkaar zijn opgesteld en elk roteerbaar zijn rond een gemeenschappelijke rotatiehartlijn en axiaal 30 verplaatsbaar zijn opgesteld in de richting van de rotatiehartlijn, waarbij de knopvormingskoppen (150, 160) elk zijn voorzien van een knopvormingselement (170) en ten minste één steunelement (180), waarbij het knopvormings- 1010358 element (170) is voorzien van een vormoppervlak (175) dat de rotatiehartlijn snijdt en een hoek insluit met de rotatiehartlijn, waarbij het ten minste ene steunelement (180) bestemd is voor aanligging tegen het manteloppervlak 5 van het staafelement (S) voor het opvangen van door het vormoppervlak (175) op het staafuiteinde uitgeoefende krachten.
6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hengselvervaardigingsmodule (150- 10 250) is voorzien van een buigeenheid (190-250), met behulp waarvan het staafelement (S) tot hengsel (H) wordt gebogen.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de buigeenheid (190-250) is voorzien van een relaxatie-voorziening (220-250), die is ingericht voor doorvoeren van 15 een aantal plastische vervormingshandelingen waarbij de vervormingshandelingen geen definitieve vervorming tot stand brengen maar slechts een relaxatie bewerkstelligen van de in het gebogen staafelement (S) aanwezige spanningen als gevolg van de door de buigeenheid doorgevoerde 20 verbuiging van het staafelement (S).
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de relaxatie-voorziening een aantal naast elkaar opgestelde aanligelementen (220) omvat die zijn voorzien van een opnamegleuf (230) voor het gedeeltelijk daarin opnemen van 25 het gebogen staafelement (S), waarbij de aanligelementen (220) beweegbaar zijn opgesteld, waarbij elk aanligelement (220) is voorzien van een nokbaangroef (240), waarbij de relaxatie-voorziening is voorzien van ten minste één beweegbaar opgestelde nok (250) die door de nokbaangroeven 30 (240) van de opeenvolgende aanligelementen beweegbaar is, waarbij de nok althans een aantal van de aanligelementen (220) een verplaatsing oplegt.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de inrichting van een aantal nokken (250) is voorzien, 35 waarbij de opstelling van de opeenvolgende nokken (250) zodanig is dat de eerst langs bewegende nokken (250) een 1 0 1 0358 plastische vervorming aan de gebogen staaf (S) opleggen, terwijl de laatst langs bewegende nokken de aan de gebogen staaf (S) opgelegde vervormingen in hoofdzaak teniet doen.
10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat de hengselvervaardigingsmodule (150-250) is voorzien van een tweetal omzetkoppen (200) met behulp waarvan de uiteinden van een staafelement (S) worden ingesloten en over in hoofdzaak 90° worden omgezet, waarbij de omzetkoppen een zodanige vorm hebben dat na het 10 inbrengen van de uiteinden van een staafelement (S) door een enkele rotatie van de omzetkop (200) de ingelegde staaf (S) in geen enkele richting in staat is te ontsnappen, waarbij de uitvoering bovendien zodanig is dat na de omzetbewerking de uiteinden van het staafelement (S) 15 slechts in langsrichting van deze uiteinden uit de omzetkop (200) kunnen worden verwijderd.
11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de staaftoevoermodule (90-110) is voorzien van een opvoerinrichting (90) voorzien van een 20 aantal dakpansgewijs tegen elkaar gelegen, in hoofdzaak verticaal opgestelde plaatelementen (100), die elk zijn voorzien van een enigszins hellende bovenrand (105) waarop een staafelement (S) kan rusten, en welke plaatelementen (100) in hoofdzaak in verticale richting beweegbaar ten 25 opzichte van elkaar zijn opgesteld, zodanig dat een bovenrand (105) van een betreffend plaatelement (100) in een eerste stand samenvalt met een bovenrand (105') van een ondergelegen plaatelement (100') terwijl de bovenrand (105) van het betreffende plaatelement (100) in een tweede stand 30 samenvalt met een bovenrand (105'') van een bovengelegen plaatelement (100'').
12. Inrichting volgens althans conclusie 3, met het kenmerk, dat de handvattoevoermodule (120-140) is voorzien van een opvoerinrichting (120) die is voorzien van een 35 aantal dakpansgewijs tegen elkaar gelegen, in hoofdzaak verticaal opgestelde plaatelementen (130), die elk zijn 1010358 * voorzien van een enigszins hellende bovenrand (135) waarop een handvat (G) kan rusten, welke plaatelementen (130) in verticale richting beweegbaar ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, zodanig dat een bovenrand (135) van een 5 betreffend plaatelement (130) in een eerste stand samenvalt met een bovenrand (135') van een ondergelegen plaatelement (130') terwijl de bovenrand (135) van het betreffende plaatelement (130) in een tweede stand samenvalt met een bovenrand (135'1) van een bovengelegen plaatelement 10 (130 ' ') .
13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de emmerverplaatsingsmodule (20-80) is voorzien van een invoertransporteur (20), een ophefeenheid (30) die is ingericht voor het oplichten van een emmer (E) 15 van de invoertransporteur (20), een in horizontale richting verplaatsbaar opgestelde steunplaat (40) waarop de ophefeenheid (30) een opgelichte emmer (E) plaatst, een roteerbare centreerplaat (50) die bestemd is om in de opening van de emmer (E) te worden geplaatst, een 20 stapeleenheid (70) voor het vormen van een stapel van hengsels voorziene emmers (E) en een afvoertransporteur (80) voor het afvoeren van een stapel emmers.
14. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hengselmontagemodule is voorzien 25 van een tweetal hengselmontagekoppen (265) en een mechanisme (266, 269) voor het verplaatsen van de hengselmontagekoppen (265) van de hengselvervaardigings-module (150-250) naar de emmer (E).
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, 30 dat elke hengselmontagekop (265) is voorzien van een buitencilinder (267) met een rechte langsgroef en een roteerbaar daarin opgenomen binnencilinder (268) met een spiraalvormige groef, zodat rotatie van de binnencilinder (268) ten opzichte van de buitencilinder (267) een axiale 35 verplaatsing van een, in de hengselmontagekop (265) opgenomen uiteinde van een emmerhengsel (H) bewerkstelligt. 1010358
NL1010358A 1998-10-20 1998-10-20 Emmerbeugelmachine. NL1010358C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010358A NL1010358C2 (nl) 1998-10-20 1998-10-20 Emmerbeugelmachine.
DK99203384T DK1002733T3 (da) 1998-10-20 1999-10-15 Apparat til fremstilling af spandhanke
DE1999602736 DE69902736T2 (de) 1998-10-20 1999-10-15 Maschine zur Herstellung von Eimertragbügeln
EP19990203384 EP1002733B1 (en) 1998-10-20 1999-10-15 Bucket handle machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010358A NL1010358C2 (nl) 1998-10-20 1998-10-20 Emmerbeugelmachine.
NL1010358 1998-10-20

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1010358C2 true NL1010358C2 (nl) 2000-04-25

Family

ID=19767994

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1010358A NL1010358C2 (nl) 1998-10-20 1998-10-20 Emmerbeugelmachine.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP1002733B1 (nl)
DE (1) DE69902736T2 (nl)
DK (1) DK1002733T3 (nl)
NL (1) NL1010358C2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2005580C2 (nl) * 2010-10-26 2012-04-27 Polymac B V Inrichting en werkwijze voor het vormen van een verdikte kop aan de kopeinden van een metalen staafelement.
CN106425504B (zh) * 2016-12-13 2019-03-01 王泽宜 一种包装罐金属提手全自动制作安装机的提手制作装置
CN109226607A (zh) * 2018-10-19 2019-01-18 苏州华源控股股份有限公司 一种智能装提梁机
NL2029477B1 (en) * 2021-10-20 2023-05-16 Polymac B V Handle fitting apparatus

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1575037A (en) * 1925-02-05 1926-03-02 Int Patents Dev Co Bail-placing machine
US3241578A (en) * 1962-09-12 1966-03-22 Heisler Company Apparatus for providing bails on cans
US3675305A (en) * 1971-01-19 1972-07-11 Raymond A Heisler Method and apparatus for applying plastic grips to wire bail handles
US3871423A (en) * 1974-02-06 1975-03-18 Sabatier S A Sa Machine for assembling a pivotable handle with a package
NL8005257A (nl) * 1980-09-20 1982-04-16 Twente Hout Metaalfab Bv Werkwijze en inrichting voor het buigen en monteren van metalen draagbeugels aan emmers of dergelijke houders.
EP0566938A1 (de) * 1992-04-22 1993-10-27 Friedhelm Post Sondermaschinen Verfahren und Biegemaschine zum Herstellen eines gebogenen Draht- oder Rohrstücks mit einem Stauchteil

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1575037A (en) * 1925-02-05 1926-03-02 Int Patents Dev Co Bail-placing machine
US3241578A (en) * 1962-09-12 1966-03-22 Heisler Company Apparatus for providing bails on cans
US3675305A (en) * 1971-01-19 1972-07-11 Raymond A Heisler Method and apparatus for applying plastic grips to wire bail handles
US3871423A (en) * 1974-02-06 1975-03-18 Sabatier S A Sa Machine for assembling a pivotable handle with a package
NL8005257A (nl) * 1980-09-20 1982-04-16 Twente Hout Metaalfab Bv Werkwijze en inrichting voor het buigen en monteren van metalen draagbeugels aan emmers of dergelijke houders.
EP0566938A1 (de) * 1992-04-22 1993-10-27 Friedhelm Post Sondermaschinen Verfahren und Biegemaschine zum Herstellen eines gebogenen Draht- oder Rohrstücks mit einem Stauchteil

Also Published As

Publication number Publication date
DE69902736T2 (de) 2003-07-31
EP1002733B1 (en) 2002-09-04
DE69902736D1 (de) 2002-10-10
DK1002733T3 (da) 2003-01-06
EP1002733A1 (en) 2000-05-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10124393B2 (en) Can body take-away mechanism for vertical bodymaker
EP2165826B1 (en) Tablet press assembly
US9399248B2 (en) Operating mechanism for a vertically oriented bodymaker
US20160263643A1 (en) Toolpack for Vertical Bodymaker
NL1029303C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het maken van gietlollies.
US9415435B2 (en) Cup feed mechanism for vertical bodymaker
JPH0686084B2 (ja) 成形品の成形装置
NL1010358C2 (nl) Emmerbeugelmachine.
EP3822178A1 (en) Macchina confezionatrice e metodo di confezionamento per la produzione di cartucce monouso
EP1980341B1 (en) Device and method for automatic loading of metal bars
EP3822181A1 (en) Manufacturing machine and manufacturing method for the production of disposable cartridges
ITBO20000084A1 (it) Metodo e dispositivo per il prelievo e il trasferimento di compact disc e simili a una linea di confezionamento in macchine per confezionare
JPH0787232B2 (ja) プレス装置
CN114378171B (zh) 一种用于黄金产品加工的冲压成型机
US7946839B2 (en) Apparatus and method for removing objects from a forming device
EP3822180B1 (en) Packaging machine and packaging method for the insertion of disposable cartridges in respective blister packs
CZ20033481A3 (cs) Vertikální stroj na formování skořepin
FR2549817A1 (fr) Appareil de fabrication d'articles moules, en particulier en verre, presse sectionnelle modulaire de moulage et mecanismes de serrage de moules et de demoulage pour une telle presse
EP1762318A2 (en) Bar feeding apparatus and method
BE1009180A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het planten van bollen.
KR100851359B1 (ko) 브레이크 패드 제조시스템용 브레이크 패드의 부품이송장치
US6632080B1 (en) Device for the production of disposable lenses
EP4048499B1 (en) An automated in-mold label handling and product unloading device for a use with a plastic material injection molding machine
SU1447512A1 (ru) Пресс-автомат
JPH02299729A (ja) トランスファプレス機におけるワーク搬送装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040501