NL1008130C2 - Materiaaloverdrachtsinrichting met zwenkbaar overdrachtsorgaan. - Google Patents

Description

MATERIAALOVERDRACHTSINRICHTING MET ZWENKBAAR OVERDRACHTS-ORGAAN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het op een ondergrond overbrengen van een op een bandvormige drager aangevoerd materiaal, omvattende: - ten minste één roteerbare voorraadhaspel, waarop 5 de drager met het af te geven materiaal gewikkeld is, - ten minste één roteerbare opnamehaspel voor het opwikkelen van de gebruikte drager, en - een in de looprichting van de drager beschouwd tussen de voorraadhaspel en de opnamehaspel aangebracht 10 overdrachtsorgaan voor het op de ondergrond brengen van het materiaal, welk overdrachtsorgaan ten opzichte van de haspels zwenkbaar is om een as die in hoofdzaak dwars staat op de rotatieas van de haspels. Een dergelijke inrichting is bekend, bijvoorbeeld uit het Europese 15 octrooischrift 0 656 308.

De bekende inrichting bestaat uit een huis met daarin een voorraadhaspel en een opnamehaspel, die verbonden zijn door een tandwieloverbrenging. Het huis is aan een zijde voorzien van een opening, waardoor een 20 overdrachtsorgaan of afgiftekop naar buiten steekt. Deze afgiftekop is zwenkbaar in de opening opgenomen. Het af te geven materiaal, in het algemeen een correctiemateri-aal, is in de vorm van een film opgenomen op een bandvormige drager, die op de voorraadhaspel gewikkeld is, en 25 vandaar om de afgiftekop heen naar de opnamehaspel geleid wordt. Het huis is vlak en enigszins langwerpig van vorm, en de beide haspels en de afgiftekop liggen ongeveer in eikaars verlengde, waarbij de opnamehaspel het dichtst bij de afgiftekop gelegen is. De bandvomige drager is 30 met het materiaal naar buiten gericht op de voorraadhaspel gewikkeld, en wordt bij gebruik van de inrichting via een aantal in het huis aangebrachte geleidepennen naar de kop geleid, en vervolgens om de voorrand van de kop p1 0 08 1 3 0 2 geleid, waarbij het materiaal als gevolg van de scherpe afbuiging "losgepeld" kan worden van de drager en op een ondergrond kan worden afgegeven. Daarna wordt de lege drager weer in het huis geleid, en via een aantal gelei-5 depennen naar de opnamehaspel gevoerd. De kop is zoals gezegd zwenkbaar, en wordt bediend door een daarmee verbonden, geribbelde bedieningsring. Door de kop te zwenken kan de inrichting zowel horizontaal als verticaal gebruikt worden, zonder dat de gebruiker zijn pols in een 10 onnatuurlijke houding hoeft te brengen.

De bekende inrichting is als gevolg van zijn opbouw echter slechts geschikt voor een relatief beperkte zwenk-beweging van de kop. In de praktijk is deze beperkt tot i ongeveer 90°. Dit heeft het nadeel dat de inrichting wel 15 horizontaal en verticaal, maar niet in tegengestelde richting gebruikt kan worden. Het gevolg hiervan is dat de inrichting, die in het algemeen ontworpen zal zijn voor gebruik door rechtshandigen, door linkshandigen slechts met grote moeite te gebruiken is.

20 De uitvinding beoogt nu een inrichting van de hier voor beschreven soort te verschaffen, die een groter zwenkbereik van de kop en daardoor een grotere flexibiliteit en verbeterd gebruiksgemak vertoont. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de voorraadhaspel 25 in de nabijheid van het overdrachtsorgaan geplaatst is en zijn afgiftepunt nagenoeg op één lijn ligt met de zwenkas van het overdrachtsorgaan. Als gevolg van de opstelling van de voorraadhaspel nabij het overdrachtsorgaan en op een lijn daarmee kan het overdrachtsorgaan over relatief 30 grote hoeken gezwenkt worden zonder dat de bandvormige drager met af te geven materiaal door grote vervorming beschadigd wordt, en zonder de noodzaak voor gecompliceerde geleidingen.

Bij voorkeur is de drager met het af te geven mate-35 riaal tussen de voorraadhaspel en het overdrachtsorgaan vrijdragend. Door af te zien van geleiders tussen de voorraadhaspel en de afgiftekop wordt voorkomen dat het □1008 130 3 af te geven materiaal reeds voor het bereiken van de kop voor een deel wordt afgegeven.

Teneinde een eenvoudige baan voor de drager met af te geven materiaal te vormen is deze bij voorkeur met het 5 af te geven materiaal naar de rotatieas gericht op de voorraadhaspel gewikkeld. Zo behoeft de drager tussen de voorraadhaspel en de afgiftekop niet verdraaid te worden.

Een compacte en eenvoudig te hanteren materiaalover-drachtsinrichting wordt verkregen wanneer de voorraadhas-10 pel, de opnamehaspel en het overdrachtsorgaan zijn opgenomen in een huis, waarin ook een de beide haspels verbindende overbrenging is aangebracht. Daarbij kunnen de beide haspels en het overdrachtsorgaan onderdeel vormen van een losneembaar in het huis opgenomen cassette, zodat 15 de drager met het af te geven materiaal eenvoudig verwisseld kan worden, bijvoorbeeld als het materiaal verbruikt is of men een ander soort materiaal, met bijvoorbeeld een andere breedte wenst te gebruiken.

Om beschadiging van de drager met af te geven mate-20 riaal door overmatige zwenking van de afgiftekop te voorkomen is de inrichting bij voorkeur voorzien van met het overdrachtsorgaan samenwerkende aanslagmiddelen voor het begrenzen van de zwenkbeweging daarvan. Deze aanslagmiddelen kunnen bijvoorbeeld een zwenkbeweging van het 25 overdrachtsorgaan over een hoek van ten minste 90°, maar bij voorkeur over een hoek van ten minste 135°, en meer bij voorkeur zelfs 180° toelaten.

Bij een relatief slanke en goed in de hand liggende uitvoering van de materiaaloverdrachtsinrichting zijn de 30 beide haspels en het overdrachtsorgaan in hoofdzaak in eikaars verlengde geplaatst, en bevindt de voorraadhaspel zich tussen de opnamehaspel en het overdrachtsorgaan.

Teneinde te voorkomen dat het materiaal onbedoeld wordt overgebracht op de kleding van een gebruiker of op 35 enigerlei andere ondergrond waarmee het overdrachtsorgaan bij toeval in aanraking komt, is de inrichting bij voorkeur voorzien van middelen voor het afdekken van het overdrachtsorgaan wanneer de inrichting niet in gebruik r1 008 1 30 4 is. Om te voorkomen dat de afdekmiddelen verloren raken, kunnen deze beweegbaar met de inrichting verbonden zijn.

Bij voorkeur omvatten de afdekmiddelen daarbij een het overdrachtsorgaan althans ten dele omsluitend, ten 5 opzichte daarvan verschuifbaar, in hoofdzaak kokervormig orgaan. Teneinde de stand van het overdrachtsorgaan eenvoudig met de hand te kunnen variëren kan het koker-vormig orgaan zwenkbaar zijn, en kan dit bedienend met het overdrachtsorgaan verbonden zijn. Zo vervult het 10 afdekorgaan tegelijkertijd de functie van bedieningsele-ment.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand vaan een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bij gevoegde ! tekening, waarin: 15 fig. 1 een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen is van een materiaaloverbrengingsinrichting volgens de uitvinding, waarin het verloop van de drager schematisch is weergegeven; fig. 2 een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen 20 delen is van de materiaaloverbrengingsinrichting van fig. 1 uit een ander gezichtspunt; fig. 3A en 3B perspectivische aanzichten zijn van het overdrachtsorgaan en het bedieningsorgaan van de inrichting in respectievelijk een ruststand en een ge-25 bruiksstand; fig. 4 een perspectivisch detailaanzicht is van het overdrachtsorgaan en het bedieningsorgaan in gedeeltelijk gemonteerde toestand; fig. 5A en 5B perspectivische aanzichten uit ver-30 schillende gezichtspunten zijn van de inrichting volgens de uitvinding in gemonteerde toestand in de ruststand; en fig. 6A tot 6C perspectivische aanzichten zijn van een aantal verschillende mogelijke gebruiksstanden van de inrichting.

35 Een inrichting 1 voor het op een ondergrond 32 overbrengen van een materiaal 4, bijvoorbeeld een correc-tiemateriaal, dat aangevoerd wordt op een bandvormige drager 5, is voorzien van een voorraadhaspel 2, een 0 08 1 3 ü 5 opnamehaspel 3 en een overdrachtsorgaan of afgiftekop 6. Op de voorraadhaspel 2 is de nog ongebruikte drager 5 met het af te geven materiaal 4 gewikkeld, terwijl de opnamehaspel 3 bedoeld is voor het opwikkelen van de lege 5 drager 5 nadat deze langs het overdrachtsorgaan 6 geleid is, en het materiaal 4 op de ondergrond 32 heeft achtergelaten.

De voorraadhaspel 2 is voorzien van een flans 12 en een daarmee verbonden holle naaf 13, en wordt op een door 10 buigzame segmenten 17 gevormde holle naaf 16 geklikt, die onderdeel vormt van een tandwiel 18. Deze holle naaf 16 tenslotte, wordt over een as 20 geschoven, die verbonden is met een schaalhelft 22 van het huis 33 van de inrichting. Zo is dus de voorraadhaspel 2 roteerbaar rond de as 15 20. De opnamehaspel 3 is eveneens voorzien van een flens 14 en naaf 15, en van een met de flens 14 als een geheel gevormd tandwiel 19, dat roteerbaar is rond een as 21. De beide tandwielen 18, 19 grijpen daarbij in elkaar, zodat een rotatie van de voorraadhaspel 2 waardoor een deel van 20 de drager 5 afgewikkeld wordt automatisch leidt tot een overeenkomstige rotatie van de opnamehaspel 3 die de afgewikkelde drager 5 weer opneemt. Om verschillen in omtrek en daarmee in afwikkel- en opwikkelsnelheid tussen de haspels 2, 3 wanneer zij leger, respectievelijk voller 25 raken te compenseren, is tussen de beide haspels 2, 3 een op zich bekende slipkoppeling aangebracht. Deze wordt in het getoonde voorbeeld gevormd door de klemverbinding tussen de naaf 13 van de voorraadhaspel 2 en de naaf 16 van het bijbehorende tandwiel 18. Door het flexibele 30 karakter van de naaf 16 kan de naaf 13 van de voorraadhaspel 2 daar overheen slippen wanneer de trekspanning in de drager 5 te hoog dreigt te worden.

Het overdrachtsorgaan 6, dat door een opening 34 uitsteekt buiten het huis 33 van de inrichting 1, wordt 35 gevormd door een plaatvormig geleidedeel 7 met een scherpe eindrand 8, dat is opgenomen in een cilindersegment 9. Dit cilindersegment is voorzien van een aantal evenwijdige, uitstekende ribben 10, die verschuifbaar opgenomen p1 0 08 1 3 0 6 worden in groeven 11 welke bepaald zijn in de binnenwand van de schaalhelften 22, 23 ter plaatse van de opening 34. Door het verschuiven van de ribben 10 in de groeven 11 kan dus het overdrachtsorgaan 6 ten opzichte van het 5 huis 33 gezwenkt worden rond een aslijn A-A die nagenoeg evenwijdig is aan de richting waarin de drager 5 met het af te geven materiaal 4 wordt aan- en afgevoerd. Daarbij wordt de zwenkbeweging van het overdrachtsorgaan 6 in beide richtingen begrensd door aanslagen 39 die in de 10 beide schaalhelften 22, 23 zijn aangebracht, en die samenwerken met een nok 40 die uitsteekt uit de omtreks-rand van het cilindersegment 10. Deze aanslagen 39 zijn zover uit elkaar geplaatst, dat het overdrachtsorgaan 6 over een hoek van meer dan 90° kan zwenken. In het ge-15 toonde voorbeeld zijn de aanslagen 39 diametraal tegenover elkaar geplaatst, zodat het overdrachtsorgaan 6 zelfs over 180° zwenkbaar is en het materiaal 4 in tegengestelde richtingen op de ondergrond 32 kan worden overgebracht .

20 Het overdrachtsorgaan 6 zou vrij draaibaar in de opening 34 van het huis 33 opgenomen kunnen zijn, waardoor de stand daarvan altijd automatisch aangepast zou worden aan de stand van de inrichting 1 ten opzichte van de ondergrond 32. Het is echter ook mogelijk het over-25 drachtsorgaan 6 met iets meer wrijving in de opening 34 te klemmen, en een met het overdrachtsorgaan 6 samenwerkend bedieningsorgaan 26 aan te brengen. Dit bedienings-orgaan 26 is voorzien van een cilindersegmentvormig einddeel 27, dat met het cilindersegmentvormig deel 9 van 30 het overdrachtsorgaan 6 een volledige cilinder bepaalt, en zo de aandrijfverbinding tussen het bedieningsorgaan 26 en het overdrachtsorgaan 6 vormt. Het bedieningsorgaan 26 is hol, en is voorzien van een opening 28 waardoor de eindrand 8 van het overdrachtsorgaan 6 naar buiten 35 steekt. Een ringvormig, geribbeld bedieningsdeel 29 maakt het mogelijk het bedieningsorgaan 26 en daarmee het overdrachtsorgaan 6 eenvoudig naar de gewenste stand te verdraaien.

dl 0 08 1 3 Ü 7

Het cilindersegmentvormig einddeel 27 is in zijn zijranden 41 voorzien van uitsparingen 42, die samenwerken met aan een zijde afgeschuinde nokken 43 welke uitsteken uit de zijranden 44 van het cilindersegmentvormig 5 deel 9 van het overdrachtsorgaan 6. De zijranden 41 van het bedieningsorgaan 26 zijn aan hun uiteinde afgeschuind. Het bedieningsorgaan 26 kan zo in de opening 34 geschoven worden, waarbij de afgeschuinde einden van de zijranden 41 over de afgeschuinde nokken 43 van het 10 overdrachtsorgaan 6 glijden, waarna de nokken 43 in de uitsparingen 42 opgesloten zijn. Het bedieningsorgaan 26 is zo dus over de lengte van de uitsparingen 42 verschuifbaar ten opzichte van het overdrachtsorgaan 6. Door het bedieningsorgaan 26 van zijn volledig in het huis 15 geschoven gebruiksstand (fig. 3B en 4), waarin de eind-rand 8 van het overdrachtsorgaan 6 uitsteekt buiten de opening 28, uit te schuiven in de richting van het pijl-symbool 38 naar de ruststand (fig. 3A en 5), waarin de eindrand 8 zich geheel binnen het bedieningsorgaan 26 20 bevindt, kan het bedieningsorgaan 26 ook fungeren als beschermkap voor de eindrand 8 van het overdrachtsorgaan 6 wanneer de inrichting niet gebruikt wordt. Op deze wijze kan worden voorkomen dat het materiaal 4 onbedoeld overgebracht wordt op bijvoorbeeld de kleding van de 25 gebruiker of op enige andere ondergrond waartegen de eindrand 8 zou komen te rusten.

De inrichting 1 wordt samengebouwd door de haspel 2 op zijn bijbehorende tandwiel 18 te klikken, de drager 5 langs het overdrachtsorgaan 6 te leiden en vervolgens de 30 haspels 2, 3 op hun respectieve rotatieassen 20, 21 in de schaalhelft 22 te plaatsen en het overdrachtsorgaan 6 in de gegroefde opening 34 te leggen. Daarbij is de drager 5 tussen het afgiftepunt van de voorraadhaspel 2 en het geleidedeel 7 van het overdrachtsorgaan 6 vrijdragend, 35 terwijl deze tussen het overdrachtsorgaan 6 en de opname-haspel 3 over een geleidepen 35 gevoerd wordt. Uiteindelijk wordt de andere schaalhelft 23, die is voorzien van uitstekende pennen 24, op de met onderdelen gevulde 0 08 11Θ δ schaalhelft 22 geplaatst, en vastgeklemd door de pennen 24 in overeenkomstige openingen 25 te drukken, waarna het bedieningsorgaan 26 over het overdrachtsorgaan 6 in de opening 34 geschoven kan worden.

5 Overigens zijn beide schaalhelften 22, 23 voorzien van een uitsparing 31 voor de duim 36 van de (links- of rechtshandige) gebruiker, terwijl in de schaalhelft 23 een opening 30 is gevormd waardoor de op de voorraadhas-pel 2 resterende hoeveelheid drager 5 met materiaal 4 10 waargenomen kan worden.

Doordat de voorraadhaspel 2 zeer dicht bij het over-drachtsorgaan 6 geplaatst is, en de drager 5 met het materiaal 4 naar de naaf 13 gericht op de voorraadhaspel 2 gewikkeld is, kan het punt waar de drager 5 van de 15 voorraadhaspel 2 wordt afgegeven ongeveer op een lijn geplaatst worden met de zwenkas A van het overdrachtsor-gaan 6. Derhalve kan worden afgezien van geleiders tussen de voorraadhaspel 2 en het overdrachtsorgaan 6, waardoor het overdrachtsorgaan 6 over een grote hoek zwenkbaar is 20 zonder gevaar van beschadiging van de drager 5 en het daarop aangebrachte materiaal. Zo kan het overdrachtsorgaan 6 zonder problemen over ongeveer 180° gezwenkt worden, waardoor de inrichting 1 in twee tegengestelde richtingen R en L gebruikt kan worden (fig. 6A en 6C), en 25 dus geschikt is voor gebruik door zowel rechtshandigen als linkshandigen. Uiteraard kan de inrichting 1 ook in elke tussengelegen stand (fig. 6B) gebruikt worden. In het getoonde voorbeeld is het gekozen materiaal 4 overigens een correctiefilm, waarmee dus fouten in geschreven 30 of gedrukte teksten 37 gecorrigeerd kunnen worden.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt. Zo zouden de beide haspels en het overdrachtsorgaan onderdeel kunnen vormen van een 35 losneembaar in het huis opgenomen wisselcassette, waarbij dan de tandwielen 18, 19 vast in een van de schaalhelften van het huis 33 aangebracht kunnen zijn. Ook zouden de beide haspels 2, 3 bijvoorbeeld aan weerszijden van het 0 08 I j L- 9 overdrachtsorgaan 6 aangebracht kunnen worden, in plaats van op een lijn met elkaar en het overdrachtsorgaan, waardoor een nagenoeg symmetrische inrichting wordt verkregen.

5 De omvang van de uitvinding wordt derhalve uitslui tend bepaald door de navolgende conclusies.

»1 0 08 1 3 0

Claims (13)

1. Inrichting voor het op een ondergrond overbrengen van een op een bandvormige drager aangevoerd materiaal, omvattende: - ten minste één roteerbare voorraadhaspel, waarop 5 de drager met het af te geven materiaal gewikkeld is, - ten minste één roteerbare opnamehaspel voor het opwikkelen van de gebruikte drager, en - een in de looprichting van de drager beschouwd tussen de voorraadhaspel en de opnamehaspel aangebracht 10 overdrachtsorgaan voor het op de ondergrond brengen van het materiaal, welk overdrachtsorgaan ten opzichte van de haspels zwenkbaar is om een as die in hoofdzaak dwars staat op de rotatieas van de haspels, met het kenmerk, dat de voorraadhaspel in de nabij - 15 heid van het overdrachtsorgaan geplaatst is en zijn afgiftepunt nagenoeg op één lijn ligt met de zwenkas van het overdrachtsorgaan.

2. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drager met het af te geven 20 materiaal tussen de voorraadhaspel en het overdrachtsorgaan vrijdragend is.

3. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de drager met het af te geven materiaal naar de rotatieas gericht op de voorraad- 25 haspel gewikkeld is.

4. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorraadhaspel, de opnamehaspel en het overdrachtsorgaan zijn opgenomen in een huis, waarin ook een de beide haspels ver- 30 bindende overbrenging is aangebracht.

5. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de beide haspels en het overdrachtsorgaan onderdeel vormen van een losneembaar in het huis opgenomen cassette. nl 0 08 1 3 0

6. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door met het over-drachtsorgaan samenwerkende aanslagmiddelen voor het begrenzen van de zwenkbeweging daarvan.

7. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen een zwenkbeweging van het overdrachtsorgaan over een hoek van ten minste 90° toelaten.

8. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens conclusie 10 7, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen een zwenkbeweging van het overdrachtsorgaan over een hoek van ten minste 135°, en bij voorkeur zelfs 180° toelaten.

9. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de beide haspels 15 en het overdrachtsorgaan in hoofdzaak in eikaars verlengde zijn geplaatst, en dat de voorraadhaspel zich tussen de opnamehaspel en het overdrachtsorgaan bevindt.

10. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het 20 afdekken van het overdrachtsorgaan wanneer de inrichting niet in gebruik is.

11. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afdekmiddelen beweegbaar met de inrichting verbonden zijn.

12. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de afdekmiddelen een het overdrachtsorgaan althans ten dele omsluitend, ten opzichte daarvan verschuifbaar, in hoofdzaak kokervormig orgaan omvatten.

13. Materiaaloverdrachtsinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het kokervormig orgaan zwenkbaar is, en bedienend met het overdrachtsorgaan verbonden is. 0 08 13 0