NL1008379C2 - Doseerinrichting voor verpompbaar materiaal. - Google Patents

Description

DOSEERINRICHTING VOOR VERPOMPBAAR MATERIAAL

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrich ting voor het doseren van een eetbaar, verpompbaar materiaal dat op een van de omgevingstemperatuur verschillende temperatuur moet worden gehandhaafd, omvattende: - een aansluiting voor een voorraadvat van het 10 te doseren materiaal: - een pomp, waarvan de ingangsaansluiting met de aansluiting voor het voorraadvat is verbonden; - een eerste kanaal, waarvan een einde met de uitgangsaansluiting van de pomp is verbonden, en waarvan 15 het andere einde met een doseermond is verbonden; en - temperatuurhandhavingsmiddelen voor het handhaven van de van de omgeving verschillende temperatuur in tenminste het eerste kanaal.

Een dergelijke inrichting is bekend uit diverse 20 brochures van Bakon B.V. Food Equipment te Goes,

Nederland, waaronder de brochure "De Beste Keus, Jelly Comfort".

Bij de uit deze brochure bekende inrichting wordt het eerste kanaal gevormd door een slang, waarvan 25 één einde met de pomp verbonden is, en het andere einde met een doseermond is verbonden. Deze slang is gewikkeld op een trommel, welke bij gebruik van de inrichting naar wens wordt afgewikkeld. De trommel bevindt zich in een waterbad dat gehandhaafd wordt op de gewenste tempera-30 tuur, zodat de gelei vloeibaar wordt, en verwarmd wordt tot een zodanige temperatuur dat deze na het afkoelen stolt.

Déze uit de stand van de techniek bekende inrichting heeft onder meer het nadeel dat bij het in-35 schakelen van deze inrichting het een geruime tijd duurt, totdat de inrichting kan worden gebruikt. Het gehele waterbad moet immers worden verwarmd tot de temperatuur waarbij de gelei na het afkoelen zal geleren. Gezien de λ ( ύ 7 h.

.? b > ? 2 omvang van dit waterbad, moet hierbij rekening worden gehouden met een opwarmtijd van ongeveer een kwartier.

Dit vereist enerzijds een anticiperende instelling van de gebruiker, maar vergroot anderzijds het 5 energieverbruik van de inrichting.

Een ander nadeel van deze inrichting is dat bij een eventueel lek van de slang het water bij de gelei zou kunnen komen, hetgeen tot verontreinigingen kan leiden.

Om de risico's van dergelijke verontreinigingen te ver-10 kleinen, moet het waterbad regelmatig worden verschoond, en moet het vat, waarin het water wordt aangebracht en de zich daarin bevindende trommel eveneens zorgvuldig worden gereinigd, hetgeen uiteraard een moeizaam karwei is.

Om bovengenoemde maatregelen te voorkomen, is 15 het uit DE-A-12 71 524 bekend dat de temperatuurhandha-vingsmiddelen een tweede kanaal omvatten dat tenminste voor een deel thermisch is gekoppeld met het eerste kanaal, waarbij het tweede kanaal wordt doorstroomd met materiaal van de gewenste temperatuur.

20 Als gevolg van deze maatregelen worden de hierboven genoemde problemen vermeden.

Bij deze tot de stand van de techniek behorende constructie wordt het tweede kanaal doorlopen door een afzonderlijke vloeistof. Hiertoe moet een apart circuit 25 worden gebruikt, hetgeen de constructie gecompliceerd maakt.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting met een eenvoudiger constructie. Dit doel wordt bereikt, doordat het tweede 30 kanaal is ingericht om doorstroomd te worden door het te doseren materiaal.

Deze maatregel leidt tot een vereenvoudiging van de constructie, aangezien het aanbrengen van een apart circuit voor verwarmd materiaal wordt vermeden.

35 Overigens is het uit US-A-4 381 726 een over eenkomstige inrichting bekend. Dit betreft echter een inrichting die geschikt is voor thermoplastische kunststoffen, dat wil zeggen, niet-eetbare materialen. Het Όo 8 3 7 9 3 ligt dan ook niet voor de hand een dergelijke inrichting toe te passen op het gebied van etenswaren, gezien de eisen in verband met hygiëne en dergelijke.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het 5 tweede kanaal aan één zijde verbonden met het eerste kanaal aan de zijde van de doseermond, en is de andere zijde van het tweede kanaal met de ingangsaansluiting van de pomp verbonden.

Hierdoor wordt een configuratie verkregen van 10 eenvoudige constructie; het te doseren materiaal wordt verwarmd door het van de doseermond terugkerende materiaal. Hierbij is het uiteraard van belang dat het door de pomp opgewekte debiet groter is dan het door doseermond opgenomen debiet; er moet immers een overschot zijn dat 15 door het tweede kanaal terugvloeit.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de temperatuurhandhavingsmiddelen een verwarming- of koelinrichting die thermisch gekoppeld is met tenminste een deel van het tweede kanaal. Hiermee wordt 20 stabilisatie van het temperatuurniveau verkregen. Bij de ingang van de pomp vindt menging plaats van diverse, van de aansluiting voor een voorraadvat verkregen materiaal met het aan de temperatuurveranderingsinrichting onderworpen materiaal, zodat temperatuurvariaties worden 25 afgevlakt.

Volgens een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm is het tweede kanaal gekoppeld met een expansievat. Deze maatregel is van belang bij het uitschakelen van de inrichting; de beide kanalen zijn dan van de omgeving 30 afgesloten, zodat door de op de uitschakeling of de inschakeling volgende temperatuursveranderingen volgende volumeveranderingen niet worden opgevangen.

Om dit nadeel te vermijden wordt het expansievat toegepast. Het is aantrekkelijk, wanneer het expan-35 sievat is opgenomen in het tweede kanaal, en wel in de vorm van een in een vast deel van het kanaal opgenomen stuk met een flexibele wand.

-0 0 8 3 7 9 4

Andere aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvormen blijken uit de overige onderconclusies.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande figuren, waarin 5 voorstellen: figuur 1: een schema van de onderdelen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding en hun onderlinge verbindingen,· figuur 2: een alternatief van figuur 1; en 10 figuur 3: een gedeeltelijk weggebroken perspec- I tivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvin ding .

De inrichting, waarvan het schema in figuur 1 is weergegeven, omvat een pomp l die bij voorkeur door 15 een verdringingspomp, zoals een slangenpomp of een mem-braanpomp wordt gevormd. Voor het aanzuigen van de te - doseren massa is de pomp 1 verbonden met een aanluiting 2 voor een voorraadvat 3 door middel van een leiding 4.

De uitgangsaansluiting van de pomp 1 is verbon-20 den met een eerste kanaal, waarvan het eerste gedeelte wordt gevormd door een vaste leiding 5 en het tweede deel wordt gevormd door het buitenste kanaal van een coaxiale slang 6. De coaxiale slang 6 leidt naar een spuitpistool 7. Rondom een deel van de coaxiale slang 6 is een verwar-j 25 mingsinrichting 8 aangebracht, welke in het onderhavige geval elektrisch is uitgevoerd.

Het binnenste kanaal van de coaxiale slang 6 vormt een deel van het tweede kanaal en mondt uit in een vaste leiding 9, welke via een restrictie 10 uitmondt bij 30 de ingangsaansluiting van de pomp l. Het zal duidelijk zijn dat hierbij bijvoorbeeld gebruik gemaakt wordt van een T-aansluitstuk. Verder is in de vaste leiding 9 een flexibel deel 11 opgenomen dat dient als expansievat. Ten slotte omvat de inrichting een ontluchtingsklep 12.

35 Het zal duidelijk zijn dat verder een bestu ringssysteem aanwezig is voor het regelen van de pomp en - van de verwarmingsinrichting. Hiervoor wordt bij voorkeur ' 10 0 8 3 7 9 5 gebruik gemaakt van een temperatuursensor 13 die stroomopwaarts van de verwarmingsinrichting is aangebracht.

Het zal duidelijk zijn dat op de getoonde configuratie de nodige wijzigingen kunnen worden aange-5 bracht; zo is het bijvoorbeeld mogelijk in plaats van van een flexibele coaxiale slang 6 gebruik te maken van een star, coaxiaal leidingssysteem. In plaats van een coaxiaal leidingssysteem is het zelfs mogelijk gebruik te maken van een paar leidingen die thermisch innig met 10 elkaar zijn gekoppeld, bijvoorbeeld in de vorm van twee leidingen met elk een D-configuratie die met hun platte zijden tegen elkaar aan zijn bevestigd.

Het zal duidelijk zijn dat tevens de plaats van de verwarmingsinrichting anders kan worden gekozen; deze 15 kan bijvoorbeeld direkt achter de pomp in de vaste leiding 5 worden geplaatst, of zelfs vóór de pomp worden geplaatst. In plaats van een expansievat in de vorm van een stuk flexibele slang 11 is het mogelijk een afzonderlijk expansievat toe te passen.

20 Bij de onderhavige uitvoeringsvorm is sprake van een voorraadvat in de vorm van een doos, waarin een zak is aangebracht en die met zijn dop naar beneden toe geplaatst wordt op de desbetreffende aansluiting 2. Ook kan er gebruik gemaakt worden van een voorraadtank of 25 losse zak. In plaats daarvan is het uiteraard mogelijk gebruik te maken van andere configuraties, bijvoorbeeld van een vast aangebracht vat, waarin het aan te brengen materiaal moet worden gebracht.

In figuur 2 is een mogelijke variant afgebeeld, 30 waarin het expansievat in de vorm van de flexibele slang 11 is vervallen. Ook de ontluchtings- of spoelklep is vervallen. De coaxiale leiding 6 strekt zich niet meer door de verwarmingsinrichting 8 heen uit; slechts de vaste leiding 5, waardoorheen de te doseren massa wordt 35 getransporteerd. De van de doseermond 7 terugkerende massa wordt buiten de verwarmingsinrichting 8 gevoerd.

Ten slotte is de restrictie 10 opgenomen in een "by-pass" van de pomp. In de "by-pass" is een druksensor 10 0 8 3 7 9 6 14 opgenomen die gebruikt wordt voor het regelen van de pomp 1.

In figuur 3 is een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting getoond. Deze omvat een huis 14, aan de 5 bovenzijde waarvan de aansluiting 2 is aangebracht. Op de bovenzijde is verder een fixatierek 15 aangebracht voor het plaatsen van het voorraadvat 3 in de vorm van een doos 16, waarbinnen een zak 17 is aangebracht.

Op de behuizing is verder een aan/uit-schake-10 laar 18 aangebracht, een temperatuurinstelknop 19 en een visuele weergave-inrichting 20 voor het weergeven van de temperatuur van het te verspuiten materiaal.

Ten slotte zal de werking van de in de figuren 1 en 2 afgebeelde inrichting worden besproken.

15 Wanneer een voorraadvat 3 wordt geplaatst, wordt de pomp l ingeschakeld, waarna de inhoud van het voorraadvat 3 enerzijds door de zwaartekracht naar de pomp wordt gevoerd en door de pomp l door de leiding 5 met het uitwendige kanaal van de coaxiale slang 6 wordt 20 toegevoerd aan de doseermond 7. Hierbij wordt het materiaal verwarmd door de verwarmingsinrichting 8.

Aanvankelijk wordt gedurende een korte tijd het spuitpistool 7 niet ingeschakeld, zodat het debiet van de pomp l door het inwendige kanaal van de flexibele slang 6 25 wordt teruggevoerd naar het kanaal 9 door het flexibele deel 11 heen, door de restrictie 10 heen, en gemengd wordt met de verse, van het voorraadvat 3 aanwezige materiaal en aan de pomp 1 weer wordt toegevoerd. Dit proces wordt voortgezet, totdat de temperatuurindicator 30 20 aangeeft dat de juiste temperatuur bereikt is, waarna het spuitpistool 7 kan worden gebruikt voor het aanbrengen van het desbetreffende materiaal.

Hierbij is de restrictie 10 van belang om te voorkomen dat de pomp 1 in leegloop gaat werken, terwijl 35 de aansluiting 2 en de daarin opgenomen terugslagklep er voor dient dat bij het defect raken van de pomp geen , materiaal teruggevoerd kan worden naar de houder 3.

Λ ' i Z' Λ *3 ^ S V U ü 5 3 4 7

De klep 12 is in het bijzonder van belang voor het schoonspoelen van de inrichting. Deze kan worden opengezet voor het schoonspoelen van het kanaalsysteem.

In het bijzonder is de onderhavige uitvinding 5 geschikt voor toepassing bij het aanbrengen en doseren van gelei. Bij aanpassing van de desbetreffende parameters, zoals het temperatuurbereik en dergelijke, kan de inrichting ook gebruikt worden voor het aanbrengen van andere materialen, zoals chocolade, glazuur en dergelij-10 ke. Bij toepassing van een koelinrichting in plaats van een verwarmingsinrichting is het eveneens mogelijk de inrichting te gebruiken voor het aanbrengen van bijvoorbeeld slagroomrozetten of eigeel.

10 0 8 3 7 9

Claims (13)

1. Inrichting voor het doseren van een eetbaar, 5 verpompbaar materiaal dat op een van de omgevingstemperatuur verschillende temperatuur moet worden gehandhaafd, omvattende: - een aansluiting voor een voorraadvat van het te doseren materiaal: 10. een pomp, waarvan de ingangsaansluiting met de aansluiting voor het voorraadvat is verbonden; - een eerste kanaal, waarvan een einde met de uitgangsaansluiting van de pomp is verbonden, en waarvan het andere einde met een doseermond is verbonden,· en 15. temperatuurhandhavingsmiddelen voor het handhaven van de van de omgeving verschillende temperatuur in tenminste het eerste kanaal, waarbij: - de temperatuurhandhavingsmiddelen een tweede 20 kanaal omvatten dat tenminste voor een deel thermisch is gekoppeld met het eerste kanaal, en - het tweede kanaal is ingericht om te worden doorstroomd met een materiaal van de gewenste temperatuur, 25 met het kenmerk, dat het tweede kanaal is ingericht om doorstroomd te worden door het te doseren materiaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede kanaal aan een zijde is verbonden 30 met het eerste kanaal aan de zijde van de doseermond, en dat de andere zijde van het tweede kanaal met de ingangsaansluiting van de pomp is verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de temperatuurhandhavingsmiddelen een ver- 35 warmings- of koelinrichting omvatten die thermisch is gekoppeld met tenminste een deel van het tweede kanaal.

4. Inrichting volgens een van de voorafgaande = conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een deel van Ί (’ n 3 y 7 3 Ί het tweede kanaal concentrisch in een deel van het eerste kanaal is aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het concentrische deel van het eerste en het 5 tweede kanaal in de vorm van een flexibele slang zijn uitgevoerd.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het tweede kanaal is gekoppeld met een expansievat.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het expansievat is opgenomen in het tweede kanaal in de vorm van een in een vast deel van het kanaal opgenomen stuk met een flexibele wand.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 15 2-7, met het kenmerk, dat in het tweede kanaal in de nabijheid van de aansluiting met de pomp een restrictie is aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 6 en 8, met het kenmerk, dat in het tweede kanaal tussen het deel met de 20 flexibele wand en de restrictie een met de omgeving verbonden afsluiter is aangebracht.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 3-9, met het kenmerk, dat de verwarmingsinrichting gekoppeld is met een op korte afstand stroomopwaarts van de 25 verwarmingsinrichting geplaatste temperatuursensor.

11. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is gedimensioneerd voor het doseren van gelei op etenswaren.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 30 1-10, met het kenmerk, dat de inrichting is gedimensioneerd voor het doseren van chocolade op etenswaren.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 1-10, met hét kenmerk, dat de inrichting is gedimensioneerd voor het doseren van slagroom of eigeel op etenswa- 35 ren. •0 0 8 3 7 9