NL1014134C2 - Ventilatie-inrichting met intern steunorgaan. - Google Patents

Description

Titel: Ventilatie-inrichting met intern steunorgaan

De uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-inrichting voorzien van een langgerekt bovenprofiel en een langgerekt onderprofiel, die voor het daartussen bepalen van een door een klep afsluitbaar ventilatiekanaal bij hun 5 uiteinden onderling evenwijdig op afstand worden gehouden door kopse einddelen, waarbij zich tussen beide einddelen plaatselijk ten minste een steunorgaan bevindt, dat zich tussen de beide langgerekte profielen uitstrekt en daarmee is verbonden.

10 Ventilatie-inrichtingen van dit type kunnen een lengte tot bijvoorbeeld ongeveer 2,5 m hebben. De steun-organen zorgen er daarbij voor, dat het boven- en onderprof iel over de gehele lengte evenwijdig en onderling op de juiste afstand blijven lopen. Verder kan een van de profie-15 len, veelal het onderprofiel van een dergelijke ventilatie-inrichting voorzien zijn van middelen voor het plaatsen op en via een afdichting aansluiten op de rand van een glasplaat, waarbij het andere profiel voorzien is van middelen voor het aansluiten op een kozijn. Windbelasting laat de 20 glasplaat doorbuigen, welke doorbuiging binnen bepaalde grenzen moet worden gehouden om breuk te voorkomen, waarbij met een maximale doorbuiging van 0,5% van de lengte wordt gerekend. Een te grote doorbuiging moet mede worden tegengegaan door de ventilatie-inrichting die via de desbetref-25 fende middelen aan het onderprofiel één van de randen van de glasplaat omvat. Om het opvangen van de glasplaatdoor-buiging op optimale wijze te kunnen realiseren zijn het boven- en onderprofiel via de steunorganen tussen de beide kopse einddelen onderling gekoppeld, hetgeen resulteert in 30 een verstijving van het onderprofiel, zodat in het bijzonder bij grotere lengten de uitbuiging van de glasplaat binnen de vereiste grenzen is te houden. Tevens kan hiermee worden bereikt dat de klep, die de doorlaat van het venti- 1014134 2 latiekanaal regelt, in zijn sluitstand het ventilatiekanaal lek- en tochtdicht kan en blijft afdichten.

Bekende steunorganen bestaan uit een hulsvormig deel, dat vlaksgewijs contact maakt met enerzijds het onder-5 profiel en anderzijds het bovenprofiel, waarbij het steun-orgaan wordt vastgezet door een schroef die door een boring in een der profielen en het hulsvormige deel reikt en zit vastgeschroefd in het andere profiel, zodat het steunorgaan tussen beide profielen wordt ingeklemd en geborgd. Om deze 10 constructie tot stand te brengen, dienen de profielen voor elk steunorgaan te worden voorzien van twee nauwkeurig in lijn gelegen boringen, één voor het doorlaten van de schroef en één voor het daarin aangrijpen van de schroef. Omdat onderprofiel en bovenprofiel onafhankelijk van elkaar 15 worden vervaardigd en in eerste instantie onderling slechts verbonden zijn door daarop geschoven en vastgeschroefde, kopse einddelen is het nauwkeurig in lijn aanbrengen van de boringen een minutieus en moeizaam uit te voeren werkzaamheid, evenals het ten behoeve van het aanbrengen van de 20 schroef uitgelijnd plaatsen van één of een aantal steunorganen tussen de beide profielen. Dit probleem zal in het bijzonder spreken als bedacht wordt, dat de profielen veelal een in dwarsdoorsnede vrij grillige vorm hebben en zonder steunorganen kunnen doorbuigen en dat het tussen de 25 profielen gevormde ventilatiekanaal veelal een in door-stroomrichting gebogen verloop heeft.

Met de uitvinding wordt een zodanige uitvoering van de ventilatie-inrichting beoogd dat de steunorganen op eenvoudige wijze kunnen worden geplaatst en geborgd.

30 Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, als het steunorgaan aan één uiteinde is voorzien van een astapvormig deel, dat om een hartlijn draaibaar in een corresponderende boring in het ene profiel reikt en waarop een middendeel aansluit, dat via een ten opzichte van het 35 astapvormige deel verbreed deel steun neemt op het ene profiel en op zijn beurt overgaat in een balkvormige kop .1014134 3 met een zodanige lengte en een breedte, dat de balkvormige kop in een eerste draaistand van het steunorgaan tussen twee langsflenzen van het andere profiel is te steken en in een tweede draaistand klemmend aangrijpt op die langs-5 flenzen. Door deze maatregelen kan worden volstaan met het aanbrengen van een boring in slechts één van beide profielen, zodat zich geen uitlijningsproblemen voordoen. Verder kan het steunorgaan worden geplaatst voordat onder- en bovenprofiel in de montagestand worden gebracht en de kopse 10 einddelen worden aangebracht. De koppeling is na het monteren en plaatsen van de kopse einddelen door een simpele draaiing van het steunorgaan te bewerkstelligen, doordat de balkvormige kop klemmend gaat aangrijpen op de twee langsflenzen van het te koppelen profiel.

15 Naast een klemmende aangrijping tussen steunorgaan en profiel, zodat deze gekoppeld zijn op een wijze gewenst voor het gezamenlijk kunnen opvangen van buigkrachten uit-geoefend door een onder windbelasting staande ruit, is ook een koppeling in verticale richting met dezelfde draaiing 20 van het steunorgaan te bewerkstelligen, als overeenkomstig een verdere uitvoering van de uitvinding een borging van het steunorgaan in de tweede draaistand een langsgroef-langsribbe samenwerking tussen het steunorgaan en het andere profiel dan wel het grijpen van de balkvormige kop 25 achter een omgezette rand van een langsflens omvat.

Teneinde het tussen de langsflenzen verdraaien van de balkvormige kop van het steunorgaan soepel te laten plaatsvinden verdient het overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de voorkeur, dat de balkvormige kop 30 is voorzien van zoekvlakken om het draaien van de eerste insteek-draaistand naar de tweede borg- en klem-draaistand te vergemakkelijken. Tevens kan daar het in kunststof uitvoeren van het steunorgaan aan bijdragen.

Een borgen tegen ongewenst terugdraaien of loswrikken 35 van het steunorgaan, bijvoorbeeld door het heen en weer gaan van de glasplaat bij wisselende windbelasting, is 1014134 4 overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding op eenvoudige doch effectieve wijze te realiseren, als het astapvormige deel voorzien is van een boring voor het onder uitzetting in dwarsdoorsnede opnemen van een schroef.

5 Het uitzeteffect is te bevorderen als het astap vormige deel over althans een deel van de lengte van de boring is voorzien van ten minste een langssleuf, zodat de wand van het astapvormige deel gemakkelijker kan uitwijken om in klemmend contact met de wand van de boring in het 10 betreffende profiel te komen.

Daarenboven is het mogelijk het astapvormige deel aan zijn vrije uiteinde te voorzien van een verbrede omtreks-rand, die een stuitrand vormt tegen het verder dan gewenst in de boring duwen van het astapvormige deel bij en na het 15 daarin aanbrengen van de schroef. Het aanvankelijke in de boring steken van het astapvormige deel met verbrede omtreksrand wordt mede mogelijk gemaakt door de aanwezige ten minste ene langssleuf.

Teneinde verder bij een ventilatie-inrichting als de 20 onderhavige gebruikelijke onderdelen zonder problemen en daarenboven snel en gemakkelijk te kunnen monteren en demonteren kan er overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding in zijn voorzien, dat het boven- en het onderprofiel elk zijn voorzien van een snaprand voor het 25 opklikken van een van ventilatieopeningen voorzien element, dat een de ventilatie-openingen afdekkend insectenrooster opneemt en voorzien is van een langsril voor het over een bepaalde hoek zwenkbaar lageren van een scharnieras van een afsluitklep voor het ventilatiekanaal, waarbij het midden-30 deel van het steunorgaan een configuratie heeft die zwenking van het kleplichaam toelaat.

Onder verwijzing naar een in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm zal de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding thans, zij het uitsluitend bij wijze van voor-35 beeld, nader worden toegelicht. Daarbij toont: 10ΗΊ34 5

Fig. 1 in aanzicht een deels gemonteerde ventilatie-inrichting gezien vanaf de rechterzijde in Fig. 2;

Fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in Fig. 1;

Fig. 3 in aanzicht een gemonteerde ventilatie-5 inrichting gezien vanaf de rechterzijde in Fig. 4; en

Fig. 4 een doorsnede volgens de lijn IV-IV in Fig. 3.

De in Fig. 1 en 2 weergegeven ventilatie-inrichting is voorzien van een bovenprofiel 1 en een onderprofiel 2, die aan hun uiteinden, zoals gebruikelijk, door niet-weer-10 gegeven einddelen onderling in een vaste stand ten opzichte van elkaar worden gehouden. Verder zijn tussen boven- en onderprofiel, afhankelijk van de lengte daarvan, één of een aantal kunststoffen steunorganen 3 aangebracht.

Het bovenprofiel is samengesteld uit een deelprofiel 15 met een kozijnbevestigingsdeel la en een regenafschermdeel lb en een deelprofiel met een kozijnbevestigingsdeel lc en een insectenroosterbevestigingsdeel ld alsmede een de beide kozijnbevestigingsdelen la en lc verbindend koppeldeel le. De beide profieldelen zijn vervaardigd van een metaal, bij-20 voorbeeld aluminium, waarbij het verbindende koppeldeel le is vervaardigd van kunststof en zodoende een thermische onderbreking vormt tussen beide metalen deelprofielen, waarvan na montage het ene in contact zal verkeren met de buitenlucht en het andere zich in de te ventileren omsloten 25 ruimte bevindt. Op soortgelijke wijze is het onderprofiel 2 samengesteld uit een deelprofiel dat een ruitsponningdeel 2a vormt en een deelprofiel met een ruitsponningdeel 2c en een insectenroosterbevestigingsdeel 2d, welke deelprofielen zijn vervaardigd van een metaal, bijvoorbeeld aluminium, en 30 onderling gekoppeld zijn door een kunststoffen koppeldeel 2e, dat wederom een thermische onderbreking vormt tussen de beide deelprofielen.

Een insectenroosterdrager 4 is met een snapsluiting bevestigd op de insectenroosterbevestigingsdelen ld en 2d 35 en voorzien van twee naar elkaar toe gerichte open gleuven voor het opnemen van een gaasvormig insectenrooster 5. Na- 1014134 6 bij de aansluiting op het insectenroosterbevestigingsdeel ld is de insectenroosterdrager 4 voorzien van een lagering voor een as 6 van een zwenkklep 7, die in de gesloten stand afdichtend samenwerkt met een afdichtborstel 8 en in de 5 open stand een tussen bovenprofiel 1 en onderprofiel 2 gevormd ventilatiekanaal 9 zo veel mogelijk vrijgeeft.

Het steunorgaan 3 is voorzien van een astapvormig deel 3a dat aan zijn vrije uiteinde eindigt in een verbrede rand 3b en voorzien is van een centrale boring 3c, waarbij 10 de deze boring 3c omgevende wand is voorzien van twee, diametraal tegenover elkaar gelegen langssleuven 3d, waarvan er één is aangeduid in Fig. 3. Op het astapvormige deel 3a sluit een middendeel 3e aan, dat in dwarsdoorsnede een rechthoekige vorm heeft, waarvan ten minste een zijde 15 groter is dan de diameter van het astapvormige deel 3a.

Beide zijaanzichten van het middendeel 3e hebben eveneens de vorm van een rechthoek, zij het dat één van die rechthoeken, zoals getoond in Fig. 2, boogvormig is weggesneden ten behoeve van de zwenkbeweging van de klep 7. Op het mid- 20 dendeel 3e sluit een balkvormige kop 3f aan. De lengte van de balkvormige kop 3f is zodanig gekozen, dat deze klemmend tussen kozijnbevestigingsdelen la en lc past, zoals getoond is in Fig 2, terwijl de breedte zodanig is bemeten, dat de balkvormige kop 3f met ruime speling tussen de kozijnbeves-25 tigingsdelen la en lc kan worden gestoken, zoals getoond is in Fig. 4. Verder is de balkvormige kop 3f in één van zijn smalle kopse zijden voorzien van een langsgroef 3g, die zoals getoond is in Fig. 2, kan samenwerken met een langs-ribbe lf op het binnenvlak van het kozijnbevestigingsdeel 30 la. De hoogte van de balkvormige kop 3f is zodanig gekozen, dat de onderrand van de smalle kopse zijde gelegen tegen over die welke voorzien is van de langsgroef 3g, kan grijpen achter een omgezette rand lg op de overgang van het kozijnbevestigingsdeel lc naar het insectenroosterbeves-35 tigingsdeel ld, zoals getoond is in Fig. 2.

1014134 7

Om de in Fig. 1 en 2 getoonde samengestelde stand te verkrijgen, wordt als volgt te werk gegaan.

Na het vormen van het bovenprofiel 1 en het onder-profiel 2 worden afhankelijk van de lengte van de samen te 5 stellen ventilatie-inrichting op de daartoe gewenste plaatsen in het onderprofiel 2 loodrecht op de langsrichting daarvan gaten geboord. Elk gat heeft een zodanige diameter dat een astapvormig deel 3a daar schuivend in past. Afhankelijk van de diverse afmetingen kan een gat zich alleen 10 door het kunststoffen koppeldeel 2e dan wel door dat kop-peldeel en de dit omgevende deelprofielen uitstrekken.

Vervolgens wordt een steunorgaan 3 met zijn astapvormige deel 3a in een gat gestoken, waarbij de langssleuven 3d zodanig dicht worden gedrukt dat de verbrede rand 3b 15 door het gat kan worden gedrukt. Zodra de verbrede rand 3d het gat verlaat, veren de langssleuven 3d weer open en zit het steunorgaan 3 vastgeklikt op het onderprofiel 2, waarbij het ten opzichte van het astapvormige deel 3a bredere deel van het middendeel 3e steun neemt op onderprofiel 2.

20 Nadat de balkvormige kop 3f in de langsrichting van het onderprofiel 2 is gericht, kan het bovenprofiel 1 daarop worden gezet en kunnen bovenprofiel 1 en onderprofiel 2 door de niet-weergegeven einddelen worden gekoppeld. Het alsdan verkregen samenstel is getoond in Fig. 3 en 4.

25 Het in de koppelstand brengen van een steunorgaan 3 wordt tot stand gebracht door dit vanuit de in Fig. 4 getoonde stand over een kwart slag te verdraaien tot de in Fig. 2 getoonde stand, waartoe de balkvormige kop 3f bij voorkeur is voorzien van hellende zoekvlakkken. Na het 30 verdraaien zit de balkvormige kop 3f geklemd tussen de delen la en lc, de langsribbe lf in de langsgroef 3g zit, de onderrand van de kop 3f achter de omgezette rand lg grijpt en het bovenvlak van de kop aanligt tegen een gelijkgericht vlak van het deel la. Hierdoor zijn het 35 steunorgaan 3 en het bovenprofiel 1 vast met elkaar 1 014134 8 gebonden en geborgd en wel door het simpelweg een kwart slag draaien van het steunorgaan 3.

Om een ongewilde verdraaiing of loswrikking van het astapvormige deel 3a ten opzichte van het onderprofiel 2 5 uit te sluiten wordt vervolgens een schroef 10 in de boring 3c gedraaid. Door de diameter van de schroef 10 iets groter te kiezen dan de diameter van de boring 3c heeft dit inschroeven tot gevolg dat de door de langssleuven 3d gespleten wand rond die boring 3c buitenwaarts wordt gedrukt, 10 waardoor het astapvormige deel 3a klemvast in het gat in het onderprofiel 2 komt te zitten, waarmee elk verdraaien of loswrikken van het steunorgaan 3 op effectieve wijze wordt voorkomen.

Tot slot wordt het insectenrooster 5 in de gelei-15 dingsgroeven en de zwenkklep 7 met zijn as 6 in de lagering van de insectenroosterdrager 4 geschoven. Deze wordt daarna op de delen ld en 2d van de samengestelde profielen 1 en 2 geklikt met de zwenkklep 7 in een zodanige zwenkstand dat deze kan samenwerken met een niet-getoond bedieningsmecha-20 nisme ondergebracht in één of beide eveneens niet-getoonde einddelen, waarmee het samenstellen van de ventilatie-inrichting is voltooid.

Het spreekt voor zich, dat er binnen het kader van de uitvinding, zoals neergelegd in de bijgaande conclusies, 25 nog vele wijzigingen en modificaties mogelijk zijn. Zo kan het afhankelijk van de inbouwcondities van de ventilatie-inrichting de voorkeur verdienen het steunorgaan omgekeerd aan te brengen, dat wil zeggen met het astapvormige deel in het bovenprofiel en de balkvormige kop in het onderprofiel. 30 Ook is het mogelijk in plaats van een zwenkklep een op zich bekende schuifklep toe te passen, waarbij in het bijzonder het middendeel van het steunorgaan op velerlei andere wijzen kan zijn vormgegeven.

ï y j -i I ‘V

Claims (9)

1. Ventilatie-inrichting voorzien van een langgerekt bovenprofiel en een langgerekt onderprofiel, die voor het daartussen bepalen van een door een klep afsluitbaar ventilatiekanaal bij hun uiteinden onderling evenwijdig op 5 afstand worden gehouden door kopse einddelen, waarbij zich tussen beide einddelen plaatselijk ten minste een steun-orgaan bevindt, dat zich tussen de beide langgerekte profielen uitstrekt en daarmee is verbonden, met het kenmerk, dat het steunorgaan aan één uiteinde is voorzien van een 10 astapvormig deel, dat om een hartlijn draaibaar in een corresponderende boring in het ene profiel reikt en waarop een middendeel aansluit, dat via een ten opzichte van het astapvormige deel verbreed deel steun neemt op het ene profiel en op zijn beurt overgaat in een balkvormige kop met 15 een zodanige lengte en een breedte, dat de balkvormige kop in een eerste draaistand van het steunorgaan tussen twee langsflenzen van het andere profiel is te steken en in een tweede draaistand klemmend aangrijpt op die langsflenzen.

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, met het 20 kenmerk, dat een borging van het steunorgaan in de tweede draaistand een langsgroef-langsribbe samenwerking tussen het steunorgaan en het andere profiel omvat.

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een borging van het steunorgaan in de 25 tweede draaistand het grijpen van de balkvormige kop achter een omgezette rand van een langsflens omvat.

4. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de balkvormige kop is voorzien van zoekvlakken om het draaien van de eerste insteek- 30 draaistand naar de tweede borg- en klem-draaistand te ver-gemakkelij ken. 1014134

5. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het steunorgaan is vervaardigd van kunststof.

6. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande con-5 clusies, met het kenmerk, dat het astapvormige deel voorzien is van een boring voor het onder uitzetting in dwarsdoorsnede opnemen van een schroef.

7. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het astapvormige deel over althans een deel 10 van de lengte van de boring is voorzien van ten minste een langssleuf.

8. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het astapvormige deel aan zijn vrije uiteinde is voorzien van een verbrede omtreksrand.

9. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat het boven- en het onderpro-fiel elk zijn voorzien van een snaprand voor het opklikken van een van ventilatieopeningen voorzien element, dat een de ventilatie-openingen afdekkend insectenrooster opneemt 20 en voorzien is van een langsril voor het over een bepaalde hoek zwenkbaar lageren van een scharnieras van een afsluitklep voor het ventilatiekanaal, waarbij het middendeel van het steunorgaan een configuratie heeft die zwenking van het kleplichaam toelaat. 1014134