NL1008549C2 - Inrichting voor het stapelen en ontstapelen van kratten. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het stapelen en ontstapelen van kratten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het stapelen en ontstapelen van kratten, omvattende: grijpmiddelen om de kratten vast 5 te grijpen, en verplaatsingsmiddelen om de grijpmiddelen tenminste in de verticale richting te verplaatsen.

Dergelijke apparaten worden bijvoorbeeld gebruikt om een uit een wasserij komende stapel kratten te ontstapelen, de ontstapelde kratten 10 één voor één te vullen en de gevulde kratten te stapelen tot een bepaalde hoogte. Voor het ontstapelen en het stapelen worden gewoonlijk twee afzonderlijke inrichtingen gebruikt.

Bij bekende inrichtingen van het in de aanhef genoemde type grijpen de 15 grijporganen aan op een uitstekende bovenrand van de zijkanten van een krat. Gebleken is dat door de grijporganen vastgegrepen kratten regelmatig uit de grijporganen vallen en dat vooral als het gaat om kratten die door lang gebruik en regelmatig wassen vervormd zijn, de uitstekende randen, waarop de grijporganen aangrijpen, onder 20 omstandigheden kunnen scheuren waardoor zij moeten worden weggegooid of omgesmolten.

Met de uitvinding wordt beoogd bovengenoemde nadelen te vermijden en een in de aanhef aangeduide inrichting te verschaffen waarbij de 25 grijporganen zodanig op de zijwanden van een krat aangrijpen, dat het uit de grijporganen vallen van een krat nagenoeg is uitgesloten, zelfs in geval van scheuren of flinke vervormingen, en het vormen van scheuren in het kratmateriaal onder invloed van het vastpakken door de grijporganen niet meer kan voorkomen.

30

Volgens de uitvinding is de in de aanhef genoemde inrichting hiertoe gekenmerkt doordat de grijpmiddelen bestaan uit vier op de hoeken van een rechthoek geplaatste vingers, elk aan de voorzijde voorzien van een inkeping die wordt begrensd door twee loodrecht op elkaar staande 35 vlakken, en dat bedieningsmiddelen aanwezig zijn om de vingers zo te manoeuvreren dat van elke vinger twee genoemde loodrecht op elkaar staande vlakken aangrijpen op twee loodrecht op elkaar staande kratwanden.

1008549 2

Omdat ter plaatse van een hoek van een krat een paar loodrecht op elkaar staande wanden door de aangrijpende grijporganen naar binnen worden gedrukt, ontstaat een zeer stevig geheel.

5 Om de vingers gemakkelijk te kunnen manoeuvreren kan elke vinger via hefboommiddelen zijn verbonden met een draaibare schijf die door een pneumatische of hydraulische cilinder kan worden gedraaid.

Bij voorkeur zijn de vier vingers en de bedieningsmiddelen daarvan 10 aangebracht op een verticaal verplaatsbare U-balk.

Bij een andere uitvoering van de bedieningsmiddelen heeft elke vinger zijn eigen lineaire aandrijving bijvoorbeeld in de vorm van een pneumatische cilinder. Elke vinger is ten opzichte van een hoek van 15 he', krat zo gepositioneerd dat de loodrecht op elkaar staande vlakken tegelijkertijd op een zijkant van het krat klemmend aangrijpen.

Indien de kratten bij hun hoeken aan de buitenzijde zijn voorzien van een verticaal diagonaal hoekschot moet in elke vinger een sleuf zijn 20 aangebracht die zich uitstrekt vanaf de plaats waar de twee loodrecht op elkaar staande begrenzingsvlakken van de inkeping elkaar naderen en die een hoek van circa 135° insluiten met genoemde begrenzingsvlakken, welke sleuf bestemd is voor het opnemen van een verticaal hoekschot van een krat.

25

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een 30 uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht van een bij de inrichting volgens figuur 1 toegepaste grijpvinger in een stand waarin hij aangrijpt op twee wanden van een krat.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een detail van de inrichting volgens figuur 1 op grotere schaal tijdens het stapelen van de kratten.

35 1008549 3

Figuur 4 toont een bovenaanzicht van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 5 geeft een schematische weergave van het gebruik van inrichtingen volgens de uitvinding.

5

De weergegeven inrichting omvat een U-balk 1, aan de benen waarvan twee tegenover elkaar geplaatste paren grijpvingers 2 zijn aangebracht. De rechthoekige kratten die door de grijpvingers 2 moeten worden vastgepakt, zijn met 3 aangegeven. Elk van de vier onderling op 10 de hoekpunten van een denkbeeldige rechthoek geplaatste grijpvingers 2 is voorzien van een inkeping 4, begrensd door twee loodrecht op elkaar staande vlakken 5 en 6. Op de plaats waar de vlakken 5 en 6 elkaar naderen mondt in de inkeping 4 een sleuf 7 uit, waarvan de langsrichting met de vlakken 5 en 6 een hoek van circa 135° insluit.

15

Elk van de vingers 2 is middels een pen 9 verbonden met een hefboomarm 10 die op zijn beurt scharnierbaar is verbonden met een hefboomarm 11 die een scharnierverbinding heeft met een ronde schijf 12. Deze schijf is door een draaipunt bevestigd aan een been van de U-balk 1.

20

De pen 9 steekt door een gat in een blok 13 dat aan de balk 1 is bevestigd of er één geheel mee vormt.

Een pneumatische of hydraulische cilinder 14 loopt tussen een 25 scharnierpunt 15 op de balk 1 en een scharnierpunt 16 op de schijf 12.

Zoals duidelijk uit de figuren 1 en ^ blijkt is op elk been van de U-balk een paar grijporganen 2 met bijbehorende hefboomsystemen 10, 11 aangebracht en zijn voor de hefboomsystemen van een paar grijpvingers 30 2 slechts één draaischijf 12 en één cilinder l^i aanwezig.

De U-balk 1 is verticaal verplaatsbaar doordat hij middels platen 17 en geleidewielen 18 langs verticale geleidebalken 19 wordt geleid en aan kettingen of kabels 20 is opgehangen die over kettingwielen of 35 kabelschijven 21 naar niet weergegeven aangedreven kettingwielen of kabelschijven of een trommel lopen. Uiteraard zijn andere mechanismen om de U-balk 1 op en neer te verplaatsen ook mogelijk.

10 (38549 4

Figuur 4 laat in de stand, waarin een krat wordt vastgegrepen door bediening van een pneumatische cilinder 4, zien hoe de begrenzingsvlakken 5* 6 van de inkepingen 4 in elk van de vier grijpvingers 2 ter plaatse van de vier hoeken van asm krat 3 op de 5 zijvlakken van dat krat 3 aangrijpen. De vlakken 5» 6 worden op de zijvlakken van het krat gedrukt zoals bij één vein de vingers in figuur 2 met pijlen is aangegeven. Een ter plaatse van elke krathoek aanwezig diagonaal verticaal versterkingsschot 22 steekt in de sleuf 7· 10 Uit figuur 5 moge blijken hoe de inrichting werkt bij het onstapelen van een stapel kratten bijvoorbeeld nadat deze gewassen zijn en bij het opstapelen van de kratten bijvoorbeeld wanneer deze zijn gevuld.

De figuren 5a. b en c betreffen het ontstapelen. Figuur a toont het 15 moment dat van een dcor een transportmiddel 23 binnen de U-balk 1 aangevoerde stapel kratten de begrenzingsvlakken 5. 6 van de inkepingen 4 van de vingers 2 om de hoeken van het op één na onderste krat grijpen.

20 Figuur 5b betreft de fase dat het op één na onderste krat met de erop gestapelde kratten door de opwaarts bewegende U-balk 1 over een kleine afstand omhoog wordt getild.

i

In figuur 5c is te zien dat het onderste krat door de transporteur 23 25 op het plateau 24 wordt verplaatst. Het plateau 24 kan een transporteur zijn (bijvoorbeeld een rollenbaan) en deze leidt naar een stapelinrichting.

Het schematisch bovenaanzicht van figuur 5g laat de onderlinge positie 30 van de toevoertransporteur 24 van de ontstapelinrichting, het plateau 24 en de afvoertransporteur 25 van de stapelinrichting zien.

Het stapelen is in de figuren 5d. e en f te zien. Figuur 5d toont de situatie dat van een stel op elkaar gestapelde kratten het onderste 35 krat door de vingers van een U-balk 1 wordt vastgepakt en samen met de stapel wordt opgetild, waarna, zoals figuur 5e toont, in de ontstane ruimte vanaf het plateau 24 een krat wordt geplaatst en tenslotte de omhoog gebrachte oorspronkelijke stapel omlaag wordt gebracht (figuur 1008549 ' 5 5f) om op de nieuw aangebrachte krat te landen.

Wezenlijk voor de uitvinding is dat op de hoeken van een denkbeeldige rechthoek geplaatste grijpvingers 2 van een inkeping 4 zijn voorzien 5 die zijn begrensd door op elkaar staande vlakken 5, 6 die in de grijpstand ter plaatse van een hoek van het krat op twee loodrecht op elkaar staande kratwanden drukken.

1008549

Claims (4)

1. Inrichting voor het stapelen en ontstapelen van kratten, omvattende: grijpmiddelen om de kratten vast te grijpen, en 5 verplaatsingsmiddelen om de grijpmiddelen tenminste in de verticale richting te verplaatsen, met het kenmerk, dat de grijpmiddelen bestaan uit vier op de hoeken van een rechthoek geplaatste vingers (2), elk aan de voorzijde voorzien van een inkeping (4) die wordt begrensd door twee loodrecht op elkaar staande vlakken (5. 6), en dat 10 bedieningsmiddelen (10 t/m 16) aanwezig zijn om de vingers (2) zo te manoeuvreren dat van elke vinger twee genoemde loodrecht op elkaar staande vlakken (5, 6) aangrijpen op twee loodrecht op elkaar staande kratwanden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met he'. kenmerk, dat elke vinger (2) via hefboommiddelen (10, 11) is verbonden met een draaibare schuif (12) die door een pneumatische of hydraulische cilinder (14) kan worden gedraaid. 20

3· Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vier vingers (2) en de bedieningsmiddelen (10 t/m 16) daarvan zijn aangebracht op een verticaal verplaatsbare U-balk (1).

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat in elke vinger (2) een sleuf (7) is aangebracht die zich uitstrekt vanaf de plaats waar de twee loodrecht op elkaar staande begrenzingsvlsikken (5, 6) van de inkeping (4) elkaar naderen en die een hoek van circa 135* insluit met genoemde begrenzingsvlakken (5, 6), welke sleuf (7) bestemd is voor het opnemen van een verticaal 30 hoekschot (22) van een krat. 1008549