NL1008203C2 - Inrichting en werkwijze voor het laag voor laag verwijderen van lagen op een drager gestapelde artikelen. - Google Patents

Description

R CL/SvW/Dem-2

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET LAAG VOOR LAAG VERWIJDEREN VAN LAGEN OP EEN DRAGER GESTAPELDE ARTIKELEN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het laag voor laag verwijderen van lagen op een drager gestapelde artikelen, welke inrichting is voorzien van: 5 - een behuizing, die ten minste één wand en een bodem omvat, voor plaatsing op de bodem van ten minste één drager waarop in lagen gestapelde artikelen zijn geplaatst; - kantelmiddelen voor het kantelen van de 10 behuizing met drager en artikelen vanuit een uitgangspositie, waarin de bodem zich in een in hoofdzaak horizontale positie bevindt, over een zekere kantelhoek, naar een gekantelde positie; - positioneringsmiddelen die zijn aangebracht 15 aan de behuizing voor het in gekantelde positie houden van de lagen artikelen; en - aangrijpingsmiddelen, die zijn ingericht voor het aangrijpen op en het terugkantelen naar in hoofdzaak de uitgangspositie van achtereenvolgens de drager en de 20 daarop gestapelde lagen artikelen.

De inrichting volgens de uitvinding is bijzonder geschikt voor het automatiseren van bijvoorbeeld het overladen van artikelen van een drager, zoals een pallet, met een bepaald formaat naar een drager 25 met een afwijkend formaat. Meer in het algemeen is de inrichting volgens de uitvinding geschikt voor het automatisch verwijderen van artikelen van een drager. De inrichting volgens de uitvinding grijpt daarbij aan de dragerzijde of onderzijde aan op de artikelen. Dit maakt 30 de toepassing van deze inrichting mogelijk bij een groot aantal verschillende soorten artikelen, aangezien artikelen in het algemeen een gelijkvormige bodem hebben. Vele artikelen, waaronder kruideniersartikelen, zijn 2 bijvoorbeeld in trays verpakt. Verder wordt bij aangrijping op de onderzijde ongewenste beschadiging van de artikelen zoveel mogelijk vermeden.

Een ander belangrijk voordeel van de inrichting 5 volgens de uitvinding is dat deze relatief weinig ruimte inneemt door de keuze om de artikelen heen en terug te kantelen tussen een uitgangspositie en een gekantelde positie dat wil zeggen over dezelfde kantelhoek.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm is de 10 behuizing voorzien van een ten opzichte van de wand over in hoofdzaak de kantelhoek kantelbare bodem. Bij voorkeur zijn in de inrichting eerst de koppelmiddelen voorzien voor het koppelen van de wand en de bodem tijdens het kantelen van de behuizing vanuit de uitgangspositie naar 15 de gekantelde positie. In deze voorkeursuitvoeringsvormen is de inrichting bijzonder efficiënt en compact uitgevoerd.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de aangrijpingsmiddelen in de bodem aangebracht. Bij 20 voorkeur omvatten de aangrijpingsmiddelen zuignappen, die zijn aangesloten op een aanzuigpomp, voor het vastzuigen van de zuignappen aan de drager, respectievelijk de artikelen, voor het kantelen ervan. Ook deze uitvoeringsvorm draagt bij aan de compactheid van de 25 inrichting. In weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm zijn tweede koppelmiddelen voorzien voor het koppelen van de positioneringsmiddelen aan beweging van de bodem van de gekantelde positie naar de uitgangspositie. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de artikelen tijdens het laag 30 voor laag verwijderen daarvan middels de aangrijpingsmiddelen in positie worden gehouden.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm omvat de wand een eerste transportband voor het in gekantelde positie van de behuizing transporteren van de artikelen 35 in de richting van de bodem. Bij voorkeur zijn derde koppelmiddelen voorzien voor het koppelen van de werking van de eerste transportband aan de beweging van de bodem van de gekantelde positie naar de uitgangspositie. In „'· i.

3 deze voorkeursuitvoeringsvormen wordt bewerkstelligd dat er minimale relatieve beweging is en dus minimale wrijving ontstaat tussen de wand en de artikelen of drager tijdens het verwijderen ervan van de stapel.

5 De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het laag voor laag verwijderen van lagen op een drager gestapelde artikelen, welke werkwijze de volgende stappen omvat: - het kantelen van de drager met de lagen 10 artikelen vanuit een in hoofdzaak horizontale uitgangspositie over een zekere kantelhoek, naar een gekantelde positie; - het in gekantelde positie houden van de lagen artikelen; 15 - het aangrijpen op en terugkantelen naar in hoofdzaak de uitgangspositie van achtereenvolgens de drager en de daarop gestapelde lagen artikelen.

De uitvinding zal nu in meer detail worden beschreven aan de hand van de tekening, waarin: 20 figuur 1 een schematisch, perspectivisch aanzicht toont van een deel van de inrichting volgens de uitvinding in de uitgangspositie toont, deels met weggebroken onderdelen; figuur 2 de inrichting volgens figuur l in 25 gekantelde positie toont met weglating van de artikelen; figuur 3 de inrichting uit figuur 2 toont met artikelen en de bodem in de uitgangspositie; en figuur 4 een schematisch, perspectivisch aanzicht toont van de bodem van de inrichting volgens de 30 uitvinding in meer detail.

Figuur 1 toont inrichting 1 volgens de uitvinding in de uitgangspositie. Inrichting 1 omvat een behuizing, die is voorzien van een achterwand 2 en een bodem 3. Bodem 3 is ingericht voor het daarop plaatsen 35 van een pallet 4 met daarop in lagen 5 gestapelde artikelen 6. Artikelen 6 zijn in dit voorbeeld verpakt in trays 7 en bij voorkeur op gebruikelijke wijze omgeven door folie.

i o o ü ' j.

4

Voor het plaatsen van drager of pallet 4 met artikelen 6 op bodem 3 zijn aanvoermiddelen voorzien.

Deze aanvoermiddelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit transportband 8 voor aanvoer in de richting van pijl A.

5 Op bodem 3 zijn geleidingsplaten 10 en 11 voorzien voor geleiding van pallet 4 tijdens het transport. Deze platen kunnen tevens dienst doen als aangrijpingsmiddelen door klemmend aan te grijpen op de drager en/of artikelen.

Na plaatsing van pallet 4 op bodem 3 worden 10 bovenzijde 12 en langszijden 13 en 14 van de behuizing in contact gebracht met drager 4 en de daarop gestapelde lagen 5 van artikelen 6.

Inrichting 1 kan nu worden gekanteld naar de positie zoals getoond in figuur 2. Voor de duidelijkheid 15 zijn de pallet 4 met artikelen 6 weggelaten.

Het kantelen wordt bewerkstelligd middels een aandrijfketting 15, die vast is bevestigd op frame 16 en waarlangs een motor 17 beweegt. Tijdens het kantelen zijn wand 2 en bodem 3 aan elkaar gekoppeld middels eerste 20 koppelmiddelen, die bijvoorbeeld kunnen bestaan uit een eenvoudige pen- gat-verbinding.

Bodem 3 is onafhankelijk van wand 2 kantelbaar, terug naar de uitgangspositie zoals getoond in figuur 1, door ontkoppeling van wand 2 en bodem 3. Deze situatie is 25 getoond in figuur 3.

De kantelhoek voor wand 2 en bodem 3 is bij voorkeur groter dan of gelijk aan 90°. Met meer voorkeur bedraagt deze kantelhoek bij benadering 100°. De kantelhoek is niet in de figuren aangeduid. Hiermee wordt 30 bedoeld de hoek die bestaat tussen bodem 3 in de uitgangspositie en bodem 3 in de gekantelde positie.

Aangrijpingsmiddelen in de vorm van zuignappen 18 bevinden zich in bodem 3. Deze zijn in meer detail getoond in figuur 4.

35 Elk van de zuignappen 18 is in hoogte verstelbaar bevestigd in de richting van pijl C. In de hoogste positie ervan kunnen zuignappen 18 zich vastzuigen op de onderzijde van pallet 4 en/of lagen 5 f :· 5 van artikelen 6. De zuigkracht wordt op bekende wijze geleverd door een aanzuigpomp (niet getoond).

Zuignappen 18 zijn in rijen bevestigd op kammen 19. Kammen 19 zijn onderling gekoppeld middels stang 20, 5 die in enige mate scharnierbaar is bevestigd aan zuiger 21. Middels deze constructie wordt bereikt dat na aanzuiging op pallet 4 en/of laag 5 zuignappen 18 enige bewegingsvrijheid hebben in de kantelrichting tijdens het kantelen van bodem 3 naar de uitgangspositie. Hiermee 10 wordt het ongewenst loslaten van zuignappen 18 tijdens het kantelen voorkomen.

Figuur 3 toont schematisch het op deze wijze verwijderen van pallet 4 van de stapel. Op analoge wijze kunnen één voor één lagen 5 van de stapel verwijderd 15 worden, totdat pallet 4 volledig is "uitgepakt". Bij voorkeur worden zuignappen 18 in combinatie met klemplaten 10, 11 toegepast voor het verwijderen van de artikelen of de drager van de stapel. Daarnaast kunnen zuignappen 18 en klemplaten 10, 11 in voorkomende 20 gevallen ook afzonderlijk worden toegepast.

Wand 2 van de behuizing omvat een transportband 22 voor transport van de artikelen in de richting van bodem 3. Bij voorkeur zijn derde koppelmiddelen voorzien voor positieve koppeling van de beweging van 25 wandtransportband 22 aan de beweging van de bodem 3 vanuit de gekantelde positie naar de uitgangspositie. Bij terugkeer van bodem 3 naar de gekantelde positie kan een eventuele afstand tussen zuignappen 18 en een volgende te verwijderen laag 5 van artikelen 6 worden overbrugd door 30 beweging van de wandtransportband onder besturing van sensor 28, die in dit voorbeeld is aangebracht op geleiding 29. De bovenzijde 12 van de behuizing is middels tweede koppelmiddelen op analoge wijze positief gekoppeld aan de beweging van bodem 3. De tweede en derde 35 koppelmiddelen kunnen ook onderling weer gekoppeld zijn, bijvoorbeeld op de hieronder beschreven wijze. Er is een vrijloop voorzien voor de beweging van bodem 3 vanuit de uitgangspositie naar de gekantelde positie, tijdens welke l< ( . · ti W' «·,· 'y ^ 6 beweging bovenzijde 12 en wandtransportband 22 bij voorkeur stil moeten staan. Een motor 27 is voorzien voor het middels aandrijfriem 24 aandrijven van as 26 voor beweging van transportband 22 middels aandrijfriem 5 23. De vrijloop is schematisch aangeduid als vrijlooporgaan 25. Tijdens het terugkantelen van bodem 3 naar de uitgangspositie drijft vrijloopkoppeling 25 via as 26 aandrijfriem 23 aan. Dit resulteert in beweging van transportband 22 en bovenzijde 12 in de richting van 10 bodem 3.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld bevinden zich in bodem 3 tevens transportmiddelen 32, die zijn aangedreven door motor 30, voor het in samenwerking met sensor 34 juist positioneren van de drager met artikelen 15 op bodem 3.

Bij voorkeur zijn tevens sensoren voorzien, zoals sensor 33, voor het juist positioneren van positioneringsmiddelen 12, 13, 14.

Verder zijn afvoermiddelen in de vorm van 20 verdere transportband 35 voorzien voor het afvoeren van de drager 4 en de lagen 5 van artikelen 6 in de richting van pijl B. In de getoonde constructie, zijn twee in hoofdzaak dwars op elkaar verlopende transportbanden 8, 35 aan inrichting 1 toegevoegd, waarvan er ten minste één 25 in het verlengde van de bodem is geplaatst. Transportband 8 doet dienst als aanvoerband, terwijl de andere transportband 35 dienst doet als afvoerband, eventueel in samenwerking met duworgaan 9 en sensor 31.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding zich 30 niet beperkt tot de getoonde en geïllustreerde voorkeursuitvoeringsvorm, maar elke uitvoeringsvorm omvat die consistent is met de voorafgaande beschrijving en die valt binnen de reikwijdte van de bijgevoegde conclusies.

K,' ; o

Claims (19)

1. Inrichting voor het laag voor laag verwijderen van lagen op een drager gestapelde artikelen, welke inrichting is voorzien van: - een behuizing, die ten minste één wand en een 5 bodem omvat, voor plaatsing op de bodem van ten minste één drager waarop in lagen gestapelde artikelen zijn geplaatst; - kantelmiddelen voor het kantelen van de behuizing met drager en artikelen vanuit een 10 uitgangspositie, waarin de bodem zich in een in hoofdzaak horizontale positie bevindt, over een zekere kantelhoek, naar een gekantelde positie; - positioneringsmiddelen die zijn aangebracht aan de behuizing voor het in gekantelde positie houden 15 van de lagen artikelen; en - aangrijpingsmiddelen, die zijn ingericht voor het aangrijpen op en het terugkantelen naar in hoofdzaak de uitgangspositie van achtereenvolgens de drager en de daarop gestapelde lagen artikelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de behuizing is voorzien van een ten opzichte van de wand over in hoofdzaak de kantelhoek kantelbare bodem.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin eerste koppelmiddelen zijn voorzien voor het koppelen van 25 de wand en de bodem tijdens het kantelen van de behuizing vanuit de uitgangspositie naar de gekantelde positie.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarin de aangrijpingsmiddelen in de bodem zijn aangebracht.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de aangrijpingsmiddelen zuignappen omvatten, die zijn aangesloten op een aanzuigpomp, voor het vastzuigen van de zuignappen aan de drager, respectievelijk de artikelen, voor het kantelen ervan.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin de zuignappen in hoogte verstelbaar zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarin de zuignappen in ten minste één richting beweegbaar zijn 5 bevestigd.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies waarin de aangrijpingsmiddelen klemorganen omvatten.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande 10 conclusies, waarin de positioneringsmiddelen ten minste één plaatvormig orgaan omvatten, dat in hoofdzaak langs de wand van de behuizing beweegbaar is.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarin het plaatvormige orgaan onderdeel uitmaakt van de bovenzijde 15 van de behuizing.

11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin tweede koppelmiddelen zijn voorzien voor het koppelen van de positioneringsmiddelen aan beweging van de bodem van de gekantelde positie naar de 20 uitgangspositie.

12. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de wand een eerste transportband omvat voor het in gekantelde positie van de behuizing transporteren van de artikelen in de richting van de 25 bodem.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarin derde koppelmiddelen zijn voorzien voor koppeling van de beweging van de eerste transportband aan beweging van de bodem van de gekantelde positie naar de uitgangspositie.

14. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de kantelmiddelen zijn ingericht voor het kantelen over een kantelhoek die in hoofdzaak groter dan of gelijk is aan 90 graden, bij voorkeur in hoofdzaak 100 graden.

15. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, welke inrichting is voorzien van aan- en/of afvoermiddelen voor de drager en/of de artikelen. •1 0 :: /. 0 3

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarin de aan- en/of afvoermiddelen verdere transportbanden zijn.

17. Inrichting volgens conclusie 16, waarin de verdere transportbanden twee in hoofdzaak dwars op elkaar 5 verlopende transportbanden zijn, waarvan er ten minste één in het verlengde van de bodem is geplaatst.

18. Werkwijze voor het laag voor laag verwijderen van lagen op een drager gestapelde artikelen, welke werkwijze de volgende stappen omvat: 10. het kantelen van de drager met de lagen artikelen vanuit een in hoofdzaak horizontale uitgangspositie over een zekere kantelhoek, naar een gekantelde positie; - het in gekantelde positie houden van de lagen 15 artikelen; - het aangrijpen op en terugkantelen naar in hoofdzaak de uitgangspositie van achtereenvolgens de drager en de daarop gestapelde lagen artikelen.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij de 20 kantelhoek in hoofdzaak groter dan of gelijk is aan 90 graden, bij voorkeur in hoofdzaak 100 graden. ,' ;··. ) .-j