NL1029725C2 - Afgifte-inrichting. - Google Patents

Description

i .

5

Korte aanduiding: Afgifte-inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het afgeven van een substantie volgens de aanhef van conclusie 1.

Dergelijke systemen worden gebruikt in bijvoorbeeld fast-food 10 restaurants om sauzen en dergelijke op broodjes of ander voedsel aan te brengen. Vanwege het grote aantal klanten dat door dergelijke restaurants tegelijkertijd bediend wordt, is het nodig dat de sauzen telkens in nauwkeurig gedoseerde porties wordt afgegeven.

Uit WO 03/059784 is een systeem bekend waarbij sauzen worden 15 afgegeven uit een houder die in een afgiftepistool wordt geplaatst. Het afgiftepistool met daarin de voorraadhouder gevuld met de voorraad saus wordt in de hand gehouden, waardoor over een willekeurig gebied van het werkblad saus kan worden afgegeven. Een nadeel van een dergelijk afgiftepistool met een daarin geplaatste 20 voorraadhouder is dat het personeel de voorraad op de hand moet dragen, wat fysiek belastend is.

De uitvinding beoogt een verbeterd systeem voor het afgeven van een substantie te verschaffen.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door een systeem 25 volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt doordat het uitlaatorgaan een slang omvat, en dat de afgifte-inrichting een afgiftepistool omvat dat aan een afgifte-einde van de slang koppelbaar is, welk afgiftepistool een doseermechanisme omvat voor het doseren van een portie af te geven substantie, alsmede een 30 afsluitklep voor het dichtdrukken van het afgifte-einde van het uitlaatorgaan.

Met een dergelijk systeem wordt de voorraadhouder stationair ergens boven of onder het werkblad geplaatst, terwijl door toepassing van de slang en het afgiftepistool een werkblad van enige omvang kan 35 worden bestreken voor het afgeven van substantie, in het bijzonder sauzen. Het gewicht van de voorraadhouder hoeft niet te worden getild door het personeel waardoor de benodigde fysieke inspanning terug wordt gebracht. Een verder voordeel van een stationaire voorraadhouder is dat de voorraadhouder veel groter kan worden 10 2 9 725 ______ - 2 - uitgevoerd waardoor deze minder vaak vervangen hoeft te worden. Nog een verder voordeel is dat door het gebruik van grote voorraadhouders, de verpakkingskosten per eenheid af te geven substantie lager zijn.

5 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de afgifte-inrichting een met de persmiddelen gekoppelde drukopnemer om te detecteren of de druk in het uitlaatorgaan onder een bepaalde grenswaarde komt, waarbij de persmiddelen zodanig zijn ingericht dat zij bij een druk boven de grenswaarde in rust zijn en bij een druk onder de 10 grenswaarde geactiveerd worden.

De drukopnemer geeft een signaal door aan de persmiddelen waardoor deze automatisch de druk in de houder opvoeren tot de gewenste waarde. Een voordeel van deze constructie is dat de substantie onder voldoende druk wordt aangevoerd aan het 15 afgiftepistool waardoor daarmee alleen geportioneerd hoeft te worden.

Bij een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm is de slang van een materiaal zonder vormstijfheid, en heeft een vóór gebruik platte vorm, waarbij de afgifteopening van de slang bij voorkeur afgesloten is en voor het afgeven van substantie geopend moet worden. Bij 20 voorkeur betreft het een dunne folieslang, bijvoorbeeld van geëxtrudeerd PE. De afgifteopening kan dichtgelast zijn en is bijvoorbeeld met een snijgereedschap of een schaar te openen. De slang wordt met de voorraadhouder gekoppeld of is integraal daarmee verbonden.

25 Het einde van de slang wordt met het afgiftepistool gekoppeld.

Bij voorkeur wordt de slang door middel van de persmiddelen eerst vanuit de houder gevuld met substantie, waardoor de slang beter hanteerbaar is, en vervolgens eenvoudiger in het afgiftepistool aangebracht kan worden. Omdat de slang plat is en geen lucht bevat 30 hoeft er bij het vullen van de slang geen lucht verdrongen te worden, die alleen via de substantie zelf zou kunnen ontsnappen. Nadat het afgifte-einde van de slang in het afgiftepistool is geplaatst en het afgifte-einde wordt dichtgehouden door de afsluitklep kan de afgifteopening worden geopend, bijvoorbeeld door een eindstuk van de 35 slang af te knippen, waarna het systeem gebruiksklaar is.

De uitvinding zal nader worden toegelicht in de onderstaande beschrijving aan de hand van de tekening, waarin: 1029725 - 3 -

Fig.1 een zijaanzicht toont van een keukenwerkbank voorzien van een afgiftesysteem volgens de uitvinding tijdens het aanbrengen van een houder,

Fig. 2 een zijaanzicht toont van de werkbank van Fig. 1 met het 5 afgiftesysteem volgens de uitvinding in een gebruiksklare toestand,

Fig. 3 in perspectief een opnamehouder met persmiddelen van de afgifte-inrichting toont,

Fig. 4 in perspectief en opengewerkt het de opnamehouder met persmiddelen van de afgifte-inrichting van Fig. 3 toont, 10 Fig. 5 in een vooraanzicht de opnamehouder met persmiddelen van

Fig. 4 toont,

Fig. 6 in een zijaanzicht de opnamhouder met persmiddelen van Fig. 4 toont,

Fig. 7 in perspectief een voorkeursuitvoeringsvorm van een 15 afgiftepistool met een doseermechanisme van de afgifte-inrichting toont,

Fig. 8 t/m 12 in een zijaanzicht het afgiftepistool van Fig. 7 tonen in verschillende toestanden van het doseermechanisme,

Fig. 13 een zijaanzicht toont van een alternatieve 20 uitvoeringsvorm van een geleiding van het doseermechanisme,

Fig. 14 een uitvoeringsvorm toont van een afgifte-einde van een slang van het afgiftesysteem volgens de uitvinding,

Fig. 15 een andere uitvoeringsvorm toont van een afgifte-einde van een slang van het afgiftesysteem volgens de uitvinding, 25 Fig. 16 nog een andere uitvoeringsvorm toont van een afgifte- einde van een slang van het afgiftesysteem volgens de uitvinding,

Fig. 17 een zak met een integraal aangevormde slang toont, met weer een andere uitvoeringsvorm van het afgifte-einde,

Fig. 18 in dwarsdoorsnede een voorkeursuitvoeringsvorm van een 30 geleidingsgoot met een daarin geplaatst slangeinde en een erboven hangende drukrol, en

Fig. 19 een alternatieve uitvoeringsvorm toont van een volgsleuf behorend bij de afsluitklep.

35 In Fig. 1 en 2 is een werkbank 1 getoond met een werkblad 2 zoals vaak in horecakeukens wordt geplaatst voor het bereiden van voedsel.

1 0 2 9 7 2 5 - 4 - j

Boven het werkblad 2 is een persinrichting 3 kantelbaar aan een bevestigingsframe 4 opgehangen. De persinrichting 3 is kantelbaar tussen een vulstand zoals in Fig. 1 is getoond, en een gebruiksstand zoals in Fig. 2 is getoond. De persinrichting 3 heeft een deksel 35 5 die in de vulstand van Fig. 1 geopende kan worden, waardoor een voorraadhouder 6 voor substantie in de persinrichting 3 geplaatst kan worden zoals met pijl 7 is geïllustreerd. In de gebruiksstand van Fig. 2 van de persinrichting rust de voorraadhouder 6 op de gesloten deksel 35.

10 In Fig. 3-6 is de persinrichting 3 in meer detail getoond. Fig.

3 toont de persinrichting 3 met een geopende deksel 35. De persinrichting 6 heeft een opnamekamer 32 met een vulopening 31 waardoor de voorraadhouder 6 in de opnamekamer 32 geplaatst kan worden. De opnamekamer 32 wordt begrensd door een cilindrische 15 omtrekswand 33. Aan een einde van de opnamekamer 32 is een bovenwand 34 aangebracht die een einde van de opnamekamer 32 afsluit en in gebruikstoestand (Fig. 2) naar boven is gericht. Aan het tegenovergelegen einde is een onderwand 36 aangebracht die de vulopening 31 omringt en die een aanslagvlak vormt voor het deksel 20 35. De onderwand 36 is in gebruikstoestand (Fig. 2) naar beneden gericht.

In de onderwand 36 is een uitsparing 37 aangebracht en in het deksel 35 is een uitsparing 38 aangebracht, welke uitsparingen 37, 38 in de gesloten stand van het deksel 35 tegenover elkaar zijn gelegen 25 en een holte vormen waar een gedeelte van slangvormig uitlaatorgaan 60 van de voorraadhouder 6 (zie Fig. 1 en 2) in opgenomen kan worden.

In de opnamekamer 32 is een persorgaan 40 aangebracht. Het persorgaan 40 is een verplaatsbaar persorgaan, dat zich als een omhoog en omlaag verplaatsbare bodem in de opnamekamer 32 uitstrekt 30 en is ingericht voor het aangrijpen op de in de opnamekamer 32 geplaatste voorraadhouder 6. Het persorgaan 40 is verbonden met een | drager 41 die langs een geleidingsstang 42 naar boven en beneden ' beweegbaar is. Verder heeft de drager 41 een schroefoverbrenging, waar een schroefspindel 43 doorheen steekt. Door de schroefspindel 43 35 in een bepaalde richting te roteren, wordt de drager 41 omhoog of omlaag bewogen.

De aandrijfmiddelen van de schroefspindel 43 omvatten een elektromotor 44 met een aandrijfas die middels een overbrenging, 1029725 - 5 - bijvoorbeeld een tandwieloverbrenging, met de schroefspindel 43 is gekoppeld.

De elektromotor 44 is gekoppeld met een besturingseenheid. In de uitsparing 37 is een drukopnemer 45 opgenomen die eveneens met de 5 besturingseenheid is gekoppeld. Door middel van de drukopnemer 45 kan de druk in de slang 60 worden gemeten. Wanneer de druk onder een bepaalde grenswaarde komt zal de besturingseenheid de elektromotor 44 in werking stellen en het persorgaan 40 in de richting van het deksel 35 bewegen, zodat de druk in de voorraadhouder 6 en de daarmee 10 verbonden afgifteslang 60 toeneemt. Wanneer de druk de grenswaarde bereikt wordt de elektromotor 44 door de besturingseenheid uitgeschakeld.

De persinrichting 3 is omgeven door een mantel 39 en vormt met de bovenwand 34, de onderwand 36 een huis, dat de binnenzijde van de 15 persinrichting 3 beschermt tegen vervuiling. De mantel 39 en de bovenwand 34, de onderwand 36 en ook het deksel 35 zijn bij voorkeur van metaalplaat,, zoals plaatstaal, of kunststof zodat de persinrichting van buiten goed schoon te houden is.

Aan de zijkant van de persinrichting 3 steken vanaf de mantel 20 39 bevestigingspennen 8 uit, waarmee de persinrichting 3 scharnierbaar aan het frame 4 boven het werkblad 2 opgehangen kan worden.

Aan de voorraadhouder 6 is zoals eerder vermeld een afgifteslang 60 aangebracht. De afgifte-inrichting volgens de 25 uitvinding omvat naast een persinrichting 3 een afgiftepistool 5 dat aan het vrije einde van de afgifteslang 60 wordt aangebracht, zoals in Fig. 2 is getoond.

In Fig. 7-12 is het afgiftepistool 5 in meer detail weergegeven. Het afgiftepistool 5 heeft een basislichaam 50 met een 30 naar boven toe open steungoot 51 die dient om een afgifte-einde 61 van de afgifteslang 60 te ondersteunen. De steungoot 51 kan een rechthoekige dwarsdoorsnedevorm hebben, maar kan ook gevormd zijn als een halfronde uitsparing zoals in Fig. 18 schematisch is weergegeven.

35 Het afgiftepistool 5 omvat verder een drukorgaan, in dit geval een drukrol 53 die op de slang 60 gedrukt wordt zodat de slang wordt platgedrukt tussen de steungoot 51 en de drukrol 53. De drukrol is in de richting van de afgifteopening 62 beweegbaar. Door de drukrol 53 029725 - 6 - in de richting van de afgifteopening 62 te bewegen wordt de substantie die zich in het afgifte-einde 61 van de slang 60 bevindt door de rol 53 naar de afgifteopening 62 gedrukt om te worden afgegeven. De lengte van de doseerslag, d.w.z. de afstand die de 5 drukrol aflegt over de slang 60 bepaalt de hoeveelheid afgegeven substantie.

De drukrol 53 wordt bij voorkeur aangedreven door een mechanisme dat met handkracht bedienbaar is. De drukrol 53 is bij voorkeur via een mechanische overbrenging door een bedieningshendel 10 54 beweegbaar.

De mechanische overbrenging is in de getoonde uitvoeringsvorm als een stangenmechanisme uitgevoerd. Het stangenmechanisme omvat twee stangen 55 en 56. De stang 55 is vast verbonden met het bedieningsorgaan 54. De drukrol 53 is ten opzichte van de andere 15 stang 56 roteerbaar gelagerd. De twee stangen 55, 56 zijn door middel van een scharnier 57 met elkaar verbonden. De stangen 55, 56 van het stangenmechanisme zijn gekoppeld door een trekveer 58 die weerstand biedt tegen het strekken van het scharniergewricht.

Het bedieningsorgaan 54 is roteerbaar gelagerd t.o.v. het 20 basislichaam 50 en is door middel van een torsieveer (niet getoond) voorgespannen. Aan de onderzijde van het basislichaam 50 is een handgreep 52 aangebracht, dat een bedienend persoon in de handpalm kan houden om vervolgens met de vingers het bedieningsorgaan 54 naar de handgreep 52 toe te trekken tegen de veerkracht van de torsieveer j 25 in om een gedoseerde portie substantie af te geven. j

Het doseermechanisme van het afgiftepistool 5 omvat een geleidingsgroef 59 die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de steungoot 51 uitstrekt. Aan de drukrol 53 of aan de stang 56 bevindt zich een geleidingspen 70 die zodanig door de geleidingsgroef 59 beweegbaar is 30 dat de drukrol 53 de slang 60 blijft samendrukken tijdens de beweging in de richting van de afgifteopening 62. Bij voorkeur is de geleidingspen 70 het verlengde van de rotatieas van de drukrol 53.

Bij voorkeur is aan beide zijden van de steungoot 51 een geleidingsgroef 59 aangebracht.

35 De geleidingsgroef 59 heeft een, bij voorkeur gekromd, eindgedeelte 71 dat van de bodem van de steungoot 53 afbuigt waardoor de drukrol 53 uiteindelijk geleidelijk van de slang 60 wordt 1029725 _ - 7 - opgetild. In Fig. 10 is weergegeven dat de geleidingspen 70 zich aan het begin van het gekromde eindgedeelte 71 bevindt.

Aansluitend op het eindgedeelte 71 van de geleidingsgroef 59 is een retourbaan 72 aanwezig waarlangs de geleidingspen 70 beweegbaar 5 is om de drukrol 53 naar een beginstand van de doseerslag terug te bewegen.

In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de retourbaan gevormd door een scharnierend boven de geleidingsgroef 59 aangebrachte wisselplaat 73. Wanneer de geleidingspen 70 aan het einde van het eindgedeelte 71 10 komt drukt deze de wisselplaat 73 vanuit een ruststand omhoog (zie Fig. 11) totdat de geleidingspen 70 erlangs schiet, waarna de wisselplaat 53 weer terugvalt in de ruststand. De geleidingspen 70 rust nu boven op de wisselplaat 73 en kan naar achteren bewegen om terug te keren naar de beginstand van de doseerslag die in Fig. 8 is 15 weergegeven.

Vanuit de beginstand va Fig. 8 wordt de bedieningshendel 54 naar achteren bewogen waardoor de geleidingspen 70 over een zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekkend geleidingsvlak 74 naar de geleidingsgroef 59 wordt geleid. Wanneer de geleidingspen in 20 de geleidingsgroef 59 is opgenomen begint de eigenlijke doseerslag en wordt door de hendel 54 verder naar achteren te bewegen, de hoek van de arm 55 met de geleidingsgoot 51 verkleind en wordt de geleidingsrol 53 naar voren bewogen waarbij het scharniergewricht 57 zich steeds verder strekt (zie Fig. 9 en 10).

25 De lengte van de doseerslag is bijvoorbeeld instelbaar uitgevoerd. In de in Fig. 7 t/m 12 getoonde uitvoering zijn de geleidingsgroeven aangebracht in twee onderling verbonden platen 77, die in de lengterichting t.o.v. het basislichaam 50 verschuifbaar zijn aangebracht. De verschuiving kan door middel van een stelschroef 30 78 worden bewerkstelligd. Als alternatief kan ook een plaat 77a zoals in Fig. 13 is getoond worden toegepast. Hierbij is de plaat 77a stationair ten opzichte van het basislichaam 50 aangebracht. De lengte van de retourbaan is hierbij instelbaar door terugkeergroeven 80 open te stellen of af te sluiten met schuifelementen 79. De 35 opengestelde terugkeergroef 80 bepaalt de plaats waar de geleidingspen 70 in de geleidingsgroef 59 terechtkomt en daarmee de lengte van de doseerslag van de drukrol 53. Als alternatief hierop zou het ook mogelijk zijn om de damelementen 81 die zich tussen de f0 2 9 7 2 5 - 8 - i terugkeergroeven 80 bevinden verschuifbaar te maken, waardoor telkens een terugkeergroef op een verschillende positie kan worden gecreëerd.

Het afgiftepistool 5 omvat naast het doseermechanisme een j afsluitklep 90 voor het nabij de afgifteopening 62 dichtdrukken van : 5 het afgifte-einde 61 van de slang 60. De slang 60 wordt daarbij dichtgedrukt tussen de afsluitklep 90 en een kopse kant 50a van het basislichaam 50.

De afsluitklep 90 is verbonden met een schuif 91 die via een schuifgeleiding 92 met het basislichaam 50 is verbonden. De 10 afsluitklep 90 is met de schuif 91 in een richting evenwijdig aan de steungoot 51 heen en weer beweegbaar tussen een gesloten stand (Fig.

8) en een volledig geopende stand (Fig. 11).

De schuif 91 is voorzien van een hoger gedeelte 94, waarin een in hoofdzaak rechte volgsleuf 93 is aangebracht die zich in de 15 getoonde uitvoeringsvorm in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting van de steungoot 51 uitstrekt. Aan de stang 55 die vast met het bedieningsorgaan 54 is gekoppeld, is een nok 95 aangebracht, welke nok 95 in de volgsleuf 93 van de schuif 91 is aangebracht. De volgsleuf 93 is zodanig gevormd dat in gebruik door het 20 bedieningsorgaan 54 te bewegen de nok 95 door de volgsleuf 93 heen en weer wordt bewogen en zodoende de schuif 91 met de afsluitklep 90 in een richting dwars daarop naar de geopende stand of de gesloten stand wordt bewogen.

In een alternatieve uitvoeringsvorm is de volgsleuf niet recht 25 maar gedeeltelijk gekromd zoals in Fig. 19 is weergegeven. De gedeeltelijk gekromde volgsleuf 93a heeft een zodanige kromming in i het bovenste gedeelte dat de kromme baan die de nok 95 aflegt gedurende een eerste gedeelte van dè knijpbeweging met de bedieningshendel 54, er geen dwarskracht op de randen van de 30 volgsleuf 93a wordt uitgeoefend, waardoor de schuif en de afsluitklep 91 niet zullen bewegen. Wanneer de nok 95 in het rechte gedeelte van de volgsleuf 93a wordt bewogen, zal de nok 95 de schuif 91 gaan bewegen. Met deze vorm van de volgsleuf 93a kan bereikt worden dat de afsluitklep 91 pas wordt geopend op het moment dat de geleidingspen 35 70 zich in de geleidingsgroef 59 bevindt en de drukrol 53 op de slang 60 drukt.

De slang 60 is bij voorkeur van een materiaal zonder vormstijfheid. Bij voorkeur wordt een dunne folieslang toegepast, 1029725 - 9 - bijvoorbeeld van geëxtrudeerd PE. Omdat de zakvormige voorraadhouders 6 en de bijbehorende afgifteslangen 60 na gebruik weggegooid worden is de toepassing van dunne slangen gunstig vanwege een beperkt materiaalgebruik.

5 De afgifteslang 60 heeft bij voorkeur een vóór gebruik platte vorm zoals in Fig. 14 t/m 16 is getoond. De slang 60 heeft verder bij voorkeur een afgesloten afgifteopening die voor gebruik geopend wordt, bijvoorbeeld door een einde af te knippen zoals in Fig. 14 en 16 met een stippellijn is weergegeven.

10 De slang 60 kan voorzien zijn van koppelmiddelen waarmee de slang met de voorraadhouder gekoppeld wordt. Het is echter ook mogelijk om de slang integraal met de voorraadhouder te vormen zoals in Fig. 17 is getoond. Hierbij zijn de zakvormige voorraadhouder 6 en de slang 60 gevormd uit twee op elkaar gelegde folielagen die aan de 15 randen met lassen 69 met verbonden zijn.

In Fig. 17 is verder te zien dat het afgifte-einde 61 van de slang 60, dat in het afgiftepistool 5 wordt aangebracht een grotere diameter kan hebben dan de rest van de slang 60. Dit heeft als voordeel dat wanneer de slang 60 en de voorraadhouder 6 na gebruik 20 worden weggegooid, er slechts een kleine hoeveelheid restsubstantie in de slang 60 overblijft, waardoor de restverliezen en dus de kosten gereduceerd worden.

Op het basislichaam 50 zijn aan het achterste einde positioneerpennen 100 aangebracht. Op de slang 60 is een verbrede 25 strook 65 aangebracht waarin positioneergaten 66 zijn gestanst die over de positioneerpennen 100 van het afgiftepistool 5 passen. Verder zijn bij voorkeur ook aan de voorzijde op het vlak 50a positioneerpennen 101 aangebracht. De slang 60 is ook nabij de afgifteopening 62 voorzien van een strook 65a met positioneergaten 30 66a om de slang 60 aan de voorzijde aan het afgiftepistool 5 vast te zetten. Met deze maatregelen kan een juiste en eenduidige plaatsing van het slangeinde 61 in het afgiftepistool 5 gewaarborgd worden. In het getoonde voorbeeld betreft het twee positioneerpennen en positioneergaten, maar dat kunnen er ook meer zijn zoals bijvoorbeeld 35 in Fig. 14 is getoond. De strook 65 met de positioneergaten is bij voorkeur van kunststof en kan op de slang 60 gelast worden zoals bijvoorbeeld in Fig. 14 duidelijk is geïllustreerd. Op zich zijn natuurlijk ook andere positioneermiddelen mogelijk.

1029725 - 10 -

Voor gebruik wordt de zakvormige houder 6 in de persinrichting 3 geplaatst, die zich daartoe in de gekantelde vulstand bevindt (Fig.1). Een gedeelte van de slang 60 wordt in de uitsparingen 37 gelegd. Vervolgens wordt het deksel 35 van de persinrichting 3 5 gesloten waardoor een gedeelte van de slang 60 wordt opgenomen in de holte die wordt gevormd door de uitsparingen 37 en 38. Vervolgens wordt het afgifte-einde 61 van de slang 60 met behulp van de positioneermiddelen in het afgiftepistool 5 geplaatst. Bij voorkeur wordt de slang 60 eerst door middel van de persmiddelen 3 vanuit de 10 voorraadhouder 6 gevuld met substantie, waardoor de slang 60 beter hanteerbaar is, en vervolgens eenvoudiger in het afgiftepistool 5 aangebracht kan worden. Omdat de slang 60 voordat deze gevuld is plat is en geen lucht bevat hoeft er bij het vullen van de slang 60 geen lucht verdrongen te worden, die alleen via de substantie zelf zou 15 kunnen ontsnappen. Nadat het afgifte-einde 61 van de slang 60 in het afgiftepistool 5 is geplaatst en het afgifte-einde 61 wordt dichtgehouden door de afsluitklep 90 kan de afgifteopening 62 worden geopend, bijvoorbeeld door een eindstuk van de slang 60 af te knippen, waarna het systeem gebruiksklaar is.

20 Om een portie substantie af te geven wordt vervolgens de bedieningshendel 54 naar achteren getrokken, waardoor via de hierboven beschreven geleidingen en nokken, de afsluitklep 90 wordt geopend en de drukrol 53 over de slang 60 naar het afgifteopening 62 wordt bewogen. Door de vooraf bepaalde lengte van de geleidingsbaan 25 wordt de hoeveelheid af te geven substantie nauwkeurig geportioneerd.

De substantie wordt direct uit de slang 60 afgegeven zonder dat het in contact komt met onderdelen van het afgiftepistool 5. Hierdoor raakt het afgiftepistool 5 op zich niet vervuild met substantie tijdens gebruik.

30 Wanneer de drukrol van de slang 60 wordt getild om over de retourbaan naar de beginstand terug te keren, neemt de druk in de i slang 60 en de voorraadhouder 6 instantaan af waardoor de druk onder de gewenste werkdruk (grenswaarde) komt. Hierdoor wordt door de drukopnemer 45 waargenomen dat de druk onder de grenswaarde komt, 35 zodat een overeenkomstig signaal aan de besturingseenheid wordt afgegeven. De besturingseenheid stelt op zijn beurt de elektromotor 44 in werking en zorgt ervoor dat de druk weer wordt verhoogd door de zakvormige houder 6 verder samen te drukken met het persorgaan 40.

1029725 - 11 -

Aldus is een eenvoudig met de hand te bedienen systeem verschaft dat alleen in het stationaire persgedeelte 3 elektrische componenten heeft. Het mobiele afgiftepistool 5 is zuiver mechanisch uitgevoerd. Het systeem is daardoor veilig te gebruiken ook op 5 vochtige plekken. Verder is afgiftepistool 5 indien nodig goed in zijn geheel met water te reinigen vanwege het ontbreken van elektrische componenten.

1029725

Claims (27)

1. Systeem voor het afgeven van een substantie, omvattende: - een voorraadhouder voor een voorraad af te geven substantie, 5. een uitlaatorgaan dat met de voorraadhouder is verbonden voor het afgeven van substantie uit de voorraadhouder, - een afgifte-inrichting voor het gedoseerd afgeven van substantie uit de voorraadhouder, welke afgifte-inrichting een persinrichting met persmiddelen omvat om de substantie uit de 10 voorraadhouder te persen, met het kenmerk, dat het uitlaatorgaan een slang omvat, en dat de afgifte-inrichting een afgiftepistool omvat dat aan een afgifte-einde van de slang koppelbaar is, welk afgiftepistool een doseermechanisme omvat voor het doseren van een portie af te geven substantie, alsmede een afsluitklep voor het 15 dichtdrukken van het afgifte-einde van het uitlaatorgaan.

2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de persinrichting een met de persmiddelen gekoppelde drukopnemer omvat om te detecteren of de druk in het uitlaatorgaan onder een bepaalde grenswaarde komt, waarbij de 20 persinrichting zodanig is ingericht dat deze bij een druk boven de grenswaarde in rust is en bij een druk onder de grenswaarde in werking treedt.

3. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 25 voorraadhouder een samendrukbare houder is en de persinrichting is ingericht om de voorraadhouder met substantie samen te drukken.

4. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het afgiftepistool een bedieningsorgaan omvat dat met het 30 doseermechanisme en met de klep is gekoppeld.

5. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het afgiftepistool een steungoot omvat voor het ondersteunen van een eindgedeelte van het uitlaatorgaan. 35

6. Systeem volgens conclusie 5, waarbij het doseermechanisme een beweegbaar drukorgaan omvat dat het uitlaatorgaan op een punt tegen de steungoot samendrukt en over een bepaalde met een portie -10 2 9 7 2 5 - 13 - overeenkomende lengte van het uitlaatorgaan in de richting van de afgifteopening van het uitlaatorgaan beweegbaar is om een portie substantie eruit te persen.

7. Systeem volgens conclusie 6, waarbij het drukorgaan een drukrol omvat die door de steungoot over het uitlaatorgaan wordt bewogen.

8. Systeem volgens conclusie 6 of 7, waarbij het doseermechanisme een geleidingsgroef omvat, alsmede een met het drukorgaan verbonden 10 geleidingspen die zodanig door de geleidingsgroef beweegbaar is dat het drukorgaan het uitlaatorgaan samendrukt tijdens de beweging langs de steungoot in de richting van de afgifteopening.

9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij de geleidingsgroef een, bij 15 voorkeur gekromd, eindgedeelte heeft dat van de steungoot afbuigt | waardoor het drukorgaan van het uitlaatorgaan weg wordt geleid. | !

10. Systeem volgens conclusie 9, waarbij aansluitend op het eindgedeelte van de geleidingsgroef een retourbaan aanwezig is 20 waarlangs de geleidingspen beweegbaar is om het drukorgaan naar een beginstand terug te bewegen.

11. Systeem volgens conclusie 9, waarbij de positie van de geleidingsgroef ten opzichte van de steungoot in lengterichting 25 instelbaar is om de lengte van de doseerslag van het drukorgaan in te stellen.

12. Systeem volgens conclusie 10, waarbij de lengte van de retourbaan instelbaar is om de plaats waar de geleidingspen in de 30 geleidingsgroef terechtkomt en daarmee de lengte van de doseerslag van het drukorgaan in te stellen.

13. Systeem volgens conclusie 6, waarbij het drukorgaan door middel van een stangenmechanisme is gekoppeld met het bedieningsorgaan. 35

14. Systeem volgens conclusie 13, waarbij het stangenmechanisme twee onderling scharnierende stangen omvat, waarbij een eerste stang vast 1029725 - 14 - is verbonden met het bedieningsorgaan en een tweede stang is verbonden met het drukorgaan.

15. Systeem volgens conclusie 14, waarbij de stangen van het 5 stangenmechanisme zijn gekoppeld door een trekveer.

16. Systeem volgens conclusie 4, waarbij de afsluitklep is verbonden met het bedieningsorgaan.

17. Systeem volgens conclusie 16, waarbij de afsluitklep tegen de kopse kant van de steungoot is aangebracht om het eindgedeelte van * het uitlaatorgaan in een gesloten stand samen te drukken tussen die kopse kant en de afsluitklep en van de kopse kant af beweegbaar is naar een geopende stand. 15

18. Systeem volgens conclusie 17, waarbij de afsluitklep is verbonden met een schuif die via een schuifgeleiding met de steungoot is verbonden, waarbij de afsluitklep met de schuif in een richting evenwijdig aan de steungoot heen en weer beweegbaar is. 20

19. Systeem volgens conclusie 18, waarbij de schuif is voorzien van een opstaand gedeelte, waarin een geleidingsgroef is aangebracht, en waarbij aan het bedieningsorgaan een stang voorzien van een geleidingspen is aangebracht, welke geleidingspen in de 25 geleidingsgroef van de schuif is aangebracht, en waarbij de geleidingsgroef zodanig is gevormd dat in gebruik door het bedieningsorgaan te bewegen de pen door de geleiding wordt bewogen en zodoende de schuif naar de geopende stand of de gesloten stand wordt bewogen. 30

20. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het uitlaatorgaan en het afgiftepistool zijn voorzien van positioneermiddelen om het afgifte-einde van het uitlaatorgaan op de juiste wijze in het afgiftepistool te plaatsen. 35

21. Systeem volgens conclusie 20, waarbij aan het afgiftepistool positioneerpennen zijn aangebracht en waarbij aan het uitlaatorgaan iO 2 9 7 25 - 15 - een strook met positioneergaten is aangebracht die om de positioneerpennen aanbrengbaar zijn.

22. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het 5 uitlaatorgaan een slang van een materiaal zonder vormstijfheid omvat, met een vóór gebruik platte vorm.

23. Systeem volgens conclusie 22, waarbij het de slang een afgesloten afgifteopening heeft die voor gebruik geopend wordt. : 10

24. Systeem volgens conclusie 22 of 23, waarbij het uitlaatorgaan een dunne folieslang is, bijvoorbeeld van geëxtrudeerd PE.

25. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het 15 uitlaatorgaan middels koppelmiddelen met de voorraadhouder gekoppeld is.

26. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het uitlaatorgaan integraal met de voorraadhouder is gevormd. 20

27. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het afgifte-einde van de slang, dat in het afgiftepistool wordt aangebracht een grotere diameter heeft dan de rest van de slang. 029725