NL1010131C1

NL1010131C1 - Inrichting voor het reinigen van een vloeistofleiding.

Info

Publication number: NL1010131C1
Application number: NL1010131A
Authority: NL
Inventors: Freddy Van Beugen
Original assignee: Beugen Beheer B V Van
Priority date: 1998-03-27
Filing date: 1998-09-18
Publication date: 1999-10-05
Also published as: EP0945190A1

Description

Inrichting voor het reinigen van een vloeistofleiding

De uitvinding heeft betrekking op het reinigen van een vloeistofleiding door middel van spuien, omvattende het gedurende korte tijd op een hogere snelheid dan de 5 nominale snelheid door de leiding doen stromen van de vloeistof, zodanig dat sediment en dergelijke opgewerveld en meegevoerd wordt. Een dergelijke inrichting is bekend uit DE-A-2044340.

Gewoonlijk zet zich in vloeistofleidingen, zoals waterleidingen, sediment af, dat van tijd tot tijd moet worden verwijderd om vervuiling van de getransporteerde 10 vloeistof tegen te gaan. De vloeistof wordt daartoe gedurende enige tijd op hogere snelheid door de betreffende leiding geperst. Bij waterleidingen wordt de snelheid bijvoorbeeld opgevoerd tot 1, 5 m/s, terwijl een normale transportsnelheid van 0,5 m/s gebruikelijk is.

Om er zeker van te zijn dat de leiding goed is gereinigd, wordt het water meer 15 dan één maal, bijvoorbeeld 3 k 4 maal, geheel ververst. Vooral bij leidingen met een grotere diameter resulteert dit in een aanzienlijke volumestroom, die niet eenvoudig is op te wekken en die ook bij de afvoer problemen oplevert. Bovendien is de totale hoeveelheid verbruikte vloeistof erg hoog.

Bij de uit DE-A-2044340 bekende inrichting wordt een bolvormig lichaam in de 20 leiding gebracht. Ter plaatse van dat lichaam wordt een hogere vloeistofsnelheid opgemerkt, zodanig dat aldaar het opwervelen van vervuiling sterker wordt. Niettemin blijkt dat het verwijderen van vuil, vooral bij lagere stroomsnelheden, toch nog te wensen overlaat.

Doel van de uitvinding is een betere werkwijze te verschaffen waarbij enerzijds 25 toch de gewenste reiniging kan worden verkregen terwijl anderzijds de volumestroom en de totale hoeveelheid verbruikte vloeistof beperkt kunnen blijven. Dat doel wordt bereikt doordat het stromingslichaam uit meerdere, in langsrichting achter elkaar geplaatste delen bestaat, en dat tenminste twee delen onderling een spleet insluiten.

De spleten geven aanleiding tot extra wervelingen in de vloeistofstroming, 30 waardoor het opwervelen van het sediment verder wordt bevorderd.

Het stromingslichaam dat bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. De voorkeur gaat uit naar een spuibal, waarvan de uitwendige dwarsafmetingen kleiner zijn dan de 1010131 2 dwarsafmetingen in de leiding, en waarvan de langsafmeting kleiner is dan de langsafmeting van de leiding. Deze spuibal heeft middelen waarmee hij op een lagere snelheid door de leiding kan worden bewogen dan de vloeistofstroming. Ook kan de spuibal tegen de richting van de vloeistofstroming in worden bewogen.

5 De spuibal kan zijn verbonden aan een trekorgaan, zoals een kabel, ketting en dergelijke; dit trekorgaan kan zodanig worden gevierd dat de spuibal op lagere snelheid met de vloeistofstroming meebeweegt. Tevens kan de spuibal zijn verbonden aan een sleeporgaan, welk sleeporgaan wordt ingehaald voor het met de vloeistofstroming doen meebewegen van de spuibal.

10 Een dergelijk stromingslichaam moet natuurlijk op geschikte wijze in de leiding worden gebracht. Ook moet het stromingslichaam langs eventuele leidingversmallingen, bochten, aansluitingen en dergelijke gevoerd kunnen worden. Daarom kan het stromingslichaam tenminste gedeeltelijk opblaasbaar zijn, eventueel in - combinatie met massieve gedeelten.

15 Overigens wordt opgemerkt dat het stromingslichaam zelf ook wordt aangestoten door de vloeistofstroming en daardoor een slingerende beweging kan vertonen. Het sediment wordt dan aanvullend opgewerveld. In dat verband is het belangrijk om het soortelijk gewicht van het stromingslichaam kleiner of gelijk aan 1 te kiezen. Daardoor wordt verhinderd dat het stromingslichaam in min of meer stabiele 20 toestand over de bodem van de leiding wordt gesleept, waarbij het opwervelend effect zeer beperkt zou zijn.

In dit verband kan het stromingslichaam tenminste een holte bezitten die in verbinding is met het uitwendige, zodanig dat elke holte vulbaar is met de vloeistof in de leiding. Voordeel van deze uitvoering is dat het stromingslichaam zelf een relatief 25 laag gewicht heeft, wat het hanteren daarvan buiten de leiding vergemakkelijkt.

Volgens een verder variant kan het stromingslichaam uit meerdere, in langsrichting achter elkaar geplaatste delen bestaan.

Één der delen kan een grotere dwarsafmeting hebben dan de andere delen. Voordeel van deze uitvoering is dat de plaatselijk stroomsnelheid nog verder wordt 30 verhoogd, hetgeen de reinigende werking bevordert.

Niettemin blijft de stromingsweerstand van de inrichting aanvaardbaar, gezien het feit dat de overige delen een minder grote dwarsafmeting bezitten, j Het stromingslichaam kan zijn verbonden aan een soepel trekorgaan zoals een 101013 1 3 kabel of ketting, welk trekorgaan is verbonden met een windas voor het vieren van het trekorgaan en het daarmee verbonden stromingslichaam, in een vloeistofstroming in de leiding.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden beschreven aan de hand van de 5 figuren.

Figuur 1 toont een leidingsysteem volgens de uitvinding, in langsdoorsnede

Figuur 2 toont een vergroot aanzicht van de bij dat leidingsysteem te gebruiken spuibal.

Het in figuur 1 weergegeven leidingsysteem omvat een vloeistofleiding 1, die is 10 ingegraven in de grond onder een oppervlak 2. Het leidingsysteem is toegankelijk via mangaten 3, die op regelmatige afstanden zijn aangebracht.

In verband met het reinigen van dit leidingsysteem wordt via een mangat 3 een zogenaamde spuibal 4,16 in de leiding gebracht. Deze spuibal 4,16 is door middel van een kabel of ketting 5 verbonden aan de windas 6, die op het oppervlak 2 nabij het 15 mangat 3 is opgesteld.

In verband met het reinigen van de leiding wordt daarin een vloeistofstroming opgewekt, die een bepaalde snelheid 7 heeft.

Ter plaatse van de spuibal 4,16 treft deze stroming een dwarsdoorsnede met een kleiner oppervlak. Als gevolg daarvan treedt aldaar een hogere stromingssnelheid 8 op. 20 Deze hoger stromingssnelheid 8 is zodanig dat het in de leiding verzamelde sediment 9 wordt opgewerveld, en als gevolg daarvan achter de spuibal 4,16 in suspensie 10 verkeert.

Achter de spuibal 4,16 is de stromingssnelheid weer lager, en ongeveer gelijk aan de stromingssnelheid 7. Het opgewervelde, in suspensie 10 verkerende sediment, 25 zal echter niet snel terugzinken, waardoor dit betrouwbaar kan worden afgevoerd.

Zoals weergegeven in figuur 2, bestaat de spuibal 4,16 uit delen 11,12,13,14. De delen 11, 12, 13, 14 sluiten onderling spleten 14 in. De spuibal 16 is ook verbonden aan een kabel of ketting 5, zoals weergegeven in figuur 1.

Voordeel van deze gelede spuibal 4,16 is dat hij gemakkelijker kan worden 30 aangebracht in de leiding, via een mangat 3. Ook treden ter plaatse van de spleten 14 extra wervelingen op, waardoor het opwervelen van het sediment wordt bevorderd.

Één (of meer) van de delen 13 kan een grotere dwarsafmeting bezitten dan de andere delen 11,12,14. Ter plaatse van zo'n groter deel 13 is de stroomsnelheid in de 1 r) ·! ' 1 1's - :! ; C' ! 4 leiding (niet getoond) groter als gevolg van de sterkere vernauwing aldaar. Een dergelijke, zeer plaatselijke stromingsvergroting leidt tot een beter reinigend effect.

Verder kan één (of alle) van de delen 14 holten 15 bezitten. Het gewicht van een | dergelijk deel 15 is lager, wat het hanteren vergemakkelijkt. Aangezien de holten 15 in 5 verbinding zijn met het uitwendige, lopen zij vol met vloeistof zodanig dat het soortelijk gewicht van dat deel 14, met gevulde holten, toch ongeveer gelijk aan 1 is.

Naast de kabel of ketting 5 die wordt gevierd, kan de spuibal 4,16 zijn verbonden met een kabel of ketting 17 die wordt ingehaald.

1 1010131

Claims

1. Inrichting voor het reinigen van een vloeistofleiding (1) door middel van spuien, omvattende het gedurende korte tijd op een hogere snelheid (8) dan de 5 nominale snelheid (7) door de leiding (1) doen stromen van de vloeistof, zodanig dat sediment (9) en dergelijke opgewerveld (10) en meegevoerd wordt, welke inrichting een stromingslichaam (4,16), zoals een spuibal, waarvan de dwarsafmetingen kleiner zijn dan de doorsnedeafmetingen van leiding (1), alsmede middelen (5,6) voor het met een voorafbepaalde snelheid door de leiding (1) doen bewegen van het 10 stromingslichaam (4, 16), met het kenmerk dat het stromingslichaam (4,16) uit meerdere, in langsrichting achter elkaar geplaatste delen (11,12,13,14) bestaat, en dat tenminste twee delen (12) onderling een spleet (14) insluiten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het stromingslichaam (4,16) 15 tenminste gedeeltelijk opblaasbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het stromingslichaam (4,16) tenminste gedeeltelijk massief is.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het soortelijk gewicht van het stromingslichaam (4,16) kleiner dan of gelijk aan 1 is.

5. Inrichting volgens één der conclusies, waarbij een deel (14) tenminste een holte (15) bezit die in verbinding is met het uitwendige, zodanig dat elke holte (15) 25 vulbaar is met de vloeistof in de leiding.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij tenminste één der delen (13) een grotere dwarsafmeting heeft dan de andere delen (11,12,14).

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het stromingslichaam (4, 16) is verbonden aan een soepel trekorgaan (5) zoals een kabel of ketting, welk trekorgaan (5) is verbonden met een windas (6) voor het vieren van het trekorgaan (5), en daarmee het stromingslichaam (4,16), in een vloeistofstroming in de 1 0 1 G 1 $ 1 leiding (1). . -Λ r*i 1 ' Ί j i