NL1009461C2 - Werkwijze en inrichting voor het reinigen van de tepels van de uier na het melken van een koe. - Google Patents

Description

Korte Titel: Werkwijze en inrichting voor het reinigen van de tepels van de uier na het melken van een koe.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het reinigen en/of desinfecteren van de tepels van de uier van een koe, nadat de koe is gemolken met behulp van een inrichting voor het pneumatisch melken van een koe, welke in-5 richting omvat een stelsel van tepelbekers die ieder zijn aangesloten op een melkleiding, waarbij een reinigende vloeistof via een leiding en een instroomopening in de tepelbeker kan worden gebracht, welke werkwijze omvat het met behulp van middelen inbrengen van een bepaalde hoe-10 veelheid van de reinigende vloeistof via een uitstroomope-ning, die overeenkomt met de instroomopening van de tepelbeker, direct na het beëindigen van het melken, maar nog voordat de tepelbekers van de tepels zijn verwijderd.

Tevens heeft de uitvinding betrekking op een inrichting 15 voor het pneumatisch melken van een koe, omvattend een stelsel van tepelbekers die ieder aan een einde zijn voorzien van een open voering en die met hun andere einde zijn aangesloten op een melkleiding, waarbij elke beker een aansluiting op een bron met wisselende onderdruk omvat, en 20 waarbij in de wand van iedere melkleiding nabij de overgang naar de tepelbeker een uitstroomopening van een leiding voor de toevoer van reinigende vloeistof is aangebracht.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit de Duitse octrooiaanvrage 26.22.794. Dit document toont een melkinrichting 25 voor het pneumatisch melken van een koe en het vervolgens reinigen of desinfecteren van de tepels van de uier van de koe, met een stelsel van tepelbekers die ieder aan een einde zijn voorzien van een open voering en die met hun andere einde zijn aangesloten op een melkleiding, waarbij 30 elke beker een aansluiting op een bron met wisselende onderdruk bezit, en waarbij in de wand van een tepelbeker een uitstroomopening van een leiding voor de toevoer van reinigende vloeistof is aangebracht.

10 0 S 4 6 1 2

Bij gebruik van deze bekende inrichting is de toegepaste werkwijze, dat eerst de tepelbekers om de tepels van de koe worden geplaatst, waarna de koe gemolken wordt met behulp van de wisselende onderdruk. Na het beëindigen van het 5 melken van de koe, terwijl de tepels van de koe zich nog in de tepelbekers bevinden, wordt een bepaalde hoeveelheid van een reinigende vloeistof in de tepelbeker gepompt of gezogen dus met behulp van een . Dit gebeurd of met behulp van een vloeistof pomp of met behulp van de onderdruk, die na 10 het melken in de tepelbekers heerst.

In deze Duitse octrooiaanvrage 26.22.794 wordt benadrukt dat het van groot belang is om de uitstroomopening van het van elke tepel van de uier van een koe te ontdoen van het laatste restje melk dat bij het beëindigen van het melken 15 aan de tepel achterblijft. Wanneer een kalf bij een koe drinkt, zal deze na het drinken altijd de tepel met de tong goed schoon likken. Dit zal in tegenstelling hiermee niet gebeuren bij het handmatig of machinaal melken. Er zal altijd een klein beetje melk nabij de uitstroomopening van 20 elke tepel achterblijven. Hierdoor is dan een bron voor besmetting door ziekteverwekkers ontstaan, zoals stafylo-kokken en streptokokken, daar deze direct toegang hebben vanuit de omgevende lucht tot deze voedingsbron. Bovendien wordt zowel bij het machinaal melken als bij het handmatig 25 melken via de handen of via de melkmachine contact gemaakt met een aantal opvolgende te melken koeien, waardoor een besmetting van de ene koe gemakkelijk op andere koeien zal worden overgebracht.

Volgens de werkwijze voor het reinigen en/of desinfecteren 30 van de tepels na het melken met de inrichting bekend uit de Duitse octrooiaanvrage DE 2 622 794 wordt een hoeveelheid vloeistof in de tepelbeker gebracht met behulp van een . Hierdoor wordt wel een hoeveelheid desinfecterende vloeistof in de tepelbeker gebracht en deze vloeistof zal de 35 tepel en de ruimte in de tepelbeker desinfecteren, maar zal te zamen met de in de tepelbeker bevindende melkresten zich vervolgens op de binnenwand van de tepelbeker afzetten en 1009461 3 daarna de kans krijgen, nog voordat de tepelbekers van de tepels zijn afgenomen, om langs de binnenwand naar beneden te lopen in de melkleiding en aldus gedeeltelijk in de mel-kleiding terecht komen. Hierdoor zullen niet alleen melk-5 resten van een koe in de tepelbeker en melkleiding achter blijven maar aldus ook een besmetting van de ene koe naar de andere overbrengen. Bovendien zullen sporen van de reinigende vloeistof in de melkleiding terecht komen en aldus bij het melken van de volgende koe in de melk. Boven-10 dien zullen op de wand van de tepelbeker ook resten van de melk en de vloeistof achterblijven.

De inrichting volgens de Duitse octrooiaanvrage DE 2 622 794 vertoont wel een uitstroomopening die tevens de in-stroomopening van de tepelbeker is voor het inbrengen van 15 de bepaalde hoeveelheid vloeistof in de tepelbeker. In de tekening is deze uittredende vloeistofstroom wel zodanig getekend, dat deze gericht is op het uiteinde van de tepel van de koe, maar in werkelijkheid zal de getekende vloei-stofstroom van de reinigende vloeistof grotendeels op de 20 wand van de tepelbeker terecht komen en zich over de ruimte verspreiden door de heersende onderdruk. Weliswaar toont de tekening van het voornoemde Duitse octrooischrift ook dat het uiteinde van de tepel goed besproeid wordt, maar de aangegeven stroming uit een buisje dwars door het onder-25 einde van de tepelbeker met in de zijwand een uitstroomopening, is niet juist weergegeven. De vloeistofstroom zal niet zoals getekend, onder een scherpe hoek op de aanvoer-richting, het buisje verlaten.

Een eerste doel van de uitvinding is een werkwijze te 30 verschaffen, waardoor de tepels van de uier van een koe goed gereinigd worden en zoveel mogelijk restanten van de achter gebleven melk en de ingebrachte reinigende vloeistof zodanig uit de tepelbeker verwijderd worden dat deze niet in de melk terecht kunnen komen.

35 Een tweede doel van de uitvinding is een inrichting, welke zodanig is, dat in eerste instantie de reinigende vloeistof 1009461 4 terecht komt op het tepeluiteinde van de koe en dus in eerste instantie de melkresten die zich onderaan de tepel van de koe bevinden worden verwijderd en dat vervolgens de tepelbeker en de tepel van de koe worden gereinigd en/of 5 ontsmet.

Het eerste doel van de uitvinding wordt bereikt met een werkwijze doordat de middelen bestaan uit een gasstroom, zoals een luchtstroom, die onder druk de bepaalde hoeveelheid reinigende vloeistof in de tepelbeker blaast en dat 10 vervolgens aansluitend gedurende een bepaalde tijdsduur de gasstroom onder druk in de tepelbeker wordt geblazen. Volgens deze werkwijze, zal de reinigende vloeistof zich verspreiden over de ruimte tussen de tepel en de tepelbeker en vervolgens van onderaf de binnenwand van de tepelbeker 15 naar buiten drukken, totdat de tepelbeker los komt van de tepel en de tepelbeker van de tepel afvalt. Gebleken is dat de luchtstroom de melkresten, die in de tepelbeker na het melken zijn achtergebleven, te zamen met de overmaat aan reinigende vloeistof voor zich uit naar buiten blaast.

20 Bij voorkeur bestaat de werkwijze volgens de uitvinding hieruit, dat de reinigende vloeistof gericht gespoten wordt in de richting van de symmetrie-as van de tepelbeker. Hiermee wordt bereikt, dat eerst de tepel wordt gereinigd van de melkresten en vervolgens deze melkresten met de 25 reinigende vloeistof via de binnenwand van de tepelbeker naar buiten wordt geblazen.

Door de werkwijze zodanig uit te voeren, dat het einde van de bepaalde tijdsduur dat de gasstroom in stand wordt gehouden ongeveer overeenkomt met het moment, dat de tepel-30 beker een halve slag is gekanteld nadat de tepelbeker geheel los is gekomen van de tepel, welke tijdsduur ongeveer overeenkomt met 5 seconden, wordt bereikt, dat de tepelbekers, na het reinigen van tepel en het inwendige van de tepelbeker, los komen van de tepels van de koe.

35 Het tweede doel wordt bereikt met een inrichting volgens de 1009461 5 uitvinding doordat de uitstroomopening voorzien is van een buisvormig orgaan, waarvan de hartlijn ongeveer evenwijdig loopt met de symmetrie-as van de tepelbeker en waarvan de uitstroomopening ongeveer gericht is naar het uiteinde van 5 een tijdens gebruik in de tepelbeker aanwezige tepel van een koe. Met deze maatregelen wordt bereikt, dat eerst het uiteinde van een tepel van de koe met de vloeistof wordt bespoten, waardoor de melkresten die onderaan de uier zijn blijven hangen worden weggeblazen en vervolgens met de 10 luchtstroom naar boven langs de buitenkant van de uier en de wand van de tepelbeker naar de open bovenzijde van de tepelbeker en vervolgens naar buiten, uit de ruimte van de tepelbeker nadat deze los is gekomen van de tepel. Hierdoor wordt de gehele binnenzijde van de tepelbeker en de tepel 15 van de koe goed gereinigd en gedesinfecteerd en worden alle melkresten aan het einde van een melkgang doeltreffend uit de tepelbeker verwijderd. De bij het schoonspuiten van de tepel op de binnenwand van de tepelbeker terechtgekomen melkresten, en de daarop bij het melken achtergebleven 20 melkresten kunnen aldus uit de tepelbeker verwijderd worden, zodat er geen besmettingsgevaar voor volgende gemolken koeien ontstaat, indien de gemolken koe een infectie zou bezitten.

Bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvinding zodanig 25 uitgevoerd, dat in de wand van iedere melkleiding nabij de overgang naar de tepelbeker een toevoerleiding voor de toevoer van de reinigende vloeistof is aangebracht en het buisvormig deel van het buisvormig orgaan langs de wand van de melkleiding loopt evenwijdig aan de symmetrieas van de 30 tepelbeker. Op zich is uit het Europese octrooi EP 0 543 463 van aanvrager een inrichting bekend, voor het pneumatisch melken van een koe, die voorzien is van middelen om het inwendige van de tepelbeker aansluitend aan het melken te reinigen, omvattend een stelsel van tepelbekers die 35 ieder aan een einde zijn voorzien van een open voering en die met hun andere einde zijn aangesloten op een melkleiding, waarbij elke beker een aansluiting op een bron met wisselende onderdruk omvat, en waarbij in de wand van .10094 6 1 6 iedere melkleiding nabij de overgang naar de tepelbeker een uitstroomopening van een leiding voor de toevoer van reinigende vloeistof is aangebracht. De vloeistofstroom is hier echter gericht op de wand van de tepelbeker, waardoor ook 5 met behulp van deze inrichting niet het tepeluiteinde van de uier van een koe goed kan worden gereinigd en gedesinfecteerd.

Bij voorkeur is het orgaan een buis die aansluit op de uitstroomopening van de toevoerleiding en die grotendeels 10 platgedrukt tegen de binnenzijde van de melkleiding aanligt en waarbij in de uitstroomopening van de toevoerleiding een afsluitklep is aangebracht. Deze uitvoering is gemakkelijk en goedkoop aan te brengen, door eerst op de bekende wijze zoals aangegeven in het Europese octrooi EP 0 543 463 van 15 aanvrager in de wand van de melkleiding een toevoerleiding met een afsluitklep die reeds is voorzien van een in het verlengde van de toevoerleiding aangebrachte buis die aansluit op de uitstroomopening en vervolgens met behulp van een doorn de buis tegen de wand van de melkleiding plat 20 te drukken. Doordat de buis enigszins terug zal veren zal de buis dan precies de gewenste stand innemen, waarbij de uitstroming van het gas en de reinigende vloeistof precies gericht zullen zijn op het uiteinde van de tepel van een koe wanneer deze tepel zich in de tepelbeker bevindt.

25 Bij voorkeur is in de uitstroomopening van de toevoerleiding een afsluitklep aangebracht, zodat geen melk in de toevoerleiding voor de reinigende vloeistof kan komen en bovendien geen reinigende vloeistof uit de toevoerleiding kan stromen dan onder een bepaalde gewenste minimum druk.

30 Volgens een voorkeursuitvoering is de eerste afsluitklep aangebracht in een verbindingsstuk, dat opgenomen is in een eerste aftakking van de melkleiding. Hierdoor is de toevoerleiding voor de reinigende vloeistof gescheiden van de melkleiding en is de toevoerleiding gemakkelijk aan te 35 sluiten op en los te nemen van de melkleiding, bijvoorbeeld bij onderhoud of reparatie.

1009461 7

Bij voorkeur maakt de aftakking met het verbindingsstuk deel uit van een koppelstuk, dat koppelbaar is tussen de tepelbeker en de melkleiding. Hiermee is een afzonderlijk onderdeel verschaft dat onder de tepelbeker in de melk-5 leiding geplaatst kan worden en waar de toevoerleiding voor de reinigende vloeistof op aangesloten kan worden. De melkinrichting is hiermee modulair, en het koppelstuk kan gemakkelijk vervangen worden, bijvoorbeeld wanneer de afsluitklep niet goed functioneert. Ook is het mogelijk een 10 dergelijke voorziening aan te brengen in reeds bestaande inrichtingen voor het machinaal melken van koeien.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen in de melkleiding van een buisvormig deel, welke tegen de wand aangedrukt is doordat nadat het buis-15 vormige orgaan is aangebracht, met behulp van een doorn deze leiding tegen de wand in de gewenste richting plat te drukken, zodat een langwerpige uitstroomopening ontstaat. Hiermee wordt bereikt, dat doordat de buis enigszins terug zal veren na het vervormen de buis dan precies de gewenste 20 stand innemen, waarbij de uitstroming van het gas en de reinigende vloeistof precies gericht zullen zijn op het uiteinde van de tepel van een koe wanneer een tepel zich in de tepelbeker bevindt.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een koppelstuk 25 zoals hierboven omschreven.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de tekening. In de tekening toont:

Figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding aange-30 bracht onder een koe;

Figuur 2 in dwarsdoorsnede een tepelbeker van de inrichting uit figuur 1;

Figuur 3 vergroot in dwarsdoorsnede het koppelstuk voor de aansluiting van de leiding voor de 35 reinigende vloeistof uit figuur 2;

Figuur 4 in dwarsdoorsnede de tepelbeker tijdens het 10 0 9 4 R 1 8 inbrengen van reinigende vloeistof en lucht.

Figuur 1 toont een koe 1 waarvan slechts de achterpoten getekend zijn met een uier 2, met een viertal tepels 3, 5 waarbij een inrichting 4 volgens de uitvinding om de tepels 3 van de uier 2 van de koe 1 aangebracht is.

De inrichting 4 voor het pneumatisch melken van de koe omvat vier tepelbekers 5, die zijn aangesloten op melkleidingen 6 die de melk afvoeren via een melkafvoer-10 leiding 7. Iedere tepelbeker 5 is aangesloten via een leiding 8 op een bron voor wisselende onderdruk, met behulp waarvan het melken uitgevoerd wordt. Nabij de overgang van de tepelbeker 5 naar de melkleiding 6 is de melkleiding 6 voorzien van een toevoerleidingen 9, welke toevoerleidingen 15 9 aangesloten zijn op een verdeelhuis 10 voor reinigende vloeistof, die toegevoerd wordt via een leiding 11. Via de leiding 12 wordt de lucht onder druk aangevoerd naar het verdeelhuis 10 om de vloeistof onder invloed van de druk van lucht in de tepelbeker te blazen.

20 Figuur 2 toont een tepelbeker 5 waar een koppelstuk 13 volgens de uitvinding op aangesloten is. Leiding 8 is de leiding naar de bron met wisselende onderdruk. Het koppelstuk 13 bestaat uit een buisvormig deel 14 met twee uiteinden waaraan de melkleiding 6 zowel aan de bovenkant als 25 aan de onderkant op is aangesloten, vlak onder de tepelbeker 5 en bezit een aftakking 15 voor de toevoerleiding 9.

In de aftakking 15 is een afsluiter of klep 16 opgenomen om enerzijds de reinigende vloeistof op het gewenste moment en gedurende de gewenste tijd af te kunnen geven en anderzijds 30 het binnen dringen van de melk in de toevoerleiding van de reinigende vloeistof tegen te gaan. Op de afsluiter 16 is een buisje 17 aangebracht, dat in de melkleiding 6 steekt en dat met behulp van een doorn (hier niet getoond) in de gewenste vorm gedrukt. Hierdoor is het ronde buisje omgebo-35 gen en plat tegen de wand van de melkleiding gedrukt.

De straal van de reinigende vloeistof die door de toevoer- 1009461 9 leiding 9 wordt toegevoerd zal evenwijdig aan de hartlijn van de tepelbeker 5 gericht naar de tepel (niet getoond) spuiten. Op de leiding 9 mondt een leiding 18 uit, waarin ook een afsluiter 19 is opgenomen en door welke leiding 5 gedoseerd in de gewenste hoeveelheid de reinigende vloeistof in de leiding 9 wordt ingebracht. Via de leiding 20 wordt lucht op het gewenste moment onder de gewenste druk toegevoerd, waardoor de in de leiding ingebrachte hoeveelheid vloeistof via de afsluiter 16 in de tepelbeker 5 10 gespoten zal worden.

Figuur 3 toont sterk vergroot het koppelstuk 14 uit figuur 2. In de aftakking 15 van het koppelstuk 14 is in de aftakking daarvan een de afsluiter 16 aangebracht, waarop een aansluiteinde 21 voor de toevoerslang 9 voor de lucht 15 en de reinigende vloeistof is aangebracht. De afsluiter 16 is hier uitgevoerd als een klep 22, die met behulp van een veer 23 op de zitting 24 wordt gedrukt. Wanneer via de toevoerleiding 14 of 15 reinigende vloeistof onder druk wordt toegevoerd, wordt de klep 22 door de luchtdruk te 20 zamen met de reinigende vloeistof tegen de werking van de drukveer 23 in naar buiten geduwd, waarna de reinigende vloeistof via het platgedrukte buisje 17 naar boven in de tepelbeker op de tepel gespoten.

In Figuur 4 is een viertal stadia weergegeven van de werk-25 wijze, waarbij figuur 4A de tepel 3 met de tepelbeker 5 weergeeft, terwijl de reinigende vloeistof te zamen met de luchtstroom 25 via de uitstroomopening van het platgedrukte buisje 17, gericht op het tepeluiteinde 26, in het inwendige van de tepelbeker 5 geblazen wordt. De lucht-30 stroom 25 is gericht op de melkresten 27 die zich onderaan de tepel van de koe bevindt. In figuur 4 B is het moment weergegeven, dat de binnenvoering 28 van de tepelbeker 5 naar buiten wordt gedrukt door de inkomende luchtstroom en de melkresten met de ingeblazen reinigende vloeistof 29 35 naar boven worden geblazen en vervolgens zoals weergegeven in figuur 4 C naar de bovenzijde van de tepelbeker en daarna naar buiten zoals weergegeven in figuur 4 D. De tepelbeker 5 zal vervolgens loskomen van de tepel 3 en 1009461 10 daarna naar beneden vallen. De tepel van de koe alsmede het inwendige van de tepelbeker zal dan geheel gereinigd zijn van melkresten en met behulp van de desinfecterende vloeistof tevens ontsmet.

10 0946 1

Claims (13)

1. Werkwijze voor het reinigen en/of desinfecteren van de tepels van de uier van een koe, nadat de koe is gemolken met behulp van een inrichting voor het pneumatisch melken 5 van een koe, welke inrichting omvat een stelsel van tepel-bekers die ieder zijn aangesloten op een melkleiding, waarbij een reinigende vloeistof via een leiding en een in-stroomopening in de tepelbeker kan worden gebracht, welke werkwijze omvat het, direct na het beëindigen van het 10 melken, maar nog voordat de tepelbekers van de tepels zijn verwijderd, met behulp van middelen inbrengen van een bepaalde hoeveelheid van de reinigende vloeistof via een uitstroomopening, die overeenkomt met de instroomopening voor de vloeistof in de tepelbeker, met het kenmerk, 15 dat de middelen bestaan uit een gasstroom, zoals een luchtstroom, die onder druk via de uitstroomopening gedurende een bepaalde tijdsduur in de tepelbeker wordt geblazen of gespoten, waarbij de tijdsduur zo lang is, dat de luchtstroom' eerst de reinigende vloeistof in de tepelbeker 20 blaast en vervolgens de inhoud van de tepelbeker naar buiten blaast, zodat de tepelbeker vrij komt van de tepel.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de reinigende vloeistof gericht gespoten wordt in de richting van de symmetrie-as van de tepelbeker.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het einde van de bepaalde tijdsduur dat de gasstroom in stand wordt gehouden ongeveer overeenkomt met het moment, dat de tepelbeker een halve slag is gekanteld nadat de tepelbeker geheel los is gekomen van de tepel.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het ken merk, dat de tijdsduur dat de gasstroom in stand wordt gehouden overeenkomt met 5 seconden.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voor het beëindigen van de melkcy- 'n 094 61 clus de van te voren bepaalde hoeveelheid reinigende vloeistof in de toevoerleiding of een voorraadvat wordt gebracht en daarna deze hoeveelheid reinigende vloeistof onder druk van lucht via een afsluiter in de tepelbeker wordt geblazen 5 of gespoten.

6. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bepaalde hoeveelheid reinigende of desinfecterende vloeistof overeenkomt met 5 tot 7 cc.

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat het moment dat de reinigende vloeistof in de ruimte van de tepelbeker wordt gespoten overeenkomt met het ogenblik, dat het melken met behulp van wisselende onderdruk dient te worden beëindigd en 15. dat de maximale onderdruk in de tepelbeker heerst.

8. Inrichting voor het pneumatisch melken van een koe, omvattend een stelsel van tepelbekers die ieder aan een einde zijn voorzien van een open voering en die met hun andere einde zijn aangesloten op een melkleiding, waarbij 20 elke beker een aansluiting op een bron met wisselende onderdruk omvat, en waarbij reinigend medium, zoals een desinfecterende vloeistof, in de tepelbeker kan worden gebracht, via een instroomopening, dat de uitstroomopening is van een leiding voor de toevoer van de reinigende vloei-25 stof, met het kenmerk, dat de uitstroomopening voor het reinigende medium voorzien is van een buisvormig orgaan, waarvan de hartlijn ongeveer evenwijdig loopt met de symmetrie-as van de tepelbeker en waarvan de uitstroomopening gericht is naar het uiteinde van een tijdens gebruik 30 in de tepelbeker aanwezige tepel van een koe.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat in de wand van iedere melkleiding nabij de over-gang naar de tepelbeker een toevoerleiding voor de toevoer van de reinigende vloeistof is aangebracht en het buisvor- 35 mig deel van het buisvormig orgaan langs de wand van de : '008461 melkleiding loopt evenwijdig aan de symmetrieas van de tepelbeker.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 8 of 9, met het kenmerk, dat het buisvormig-orgaan een buis is 5 die aansluit op de uitstroomopening van de toevoerleiding en die grotendeels platgedrukt tegen de binnenzijde van de melkleiding aanligt.

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 8, 9 of 10, waarbij in de uitstroomopening van de toevoer- 10 leiding een afsluitklep is aangebracht.

12. Koppelstuk volgens conclusie 12.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 8, 9, 10 of 11. waarbij een aansluiting voor de toevoerleiding voor de reinigende vloeistof en het buisvormige orgaan deel uitmaakt van een koppelstuk, dat koppelbaar is in een melk- 15 leiding naar een tepelbeker.

13. Werkwijze voor het aanbrengen in de melkleiding van een buisvormig deel in de gewenste vorm, met het kenmerk, dat nadat het buisvormige orgaan als buisje is 20 aangebracht, met behulp van een doorn dit buisje tegen de wand in de gewenste richting plat wordt gedrukt, zodat tevens een langwerpige uitstroomopening ontstaat. -o-o-o-o-o-o-o-o- 10 094 61