NL1009416C2 - Ventilatie-inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Ventilatie-inrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-inrichting volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke ventilatie-inrichting is bijvoorbeeld bekend uit NL 1002695. Bij deze bekende ventilatie-inrichting 5 zijn het bovenste langsprofiel en het onderste langsprofiel met een daartussen gelegen plaatvormig lijf als één geheel uit thermoplastische kunststof geëxtrudeerd. In het plaatvormige lijf zijn vervolgens gaten aangebracht om het ventilatiekanaal te openen. Aan de kopse einden van het huis zijn kopschotten 10 aanwezig, die het bovenste en onderste langsprofiel met elkaar verbinden.

Zoals is beschreven in de bovengenoemde publikatie is de stabiliteit van het kunststof huis van een dergelijke ventilatie-inrichting een probleem, met name als het huis een 15 aanzienlijke lengte heeft. Aangezien dergelijke ventilatie-inrichtingen vaak langs de bovenrand van een glasruit worden aangebracht, zijn lengtes van 1,5 meter of meer gebruikelijk. Door de geringe stijfheid van het kunststofmateriaal van de profielen is het lange en slanke huis weinig stabiel en kan 20 het bijvoorbeeld kromtrekken of torderen. Daarom is er bij deze bekende ventilatie-inrichting in voorzien over de lengte van het huis verdeeld een of meer stijve koppelelementen aan te brengen tussen de beide kunststof langsprofielen. Dergelijke koppelelementen zijn gewoonlijk uit aluminium vervaardigd, dat 25 aanzienlijk stijver is dan het kunststofmateriaal van de langsprofielen.

Bij de uit NL 1002695 bekende ventilatie-inrichting is het stijve koppelelement in hoofdzaak L-vormig met een onderste been, gevormd door een dwars op de langsrichting van het huis 3 0 gerichte plaat, welk onderste been tegen de bovenzijde van het onderste langsprofiel steunt, en met een in hoof dzaak vertikaal verbindingslijf, dat tussen het onderste en bovenste langsprofiel is geklemd.

Bij deze bekende ventilatie-inrichting bevindt zich verder 35 aan de buitenzijde van het huis een stijve plaat, die enerzijds 1 0094 1 6 - 2 - dienst doet als afscherming tegen de regen maar anderzijds ook dient om het huis te verstevigen. Om dit laatstgenoemde doel te bereiken is de onderzijde van deze plaat via brugdelen verbonden met het onderste langsprofiel, dit is beschreven in 5 de oudere Nederlandse aanvrage NL 9400786 van dezelfde aanvrager. Tevens is bij de uit NL 1002695 bekende ventilatie-inrichting aan de binnenzijde van het huis een uit stijf materiaal vervaardigd rooster aanwezig, dat enerzijds werkt als insectenrooster maar anderzijds ook zo is aangebracht dat het een stijve 10 verbinding tussen de beide kunststof profieldelen van het huis verschaft.

De in NL 1002695 voorgestelde koppelelementen blijken derhalve onvoldoende om zelfstandig de gewenste verstijving van het huis te realiseren, zodat additionele verstijvende platen 15 tussen het onderste en bovenste profieldeel noodzakelijk zijn.

Met name blijkt dat indien dit bekende huis zonder de genoemde verstijvende platen zou worden uitgevoerd het aan de buitenzijde van het huis naar elkaar toe drukken van de beide langsprofielen leidt tot het vastgeklemd raken van de aan de 20 bovenrand van de klep aangebrachte scharnierbuis tussen het bovenste langsprofiel en het koppelelement. Aangezien een dergelijke belasting van het huis ook kan optreden in de in de gevel gemonteerde toestand, is dit een ongewenst verschijnsel.

De onderhavige uitvinding beoogt een ventilatie-inrichting 25 van het in de aanhef genoemde type te verschaffen, waarbij de verstijving van het huis doelmatiger is dan bij de bekende ventilatie-inrichtingen. Verder beoogt de uitvinding een zeer compacte uitvoering van de ventilatie-inrichting mogelijk te maken.

30 Voor het bereiken van het bovengenoemde doel verschaft de onderhavige uitvinding een ventilatie-inrichting volgens de aanhef van conclusie 1, die is gekenmerkt doordat het koppelelement aan de bovenzijde van het verbindingslijf een bovenste been heeft, zodat het koppelelement, gezien in vertikale 35 dwarsdoorsnede van het huis, in hoofdzaak C-vormig is, welk bovenste been zich boven de scharniervoorziening van het bovenste langsprofiel langs uitstrekt, en waarbij het onderste been op ten minste twee tussen de binnenzijde en buitenzijde van het betreffende langsprof iel uit elkaar gelegen plaatsen is ingeklemd

1 009 4 1 R

- 3 - in het onderste langsprofiel, en het bovenste been op ten minste twee tussen de binnenzijde en buitenzijde van het betreffende langsprofiel uit elkaar gelegen plaatsen is ingeklemd in het bovenste langsprofiel.

5 Door deze maatregelen kan het koppelelement van de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding niet alleen vertikale krachten opnemen maar met name op doelmatige wijze op het huis werkende torsiebelastingen opnemen, waardoor de bekende additionele verstijvingen bij voorkeur achterwege kunnen blijven. 10 Het zal duidelijk zijn dat het de voorkeur heeft dat het onderste been en het bovenste been elk afsteunen op het bijbehorende kunststof langsprofiel op, in dwarsdoorsnede van het huis gezien, zo ver mogelijk uit elkaar gelegen plaatsen om zo de grootst mogelijke weerstand tegen een torderen van 15 de beide langsprofielen om hun langsas te verschaffen.

Door deze C-vormige uitvoering van het koppelelement vindt de afsteuning van het bovenste langsprofiel boven het niveau van de schamierconstructie plaats en blijft deze daardoor zoveel mogelijk vrij blijft van eventuele door vervorming van 20 het huis opgewekte krachten.

De ventilatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding, alsmede voordelige uitvoeringen daarvan, zijn beschreven in de conclusies en de navolgende beschrijving aan de hand van de tekening. Daarbij toont: 25 fig. 1 een vertikale dwarsdoorsnede van een voorkeursuitvoeringsvorm van de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, en fig. 2 een gedeeltelijk aanzicht van de binnenzijde van de ventilatie-inrichting van fig. 1 30

De figuren 1 en 2 tonen het voor de toelichting van de onderhavige uitvinding relevante deel van een ventilatie-inrichting l, die geschikt is om aansluitend op een paneel 2 en tezamen met dat paneel 2 in een sponning van een kozijn te 35 worden geplaatst. Het paneel 2 is in dit voorbeeld een isolerende glasruit. De ventilatie-inrichting 1 omvat een langwerpig huis, waarbij de lengterichting loodrecht op het vlak van de tekening van fig. 1 staat, met een binnenzijde 3 en een buitenzijde 4 en een zich over nagenoeg de hele lengte van het huis tussen 1009416 - 4 - de buitenzijde en de binnenzijde daarvan uitstrekkend ventilatiekanaal 5, dat in hoofdzaak is begrensd door een bovenste langsprofiel 6 van het huis 1 en een onderste langsprofiel 7 van het huis 1.

5 De langsprofielen 6, 7 zijn afzonderlijke onderdelen, die door extrusie uit thermoplastisch kunststofmateriaal zijn vervaardigd.

In de tekening is niet getoond dat deze langsprofielen 6,7 op op zich bekende wijze aan de beide kopse einden van het 10 huis 1 door daar aangebrachte kopschotten met elkaar zijn verbonden.

Voor het openen en sluiten van het ventilatiekanaal 5 is een zwenkbare klep 8 voorzien, welke klep 8 aan zijn bovenste langsrand is voorzien van een scharniervoorziening 9, die 15 zwenkbaar is gekoppeld met een langs de onderzijde van het bovenste langsprofiel 6 meegevormde scharnierril 10. De klep 8 is hier uit kunststof geëxtrudeerd.

Het onderste langsprofiel 7 heeft aan zijn onderzijde twee evenwijdige en naar beneden gerichte flenzen 11, 12, die 20 zijn verbonden door een horizontaal lijf 14 en daarmee een ruimte vormen waarin een U-vormig beglazingsrubber 15 is opgenomen. De glasruit 2 steekt op zijn beurt in het U-vormige beglazingsrubber 15. De binnenste flens 11 steekt enigzins boven het horizontale lijf 14 uit en is daar voorzien van een 25 langsgroef 33.

Vanaf de bovenrand van de buitenste flens 12 strekt zich een in de richting van de binnenzijde van het huis 1 schuin omhoog lopend wanddeel 16 uit, dat een vrije langsrand 17 heeft op een afstand boven het horizontale lijf 14 en binnen het gebied 30 tussen de flenzen 12 en 11. Aan de vrije langsrand 17 van het wanddeel 16 is een flexibele afdichtingsstrook 18 gevormd, bijvoorbeeld door coextrusie van een flexibele kunststof strook.

Het bovenste langsprofiel 6 heeft aan zijn bovenzijde een sponningdeel 2 0 met in hoofdzaak de dikte van de glasruit 35 2. Dit sponningdeel 20 is gevormd door twee evenwijdige flenzen 21, 22, die onderling zijn verbonden door twee horizontale lijven 23, 24. Onder het onderste horizontale lijf 24 loopt de buitenste flens 22 naar buiten en eindigt in een flensdeel 25, dat in hoofdzaak in het verlengde ligt van de buitenste flens 12 van 1 009 4 1 6 - 5 - het onderste langsprofiel 7. Ook de binnenste flens 21 steekt onder het onderste horizontale lijf 24 uit en is daarbij aan zijn onderste langsrand voorzien van een langsgroef 26 voor het opnemen van de bovenrand van een rooster 27. De onderrand 5 van het rooster 27 steekt in de langsgroef 33 van het onderste langsprofiel 7. Verder heeft het bovenste langsprofiel 6 een vanaf de buitenste flens 22 schuin naar binnen en beneden lopende draagflens 30, die aan de vrije langsrand daarvan is voorzien van de scharnierril 10. Tussen de scharnierril 10 en de binnenste 10 flens 21 vormt het bovenste langsprofiel 6 een sleufopening 31.

Voor het vergroten van de stabiliteit van het in hoofdzaak uit kunststof vervaardigde huis 1 is er in voorzien over de lengte van het huis verdeeld een of meer in hoofdzaak C-vormige 15 koppelelementen 35 aan te brengen, die uit een stijf materiaal, bijvoorbeeld een metaal, zoals aluminium, of uit vezelversterkte kunststof, zijn vervaardigd. Deze koppelelementen 35 zijn aangebracht tussen het bovenste en onderste kunststof langsprofiel 6, 7 van het huis.

20 Het koppelelement 35 heeft een onderste been 36, dat is ingeklemd in het onderste langsprofiel 7 op twee tussen de binnenzijde en de buitenzijde van het huis 1 uiteen gelegen plaatsen, 37, 38. Bij voorkeur liggen deze plaatsen zover mogelijk uit elkaar, hetgeen hier nagenoeg overeenkomt met de 25 afstand tussen de beide flenzen 11, 12. Te herkennen is dat het vrije einde van het onderste been 36 ingeklemd zit tussen het schuine wanddeel 16 en het horizontale lijf 14. Verder is het bovenste deel van de binnenste flens 11 uitgevoerd als haakrand, die in een groef van het koppelelement 35 grijpt. 30 Verder heeft het koppelelement 35 aan de binnenzijde van het huis een in hoofdzaak vertikaal verbindingslijf 39, dat zich tussen het onderste en bovenste langsprofiel 6, 7 uitstrekt. In dit verbindingslij f 39 is een permanente magneet 4 0 ondergebracht, die samenwerkt met een metaalplaat je 41 aan 35 de binnenzijde van de klep 8, om de klep 8 in zijn sluitstand te houden.

Het bovenste deel van het verbindingslij f 3 9 steekt door de sleuf 31 in het bovenste langsprofiel 6 en ligt daarbij aan tegen de binnenste flens 21. Aan de bovenzijde van het 1009416 - 6 - koppelelement 35 is een bovenste been 42 aanwezig, zodat het koppelelement 35, gezien in vertikale dwarsdoorsnede van figuur 1, C-vormig is. Het bovenste been 42 strekt zich boven de van de scharnierril 10 voorziene draagflens 30 uit.

5 Het bovenste been 42 ligt met zijn vrije einde tegen de binnenzijde van de buitenste flens 22 en is daar ingeklemd tussen het onderste horizontale lijf 24 en de draagflens 30. Verder is het bovenste been 42 bij de ingeklemd bij de binnenste flens 21, doordat een uitsteeksel 43 in een bijbehorende 10 langsgroef in de binnenste flens 21 steekt. Aldus steunt het bovenste been 42 het sponningdeel 2 0 op twee tussen de binnenzijde en de buitenzijde daarvan zover mogelijk uiteen gelegen plaatsen bij 45 en 46. Het C-vormige koppelelement 35 levert aldus een optimale weerstand tegen vervorming van het 15 huis, met name tegen torsiekrachten. Hierbij vangt het bovenste been 42 deze krachten zodanig op dat de klep 8 er niet door wordt belast.

In de figuur 1 is verder te herkennen dat de klep 8 aan de buitenzijde is voorzien van een zich in langsrichting 20 uitstrekkende verstevigingsribbe 50, die in de met streeplijnen getoonde geopende stand van de klep 8 dicht langs de binnenzijde van het onderste deel 25 van de flens 22 ligt, terwijl de onderrand van de klep 8 buiten de flens 22 uitsteekt. Verder ligt in de geopende stand de klep 8 in hoofdzaak evenwijdig 25 aan het hellende wanddeel 16 van het onderste langsprofiel 7.

1 Π/IQ A 1 R

Claims (3)

1. Ventilatie-inrichting omvattende een langwerpig huis met een binnenzijde en een buitenzijde en een zich over de lengte van het huis tussen de buitenzijde en de binnenzijde daarvan uitstrekkend ventilatiekanaal, dat in hoofdzaak is begrensd 5 door een bovenste langsprofiel van het huis en een onderste langsprofiel van het huis, welke langsprofielen uit kunststof zijn vervaardigd, waarbij een zwenkbare klep is voorzien voor het openen en sluiten van het ventilatiekanaal, welke klep zwenkbaar is om een langs de onderzijde van het bovenste 10 langsprofiel aanwezige scharniervoorziening, waarbij verder verdeeld over de lengte van het huis ten minste een separaat stijf koppelelement is aangebracht tussen het bovenste en onderste kunststof langsprofiel voor het vergroten van de stabiliteit van het huis, welk koppelelement een onderste been 15 heeft, dat tegen het onderste langsprofiel afsteunt, en een verbindingslijf, dat zich tussen het onderste en bovenste langsprofiel uitstrekt en aan zijn bovenzijde afsteunt tegen het bovenste langsprofiel, met het kenmerk, dat het koppelelement aan de bovenzijde van 20 het verbindingslijf een bovenste been heeft zodanig, dat het koppelelement, gezien in doorsnede van het huis, in hoofdzaak C-vormig is, waarbij het bovenste been zich over de scharniervoorziening van het bovenste langsprofiel heen uitstrekt, en waarbij het onderste been op ten minste twee tussen 25 de binnenzijde en buitenzijde van het onderste langsprofiel uit elkaar gelegen plaatsen is ingeklemd in het onderste langsprofiel, en het bovenste been op ten minste twee tussen de binnenzijde en buitenzijde van het bovenste langsprofiel uit elkaar gelegen plaatsen is ingeklemd in het bovenste 30 langsprofiel.

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, waarbij het bovenste en het onderste langsprofiel aan hun binnenzijde elk een zich langs het ventilatiekanaal uitstrekkende groef omvatten 3. voor het opnemen van een het ventilatiekanaal aan de binnenzijde overdekkend rooster. 1 009 4 1 6 - 8 -

3. Ventilatie-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de ventilatie-inrichting geschikt is om aansluitend op een paneel en tezamen met dat paneel, in het bijzonder een isolerende ruit, in een sponning van een kozijn 5 te worden geplaatst, waarbij het bovenste langsprofieldeel een sponningdeel heeft is met in hoofdzaak de dikte van het paneel en het onderste langsprofiel een paneelprof iel is met ten minste een flens, die in de gemonteerde toestand van de ventilatie-inrichting het paneel over in hoofdzaak de gehele naar de 10 ventilatie-inrichting gekeerde zijde kan overlappen. 1 009 4 1 R